PEEK & CLOPPENBURfi.
* Voor Heeren-Üleedingstukken IVAAII MAAT, vindt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffe n.
PEEK & CLOPPENBURfi.
* Voor Heeren-Üleedingstukken IVAAII MAAT, vindt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffe n.
EERSTE BLAD.
Voor de tweede maal heeft de gemeenteraad met vrij groote meerderheid alle
hulp of steun beslist geweigerd aan hen , die gebreklijdende kinderen willen voeden. Zooals men weet bevatte de agenda van de jongste vergadering een punt vermeldende »Adres van bestuurderen van verschillende werkliedenvereenigingen te Breda, verzoekende voeding en kleeding te doen verstrekken, of de bestaande vereeniging «Kindervoeding” met eene subsidie te steunen.” Ook zal men zich herinneren, dat een jaar geleden laatstgenoemde vereeniging zelf met een adres tot den raad was gekomen vragende om eenigen steun en hoe ook toen dat verzoek werd afgewezen. De argumenten welke toen golden waren thans door andere vervangen en de nieuwe bestrijders hadden ook nieuwe wapenen. Laten wij die eens bezien. Het betoog van den heer Van Dam kwam hierop neer, dat de wet alleen het verstrekken van voeding en kleeding toelaat, wanneer het schoolbezoek daardoor bevorderd wordt en aangezien het schoolbezoek te dezer stede niet te wenschen overlaat mocht er niet aan gedacht worden iets voor de arme kinderen te doen, De wet raakt het niet of de kinderen koude en honger lijden, zij vraagt alleen: is het schoolbezoek door gemeentevoeding gebaat. Dat dit inderdaad de bedoeling van den wetgever geweest zou zijn is moeielijk aan te nemen. De letterlijke inhoud van artikel 35 der leerplichtwet moge zoo luiden, de geest lijkt nog humaner. «Tot bevordering van het schoolbezoek is de gemeenteraad bevoegd voeding en kleeding te verstrekken aan schoolgaande kinderen
voor wie daaraan behoefte bestaat, of | met dat doel subsidie te verleenen,” leest men daar. Zou hier nu dat »ter bevordering” niet bedoeld zijn in den zin van : tot aanwakkering, tot opwekking, tot het mogelijk maken van leeren. Dat het schoolbezoek in den letterlijken zin bevorderd wordt, daarvoor is op andere wijze in de wet voorzien en de ouders weten, dat de gevangenis hen wacht, wanneer zij hunne kinderen niet dwingen naar school te gaan. Zou het nu inderdaad den wetgever totaal onverschillig zijn of er kinderen naar school komen, die het onmogelijk is iets te begrijpen, iets te hooren, iets te leeren. Elk kan zich het toch wel voorstellen, al hebben koude noch honger ooit macht op hem gehad, dat een kind, dat doorloopend onvoldoende voedsel krijgt en dat van huis gaat met pijnlijken honger en door snerpende koude bijna ongevoelig gemaakt , niet in een toestand is om te kunnen leeren. De leerplichtwet verdient in mijn oog volstrekt niet die afkeuring, welke men op zoo ondubbelzinnige wijze geuit heeft, nalatige ouders te dwingen de toekomst van hunne kinderen zooveel mogelijk te verzekeren, hun te beletten de kinderen te verwaarloozen, lijkt mij een zeer goeden en liefderijken maatregel , maar waar die kinderen tot leeren genoodzaakt worden moet men dat leeren ook mogelijk maken. Nu is het of men iemand met geweld buigt over een water en hem toeroept: Drink, drink ! maar tegelijkertijd dat drinken belet doorhem den mond af te sluiten. De argumenten van den heer Smits waren nog eigenaardiger. Deze verzekerde
in zijn hoedanigheid van armen verzorger, dat de armen het hier zoo uitstekend hadden. Men zou dezen paradox gemakkelijk een anderen uitleg kunnen geven dan de spreker waarschijnlijk gewild heeft. Het zal toch wel de bedoeling van den heer Smits geweest zijn te zeggen dat, in vergelijking met andere steden er hier meer zorg wordt gedragen voor de armen. Want letterlijk opgevat zou men moeten erkennen, dat armen, die het uitstekend hebben geen armen meer zijn en zoodra gebrek, honger enz. zich niet meer voordoen, houden de betrokkenen op tot de armen behooren. Ik wil die bedoeling van den heer Smits gaarne aannemen, maar dat begrip van uitstekend hebben is dan toch zéér en zéér betrekkelijk. Het zal den heer Smits toch niet onbekend kunnen zijn, dat er, vooral in den winter, veel gebrek wordt geleden hier, veel meer dan menigeen denkt. Hij zal toch wel weten, dat in sommige achterbuurten en slopjes dan tooneelen zich afspelen , waarvan de meeste Bredanaars geen begrip hebben, dat daar tafereelen zich voordoen , die men alleen in wereldstprlpn mnrrpliik acht. Dft hppr Smits
steden mogenjK acnt. ne neer ömits zal toch wel willen erkennen, dat de armen die nog niet tot de laagste trap gedaald zijn, een eergevoel en trotsch hebben, die hen niet spoedig er toe brengt hun kinderen naar de «bedeeling” te zenden. Ouders, die nog eenigszins, zij het ook onvoldoende, hun kinderen kunnen voeden, zullen hen niet naar de kindervoeding laten gaan. De heer Ingenhousz zeide dat hij elk jaar zonder aarzeling en gaarne zijn penningske offerde voor de kindervoeding en dat het hem goed deed te weten, dat die arme kinderen dan weer eens een voldoende middagmaal kregen. Toch meende spreker had het verslag der commissie een verkeerden indruk gemaakt. Dat er een totaal van 11091 portie’s uitgereikt was , beteekende daarom niet dat die uitreiking noodig was. Er volgt niet uit dat wanneer de commissie van kindervoeding die portie’s niet uitreikte, dat er dan méér gebrek zou geleden worden. Ei ? Dat lijkt mij vreemd. Zes en veertig maal wordt er aan 241 kinderen voedsel verstrekt en 43-maal eten die kinderen dat met wellust. Toch zouden zonder dat, die kinderen evenveel gehad hebben m. a. w. feitelijk doet de commissie een nutteloos werk. Zou de heer Ingenhousz in ernst de meening kunnen aanhangen dat die kinderen daar komen zonder noodzaak, dat zij het thuis zoo kwaad niet hebben, dat de armen het hier werkelijk «uitstekend” zouden hebben ? Dan zou de raad, dien de heer Jacoby gaf «eens op ongelegen tijden de woningen der armen binnen te gaan en dan te •
zien welk voedsel er verstrekt wordt” waarlijk opvolging noodig hebben. Deze — de heer Jacoby — was de eenige, die in den bres stond, langs alle zijden verdedigend het vaandel, waarvoor hij streed, tot het laatste oogenblik standhoudend. Helaas, hij kon niet overwinnen. Misschien ware er iets te redden geweest en had de commissie eene subsidie verkregen indien de voorzitter niet beide verzoeken gelijktijdig in stemming gebracht had. Verschillende raadsleden toch , die tegen voeding waren van gemeentewege konden vóór het verstrekken van een subsidie geweest zijn. Nu voor den tweeden keer elke subsidie aan Kindervoeding is geweigerd is er weinig uitzicht, dat binnen korten termijn dit voor de derde maal gevraagd zal worden. Wij willen daarom hopen dat de inwoners van Breda, die het gevoelen van de meerderheid in den raad niet deelen, de koorden hunner beurzen zullen ontbinden en uit eigen middelen de subsidie aan deze nuttige en weeldoende vereeniging zullen verstrekken.
Gescher & Kemper, I Yaiarttstraat, Telefoomiimmei % I BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gordijn- ti iBiel-Stoïm, b' BEHANGSELPAPIER “ Meubels en Bedden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-geneesheeren op Zondagen 5, 12 en 19 October a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van bet gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot bet kosteloos verrichten der koepok-inenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maker Breda, 2 October 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda, Gezien het adres van: A. M. Vincenten, wenende alhier, vergunning verzoekende tot bet opricliten van eene broodbakkerij in het perceel, gelegen in deze gemeente a?u de Teteringenstraat, kadastraal bekend onder sectie B, n°. 5334; Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de door den adressant gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Donderdag 30 Oct,. a.r., door burgemeester en wethouders, des middags te 12 uur, ten gemeentel]uize eene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven, om bezwaren tegen bet oprichten van de voorschreven bakkerij mondeling of schriftelijk in te brengen Zullende deze worden aangeplakt op bet perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 16 October 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÊ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris
BON voor onze abonné’s, MAS BOM,Tip Oman OF HET VERRAAD VAN LADYSMITH. Dit buitengewoon boeiend werkje zal compleet zijn in 16 afleveringen «1 f 0,10. Stellig zullen vele Boerenvrienden gaarne iets meer willen weten ook omtrent het groote eleg van bovengemelde stad.
De onaergeteekende wenscht te ontvangen van de Naamlooze Vennootschap Bredasche iekhandel en Uitgevers-Mij. voorheen BROESE & Co., Groote Markt 33 te Breda: KLAAS BOTHA, DE DAPPERE BOERENZOON OF HET VERRAAD VAN LADYSMITH, volgens prospectus uit te geven iu 16 afleveringen door Scliillemans & Van Belkum te Zutphen. PER AFLEVERING 10 CENT. Woonplaats en Datum: Naam: