EERSTE BLAD.
Zij, die zich met I JAN. a. s. on deze
(.1) U U A A I abonneeren, ont vaneen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis.
Gescher & Kemper, Vaemarktstraat, Telefoonnummer 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gordijn- eb tnlel-Mea. BEHANGSELPAPIER üleuhels en ISedden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hötels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/12/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321191:mpeg21:p00001
In de Fran.che Hamer is een interpellatie gehouden over de familie Humbert. Gauthier van Clagny heeft gezegd, dat hij het staatkundig stelsel aanvalt, waaruit een Panama en andere fmaricieele rampen zijn voortgekomen, en dat de regeering medeplichtig is.
De interpellatie werd door minister Vallé dadelijk scherp, op de man af beantwoord. Al dat gepraat, dat die politieke schandalen veelvuldiger voorkomen onder de republiek dat onder elk ander regeeringsstelse!, moet men dan maar eens bewijzen, zei de minister, maar Gauthier van Glagny die groote richter van het parlement vergeet, dat Frederik Humbert, stellig de man die de oplichterij op touw gezet heeft, een Boulangistisch afgevaardigde geweest is. Luid applaus van links, van alle kanten wordt geschreeuwd en geprotesteerd. Gauthier en nog andere zullen iets in het midden brengen, maar er wordt geloeid en met lessenaars geklapt om dit te verhinderen. Als Gauthier eindelijk de opmerking heeft geplaatst, dat, de tegenwoordige minister Pelletan in den verkiezingsstrijd de candidatuur van Humbert heeft helpen verdedigen staat van rechts Paul Coutant op om den minister een bëleediging in het gezicht te slingeren, welke beleediging niemand, zelfs de minister niet verslaat. De minister gaat bij den voorzitter inlichtingen vragen en de voorzitter laat zich door den griffier het reglement van orde aanreiken. Intusschen herhaalt Coutant zijn beleediging, telkens gesmoord door het gebrul van de meerderheid. Coutant verweet den minister, dat deze meermalen in de openbare vergadering overtuigd en opzettelijk de waarheid verminkt had. Vallé vliegt de tribune af onder luid gejuich van zijne partijgenooten, maar in het halfrond beneden om het spreekgestoelte wordt hij plotseling omringd door de leden van de rechterzijde onder wie Syveton, die hem slaan wil. Men geraakt handgemeen en er ontstaat een ontzaglijk gewoel van een tros opgewonden koppen, gebaren worden bedwongen door het ontzettend dringen van die Ijjvenmassa. Bourgeois verlaat het gestoelte maar Combes maakt gebruik van de gelegenheid om hel besluit tot sluiting van de zitting voor te lezen. De voorzitter keert dus weer terug op de tribune tegelijkertijd dat ook Coutant het spreekgestoelte opgaat om het woord te voeren. Als Combes uitgesproken heeft, geeft evenwel Bourgeois door het opzetten van den hoed het teeken dat de vergadering is afgeloopen, maar Coutant blijft op zijn post. Als de kamerdienaren
komen om hem daar weg te dringen krijgt hij versterking, byveton , Grosjean , Dion , Baudry en nog anderen drukken van den anderen kant. De ontruiming van de publieke tribunes maakt een einde aan dit schouwspel. Als de vergadering van de Kamer van afgevaardigden hervat wordt, gaat Vallé in den breede uitleggen met welk een voorzorg de maatregelen genomen zijn om de Humberls in handen te kregen. Er komt geen zweem van politiek bij deze kwestie kijken. De minister brengt in herinnering, dat hij het is geweest die het eerst een klacht tegen de Humberts heeft ingediend. De gewone orde van den dag wordt daarop verworpen met 335 tegen 207 stemmen. Daarop neemt de Kamer een motie aan, waarbij zij de verklaringen der regeering goedkeurt, in de overtuiging, dat de minister van justitie volledig zijn plicht heeft gedaan. Vervolgens leest Combes het besluit tot sluiting van de zitting voor. De bond der vakvereenigingen te Marsellle zal morgen de vraag eeuer algemeene werkstaking overwegen. De vereenigingen van de timmerlieden, bakkers en slagers zijn daar vóór, de dokwerkers ook, mits geen schip gelost worde. Het heden in den Rijksdag in behandeling komende meerderheids-voorstel tot wijziging van het reglement van orde belooft opnieuw tot hevige ordeverstoringen te zullen leiden. Van den kant der oppositie wordt gewezen op het gevaar dat er in ligt, wanneer het voortaan aan de willekeur van den voorzitter overgelaten zal zijn, over het reglement van orde het woord te geven of te weigeren aan wié hij verkiest. De grondwet schrijft voor, dat een besluit van den Rijksdag slechts geldig is, bij aanwezigheid der meerderheid van alle afgevaardigden. Stilzwijgend wordt dat aantal ondersteld aanwezig te zijn, zoolang geen twijfel dienaangaande wordt geopperd, en naar het gebruik tot dusver medebrengt, geschiedt dit laatste in dezen vorm dat men het woord vraagt over het reglement van orde, om dan twijfel uit te spreken of het
noodige aantal leden er wel is. Het zou dus voortaan overgelaten worden aan het goedvinden van den voorzitter, of de bevoegdheid der vergadering tot het nemen van een besluit kan vastgesteld worden of niet: wil hij dit laatste, dan behoeft hij niets te doen dan het woord over het reglement van orde te weigeren aan een nverdacht” lid. Hoe weinig zulk een voorzitters-dictatuur overeenkomt met de parlementaire opvattingen die tot nu toe geheerscht hebben, blijkt o. a. ook hieruit, dat de voorgenomen wijziging wordt voorgesteld als tijdelijk, als een uitzonderingsmaatregel, die in den volgenden Rijksdag weer afgeschaft zou worden. Een merkwaardige speling van het noodlot wil, dat juist Singer voorzitter is van de vaste commissie voor het reglement. Op de jongste vergadering der commissie door hem bijeengeroepen , was buiten hemzelf niemand verschenen. — t Was met de Unltsclie politie zoo ver gekomen dat zij in eigenmachtig optreden verdacht, oppakte en boeide, naarmate ’t haar lustte. De schromelijke vergissingen, die zij daarbij maakte en de wreede behandeling, politieke arrestanten aangedaan, deelden wij mede. Men herinnert zich het geval van de eerbare dames, die als vrouwen van minder allooi werden onderzocht en van den redacteur, die op klaar lichten dag, vastgeketend aan een moordenaar, door een vrij groote stad geleid werd. Het verontwaardigd protest uit schier alle kringen — ook in den Rijksdag werd met zeldzame eenstemmigheid het optreden der politie veroordeeld — heeft resultaat gehad, al is het nog een vrij mager resultaat. De minister van justitie heeft gelast, dat de vervoerders van gevangenen niet meer Daar eigen goeddunken een gevangene mogen boeien. De president van het rechtscollege, waarvan liet transport uitgaat, moet over het boeien beslissen, nadat ieder geval op zichzelf zorgvuldig onderzocht is. Alleen in onvoorziene omstandigheden kan de gevangenenvervoerder van zijn instructie afwijken. Met die bijzondere gevallen kunnen
slechts vlucht of pogingen tot bevrijding bedoeld worden, naar ons voorkomt, Silvela heeft een bezoek bij den koning van Spanje afgelegd in het paleis. Na deze samenkomst begaf hij zich naar zijn eigen huis, ■waar hij zijn politieke vrienden bijeen zal roepen tot definitieve samenstelling van een kabinet. In het nieuwe ministerie zullen plaats nemen: Silvela, Maura, Villaverde en Dato. De koning heeft Silvela verzocht hem een besluit tot ontbinding der Kamers te doen teekenen. Dit decreet zal voor Kerstmis openbaar gemaakt worden. Een conservatief ministerie alzoo. In het Lagerhuis heeft Balfour op een vraag ter zake van Veneauela, het volgende geantwoord : Wij hebben nu sedert vijf jaren ernstige reden gehad tot klachten, bij verschillende gelegenheden, wegens onrechtmatige handelingen der Veriezolaansche regeering tegenover de vrijheid enden eigendom van Engelsche onderdanen. Onzerzijds is geen moeite gespaard om een minnelijke schikking teweeg te brengen ten aanzien van die gevallen, maar nooit zijn behoorlijke verklaringen afgelegd, en laatstelijk is aan de vertoogen van den Engelschen gezant zoo goed als geen aandacht geschonken. Wij hebben saamgewerkt met de Duitsche regeering. Aan de regeering van Venezuela is een laatste vertoog gericht en indien daarop geen bevredigend antwoord komt, zullen de beide regeeringen de maatregelen treffen, die noodig kunnen zijn om aan Jde eischen kracht bij te zetten. Het ultimatum van Duitschland en Engeland aan Venezuela is gisteren aan de regeering te Caracas overhandigd. De correspondent van de Daily News te Kaapstad schrijft over de amnestie grap. Zoowel gematigde Engelschen als de Airikaanders in de kolonie, zegt hij, hoopten dat een werkelijke, algemeene amnestie verleend zou worden, zoo al” niet op de kroningsdag, dan ten minste op de verjaardag van den Koning. De krijgswet is op de onzinnigste wijze toegepast. Er zitten thans ongeveer 540 menschen, onder de krijgswet veroordeeld, in de gevangenis, velen voor hun leven veroordeeld, en ik kan met de volste overtuiging zeggen, dat twee derde van die vonnissen onbillijk zijn geweest. De correspondent van de Daily Telegraph te Aden seinde Vrijdag, dat, naar hij verneemt, de Italiaansche regeering aarzelt, aan Engeland verlof te geven de hoofdexpeditie tegen den Mollah van een haven in Italiaansch Somaliland te beginnen, aangezien zij geen troepen heeft cm de bevolking te beschermen tegen weerwraak van den Mollah. Het is echter zoo goed als zeker, zegt de correspondent verder, dat de Engelschen weldra te Obbia zullen landen en de plaats versterken; en eveneens in een andere haven iets ten N. van den evenaar.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1902/12/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321191:mpeg21:p00001
dooe CORNÉLIE NOORDWAL. 1. EERSTE HOOFDSTUK. Op het duin. Een warme morgen, getemperd door een koele zeebries, in het midden van Augustus. Heerlijk aan het strand, dien dag van rijpe zomerweelde. Zee, lucht, strand, heei den dampkring hullend in een sluier van warm, teer, vroolijk licht, straalde de zon aan den hemel, die blauwde in de glinsterende luiwiegelende golven der zee, daar liggend als een onmetelijke saffier doorweven, dooraderd met zilver. Dat zilver strekte zich naar het westen uit als een reusachtig, geschubd, oogverblindend vlak, want sterk was de stralengloeiïng op den bijkans effen waterspiegel. Tegen den horizon teekenden zich enkele pinken af, slank met hun zacht-rood-bruine zeilen. De schim eener stoomboot zond, als een flauwen groet uit de verte, een wazig, spiraalvormig rookwolkje op. Pijlsnel, sneeuwig flikkerend, wiekte een meeuw door het koepelend donzen luchtblauw, dat bevloerst met wit, al matter, teerder, fijner uitkwijnend, in zilverend opaal daalde naar de zee met wier diep azuur het aau den horizon ineensmolt als eeu strakke striem van zilverig lichtende oneindigheid, die zich aan menschenoogen vertoonde als een grens tussehen ether en water Trees was toch altijd zoo benieuwd te weten, wat er wel mocht wezen achter al dat mooie, melkwitte, dat zij er wel zoo heen had willen stappen, maar Gusje, uiterst gevoelig voor de aanraking van koud water, riep: »Neen Trees, dat moet je niet doen! Dan wordt je immers heelemaal nat, want je moet toch door het water.” »Ja, ’tis waar!’ »maar Gusje, weet je, waar ’t me aan denken doet, aan de glazen knikkers, die wij altijd kapot gooien, om er het roode of blauwe draadje uit te halen, dat er door loopt; en als de knikker kapot is, is ’t nog niet eens een draadje, maar geverfd glas. De meeste dingen lijken mooier
in d® verte dan ze werkelijk zijn. Raar toeh, hè? Wie weet hoe leelijk dat wit ginder dichtbij is,” De kinderen zaten op een hooge duin, met grillig gevormden rug, vol heuveltjes en inhammen gekapt door de zoute golven, wanneer die ’s winters tegen het zand beuken met woest geweld. De kinderen zaten ver afgezonderd van de elegante menigte beneden en op hunne hoogte leken ze zoo klein, zoo klein — twee nietige atoompjes, verloren in een grootsch geheel, Trees had een welgevormd kopje, een vriendelijk blazend gezichtje, door zonnig blond omlijst. Kuiltjes en diepten in wangen, bollend tegen een wippend neusje onder een paar oogen, donkerblauw, waarboven twee bruine boogjes glansden. Trees was ook de gelukkige bezitster van een dikke vlecht, die gewoonlijk nooit op haar rug hing, maar als een soort zweep, vroolijk om haar heen klapte; want meestal was zij een -uffertje-onrust. Nu echter, rustte ze uit van het bergklimmen, als zij en Gusje het. loopen over de duinen noemden • en zat ze volkomen stil. Heur haudjes, heel onfat, soenlijk bruin, lagen, gevouwen, in den schoot van heur rosé katoenen jurkje, dat met al de schakeer in geu eener groote roos, schitterend in stoeiend zonnelicht, gloeide tegen de hooge helm, groenend op het duin, blond als Trees. Ze liet haar verhit gezichtje, met een uitdrukking van genot, baden in den stoeren zeewind, d e zijn zuiveren, forschen gonsadem met kracht stuwde over strand en duinen, en de helm geheimzinnig deed ruiseben en fluisteren Daar, van uit het noorden, kwam hij zacht donderend aangegonsd, die wind met zijn koelen stroom van reinzilte geuren — aroma’s van wier en andere planten, die hun stemmen opzonden uit de zoute waterdiepten — dóór kwam bij aangegonsd, de golven opstuwend, sis gingen ze hem te langzaam. Hij spreidde de reuzenvleugelen uit en overweldigde natuur en menschen door zijn indrukwekkende kracht; luider klonk het lied der zee, het lied der oneindigheid. Tussehenbeide was het Trees als nam de wind haar op, om haar weer neer te leggen als een helmblaadje En dan vond ze het heel prettig ziqh te verbeelden dat ze vast was gegroeid aan het duin, en er altijd zou blijven zitten, zoo moe eD nietig voelde ze zich, omstuwd door die forsche bries. Ze sloot de oogen en toch zag ze de zee in hare zonnige majesteit, alsof zij ze open had, en haar gesloten oogen waren vol licht, en vol van een j
grillig-vnur-rooden gloed, als zij de zee niet meer wilde zien. Zij zei dit alles aan haar broertje, die niet geloofde aan dat vastgroeien op het duin, maar dadelijk in de hoogte 3ptong om Trees te bewijzen dat ze volkomen ongelijk had. Daarna ging Gusje weer liggen op het lekker-warme, zachte zand, slaperig door de weelderige lucht. Geeuwend opende hij het kleine, roode mondje waarin zijn witte tandjes, als rijtjes ivoor, schemerden. Wanneer de wind den kraag van zijn wit matrozenpakje boog tot aan de ooren deed opfladderen, streek Trees dien glad, met het gebaar van een bezorgd moedertje, trok zijn lichtblauwe sokjes op, en stopte de veters in van zijn gele strandlaarsjes. Och, zoo’n aardig ventje was Gusje. Zijn moeder was trotseh op zijn lang, bruin haar, dat hem tot op de schouders hing, als bij een meisje. Mollige wangen had hij, waartussehen het kleine pugneusje als verzonk en zijn groote, bruine kinderkijkers, waren oversohaduwd door een lange franje van zijden wimpers waardoor hij. met een luien blik, soezig naar Trees tuurde. Zijn dikke handjes, waar de poezelige armpjes met een vouwtje overheen vielen, woelden achteloos in het zand. Voor de voetjes van de kinderenuitgestrekt in de volle lengte van zijn luie, langharige, groote, logge lichaam lag Hector, den goedigen kop, met lange flapooren, in dommelige rust verzonken op de ruige voorpooten, met hun vlokken grijswit verdwaald in het zwart. Nu en dan waren Gusje en Trees zoo welwillend Hector te verzekeren van hunne bijzondere genegenheid, door hem op beschermenden toon toe te voegen: »Brave hond, béste jongen” Hector hief loomgoedmoedig den kop op, staarde de kinderen vragend aan, met zijn schrandere houdenoogeu, knipte ze goedig dicht, als wilde hij zeggen: »Ga je gang maar !” en liet den staart even heen en weer gaan en den kop weer zakken. Opeens werd Gusje het liggen moede en besloot na te zorgen voor de ontwikkeling van zijn jeugdigen geest Hij wreef zijn kijkers uit, met zijn twee knuistjes, staarde geruimen tijd, zeer wijsgeerig, naar het blauw daarboven en vroeg : »van wat. zou de lucht wel gemaakt zijn, Trees ?” Dit, nu, was een vraagstuk, waarmede Trees hare hersenen gepijnigd had, zoolang zij zich herinneren kon, maar waarvan zij de oplossing nóóit had kunnen vinden. Ze wijdde ook hare volle aandacht eens
■ aan . het uitspansel, en toevallig eenige losse, witte vlokjes daaraan ziende drijven, zeide zij op beslis— ! ten toon: »van watte” Juist, dat was het dus, : de lucht was van watte gemaakt. Hoe gek dat zij . er vroeger nooit aan had gedacht. »Hoe weet je dat P” vroeg Gusje. »Ik denk ’t zoo !” zei Trees. »Hij lijkt zoo zacht, zie je, zoo wollig. Doe je mond open. Gusje, i grootma zegt, dat dat zoo gezond is aan zee.” Gusje . sprong op en sperde den mond zoo wijd mogelijk open, overtuigd dat de gezondheid hem nu in den mond moest waaien, want hij was niet graag ziek, dus hoe meer gezondheid hij inademde, hoe beter. ïWat een wind!” riep Trees, het fladderend haar trachtend te strijken onder den zwarten stroohoed. »Wat een wind, ineens! Gunst, Gusje daar waait een hoed af ... o mensch ... kijk die heer hem naloopen ... hij komt heelemaal hier been . . »Hij heeft hem!” jubelde Gusje. j>Neen, hij heeft hem niet!” schaterde Trees. Zij vond het toch zóó koddig; telkens bukte de eigenaar van den hoed zich, om den hem ontsnappende te grijpen . . . maar de wind dreef dien op wreede wijze voort en om den heer te sarren mocht de hoed telkens een poosje stil liggen, om weer met een geweldigen ruk opgenomen te worden, doordat de wind, met alle kracht van zijn sterke longen, den adem uitblies, gonzend als een millioen bijen, en bet arme, lichtgrijze, slappe hoofddeksel opnieuw vervolgde, vlk vind het dolletjes !” riep Trees, »0!” riep Gusje verschrikt, »daar valt hij. Gunst, Trees ik dacht, dat een groot mensch nóóit viel! Zou hij nu gaau huilen P” »Neen, ik deuk ’tniet, hij is al zoo héél groot.” »Maar Trees, hoe k (innen groote mensehen vallen ?” herhaalde Gusje. »Als ze niet meer staan kunnen, Gus, moeten ze vallen. O ! daar staat hij op . . . hij zit vol zand, zeker ... O 1” riep Trees angstig . . . »hij komt hierheen ... Hector! ... Zij weken doodsbleek , verschrikt achteruit; de hond sprong op en ging voor hen staan, als verdediger. De heer (eigenlijk een heel jonge man, van een jaar of twintig) stormde het duin op en op het | tweetal toe. Hector bromde dreigend. »Zeg eens, wat doen jullie hier? Ik ben een verkleede toovenaar ï hoor ...” i (Wordt vervolgd,)}
"KLEINE TREES". "Bredasche courant". Breda, 1902/12/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321191:mpeg21:p00001