rvuriruiviiN tüviiiNü. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-geneesheeren op Zondagen 19 en 26 April en 3 Mei a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van bet gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot het kosteloos verrichten der koepok inenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken Breda, 11 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BE KENDMAKING. Aangifte voor het bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda aeliten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen «le gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende 1 ;eeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeente- I >estuur kennis van ieder lid, dat in zijn gezin '
wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 1 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd, A. P. SCHELTUS , loco-burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"BEKENDMAKING.". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322059:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1903/04/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322059:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, VaeinarKtstraat, Telefooimummei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorflijn- ei MraM-Mei, BEIIANGSELPA IMEIt Meubels en Hei kien. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322059:mpeg21:p00001
KLEINHANDEL IN STERKEN DRANK. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda; Gelet op art. 5 der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad n". 97); Brengen ter openbare kennis, dat bij ben is ingekomen een adres van A. Peeters, weduwe vrn G. Steijlen alhier, vergunning verzoekende tot uitoefening van den kleinhandel in sterken drank in een benedenlokaal van het huis aan de Boschstraat n°. 55. Breda, 20 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester A. R. VERMEULEN, secretaris.
"BEKENDMAKING.". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322059:mpeg21:p00001
net Departement van Marine te Washington, heeft de Regeering medegedeeld, dat het geen bezwaar heeft tegen den aanleg van een Mollamtsch-lluitsclien kabel op Guam (een der Ladronen-eilacdjes) welke loopt van Celebes en Palos. De Regeering heeft dienovereenkomstig de noodige instructies gegeven, waarbij de aanleg van den kabel gesancioneerd wordt. Jaurès hoopt weder een bewijs gevonden te hebben voor zijn beweren, dat er, buiten den krijgsraad te Rennes om, gewerkt is met het beruchte (valsche) bordes eau, waai op kantteekeningen van keizer Wilhelm II voorkomen. Hij publiceert in de Petite République een brief, door hem ontvangen van een zekeren heer Ferlet de Bourbonne, door hem menigmaal genoemd als een der propagandisten van de legende op dat valsche stuk gebaseerd. Deze heer verklaart nu, ten huize van een zijner vrienden op den boulevard Haussman te Parijs, vaak ontmoet te hebben den kolonel Stoffel, die in nauwe betrekking stond tot den toenmaligeu (nu overleden) Duitschen gezant graaf Von Munster. De kolonel Stoffel zou eens het volgende verhaal gedaan hebben, waarvoor de gezant hem geen geheimhouding had gevraagd. «Een belangrijk stuk, afkomstig van den Duitschen keizer zelf, was gestolen bij de Duitsche ambassade. Graaf Von Munster was het dadelijk, op last des Keizers, persoonlijk gaan opvragen bij den President der Republiek. Casimir Périer, die het binnen vier en-twintig uur den ambassadeur teruggaf, waarop deze vroeg, dat de President zoowel als hij, zich door een eed zou binden het stuk te beschouwen als nooit te hebben bestaan. Graaf Von Munster had een bijbel medegebracht, waarop die eed werd afgelegd.”
Verder herinnert Ferlet de Bourbonne er aan hoe de toenmalige minister van Buitenlandsche Zaken, Hanotaux, zinspeelde op «verbintenissen ten opzichte van dat document tegenover het buitenland aangegaan”; hoe Casimir Périer kort daarop aftrad en hoe door den Franschen gezant Herbette te Berlijn, in ’t bijzonder hiervan aan keizer Wilhelm mededeeling werd gedaan. Het stuk nu zou geen ander dan het fameuze bordereau wezen. Als goed patriot heeft Ferlet de Bourbonne die historie verder verteld om Dreyfus te benadeelen. Hij eikent dat volmondig. Jaurès wederlegt echter het verhaal door er op te wijzen dat het bordereau niet in handen van Casimir Périer kwam. Het ging van de Duitsche ambassade naar de bureau’s van den inlichtingsdienst aan het mmisterie van Oorlog, en hoewel hij in het proces-Zola gezegd heeft: «Mijn plicht laat mij niet toe de volle waarheid te zeggen”, heeft Casimir Périer voor den krijgsraad te Rennes het onderhoud met graaf Von Munster medegedeeld en gezworen niets verborgen ;e houden. Het bordereau heeft in zijn mededelingen geen rol gespeeld. Het kon de Duitsche ambassade ook weinig schelen, wat voor soort van document te harent mtvreemd was. Het feit, dat er iets ontvreemd vas, wat het dan ook mocht geweest zijn, mocht liet officieel door de Fransche regeering erkend vorden. Daartoe was alleen door den President le belofte gegeven. Ferlet de Bourbonne heeft, zij het dan onwillens, jeholpen aan het verdraaien van feiten, wat, vijl het door een eerlijk man geschiedt, bewijst loezeer de «affaire” tal van lieden met blindheid n waanzin schijnt geslagen te hebben. Om te toonen, dat de «affaire” nu nog in taat is de gemoederen op te winden, diene at Zondag, op een «Ooncert-Colonne”, in den Ihatelet-schouwburg, de Zweedsche componist Irieg, een overtuigd Dreyfusard, bijna uitgefloten s. Natio: alistische bladen hadden het publiek aartoe uitgenoodigd', doch de enkelen, die aan e uitnoodiging gevolg gaven, werden door ’t gelich der meerderheid overstemd.
Een vijftiental geestelijke broeders te Landerneau willen trachten in functie te blijven als onderwijzers en opvoeders der jeugd, door de aanneming van het burgerlijk gewaad, inde meening dat ze nu geen geestelijken meer zijn, doch particulieren, die een leekenschool houden op grond van de wet van 1890, met welke zienswijze de bisschop van Quimper instemt. Mocht deze ontduiking der wet niet gelukken, dan wordt voor wanordelijkheden gevreesd, waarop de politie reeds gerekend heeft. Uit Frankrijk vertrokken 48 leden van mannen- en rrouwenordea naar NewYork. Andere kloostergeestelijken maken aanstalten om naar Transvaal te vertrekken. Keizer Wilhelm heeft bevolen, dat de zaak van den vaandrig Hftssener met de mtestmogelijke nauwgezetheid zal worden onderzocht. Z. M. laat zich door gedetailleerde rapporten van het verloop der instructie op de hoogte houden. Bij de overbrenging van den moordenaar onder militair geleide van Essen naar Gelsenkirchen, voor zijn transport naar Kiel, waar de krijgsraad de zaak behandelen zal, manifesteerde een talrijke menigte tegen de wandaad, met verwenschingen aan het adres van Hüssener, die nog immer alle inzicht in de zaak schijnt te missen, tegen zijn arrestatie heeft hij langs den gebruikelijken weg geprotesteerd, in de meening dat hij volkomen naar de militaire voorschriften gehandeld heeft, terwijl hij zelfbewust en beslist blijft in zijn houding, als had hij geen laaghartigen moord op zijn geweten. De OostenrijkBdie en Russische gezanten te Konstantinopel vroegen — wat nog nooit is voorgekomen — gezamenlijk een audiëntie bij den Sultan aan en betoogden krachtig de noodzakelijkheid om in Albanië de orde te herstellen. De Sultan gaf geruststellende verzekeringen. De werklieden van de Philadeiphia Reading Coal and Iron Company zijn gisteren uitgesloten , daar zij geweigerd hadden verleden Zaterdag negen uren te werken, gelijk hun aangezegd was vanwege de maatschappij. De uitsluiting omvat 32 van de 43 bedrijven met ao.ooo arbeiders. Te Londen loopt het gerucht, dat vier ZuidAmerikaansche republieken: Brazilië, Argentinië» Chili en Peru» een geheim verdrag hebben gesloten ten doel hebbende aan Bolivia den oorlog te verklaren teneinde dat grondgebied te verdeelen. De Venezolaansche opstandelingen hebben de post van Vela do Coro bemachtigd, waardoor ze de heele Oostkust beheersehen, evenals ze reeds meester waren van het Westelijk kustland. Teneinde den min-vriendschappelijken toon, in den laatsten tijd door de Duitsche pers (naar aanleiding van de weigering van des Keizers invitatie, toteen bezoek van het Amerikaanach eskader aan Kiel) aangeslagen, wat zachter te stemmen, heeft het Departement van Marine thans besloten genoemd eskader toch naar Kiel te zenden, nadat het aan President Loubet op zijne terugreis van Algerië de officieele eerbewijzen heeft gebracht. President Roosevelt, staatssecretaris Hay en Moody wenschen hunne goede gezindheid jegens Duitschland te toonen en de vriendschappelijke verklaringen door den Duitschen Keizer zelven met betrekking tot Amerika afgelegd te doen beantwoorden.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322059:mpeg21:p00001
C ORNÉLIE NOORDWAL. 48. Had de maatschappij belang bij het kwade, dan liet zij bet kwade oogluikend toe en zoo niet, voer zij hevig tegen het kwade uit, als was ze de tot vleesch geworden braafheid; had ze belang bij het goede, dan stond ze met zalvende vroomheid het goede voor, maar waar hare belangen buiten spel bleven; werd het goede gehoond, gesmaad, gedrukt, vertrapt, het bestond niet, er werd niet aan geloofd, omdat de wereld het zoo wilde. Gerards gedachten waren zoo ver afgedwaald, dat hij met een nauw gedwongen schrillen kreet van schrijnende zielepijn, door Henks ruwe dronkenmansstem tot de werkelijkheid werd teruggeroepen. Henk schudde hem heftig aan den arm: «Zeg eens ... staat ze daar niet je lieve Geesje of Treesje ?. . . Ja waarachtig, hoor . .. met ’r ouwe . . . der vrijer .. . och beere! Ireés 1!!!” met ontzettende verheffing van stem : «Is meneer boven uit de gunst en als hij daar der nou uit. is, kom ik er dan eens in, hé? Dag, schatje 1” hij wierp haar een kushand toe. Trees stond met Charles aan den oever; hare verschrikte ooren konden nauwelijks de woorden vatten die haar moesten bereiken , maar het hoongelach dat volgde en uit het andere bootje herhaald we d, deed den schrik met ijzige kilte slaan om haar warm , jong hartje. O God, wat had ze gedaan ? Waarom spraken ze, schreeuwden ze, lachten ze zoo? «Kom mee, vrouwtje!” zeide de goede Charles, «de heeren zijn dronken, dat zie je toch zeker wel P” Maar Trees stond als aan den oever genageld ; daar op eens zag zij Gerard, die zich niet langer kon bedwingen, zich met een woest en schreeuw op Henk storten. «Ellendeling! onmensch, ik vermóórd je eer |e nog één woord kunt zeggen!” Trees gilde, Charles smklemde haar, de boot kantelde: gelukkig, dat het ! :en vrij groote, stevige was. Henk viel door de zwaarte van Gerards volle ge- 1 aricht half op het bankje, half uit de boot, richtte ach toen op met een woesten dronkenmanszwaai ! nerp zijn belager van zich af en met een waan- 1 inmgen grijnslach over boord; in sterkte was Gerard
[een kind bij hem vergeleken. «Gerard!! de Schenk!!” riepen de in de bootjes ziftenden als om strijd, toen zij een oogenblik, als met lamheid geslagen hadden toegezien hoe hun makker met een doffen schreeuw verdween onder het water. Een vuistslag van Henk op zijn linkerslaap had hem de zinnen beneveld en hoewel hij anders een tamelijk geoefend zwemmer was, kon hij nu niets doen dan angstig tegen den stroom spartelen. Zij hadden eenige lampions in de bootjes en die met enkele verspreide lantaarns, beschenen het akelig tooneel. «Oom Charles, o red hem, red hem!” steunde Trees wanhopig. Al dien tijd had Charles met angstig starende oogen het schouwspel gevolgd, gereed te hulp te komen en nu, voor Trees’ kreet recht hare lippen ontsnapt was, zwom hij, ontdaan van zijn bovenkleederen, die hij in een duizelingwekkende haast letterlijk had uitgerukt en geschopt, op zijn neef toe, zeer dankbaar dat hij een goed zwemmer was en de kunst met zooveel moeite aangeleerd nu tot iemands heil kon aanwenden. Hij had Sternemann’s raad indertijd gevolgd en geruimen tijd zwemles genomen. Er wilden twee hem helpen, zij hogen de lichamen reeds buiten boord, gereed om toe te springen; met reuzenkracht in de longen donderde hij hen toe: '>blijf!” nog te midden van liet gevaar inziende, dat al te veel hulp juist de redding zou bemoeielijkeu. Gerard was al een eindje meegevoerd door de golven, want de wind stak op en deed den stroom onrustig worden. Charles pakte hem om het middel en met ;en bijna bovenmenschelijke inspanning van krachten sleurde hij hem naar den oever waar drie der vrien en met lijkbleeke gezichten intusschen geland waren en met bevende handen, het tweetal roeispanen toestaken :n aan wal wilden trekken. Gerard was niet meer lij machte een roeispaan te grijpen en Charles was :oo uitgeput dat hij hem niet meer kon honden, dus ;ingen er twee, die tamelijk konden zwemmen tot tan den hals toe in het water en zoo landden de Irenkelingen len laatste. Gerard lag voor dood op iet gras, en de vier overigen wrongen zich rillend :n huiverend het water uit de druipende kleeren en laren. Een der jongelui stak met een bootje van val en bracht de snikkende, bevende Trees mede en Iharles’ boveukleeren. Trees knielde bij Gerard op et vochtige gras neer, dat donkerblauw-groen leek nder den donkeren avondhemel. Henk bevond zich og steeds in het andere bootje, als een razendrankzinnige om zich heen slaande, met een vaag
dronkenmansbesef dat hij iets verschrikkelijks gedaan had; de drie overigen, die hem trachtten te bedwingen, uitscheldend voor moordenaars. Het was waarlijk Julius en de twee heeren die hem bijstonden niet kwalijk te nemen zoo zij geen hand hadden uitgestoken tot redding van Gerard, daar zij al dien tijd zelf groot gevaar hadden geloopen te verdrinken door Henks woeste spartelingen. Een gewoon sterveling zou misschien door den schrik ontnuchterd zijn geworden, bij Henk, echter, had juist de tegenovergestelde werking plaats; de schrik scheen hem naar het verhitte brein geslagen. Twee vrienden stonden elk aan het uiteinde, om het evenwicht van de schuit te bewaren. «God help ons!” riep Julius, misschien voor het eerst in zijn leven biddend, «hadden we nu maar een touw, dan konden we hem aan de banken vastsjorren!” Eindelijk schenen Henks krachten uitgeput, hij vermocht na een tien minuten worstelens, waarin hun aller leven op het spel had gestaan , niets meer tegen de overmacht en viel loodzwaar neer, met een doffen plomp, die de boot op de gevaarlijkste wijze plotseling naar eenen kant deed overhellen. Hoe de jongens het gedaan kregen naar den oever te roeien, na al den doorgestanen angst en schrik wist geen hunner, maar die tour de force werd volbracht en met een «bravo !” sprongen zij op den oever. Henk werd uit de boot gedragen «Hij was waard geweest, dat we hem kopje-onder hadden laten duikelen”, zei er een. Zij schudden allen Charles de hand. « Meneer Elderling, je bent een kranige vent, hoor!” «Nooit van je gedacht.” «Zeg, hou je mond, dat hoefje toch niet te zeggen 1” Een: «wat nu?” zweefde op aller lippen en talmde niet uitgesproken te worden. Het vochtige gras deed den waardigen Henk ont- i waken. Zijn glazige oogen rustten op Gerard. «Leeft 1 hij ?” prevelden zijn loodkleurige lippen. i «Tot. je geluk ja, maar bij is buiten westen.” i «Heeft hij het met opzet gedaan ?” vroeg Charles s streDg ( «Met opzet!? Hij was en is nóg zoo dronken, 1 dat hij niet uit zijn oogen kan zien. Het was on- i voorzichtig van Gerard hem aan te vallen. Natuurlijk 1 zou Henk nóóit zoo iets gedaan hebben als hij nuchter \ was.” k «Neen, neen, sekuur niet!” riepen de anderen, als t om strijd, «dat weten we zéker!” I Henk was, als een log, zwaar beest, weer neer- k gezonken op het natte gras.
Charles kou er niets aan doen, maar hij rilde erger dan van koude, terwijl hij tuurde naar Henks loome, vadsige trekken. «Och wat!” de heeren studiosi zagen er niets in. Een der jongelui, een semi-arts, had geconstateerd dat Gerard nog leefde; Julius was te moe om zich met iets te bemoeien. «Ik heb geen armen meer”, zei hij , met pijnlijk gebaar. Charles’ medelijden overwon zijn afschuw. «Ik woon hier dichtbij, en ik wil mijn neef en meneer Anderson met pleizier herbergen. Gelukkig wcon ik aan dezen oever, maar Treesje woont aan den anderen. Indien nu een van de heeren haar wil terugroeien en mijn vriend Sternemann meebrengen, die oud-offioier van gezondheid is, dan kan de zaak geschikt worden.” «Dat is kranig en mooi gesproken. Jules, ga jij met juffrouw Treesje terug ” Trees keek hen dankbaar aan. Zij zagen nu eerst goed hunne dwaasheid in en hadden diep medelijden met haar lief, fijn, betraand gezichtje. God, hoe was ’t mogelijk, hoe hadden zij ooit kwaad kunnen spreken, al was ’t dan maar uit blague, van hun kleine Trees! Zij herdachten de keeren, dat zij hen en Gerard bediend had als een lief, blozend kind, zoo openhartig en in-goed, zoo onbewust van haar schoonheid ... en zij schaamden zich tot in de ziel ... ónze kleine Trees ! Ons eigen meisje! O, hoe konden we... «Lieve, kleine Trees!” fluisterde de een na den ander, «ben je nog kwaad op ons ... we waren lamme rerels en niet waard jou aan te zien . .. vergeef je ins, Trees? Krijgen we een hand van je? Want se dachten dat Trees hun vroegere praatjes van Nol had gehoord. En het goede, trouwe kind gaf hun het kleine landje Zij schreide zachtjes en er waren eenigen inder hen, die er zóó’n leed van hadden dat. ze haar rerdriet hadden aangedaan en baar naam hadden nisbruikt, dat ze ook tranen in de oogen kregen. 'e waren in een teedere bui; ze hadden er zoo’n ipijt van... De bandelooze, uitgelaten bende van en kwartier geleden was nu in eens mensch geworden, det hun léven hadden zij haar alles willen vergoeden, oo ze gekund hadden. Maar hun edelmoedige jongensiarten konden zoovéél niet goed maken wat zij in vilde onbesuisdheid hadden bedorven. «Ik ben niet waad!” zei Trees eenvoudig, «maar ik was heel edroefd en verschrikt toen u zoo leelijk schreeuwde, k deed niets om het te verdienen. Ik heb u nooit waad gedaan.” (Wordt vervolgd.)
"KLEINE TREES". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322059:mpeg21:p00001