De boeienrte en prettig geschreven Roman: KLEINE TREES door Cornelie Noord wal, IS VERKRIJGBAAR ad fl ingenaaid en 11.40 gebonden. lïlïOESE’s Bockhandel. Gtroote Markt 88.
BEKENDMAKING. De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant: Gelet op de artikelen 105 en 106 der kieswet; Brengen ter algemeene kennis, 1. dat de lijst van hoogst aangeslagenen in de rijks directe belastingen in deze provincie heden door hen is vastgesteld en in dr Staatscourant van 5 Mei a. s. wordt opgenomen; dat zij van 5 tot en met 21 Mei a. s. voor een ieder op de Provinciale Griffie ter inzage is nedergelegd en aldaar in afschrift of afdruk tegen betaling der kosten is verkrijgbaar gesteld; 2. dat tot en met 15 Mei a.s. een ieder bevoegd is bij beu verbetering van de lijst te vragen, op grond dat hij zelf of een ander, in strijd met de wet daarop voorkomt, niet voorkomt of niet behoorlijk voorkomt. ’s Hertogenboseb, 30 April 1903. De Ged. Staten voornoemd, A. VAN VOORST TOT VOORST. De Griffier, W. VAN LAN SCHOT. BEKENDMAKING. Aangifte voor het bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda aebten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings- register, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100-, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in «1e gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij bet verlaten «Ier gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen «le gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid, dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 23 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd, A. P. SCHELTUS , loco-burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/05/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322066:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1903/05/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322066:mpeg21:p00001
Dinsdag is er weer ministerraad gehouden in het Elysée onder voorzitterschap van president Loubet en nog altijd vernemen wij ni ts van het verzoekschrift van Dreyfus, hoewel de minister van oorlog wel aanwezig was. Alle ministers, behalve die van koophandel, Mougeot, namen aan de vergadering deel. Honing Ednard is weer naar zijn penaten teruggekeerd, om spoedig echter nogmaals (men zegt in Juli) den reisstaf ter hand te nemen tot een bezoek aan Petersburg, Kopenhagen en Berlijn. In Denemarken worden groote toebereidselen gemaakt tot den verkiezingsstrijd; waarschijnlijk zul'en de algemeene verkiezingen plaats vinden in Juni of begin Juli. De regeeringspartij heeft een groote vergadering van al haar groepen
bijeengeroepen te Kopenhagen. De ministerpresident voerde het voorzitterschap. Wat daar tusschen de regeering en de gemachtigden der partij verhandeld is, moest geheim blijven, maar Vort Land weet er toch wat van te vertellen. Men zou besloten hebben, de middelmannen evenzeer te bestrijden als de openlijke tegenstanders ter rechterzijde. Zooveel mogelijk moesten deze gematigden verdrongen worden door liberalen of radicalen. Ter zake van de vraag of en in hoever saamgewerkt zou worden met de sociaaldemocraten , werd geen algemeene beslissing genomen: de beslissing zou voor elk bizonder geval aan de partij lijders ter plaatse overgelaten worden. De minister-president moet beloofd hebben nog vóór den aanvang der volgende zitting een wetsontwerp tot uitbreiding van liet kiesrecht uit te werken. In de Kiveerisclie Tweede Kamer is, terwijl geen enkel lid der regeering tegenwoordig was, door den afgevaardigde Hedin het voorstel gedaan te verbieden, dat prinsen een militairen rang mochten bekleeden. Hij verdedigde zijn voorstel op historische gronden en met verwijzing naar al de rampen, door «hofgeneraals” reeds over verschillende landen gebracht, maar al had Hedin veel aanhang, het gelukte hem niet zijn voorstel door te zetten. Met 123 tegen 90 stemmen werd het verworpen. De Eerste Kamer verwierp het voorstel zonder eenige discussie. Er heeft een gevecht plaats gehad in het dorp Banitza bij Serres. De Bulgaarsche bende had 50 dooden, ook de aanvoerder sneuvelde. De Turken hadden 5 dooden en 3 gewonden. Dertig huizen werden verbrand. Een bende van twaalf man onder Petrof is verjaagd in den omtrek van Krapetitza bij Florina, met een verlies van zeven man aan dooden; en achterlating van buit en ook van dynamietbommen. Hassan Femir pasja seint naar Konstantinopel, Jat rust en orde teruggekeerd zijn te Saloniki. Een troep der, Macedonische opstandelingen wordt aangevoerd door een jong meisje, Catba-
rina Arnondowa genaamd. Zij is gewapend met een Mannlicher-geweer, dat zij uitmuntend weet te hanteeren. Catharina was een eenvoudige geitenhoedster. Zij verliet hare kudde om deel te nemen aan den strijd en voegde zich in mankleederen, van haren broeder geleend, bij den troep van Doutscho, waar zij haar eerste wapenfeiten volbracht. Volgens den Timescorrespondent te Peking is Rusland bereid Mantclionrije aan China terug te geven onder de volgende voorwaarden: 1°. dat geen deel der teruggegeven landstreken aan eenige andere mogendheid in welken vorm ook zal worden afgestaan. Anders zou Rusland krachtige maatregelen nemen. 2°. het tegenwoordig bestuur van Mongolië moet gehandhaafd blijven, daar als dat gewijzigd wordt, de bevolking onrustig zou worden en moeilijkheden aan de Russische grens zouden ontstaan; 3°. China zal geen nieuwe tractaathavens mogen openen of nieuwe consuls toelaten zonder toestemming van Rusland; 4°. als China vreemdelingen in dienst neemt, zullen deze geen gezag of werkkring mogen hebben in Noord-China, waar de Russische belangen overheerschen. Hier mogen alleen Russen worden toegelaten; 5°. Rusland neemt onder controle de telegraaflijn van Port Arthur, Nioe-sjwang en Moekden; 6°. na het herstel van het Chineesch bestuur in Nioe-sjwang zal de Russisch-Chineesche bank evenals tot dusver als douane-bank optreden; 7°. alle rechten, gedurende de bezetting door Russische onderdanen verkregen, zullen van kracht blijven na de ontruiming. Tevens wordt in de Russische nota nog uiteengezet, dat noodzakelijk is het behoud der bestaande gezondheidscommissie en van de Russische douane-ambtenaren (commissaris, dokter) die met de consuls, een vertegenwoordiger van den Russischen spoorweg, een bacterioloog en eenige Chineesche ambtenaren de commissie zullen vormen.
Generaal Mathos is te Barquisimeto aangekomen, waar zich 2000 opstandelingen saamgetrokken hebben. De regeering zond teen vier troepenafdeelingen, tezamen sterk 7500 man en deze hebben de stad omsingeld. Men verwacht, dat zij Zaterdag tot den aanval zullen overgaan. Matos’ toestand wordt hopeloos geacht. Het gerucht gaat te Aden dat ile llollali een Engelsche colonne heeft aangevallen te Galadi. De Mollah werd teruggeslagen en leed zware verliezen. De verliezen der Engelschen zijn aanzienlijk.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1903/05/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322066:mpeg21:p00001
DOOR CORNÉLIE NOORDWAL. 55. Toen de professor zijn brieven behoorlijk van een postzegel voorzien had, schelde hij en liet ze door de dienstbode op de post doen. Hijzelf zette zijn slappen zwarten hoed op de zilverwitte haren en ging naar den zonnigen tuin. In de verte zag hij Trees’ lieve gestalte met die zijner vrouw. Zij hielden elkaar omvat. Hij keek ééns naar de tintelende blauwe lucht en begreep niet hoe hij met zulk heerlijk zomerachtig weer zoo lang binnen had kunnen blijven. »Dat kind zal ons nog eens een beetje opvroolijken, vooral daar mijn oudste dochter weer zoo onbegrijpelijk is.” Mevrouw de Schenk was zeer verrast en blijde te hooren dat haar man naar Trees’ ouders geschreven had; zoo iets had ze nu in het geheel niet van hem verwacht. Echter, met fijnen tact begrijpend dat te veel verbazing zijn goed humeur pijnlijk zou aandoen, vermeed mevrouw de Schenk wijselijk zich ai te verwonderd en blij te toonen. Men moest de professor altijd maar zóó laten, evenals vele knorrige menschen , want blaast men even tegen een kruidje-roer-me-niet, och hemel, dan blijft er niets van het heele plantje over; en de goede bnien van slecht gehumeurden zijn kruidjes raak-me-niet-aan. Daar mevrouw de Schenk eenige huishoudelijke beschikkingen had te maken, liet zij Trees aan de welwillende zorgen van haar echtgenoot over, en de professor was daar niet rouwig om; hij onderhield zich gaarne met Trees en placht heele geleerde redeneeringen tegen haar te houden, die haar even wijs lieten als te voren. Nu echter werden zijn gedachten te veel in beslag genomen door haar lieftallig uiterlijk, dan dat hij zich het hoofd zou gebroken hebben met haar zaken te doen begrijpen die zij toch niet vatte. r>Trees! . . .” zei hij, haar mooie vlecht door zijn handen latende gaan. «Wat ben je toch groot geworden . . . toen je pas hier kwam, was je zoo’n kaboutertje en vroeg je, op het portret van Mozart i wijzend, waarom die heer een lintje om zijn haar droeg, ha, ha, ha! De professor had nog nooit zoo ( hartelijk gelachen, als bij de herinnering aan Trees’ j
kluchtige kindervraag en Trees keek lief glimlachend tot hem op met haar zonnig gezichtje, terwijl hij tegen een in vollen bloei prijkenden kastanje stond geleund. Die lach maakte den professor jaren jonger en Trees was verrukt over zijn goeden luim. Als door een plotselinge ingeving gedwongen, bukte de professor zich en kuste haar op het voorhoofd. «Trees, ik wou dat je mijn dochtertje was. Ik hou véél van je. Je bent een zacht schaapje.” Dit gezegde kwam zoo na aan de vervulling van Trees’ dierbaarste wenschen, dat het geluk haar te machtig werd. Zij had reeds zoovele aandoeningen doorstaan in de laatste drie weken, en nu dezen dag weer, dat hare zenuwen heel spoedig van streek waren te brengen. Hare lippen beefden en zij barstte in tranen uit. «Trees, poesje, wat scheelt er aan?” De professor vergat zijn heele waardigheid, ging op een bank zitten onder een tweeden kastanjeboom en hield Trees, die met hangend hoofdje voor hem stond, vast bij de handen. »Nu, Treesje?” hij keek haar heel vriendelijk aan. Hij hield volstrekt niet van huilen, maar Trees zag er terwijl ze huilde ook nog lief uit en daarenboven huilde ze zoo bescheiden; ze liet zoo blijken dat ze hem niet hinderen wilde met haar verdriet. «Nu, Treesje? En je ziet er zoo lief uit vandaag.” «Ik ben zoo blij dat u dat zegt!” stamelde Trees, haar hoofdje nog dieper latende zinken. De professor was zóó verrukt over dit gezegde; hij vergat geheel dat zij niet altijd klein bleef en trok haar op zijn knie. «Zou je dan graag een dochtertje van me zijn , Trees?” Zijn kleine grauwe oogen blikten in de hare. »Ja,” fluisterde Trees, plotseling zeer veel moed krijgend en haar armen om zijn hals slaand. Zij legde hare rosé wang tegen de zijne, zoo dor en gerimpeld, en de aanraking van haar frissche satijnen huid deed hem wonderwel aan en bracht hem in een nog teederder, expansiever stemming. Het was zoo lang geleden sedert hem van een zijner eigen dochters zulk een liefkoozing was te beurt gevallen! . .. Zoo lang, dat hij alle herinnering aan zulke verrukkelijkheden geheel vergeten was. Het leek hem toe als snoof hij de geuren van een rozentuin op en als was Trees een groote, heerlijke, rosé roos. »Ja., Trees,” zei hij, «daar is nu eenmaal niets aan te veranderen; je bent een dochtertje van je ouders. Maar hou je zooveel van me dat je mijn lochtertje zoudt willen zijn?” »Ja heusch, meneer!” fluisterde Trees, met schrik
bedenkend, dat het niet alleen om zijnentwille was. De gordiaansche knoop moest doorgehakt worden, en dit deed Trees door zich vreeselijk aan te gorden en met een energie waarvan zij zelf schrikte, te zeggen : »Ik kan uw dochtertje worden.” »Watblief?” vroeg de oude heer, die toch stellig overtuigd was, dat hij niet meer in den tijd van de wonderen leefde. Trees gleed van zijn knie af en liet hem de weelde van op te kunnen springen. »Ik zal het u maar zeggen.” Trees trok met haar zachte handjes zijn oude hoofd naar omlaag, en fluisterde hem in het oor : «Meneer boven wil zoo graag, dat ik zijn vrouw word.” »Watblief!? meneer boven? Jij een vrouw . . . Wat is dat nu? Ik kom toch nog aan sprookjes te gelooven . . .” Trees’ extase was geheel bekoeld en ze liet hare pas gedroogde tranen den vrijen loop. «Ik deeht dat ik wel uw dochtertje mocht worden!” snikte de kind-verloofde. »Och, mijn lieve kleine meid, kom maar hier. Maar dat is een heel gewichtige zaak, die je me daar vertelt . . . kom nog eens op mijn knie zitten en vertel me er alles van. Hou je van mijn jongen? heel veel, héél veel!” «O meneer!” zei Trees, «zoovéél zoovéél ... ik heb er nog niets van aan moe verteld . . . U bent eigenlijk de eerste die het weet!” besloot zij hem ernstig en vertrouwelijk aanziende. De professor barstte in een tweeden schaterlach uit, en Trees keek hem glimlachend aan, door haar tranen heen. «Ik ben heel vereerd met je vertrouwen, hoor, en zal eens ernstig over de zaak nadenken. Hoe komt de jongen tot zoo’n dwaasheid ?” »Hé, meneer!” pruilde Trees verschrikt. «Meneer boven is heel verstandig.” «Neen, neen,” zeide de professor, haar betraande wangen streelend, «ik zou in zijn plaats even gek geweest zijn, misschien nog veel gekker, want al ben ik nu heel oud, Treesje ... ik was een net als jouw meneer boven.” «Houd u niet meer van mij dan van juffrouw Klokstra?” vroeg Trees, op den man af. «Nu, dat zal waar zijn,” verzekerde de professor. ïJe brengt me daar op het idéé, kleine meid, dat onze jongen veel erger had kunnen doen dan jou in de familie te brengen. Fn wat ken je al zoo? Ben je nog al goed in het huishouden?” «O ja, meneer! Ik kan koken en strijken en bruin boenen en dan heeft meneer boven me Fransch,
Engelsch en Duitsch geleerd, dat hou ik nu altijd nog bij. Ik zie de thema’s zoo eens na, die ik toen maakte, en als het geen al te moeilijke verhaaltjes zijn, kan ik ze lezen . . .” «Je bent een heele geleerde!” betuigde de professor lachend «en het liefste kind dat ik ooit gezien heb. Wat krijg ik van je als ik ja zeg?” Trees plooide haar rozenmondje bijeen en hadden er niet veel heeren den professor benijd, als zij gezien hadden hoe hij omhelsd werd? Hij was er zeker van. «Wat zal jij een aardig vrouwtje zijn!” zei de professor. «Je bent naïef, maar toch niet Jetterig.” «Is ’t mogelijk?” riep mevrouw de Schenk, «wel Trees!! Of ik je ook graag tot dochtertje wil hebben? Ik geloof van ja! En weten je eigen ouders er nog niets van, stoute meid! Hoe dirrf je? En dat die jongen nu al dien lijd niets van zich laat hooren ... daarom hen jij gestuurd, hé? Hoe slim! Verlangt hij niets naar dikke mama Marietje, nu, zèg?” «Ik heb ten minste een bejaarde schoondochter!” zei de professor, schaterend. «Roep Juste toch eens, Marie, ik moet hooren wat zij er van zegt.” Mama begaf zich in zeer vroolijke stemming naar boven. «Het is wat moois dat het poppenmaatje van vroeger, zoo achteruit wordt gezet!” bromde ze. Niettegenstaande haar besluit papa in geen drie dagen aan te zien, kwam Juste onmiddellijk beneden; te verbaasd over het groote nieuws om nog langer wrok te koesteren en zich over te geven aan zwaarmoedige gepeinzen. Dora, die de familie wilde verrassen, had hare zuster niets van haar engagement geschreven. Er was dus nog een verrassing in aantocht voor de bewoners der villa Francoise-Marie. Toen de dames in de huiskamer kwamen; barstten zij beiden gelijktijdig in een hartelijken lach uit, want daar stond de professor, met zijn handen in de zakken, aan den eenen kant van de tafel genoeglijk en vriéndelijk vaderlijk-beschermend naar Trees te staren, die hem half bedeesd, half schalks zat aan te kijken van de overzijde; haar poezele kin rustend op een dito handje; de elleboog op tafel. Het was een tafereel zoo aardig als men maar kon wenschen. Klaarblijkelijk kon de hooggeleerde heer zijn schoondochter niet genoeg beschouwen en bewonderen. (Wordt vervolgd.)
"KLEINE TREES". "Bredasche courant". Breda, 1903/05/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322066:mpeg21:p00001