KENNISGEVING. De VOORZITTER VAN DEN RAAD VAN BEROEP (Ongevallenverzekering) maakt bekend, dat de eerstvolgende Terechtzitting van den Raad van Beroep zal gehouden worden op Zaterdag, den 8sten Augustus e k. des voormiddags te tien ure in de zittingzaal der Rechtbank in het Paleis van Justitie, alhier. BEKENDMAKING. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda. Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden aan: J. C. G. Kampfraath en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het oprichten van eene smederij en het plaatsen van een gasmotor van 4'/, paardenkracht in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de Ginnekenstraat n°. 85, kadastraal bekend sectie B n°. 3944, en aan het R. K. Kerkbestuur van de H. Barbara en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het plaatsen van een gasmotor van 2 paardenkracht in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de Prinsenkade, kadastraal bekend sectie A n°. 6059. Breda, 27 Juli 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. LICHTSTERKTE VAN HET GAS. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat, blijkens het rapport van den heer dr. Reinders, in de maand Juli 1903 de lichtsterkte van het gas, berekend in Engelsche standaardkaarsen, bij een verbruik van 141,6 L. gas per uur, was: het hoogst 11 Juli — 13,8 en het laagst 4 » — 13,2 terwijl de gemiddelde lichtsterkte was 13,5. Zwavel in mG. per M3. gemiddeld 682. Ammoniak » t s y> » 0,8. Koolzuur in volume-procenten v 1,41. Breda, 28 Juli 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: 1'* Ed. GUL JÉ, burgemeester, A. R. VERMEULEN, secretaris.
Bredasche courant
- 31-07-1903
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 31-07-1903
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 89
- Jaargang
- 112
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
Algemeen Overzicht.
Met instemming en welgevallen neemt de Duitsclie pers uit de Tagliche Rundschau het volgende ingezonden stuk »van geachte zijde” over: »Met bevreemding heb ik, en, gelijk ik verzekeren kan, uitgebreide kringen met mij, in deze dagen gelezen van de in het oog loopende attenties die autoriteiten pas aan den heer Van «Ier Bilt, een jongen man van 31 jaar, en eenigen tijd geleden aan den heer Morgan zeer officieel hebben moeten bewijzen. Wij vragen ons vergeefs af, hoe onze ambtenaren en officieren er toe komen, om reizende particulieren die Verder door niets uitgemunt hebben dan door hun rijkdommen, eerebewijzen te geven, alsof ze gasten waren van het Duitsche volk, alsof wij voor een of ander verplichtingen jegens hen hadden? Wie is mijnheer Van der Bilt, wie is mijnheer Morgan? Zoo moet, zonder die menschen in het minst te willen verldeineeren, in zulk een geval iedereen vragen die nog eenig besef voor innerlijke vrijheid en trots heeft behouden; die niet inziet, waarom bezit op zich zelf op hoogere waarde geschat moet worden dan andere kwaliteiten van menschen die toevallig den mammon missen of zelfs opzettelijk versmaad hebben, hem na te jagen. Ik ben geen officier en ik ben ook geen ambtenaar. Ik ben echter een onafhankelijk gestudeerd man, op wien een willekeurige Amerikaansche groote hans geen indruk maakt, omdat hij misschien evenveel millioenen in zijn zak heeft, als ik biljetten van honderd mark. En ik moet zeggen: Ik vind onze officieren, onze ambtenaren er te goed ; voor, om bij zulk een man op een wenk van i moger hand representatief hun opwachting te ?aan maken. Tegenover wien anders gebeurt lat? Gelooft men soms daarmee den indruk te naken op de Amerikanen? Gelooft men er de betrekkingen tusschen Duitschland en Amerika iok maar iets mede te verbeteren? Ik geloof i lat men zich kolossaal vergist. Uit liefde doet 1 ;een Amerikaan, doet niemand op den aardbol : ets te onzen gunste. Alleen het eigenbelang, ] !e commercieele noodzakelijkheid leidt de men- ï chen tegenover ons, zooals het, Gode zij dank, 1 'ij de menschen met inzicht onder ons tegenover i enlieden ook reeds het geval is. Door be- i
minnelijkheden die niet hun oorzaak hebben in het natuurlijke karakter van onze natie, maar geforceerd en overdreven lijken, en tegen de goede Pruisische traditie indruischen — door zulke ongemotiveerde flikflooierijen maken wij ons op zijn hoogst verdachh Wij gooien ons zelf weg, geven een mijnheer die ons volstrekt niets aangaat, de gelegenheid, om zich tegenover ons den grand seigneur te voelen en bewerken door dat alles slechts dan wij een indruk van zwakheid maken, die niet eens in overeenstemming is met de werkelijkheid.” In het Hoogaarsclie Huis van" afgevaardigden verzocht de minister-president gisteren de indemnitoitsbill aan de orde te stellen. De dwarstrekkers slaakten dadelijk oorverdoovende kreten. De onder-voorzitter schorste de vergadering. Bij de heropening stond de minister-president opnieuw op ie midden van een heidensch spektakel. Hij kon geen woord uitbrengen. De herrie bereikte haar toppunt. Ten slotte sloot de voorzitter de vergaderingen besliste dat het publiek niet tegenwoordig zou zijn bij de voortzetting van de beraadslagingen. Bij de heropening van de vergadering verwekte de afgevaardigde Papp, van de Kossuthpartij, een levendige opschudding, door mede te deelen dat de gewezen afgevaardigde Dienek hem eergisteren 12,000 kronen had gegeven, opdat hij geen deel zou nemen aan de dwarsdrijvery en uit Boedapest zou vertrekken. Hij voegde er bij dat Dienek nog 2000 kronen overhield als commissie-loon. Papp deponeerde het geld op het bureau, hij -eide het enkel te hebben aangenomen, om het corpus delicti van poging tot omkooping in handen te hebben. Th jt stelde voor, dat het Huis een commissie van onderzoek zou benoemen, welk voorstel met algemeene stemmen werd aangenomen. In de vergadering met gesloten deuren, die daarop volgde, onder leiding van Apponyi, verklaarden de afgevaardigden Ülay en Polonyi dat zoo lang geen licht was verspreid over den poging tot omkooperij, de oppositie geen geregelde beraadslaging zou gedoogen. Na verklaringen van den onder-voorzitter Tallian wordt de vergadering weer publiek en zoo duurde zij nog tot acht uur ’s avonds voort. mm-TTrainwui ■■■ innum imihmi, i — ■ ,
In stiijd met de eerste berichten is «le bijzetting- van den paus van veel onstichtelijks vergezeld gegaan. Alle bladen, van welke kleur ook, zijn het hier over eens. Volgens de Trïbuna heeft kardinaal Rampolla zich in bitteren toon tegen den bestuurder der Pieterskerk uitgelaten over de wanordelijkheid bij de begrafenis van den paus. Vooral gispte hij ’t voor-zondvloedelijk ophijsch-apparaat en de onbetamelijke kleeding der werklui. Voorts moet de majordomus veel te veel kaarten uitgegeven hebben, waardoor deze biljetten in handen van handelaren kwamen en allerlei profaan publiek toegang had verkregen. Een paar stemmingsbeelden uit klerikale bladen. De Popolo lïomano schrijft o, a.: »De nobelgarden en de officieren der Zwitsersche garde voerden galante gesprekken met de in zwarte mantille verschenen dames, terwijl de paleiswacht in het schip van de kerk bewijzen van een tw'ijfelachtige discipline gaf.” De Giorna d'Italia schrijft: »Iets onaeslhetisflch stoorde de aandacht der menigte; allereerst het hijschtoestel, dat aan een galg deed denken, dan de werklui in hun werkkiel, die van balk tot balk klauterden en elkaar luid toeriepen: Ho! Laat los! Trekken! Hop! Nieuwsgierigheid dreef mij naar de Sacramentskapel, waar voor korten tijd nog honderdduizenden waren neergeknield. Het rijke tapijt, waarop het lijk gerust had, was reeds weggenomen, de matrassen werden juist door een arbeider op zijn schouders weggedragen en van al de pracht van het praalbed bleef niets dan een kaal houten geraamte over. Bij dit sombere gezicht voelde ik mij koud worden.” Kortom, de noodige leiding schijntontbroken te hebben. Te Danville, in Illinois, is Zaterdag weer een neger, die een blanken man had gedood, door een verwoede menigte uit de gevangenis gehaald en ter dood gebracht. Na het verbranden van den doode trok de menigte opnieuw naar de gevangenis, om nog e n anderen neger op te eischen. Maar nu werden «Ie Iyucliers ontvangen door eene sterke politiemacht, die eindelijk op Ie menigte schoot, waarbij verscheidenen ernstig everden gewond.
Vijf negers werden nog door de menigte vervolgd en mishandeld. Maar ten slotte werd de orde hersteld. Nog een geval van slynchen” wordt uit de Vereenigde Staten bericht. Te Shreveport (Louisiana) is eene negerin door eene volksmenigte opgehangen en met kogels doorboord. Zij werd beschuldigd van moord op eene blanke dame en van nog een anderen moord, waarvoor onlangs een neger ter dood werd gebracht. Een neger, die onlangs te Darien (Georgië) werd gelyncht wegens aanranding van een blank meisje, is gebleken onschuldig te zijn geveest. De ware schuldige is dezer dagen gevat. Te Foster (Pennsylvanië) is een detective bijna gelyncht, omdat hij verklaarde te hebben ontdekt, dat aanzienlijke inwoners den Lackawannaspoorweg bestalen.
DE WITTE DOROTHEA.
VAN ERNST VON WILDENBRUCH. 32. »Zie je — Dorothea,” begon hij aarzelend, »je plan is, zooals ik zei, voort effelijk — maar — weet je — mama Brinkmann zou het misschien prettiger vinden als zij eenigszins voorbereid was op ie bezoek.” ®Wat zou er nu voor voorbereiding noodigzijnp” vroeg Dorothea. Zij had geen flauw besef van de vrees die hem vervulde; het scheen haar niet meer dan natuurlijk, dat bet huis Brinkmann zich door haar de wet zou laten stéllen, even goed als het huis Pfeiffenberg. De kassier, als gewoonlijk op de hand zijner dochter, sneed alle verdere beraadslagingen af door te verklaren : »Dat is dus afgesproken, kind; het is een prachtig plannetje. Eerst zet je mij af aan het bureau, dan ga je samen naar Brinkmann, en om een uur of half twee vinden wij elkaar bij Ehmke, bestellen daar wat lekkers en drinken er een glas ohampegner bij. Goedgekeurd mijnheer de minister P” Hij was van tafel opgestaan en hield zijne hand uitgespreid voor haar gelaat, zoodat zij als door traliën heenkeek ; toen kuste hij haar, tusschen zijne vingers door, lachend op de beide oogen. Hij was in een bijzonder vroolijke stemming door het vooruitzicht, morgen bij zijnen rit naar de stad zijne mooie dochter tot gezelschap te hebben, in plaats van alleen den stijven Maurits. Den volgenden ochtend nam zijne opgeruimdheid nog toe toen hij Dorothea reeds kant en klaar aan de ontbijttafel vond. En wat zag zij er goed uit in het donkergrijze krippen japonnetje en met den breedgeranden stroohoed, die met eene slappe zwarte veer was opgemaakt! Nog blanker dan gewoonlijk scheen de hand, waarmee zij de kopjes op het blad terecht zette De kassier moest even den rand van harefl hoed ombuigen, om haar vol in het gezicht te zien, en hij meende dat iedere man die haar vandaag zag, onmiddellijk zijn hart moest verliezen, want dat zij nog veel
senooner was dan gewoonlijk, omdat er eene zachte, liefelijke uitdrukking op die mooie trekken lag. Deze rust was het gevolg van een vast besluit In de stilte van den nacht was zij zich met schrik bewust geworden, hoe zij op het punt was geweest hare kuischheid van gemoed te verliezen. Nadat zij zich ontkleed had, had zij snel het licht uitgedaan, want het scheen haar toe alsof weder die donkere, wilde, verteederde oogen op haar rustten, en als moest zij zich daarom in het duister verbergen. Niets meer daarvan — niets meer van hem — terug naar het stille, geregelde leven, waar rust heerschte, en vrede en kalm geluk; teiug naar de eenvoudige menschen, die zeker veel beter waren dan zij vroeger meende, met wie zij slechts niet had leeren omgaan. Nu wilde zij hun gezelschap zoeken, en hun vriendelijk tegemoettreden, als de gelijke den gelijken. Ja, ja, dat wilde zij, dat besloot zij — en met dit besluit was zij dadelijk ingeslapen en eerst in den morgen ontwaakt. En dit besluit stond bij haar vast, terwijl zij met haren vader en Maurits langs den straatweg reed, die van Nienstedten naar Altona voert. De zon was door lichte wolkjes bedekt; het was een doffe, zachte zomerdag, eene atmosfeer juist geschikt om te denken en te droomen. Dat. deed Dorothea dan ook. Zij sprak haast niets en leunde achterover tegen de kussens, de oogen op het landschap voor zich gericht en met een gevoel in het hart, alsof zij een nieuw leven tegemoet ging In den huize Brinkmann werd de aankomst van het rijtuig het eerst bemeikt door Jetje, die voor het raam stond. Zoodra zij Dorothea herkende, liep zij met een luiden vreugdekreet naar hare moeder, die in het achtergedeelte van het huis bezig was de waseh te beredderen. »Hemei, mama, mama!” —- en zij vloog hare moeder Jm den hals, zoodat deze een heel pak gewassohen sn gesteven overhemden van den heer Brinkmann liet rallen: »Maurits is gekomen! En raad eens, wie nog neer P Dorothea!” Mevrouw Brinkmann had het warm gekregen bij laar werk; zij was nogal gezet, en in de kleine ruimte leerschte een verstikkende lucht. Daarenboven was ij nog in haren morgenjapon, volstrekt niet gekleed m bezoek te ontvangen. »Nu al ?” was het eenige dat zij antwoordde. Zij keek naar hare voeten, die in roodwollen kousen n gelapte pantoffels staken, en naar haar huisschort.
»Nu, ga jij ze maar ontvangen, ik kom dadelijk,” beval zij hare dochter. Terwijl Jetje even pijlsnel verdween, ging moeder Brinkmann naar hare kamer om toilet te maken , en, hadde zij aan hare gedachten woorden gegeven, zij zouden ongeveer zóó geklonken hebben: »Wat is dat voor eene manier, de menschen zoo onaangediend te overvallen ? Op eenen tijd dat iedereen in de huishouding bezig is? Maar natuurlijk, daar is zij eene prinses voor — altijd hare eigen luim volgende — dat komt er van als je zoo bedorven wordt door je vader — dan verbeeldt men zich langzamerhand dat men machtig wat is.” «Emma !” Zij schelde driftig om het dienstmeisje, dat haar helpen moest hare bruine zijden japon aan te trekken. Emma was aan het wassehen; het duurde dns tamelijk lang eer hare handen droog genoeg waren, om de zijden japon te mogen aanraken. Dit oponthoud ontstemde mevrouw Brinkmann natuurlijk nog meer. «Weken lang bemoeit zij zich volstrekt niet met ons, en nu overvalt zij ons opeens ! Waarom komt zij zoo plotseling vandaag?” Ha — daar kreeg zij eenen inval. Had Maurits niet verteld dat de schilder gisteren-morgen afgereisd was ? Of daar iets achter zat — of dit met hare komst in eenig verband stond P Het scheen wel haast ónmogelijk ;— maar toch — zoolang hij er was, had zij geenen voet van het buiten gezet — en nu opeens — ? Plotseling bleef mevrouw Brinkmann midden in de kamer staan, zoodat Emma, die juist met de japon gereed stond, schrikte; zij meende dat zij iets verkeerds gedaan had. Dorothea had ook altijd de partij voor dien man opgenomen — van het eerste oogen blik af Zij had wel 1 gezien hoe het meisje en de schilder dien avond na het diner, waarbij hij zich zoo vlegelachtig tegen haar 1 had aangesteld, in het donker in den tuin hadden ' zitten te fluisteren; zij had er Dorothea ook dadelijk over aangesproken, en die had zich zeer goed ge- I houden, dat was waar — maar dat kent men — dat > kent men! ‘ j Met eene heldhaftige poging schoot mevrouw Brinkmann nu in hare bruinzijden japon, die knetterde en 1 kraakte bij het inspannen harer zwaarlijvigheid. i Intusschen had Jetje de plichten van gastvrouw waargenomen en Dorothea aan de deur met eenen storm I van liefkozingen ontvangen.
»Oeh, Dorothea, hoe vreeselijk lief, dat je gekomen bent! Je moet het maar niet kwalijk nemen, dat alles hier een beetje in wanorde is; wij hebben juist wasehdag —” Op het oogenblik dat Dorothea de lange, smalle gang intrad, kwam haar eene akelige lucht tegemoet — van ciehorei-koffle. Waarschijnlijk hadden de vrouwen die met de waseh bezig waren dien drank gebrouwen . — maar de lucht was er in ieder geval; en terwijl Jetje er niets van scheen te bespeuren, ’had hare bezoekster moeite om haren afkeer niet te sterk te toonen. »En nu hier in,” zeide Jetje, die ondertusschen haren bruidegom ook met een klinkenden kus begroet had. Zij opende eene deur en verzocht Dorothea met stralenden blik binnen te treden. Men kon merken dat zij er trot-seh op was het salon aan hare aanstaande zuster te vertoonen. Met een half glimlachje overschreed Dorothea den drempel en keek om zich heen. Aan de zijwanden van de met vier vensters voorziene kamer hingen, in strenge symetrie, boven en naast elkander, kopergravures en platen : Antonius bij het lijk van Cesar, Wellington en Blüoher, elkander op het slagveld van Waterloo begroetend om meer dergelijke, in het tweede tiental jaren onzer eeuw overbekende en geliefde voorstellingen. Op den achtergrond prijkte in bonte kleuren eene groote oleographie, een Zwitserseh landschap verbeeldende. Voor de vensters stonden op kleine, ronde, met vergulde kettinkjes versierde tafels hooge marmeren vazen, waaruit kunstbloemen en slingerplanten afhingen; in het midden van het plafond hing een kolossale kroon, die men evenwel niet verder kon bewonderen, omdat sij geheel gehuld was in een grijzen zak, Van dezelfde ’rijze stof waren ook de hoozen, waarmee de sofa’s in stoelen omkleed waren. Dit alles had Dorothea met eenen blik overzien. L’oen zij nu op eenen der armstoelen plaats wilde nemen, doog Jetje op haar toe. «Neen neen, Dorothea, laat mij er eerst het overrek afnemen 1” En wat de bezoekster er ook tegen nbraeht, de kleine begon terstond met den meesten jver de bandjes los te maken. «Hadden we maar geweten dat je vandaag komen ou, dan hadden wij natuurlijk alle hoozen weggelomen ; maar dat jij er op zou zitten — neen, neen 1” Weldra vertoonde de armstoel zich in zijn volle iracht van roode zijde. {Wordt vervolgd.)