EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, VwMstraat, Telefoonnuimei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorflijn- en lenM-StiÉii, BEHANGSELPAPIER Meubels en Bedden. rngericht voor het geheel in orde maker, van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING. AFSLUITING HOOGE BRUG. Burgemeester en Wethouders der gemeente Breda brengen ter algemeene kennis, dat de Hooge Brug, verbindende de Vischmarktstraat met de Zoutstraat, van Maandag 3 tot en met Zaterdag 8 Augustus a. s. voor het verkeer met rij- en voertuigen (niet voor voetgangers) en voor de scheepvaart zal gesloten zijn. Breda, 30 Juli 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: En. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. WONINGWET. Burgemeester en Wethouders van Breda brengen ter kennis van de verhuurders van woningen, welke
drie of minder ter bewoning bestemde vertrekken bevatten, onverschillig of de woning op zich zelve een gebouw vormt, dan wel van een gebouw deel uitmaakt, dat zij verplicht zijn vóór den Isten November 1903, ter gemeentesecretarie, aangifte te doen van: a. hun naam, hunne voornamen en woonplaats ; b. de ligging, zoo mogelijk met aanduiding van straat en nummer, van het gebouw, waarin zich de woning bevindt; c. het aantal vertrekken der woning; d. het aantal der bewoners, met vermelding van naam en beroep. Be formulieren van aangifte zijn ter gemeentesecretarie kosteloos verkrijgbaar. Onder verhuurders worden verstaan de personen, die, hetzij voor zich zelven, hetzij iu eenige hoedanigheid, eene woning schriftelijk of mondeling verhuren. Verhuurders, hierboven gemeld, zijn voorts verplicht nieuwe aangifte te doen binnen eene maand, nadat de woning door een nieuwen huurder is betrokken, tenzij deze inmiddels de bewoning heeft gestaakt. Hij, die niet of niet behoorlijk voldoet aan een der bovengenoemde verplichtingen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf-en-twintig gulden Breda, 31 Juli 1903. Burgemeester en wethouders van Breda: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. I
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/08/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322112:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1903/08/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322112:mpeg21:p00001
Kr is door het nationaal bureau van Vrouwenarbeid (directrice mej, Marie Jungius, Den Haag) eene beweging op touw gezet, om winkelbedienden, onderwijzers e. a die gedurende hunne werkzaamheden veel moeten staan, hunne taak te vergemakkelijken door het geven van gelegenheid om te zitten gedurende of na de werkzaamheden Hit is van het grootste belang. Het is toch vooral
f de zwakkere sexe, die van vele misstanden in dit opzicht de dupe wjordt, en ongetwijfeld dit langs den weg der erfelijkheid invloed moeten hebben op het nageslacht. Iedere arbeider moet tegenwoordig in denzelfden tijd meer werk doen dan in vroegere jaren. De concurrentie wordt steeds grooter en de werkgever moet meer uit zijn personeel halen, wil hij succes hebben. Niettemin, al zijn ook de loonen naar rato verhoogd, een ieder die het wel meent moet erkennen, dat eene beweging om zekere grenzen te stellen, om de werk-uren te verkorten, de uren vrij-af en vacanties te verlengen en dus voor de gezondheid der winkelbedienden e. a, te zorgen, noodig en nuttig is. Men kan zich tegenwoordig geen voorstelling meer maken van de vroegere toestanden en wat moeite het bijv. beeft gekost om er eene wet door te krijgen die den arbeid van kinderen in fabrieken verbiedt. Men vreesde dat het voor de nijlheid de nekslag zou zijn. Nu is men ’t er toch wel algemeen overeens, dat deze wettelijke regeling goed is. In vele steden sluiten de grootste winkels ’s Zondags en ook ’s avonds vroeg. Er blijven echter altijd menschen over, die om werkelijke offictieve redenen beweren, dat ze daaraan niet kunnen i meedoen, en het resultaat is dan ook i dat tal van bedienden niet krijgen wat 1 bun toekomt. Het ware een zegen, als de wetgever ook hier zijne stem wilde <
doen hooren en bij de wet wilde bepalen, wat langs vrijwilligen weg niet gaat. Wij zouden met zoo’n wet niet de eerste of eenige staat zijn, die deze invoerde In Frankrijk bestaat de wet van 29 December 1900, die bepaalt dat m ieder lokaal van magazijnen winkels enz. waar vrouwen werkzaam zijn met iet gereedmaken van goederen voor den verkoop en het te koop aanbieden daarvan, evenveel stoelen moeten zijn als daar irbeidende vrouwen. Overtreding wordt gestraft met boeten van 5 tot 100 francs net of zonder verzwaring van aanplakking fan het vonnis en openbaarmaking in ien of meer dagbladen op kosten van len veroordeelde. In Schotland bestaat een »Shop Assisants Seat Bill”, een wet die den werkgevers de verplichting oplegt om aan de vinkelbedienden in hunne vrije oogenjlikken gelegenheid te geven om te itten. Vooral voor de vrouwelijke ledienden, die dikwijls uren lang hare tezigheden moeten verrichten in bekrompen ruimte, slechts-geventileerd en vericht door kunstlicht, waar de zon nooit chijnt en geen frissche lucht binnenkomt an de tocht van de straat, is dit een egen. Zoolang dit alles wordt over;elaten aan de discretie van den winkelier, fordt er niets gedaan. Wat het werk s van iedereen is het werk van niemand n — er gebeurt niets, zoolang er geen ^ettelijke bepalingen worden gemaakt. In Duitschland is op 1 April 1901 en regeling in werking getreden vast-
gesteld door den Bondsraad op grond van de gewijzigde Gewerbe-ordnung. Deze laatste bevat zelve geen bepalingen op dit stuk, maar in het Rijkshandelswetboek zooals dit sedert 1 Januari 1900 luidt, leest men reeds de verplichtingen van de patroons om voor voldoende zitplaatsen te zorgen. In ’t algemeen moet allen geëmployeerden veroorloofd worden plaats te nemen steeds, wanneer dat de vervulling van hun plicht niet belemmert. In Noord-Amerika hebben vele Staten wetgeving op dat gebied, o.a, in NewJersey, Ohio, Utali, South Carolina, Flokda, Wisconsin en Nebrasria. In de laatstgenoemde is naast de bepaling van zitplaatsen ook voorgeschreven dat een vrouw, in dergelijke als hier bedoelde ondernemingen, niet meer dan 60 uur per week en 10 uren per dag, tusschen 6 uur ’s morgens en 10 uur ’s avonds mag werkzaam zijn. In Australië hebben Nieuw-Zeeland en West-Australië een wet op de winkeluren, die bepaalt dat voor elke drie vrouwen een stoel moet aanwezig zijn, achter de toonbank of op eene andere geschikte plaats. Ik geloof niet, dat er in ons land eene statistiek van bestaat en daarom is het leerzaam te lezen, dat in Engeland de sterfte der bedienden in manufactuurwinkels van 1881 tot 1897 18°/0is gestegen, vooral aan borst- en hartziekten en dat het aantal zelfmoorden onder die klasse van arbeidsters en arbeiders verdriedubbeld is. Aan tering sterven van deze menschen 41 °/0 meer dan van andere groepen werklieden van denzelfden leeftijd. Ongetwijfeld heeft dit zijn grond voor een deel in de inademing van stof, maar men vergete niet dat er andere oorzaken bijkomen. Midden in den heeten zomer heeft men de suitverkoopen” en de zuinige huismoeders komen nu allen voor den dag om een slag te slaan. Vandaar eene ophooping van menschen die de atmosfeer bederft, benauwd, heet maakt. In die atmosfeer moeten de bedienden echter den geheelen dag en dikwijls diep in in den nacht arbeiden. De ventilatie is meestal gebrekkig, aan ’t einde van de dikwijls pijpela-achtige winkels. Is dit niet iets voor onze inspecteurs van den arbeid ? Een andere reden voor het ongezonde uiterlijk, het gebrek aan levenskracht en levenslust bij vele van de bedienden is de afwezigheid van het directe zonnelicht. Alle winkels kunnen niet aan de zonzijde van de straat zijn, maar alle winkels moesten zoo gebouwd zijn, dat althans voor een gedeelte van den dag de zon er in kon doordringen. Het dikwijls den geheelen dag gebruikte kunstlicht bederft de atmosfeer nog dubbel (als ’t geen electrisch licht is),, en men moet dus electrisch licht in die winkels verplicht maken. Een ander groot gebrek is de onregelmatigheid in de werk-uren. Het opruimen van den winkel na ’t sluiten, de korte tijden toegestaan voor de maaltijden en de te lange werktijden zijn groote fouten. De Staat moet hier ingrijpen en de uren van openen en sluiten en de tijden voor de maaltijden en voor vrij-af (bijv. in den morgen of bij beurten) bij de wet voorschrijven. Zoolang dat niet gebeurt, blijft het bij ’toude. *Wij wenschen het Nationaal bureau voor Vrouwenarbeid alle succes op zijn streven om dezen arbeiders behoorlijk gelegenheid te geven om uit te rusten. Maar het vergete daarbij niet, dat daarmede weinig wordt bereikt, zoolang ook aan die andere punten niet meer aandacht wordt geschonken.
"WINKELBEDIENDEN.". "Bredasche courant". Breda, 1903/08/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322112:mpeg21:p00001
VAN ERNST VON WILDENBRUCH. 33. «Hoe mooi,” zeide Dorothea, vriéndelijk glimlachend. Dat die ééne roode stoel een afschuwelijk contrast maakte met zijne minder begunstigde meubelcollega’s, zeide zij natuurlijk niet. Jetje'scheen er geen gevoel voor te hebben en zette zich "zoo dicht mogelijk naast haar, terwijl Maurits tegenover haar eveneens op een overtrokken stoel plaats moest nemen; hij behoorde al tot de familie, en werden dus met hem minder complimenten gemaakt. Zoo zaten zij te wachten tot Dorothea iets zou zeggen. Wie zou er spreken, als zij niet sprak P Dorothea zweeg voorloopig ; zij moest zich eerst als het ware bezinnen, waarom zij eigenlijk gekomen was. Deze smakelooze omgeving — hoe konden menschen in zulk een vertrek wonen P Het scheen haar iets onmogelijks. En wat kon zij in vredesnaam praten met dit goedhartige schepseltje, dat als een schoolmeisje niets anders te doen wist dan haar innig de hand te drukken en haar met verrukte blikken aan te staren ? Eindelijk schudde zij met geweid dit gevoel van onmacht van zich af, en begon, terwijl Jetje liefkoozend over het haar streek : »lk heb zoo gedacht, dat ik je misschien wat kon helpen met je uitzet. Heb je al linnen gekocht? Anders konden wij er samen eens op uitgaan.” Jetje greep in vervoering hare beide handen. »0, Dorothea, hoe aller — allerliefst van je! Jij met je praetische verstand en je uitstekenden smaak !” Zij zou zeker nog meer woorden hebben gebruikt om haren dank en hare uitbundige vreugde te uiteu, als niet op ditzelfde oogenblik mevrouw Brinkmann verschenen was. Maurits sprong haastig op en ijlde, den hoed in de hand, zijne aanstaande schoonmoeder tegemoet, wie hij eerbiedig de vingertoppen kuste. Dorothea was langzaam opgestaan en reikte haar de hand: «Goeden morgen, lieve mevrouw Brinkmann,” «Lieve Dorothea, welk eene onverwachte verrassing!” zeide de vrouw des haizes, terwijl zij haar omhelsde. Dorothea had weinig op met dergelijke
liefkozingen onder vrouwen, vooral niet als zij verhit en zwaarlijvig waren; doch zij kon er zich moeilijk tegen verzetten. «Maar blijf toch zitten,” vervolgde mevrouw Brinkmann met die kleinburgerlijke beleefdheid, die niet voelt dat zij onbeleefd is; en terwijl Dorothea, onwillekeurig glimlachte over dit gebrek aan manieren, weer plaats nam, liet de gastvrouw zich door Maurits een fauteuil bijschuiven, en boog zich, eenmaal gezeten, geheel voorover, om hare bezoekster op te nemen. Kwam het Dorothea slechts zoo voor, of beproefde deze vrouw werkelijk in hare trekken te lezen P In ieder geval was het haar pijnlijk, zoo aangestaard te worden, en zij sloeg de oogen neer, met eene uitdrukking op haar gelaat, die mevrouw Brink maun de stille opmerking deed maken: «trotsch als eene prinses”. W at zag zij er weer elegant uit! Naast haar was Jetje niets dan een onnoozel bakvischje ! Zoo zaten er nu vier menschen over elkander, die elkaar niets te zeggen hadden. «Papa laat u vriendelijk groeten, mevrouw !” begon eindelijk Maurits Pfeiffenberg, om de stilte te verbreken. «Dank je! antwoordde mevrouw Brinkmann: «ik hoop dat mijnheer wel is P” De vraag was eigenlijk tot Dorothea gericht, in de hoop haar aan het praten te krijgen ; maar toen deze bleef zwijgen, antwoordde Maurits weer: «Goddank ja — niettegenstaande de groote hitte.” «Neen, dat geloof ik; bij u buiten in dat heerlijke park, met die koele schaduw onder de boomen ! — O, wat was het laatst verrukkelijk bij u ! En aan tafel! Niets warm , hoewel er zooveel menschen.bijeen waren ! Wij hebben er later nog dikwijls over gepraat, en Brinkmann zeide: «Kon ik maar eens te weten komen hoe juffrouw Dorothea dit alles zoo goed in orde krijgt!” «Het doet mij innig veel genoegen,” zeide Dorothea met een vriendelijken glimlach, «dat het u bij ons goed bevalt,” en zij stak mevrouw Brinkmann hare hand toe. Maar voordat mevrouw die vatten kon, had Jetje ze met vuur gegrepen en aan hare borst gedrukt, terwijl zij opgewonden uitriep : «Hoe zou het iemand bij u niet kunnen bevallen ? Daar buiten komt men als in het Paradijs I” «Nu moet u mij echter vast beloven, hier ook eens iet middagmaal te komen gebruiken.” Met deze uit- i
noodiging viel mevrouw Brinkmann haar dochtertje in de rede. «Zeker, zeer gaarne,” antwoordde Dorothea. _ «Natuurlijk moet u het eenvoudige voor lief nemen,” ging mevrouw Brinkmann voort, «ieder geeft het zoo goed hij kan.” «Maar — beste mevrouw !” — Dorothea glimlachte. «Ais eene prinses,” dacht de huisvrouw weder. «Weet u, mama, wat Dorothea mij kwam voorstellen?” zoo mengde Jetje zich in het gesprek. «Zij wil mij helpen bij het koopen van linnen voor mijn uitzet.” Mevrouw Brinkmann ging plotseling als eene kaars zoo recht op haren stoel zitten, en kuchte, omdat hare keel plotseling zoo droog geworden was. Maurits Pfeiffenberg beefde. »U moet het werkelijk Diet kwalijk nemen, lieve Dorothea,” zeide zij. «Jetje is toch nog heelemaal een kind. Weet je dan niet,” wendde zij zich tot haar dochtertje, «dat het linnen voor je uitzet reeds lang onderhanden is en volstrekt niet hier gekocht wordt ? U kunt wel begrijpen, Dorothea” — en in den toon harer stem klonk een zekere waarschuwing om zich niet met zaken van anderen te bemoeien — «dat wij zoo iets niet op de lange baan schuiven. Jetje’s linnen wordt te Landshut in Silezië geweven ; daar maken zij alles zeer goed en goedkoop, en daarenboven doet Brinkmann daar zaken.” Jetje was vuurrood geworden. Dorothea streek haar glimlachend over de haren. «Dan doen wij het eenvoudig niet,” zeide zij : omisschien kan ik mij bij eene andere gelegenheid auttig maken.” i Altijd dezelfde voorname glimlach ! : Mevrouw Brinkmann werd er zenuwaehtig van; : rlotseling begon zij ook te lachen. ( «En hij is gelukkig weg, nietwaar P” begon zij, ( :ich weder vooroverbuigende. «Wie?” vroeg Dorothea, onwillekeurig opschrik- J cend. | «Wel — die wonderlijke kornuit, die schilder! < Tebt ge ons niét verteld, Maurits, dat hij met pak e n zak op den loop is gegaan — met zijne verschrik- 1 lelijke leekening ?” 1 «Ja ja, zeker,” stotterde Maurits. Hij zag hoe bleek e ijne zuster werd en hoe de glimlach van hare lippen £ reek. ; Mevrouw Brinkmann had het ook gezien. «Och, lieve Dorothea,” ging zij voort, «ik heb ltijd wel gedacht dat het op deze manier zou afloopen.
-- - — - ————» Mijn man zei het ook. Men kan nooit op dat soort menschen rekenen.” Jetje had haren zakdoek te voorschijn gehaaid en hield dien voor den mond om haren lach te verbergen. Dorothea zat met neergeslagen oogen en begon zenuwachtig met den kwast aan haren fauteuil te spelen. Wat moest zij op zulke platheden antwoorden! Mevrouw Brinkmann wendde geen oog van haar af. Het was dus waar — het vertrek van dien man stond in eenig verband tot Dorothea. Zij sloeg de handen op de knieën. «En nu heeft uw vader hem nog op den koop toe geld gezonden P .... Neen maar, zeg nu zelve, Dorothea-iief, is dat niet werkelijk de goedheid te ver gedreven ?” Dorothea zond haren broeder een toornigen blik toe. Hij had dus weer gebabbeld ! Op zijne°domme bekrompen manier P «Mijn vader scheen er anders over te oordeelen ” sprak zij kortaf, terwijl zij de vraagster scherp aanzag Mevrouw Brinkmann voelde plotseling weer den vroegeren eerbied. «Maar, natuurlijk,” stamelde zij «zoo meen ik het niet! Wie denkt er aan, uwen papa te willen kritiseeren. r Het speet Dorothea reeds nu, dat zij zich een «ogenblik boos gemaakt had. Die vrouw kon de zaak mmers niet anders opvatten, maar zij meende het toch goed. «De geschiedenis is werkelijk veel eenvoudiger dan :ij er uitziet, verklaarde zij met den vroegeren 'riendelijken glimlach. «Heeft Maurits u niet verteld lat de kunsttentoonstelling te Berlijn weldra geopend ;al worden P Dat is voor de schilders even gewichtig ds eene nijverheidstentoonstelling voor kooplui. En laarom heeft — mijnheer Sonnglanz zijne teekening laarheen willen zenden, voor het te laat was.” «Zeker, dat laat zich hooren,” antwoordde mevrouw Irinkmann deemoedig. Met deze Dorothea trok men och altijd aan het kortste eind ; zij had hare gedachten n hare woorden steeds onder appèl. Dat Dorothea .arzelde, eer zij den naam des schilders noemde, daar iad de corpulente dame niet op gelet. Dorothea had lem opzettelijk genoemd; zij had ziehzelve geweld angedaan, want zij voelde dat hier de eerste geleedheid zich aanbood om van hem te spreken als an een onverschillig persoon. Het was volbracht. {Wordt vervolgd).
"DE WITTE DOROTHEA.". "Bredasche courant". Breda, 1903/08/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322112:mpeg21:p00001