EERSTE BLAD.
* Veranderingen in advertentiën gelieve 1„ 1 _ ï _ ■
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering fcan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
BEKENDMAKING» INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien het adres van: Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Brabant van de firma Dijkerman en Co. te Teteringen, vergunning verzoekende tot het uitbreiden van hare lucifersfabriek op het perceel, gelegen aan deze gemeente aan den Weg naar Terheijden kadastraal bekend onder sectie B., n° 2044, alsmede onder de gemeente Teteringen. Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de door de adressante gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Maandag 11 April a. s,, door burgemeester en wethouders, des middags te 12 uur, ten gemeentehuize eene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven, om bezwaren tegen het uitbreiden van de voorschreven fabriek mondeling of schriftelijk in te brengen. Zullende deze worden aangeplakt op het perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 28 Maart 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd; ED. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323054:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323054:mpeg21:p00001
Port-Arthur heeft Zaterdagnacht opnieuw een poging van de Japanners om door middel van branders den nauwen toegang tot de binnenhaven te versperren, verijdeld. Volgens Russische ambtelijke mededeelingen hebben de Japanners dien nacht getracht den toegang tot de haven van Port-Arthur te versperren. Zij kwamen met vier groote koopvaardijbooten en zes torpedobooten opdagen. De schepen werden bijtijds door de Russen opgemerkt. Er werd op geschoten en zoo liepen de schepen op den grond naast het vaarwater. De ingang van de haven is open gebleven. Bij een gevecht tusschen de wachthebbende torpedo boot Silni met de Japansche torpedobooten zijn een ingenieur en manschappen gedood, de kommandant en twaalf werden gewond. Nadat de Japansche torpedobooten afgetrokken waren, verscheen ’s morgens om zes uur een Japansch eskader aan den horizon. Admiraal Makarof stoomde ze met Russisch eskader tegemoet, en begon te vuren met de kanonnen, maar weldra hield hij met schieten op, daar de Japanners in zuidoostelijke richting de wijk namen. Vice-admiraal Makarof zendt uit Port Arthur het volgende ambtelijk telegram aan den Tsaar d.d. 27 Maart: Vandaag om twee uur in den morgen heeft de vijand een tweede poging gewaagd om den ingang van de binnenhaven te versperren. Hij zond vier groote koopvaardij booten, begeleid door zes torpedobooten, die op den ingang van de haven afkwamen. Toen de vijandelijke schepen opgemerkt dank zij de zoeklichten, dienden zij aanstonds tot mikpunt van de kanonnen der oorlogsschepen. Luitenant Kriniski, de kommandant van de wachthebbende torpedoboot Silni, wierp zich op den vijand en een torpedo vernielde den voorsteven van de Japansche stoomboot die vooraan ging. Deze richtte zich toen naar rechts en twee anderen volgden, met dat gevolg, dat a'le drie zich in rechtsche richting van den toegang der haven verwijderden en strandden. De derde zette koers naar links en leed eveneens schipbreuk buiten de vaargeul.
De Silni begon tegen de zes vijandelijke torpedobooten te vechten. Van de opvarenden werden een ingenieur en zes matrozen gedood, luitenant Kriniski en twaalf matrozen gewond. De tweede poging van de Japanners om den toegang tot Port Arthur te versperren, is dus mislukt, de toegang tot de haven blijft volkomen vrij. Naar de Daily Mail uit Tsjitoe verneemt, werd de nadering der Japansche torpedobooten bij Port Arthur, ’s nachts om drie uur, begunstigd door een dikken mist. De torpedobooten die tot op de buitenreede, waar de Russische vloot voor anker lag, trachten door te dringen, verkeerden bij het terugkeeren in groot gevaar. Het Japansche smaldeel, dat uit 16 slagschepen en kruisers bestond, bleef een heel eind van de kust, en beschoot de stad. Na den aanval keerden de Japansche schepen in de richting van de Blonde-eiianden terug. De Standard verneemt uk Sëoel, dat sedert het gevecht bij Tsjemoelpo meer dan 7000 Japansche avonturiers daar aangekomen zijn, om werk te zoeken. Dat lukt hun over ’t geheel niet, en zij zullen spoedig geheel verarmd zijn. Volgens een bericht aan de Daily Chromcle \ uit Nioetsjwang is (eergisteren) de telegrafische gemeenschap van die stad met Sjan-hai-kwan 1 door een onbekende oorzaak verbroken. Volgens een telegram uit Nioetsjwang, zijn de Japanners er Zondag ochtend om drie uur in 1 geslaagd, vier stoomschepen bij den mond van > de haven van Port Arthur te laten zinken. Een 1 smaldeel torpedojagers begeleidde de koopvaarders 1 5n re. ie hun bemanning, die uit vrijwilligers 1 lestond. De Japansche pantserschepen beschoten 1 /ervolgens Port Arthur. Het Journal des Débats verneemt uit Petersburg, iit gezaghebbende bron, dat het Russische leger- 1 >estuur besloten heeft, nog een leger te vormen, I lit Europeesch Russische troepen saamgesteld, £ er sterkte van 200,000 man. In het begin 1 .’an Mei zal dat leger naar Wladiwostok gezonden f worden. s
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323054:mpeg21:p00001
Een werkman te Ronsse in Vlaanderen, die s laar zijn werk ging, vond’s-ochtends om halfvijf t
voor de huisdeur van den fabrikant Osmond de Pourcq een ttelsclie machine met gloeiende lont. Bellyn, de werkman, doofde die terstond en droeg het voorwerp naar den commissaris van politie. Ook te Antwerpen heeft een wapenhandelaar, die den omineuzen naam draagt van Pire, een in t Fransch geschreven briefkaart ontvangen, waarin hij bedreigd wordt met het doen springen van zijn huis. In beide gevallen wordt een gerechtelijk onderzoek ingesteld. De Temps meldt dat de Fransche ambassadeur bij het Vaticaan aan Staatssecretaris Merry del Val een nota van protest van de Fransche regeering tegen de toespraak van den l'nua in het college van kardinalen op 20 dezer heeft Dverhandigd. In de nota wordt gezegd dat de reis van den Paus een openlijke be-en veroorieeling van de Fransche politiek is, welke de Fransche regeering als strijdig met het concorlaat niet kan aanvaarden, De Temps voegt erbij dat de duidelijke taal ran de Fransche regeering diepen indruk heeft jemaakt op het Vaticaan. Vele lieden van het ïeilige college hebben hun leedwezen geuit over le noodelooze krenking die de Paus Frankrijk leeft aangedaan. De Weenscbe Po’it. Korrespondenz meldt inusschen dat het Vaticaan een tegenmanifestatie n deD zin heeft tegen Loubet’s bezoek aan het Juirinaal, door Lorenzelli terug te roepen op iet oogenblik dat Loubet naar Italië vertrekt, jorenzelli zou vervangen worden door mgr. lellachiesa, vice-staatssecretaris van den Paus. Bij de verdere behandeling yan de revisie van Ureyfns’ proces is voor de Strafkamer van het lot van Cassatie de gewezen Spaansche militaire ttaché Valcarlos gehoord. Deze moet toegegeven lebben dat hij van het bureau van den inlichingendienst maandelijksche toelagen kreeg ; het ;eld zou echter gediend hebben , om een geheimen gent in zijn dienst te betalen en de algemeene osten van dien inlichtingendienst te dekken, falcarlos gaf opheldering over den aard van zijn pionnedienst, Zaterdag zou generaal Mercier elioord worden.
In opdracht van het Hof heeft de rechter van instructie te Nizza intusschen verscheidene personen, o.a, den gewezen Oostenrijkschen ambtenaar Przyborowski, aan een verhoor onderworpen, om uit te maken of het getuigenis van Czernuski voor den krijgsraad te Rennes gedaan is onder invloed van Maréchal, kapitein van den generalen stat. Valcarlos wil zich niefi goedschiks den blaam laten welgevallen, dien de pers op hem werpt, wegens den verraderlijken rol, dien hij, naar men zegt heeft gespeeld. Hij heeft een aanklacht bij de rechtbank icgediend tegen den Temps en den Petit Parisien wegens het publiceeren van artikelen, waarin zijn gedrag scherp werd veroordeeld. l*e Rarnabieien te Parijs weigeren op bevel van de politie hun klooster te ontruimen en hebben den toegang gebarricadeerd. De ï
"Algemeen Overzicht". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323054:mpeg21:p00001
DOOR CORNELIE NOORDWAL. 22. Eerst later, toen men aan de lunchtafel in de eetzaal zat, kwam ze. Mare, voor het oogenblik een en al levenslust door Rose’s geluk, vertelde juist van zijn kluchtig onderhoud met juffrouw ten Koelen, die maar niet kon en wilde gelooven, dat Rosé geëngageerd was, en van zijn kennismaking met juffrouw Teeuwisse, die geroepen had: sc’est pa!” en er precies weer nitzag of ze er het hare van dacht, volgens Rosé, en het zeker ongepermiteerd vond in haar jaloerschheid ; arm mensch. Rosé ging nu niet weer naar de kostschool terug. Ze zou in het najaar trouwen en den zomer op den Heegenhorst doorbrengen In het laatste jaar had ze een tamelijk salaris verdiend bij juffrouw ten Koelen, en zij deed haar gastheer hartelijk lachen, door alles op te noemen wat zij er niet en wel voor zou koopen. sJe hébt niets te koopen, ik ben je papa, en ik koop alles,” Hij knikte mevrouw Ronninga knipoogend toe. Die Rosé had zoo iets zonnigs en vroolijks, dat ze hem voor een uurtje alle zorgen wegbande als met een tooverstaf! Was Edith maar zóó geweest en wat minder mooi. Er heerschte een eenigszins onthutste stilte, toen Edith binnenkwam in haar licht sleependtheerozenkleur kleed. Ze had voor vandaag iets heel statigs en ceremonieels in haar optreden, en die feeëngestalte daar op eens tredend door die donkere eikenhouten deur, imponeerde de gasten zoo, dat ze onwillekeurig opstonden en bogen als voor een prinses. Mare boog , niet, maar hij stond op natuurlijk. Het deed den j baron pijnlijk aan. Hij had veel liever gewild dat ] ze met ongegeneerde vriendelijkheid op den dokter i en zijn mama toe was getreden en hun de hand had s gedrukt, hartelijk en warm als iemand die blij is i zijn gasten te verwelkomen. ( De baron stelde dokter Ronninga aan haar voor; i en toen haar aan den dokter en zijn moeder als: ; «mijn dochter,” tont conrt.
Zij reikte hun even de toppen harer vingers, omdat zij wist dat heur vader dit van haar verwachtte, en misschien zag zij in het kalm-vriendelijk gelaat der oude vrouw met de verstandige eerlijke kleine bruine oogen iets dat haar aantrok. De oude vrouw drong zich niet op, overstelpte haar niet met een stroom van vleierige uitroepjes en geiegenheidszinnetjes, ze kende haar waarde even goed als Edith de hare kende, en liet de fijne vingers der freule terstond weer los. Niets wist ze van Edith’s positie, anders zou ze diep medelijden hebben gehad. Edith stak de hand uit naar Rosé en Mare en wensehte hun en de Ronninga’s geluk roet de verloving, alles even koel en afgemeten in het Fransch en in het Hollandsch, dat zoo vreemd en ongewoon uit haar mond klonk. Mare hardde zijn blik; ze mocht niet bemerken hoe ingelnkkig hij was haar weer te zien, mooier en gracieuser dan ooit. » Mademoiselle se porte ton jours bien ?” heel koeltjes. »0üi . . . tiès bien . . . merci!” lispte ze, en schikkend heur crêpe plooien, onder welker ijle loorschijnendheid men een zijden voering ried, zette :e zich ruischend' neder. Een blanke narcis, stak raar gezichtje uit den blozenden nevel van heur lijden tullen halsplooisel. Dit breed sierlijke helle ond gaf heur hoofd iets bijzonder statigs. Ze leek neer dan ooit op de statige oude portretten der voorluderlijke jonzvrouwen met haar trekken die niet uit len plooi gingen. Mare had haar graag willen childeren in zoo’n antiek costunm. Dr. Ronninga bewonderde Edith natuurlijk, maar lose bij haar vergelijkend, was hij des te gelukkiger aet zijn eenvoudige, kinderlijke verloofde in haar i03pel zaehtblauw katoenen toiletje met den grooten aatrozenkraag, omzoomd met wit veterband. Edith was een sehitterend-sohoone volle roos, zijn anstaand vrouwtje een bescheiden, bleek viooltje, och liefelijk in haar nederigheid. Edith’s verschijning had Rosé stil gemaakt; met roote oogen zat ze naar haar te kijken. Ze had haar i bijna zes jaar niet gezien, en Edith was nu iri aar vier-en-twintigste. Rosé voelde zich erg nietig n jong bij haar vergeleken ... zoo onbeduidend . . . oo leelijk ... Ze was te argeloos om te vreezen at haar galant te veel geïmponeerd zou worden oor . Edith’s schoonheid; argwaan en jaloezie kende e niet, ze prees zoo graag waar te prijzen viel en e hield dolveel van mooie vrouwenkopjes, sla ze niet prachtig ?” vroeg ze den dokter fluisterend,
toen allen zich na afloop van het lunch op het terras verzamelden. »Dites toujours, hein?” Hij vond zijn Rosé allerliefst in die naïve bewondering voor iemand, die haar duidelijk toonde dat haar gezelschap niet gezocht werd, en die de mensohen zoo uitstekend op een afstand wist te houden. »Ja, ze is een beauty, een heerlijke schilderij, een onberispelijk beeld, maar ik zon niet graag mijn toekomst met haar ingaan, zooals ik vol vertrouwen met jou doe, kleine lieve Rosé; Roseline.” Dokter Ronninga was werkelijk poëtisch geworden en had een variatie gemaakt op het korte thema: Rosé, die hem bijzonder muzikaal toeleek. Edith zag hem Rose’s handje drukken, en zij vond het bespottelijk en heelemaal uit den toon, ongepast bepaald, dat die bourgeois zoo openlijk zijn genegenheid toonde voor die bourgeoise ... hij vergat heelemaal dat hij bij baron de Rhems was, maar papa maakte het er dan ook naar. Papa was zoo vriendelijk-familiaar tegen die mensohen .... ridicnul . . . Kijk, hoe hij sprak met die oude mevrouw. Mevrouw Ronninga had onmiddellijk geraden dat de baron niet gelukkig was, en zijn opgewektheid en vroolijkheid een soort van masker waren. Ook bemerkte ze dadelijk dat Edith niet de dochter was om haar vader het leven te maken tot: »een langen zoeten zang.” En zij beklaagde den vader zeer. Haar jongen, met al zijn norsekheid en afgetrokkenheid, was voor haar steeds alles en alles geweest. Als ze wel eens er over sprak dat ze een oude vrouw was en het langste deel van heur leven geleefd had , kon ze hem zoo klein maken als een kind. Dan zei hij, met knippende oogen, ruw en barsch: «moeder, als je nog eens zoo gek praat, kom ik in geen week thuis.” En dan naderhand: «Mama, je voelt je toeh wel, je mankeert toch niets? Dadelijk zeggen, hoor 1 Maar je ziet er als gewoonlijk dik, ondeugend en blozend uit, ik ben wel mal, dat ik me iets aantrek van wat je vertelt, slecht mensch.” Neen, ze had alle reden om heel gelukkig te zijn en tevreden, vooral in het vooruitzicht altijd bij hem en Rosé te blijven en ze vertelde den baron van haar geluk. Hij was altijd een en al gehoor voor wat anderen hem mededeelden, hij werd er geheel m beslag door genomen, niet uit ziekelijke nieuwsgierigheid, maar uit ware belangstelling. In rieten fauteuils, tegenover elkaar, praatten ze recht genoegelijk en vertronwelijk op het zonnig terras; voor hen de mooie, blontgebloemde tuin met zijn zacht klaterende fontein, die snoeren fonkelende juweelen
s en trillende facetten deed schitteren in de zon. Hij vroeg haar uit over Rosé, als zij even ophield met ; vertellen, zeggend: »ga u voort, het doet me zoo r goed u ts hooren, Ik vind het heerlijk eens zoo te i keuvelen. Dat heb ik in lang niet genoten.” De jongeren waren gaan wandelen, en hij was daar , nu alleen met die lieve, oude vrouw, wier blozend ï prettig Bink gelaat, gevat in een lijst van fijn golvend ï zilverwit haar hem deed denken aan een tintelend r zonnig sneeuwlandschap pittig opgewekt en warm 1 in spijt van den winter. i Het klonk in hem: «O, had mijn Edith zoo’n vrouw gehad om haar op te voeden; o had ik maar 1 zoo’n raadgeefster gehad in mijn sombere, eenzame ; jeugd als Rose’s aanstaande schoonmoeder. »U kunt niet begrijpen hoe blij ik ben dat Hugo’s , keus is gevallen op zoo’n eenvoudig meisje. Een coquet wichtje zon hij trouwens ook niet genomen hebben, maar dat daargelaten, zou hij me een heel onaangename dochter in huis kunnen gebracht hebben, en natuurlijk had ik om mijn kind gelukkig te zien alles van haar moeten verdragen. Wat doet men al niet voor zijn eenig kind ? Ik heb Rosé een oogenblik voor den gek gehouden door te zeggen dat ik alleen zou gaan wonen, maar toen is ze zoo gaan schreien, dat ik haar maar gauw ben gaan troosten. Dat zou ze nooit gewild hebben. Petite mère van haar weg . . . .” Hij glimlachte teeder en verhaalde op zijn beurt van de goede Margarita en van Mare. sEr zit een nobele aard in al de Cloches ” Hoe wensehte hij zijn hart uit te kunnen storten voor die ferme, degelijke, verstandige vrouw met haar juisten scherpen blik op het leven, met haar gegrond oordeel over de mensohen, gegrond en toch vergevensgezind en liefderijk; maar dat mocht niet. Hij moest Edith sparen. «Hoe meer men in het leven rondkijkt,” zei mevrouw Ronninga, »hoe meer medelijden men krijgt met de mensohen, die ons zooveel onaangename oogenblikken bezorgen. Vroeger was ik zoo dwaas me boos te maken op de mensohen; tegenwoordig beklaag ik ze. Mijn leven is ook lang niet altijd een rozentuin geweest en ik heb veel te kampen gehad, vooral den eersten tijd na mijn mans dood, maar ik heb «gezien, dat we ons zelf het meeste kwaad doen door bitter te zijn. [Wordt vervolgd)»
"FREULE EDITH". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323054:mpeg21:p00001