Wejjens Hemelvaartsdag zal het volgend
uuiiiinci uci tuuiain tiBu i v. ijiiSCHIJNKN. DE UITGEVERS.
» Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE UITGEVERS.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323077:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/05/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323077:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD. : ii
oei uegmt ei vuui ue iiu&sen sieeus ooxmeiaei uit te zien in het Oosten. Hun wakkere doortastende en dappere vijand geett hun klap op klap en dringt den kolos steeds verder terug. De laatste telegrammen melden o.a,: Bij de laatste poging om den ingang van PortArthur te versperren zijn 7 man gedood, en 20 gewond, 88 worden vermist. Elk nader bericht van Koeroki vergroot het lantal mannen, dat de Russen verloren hebben lij het gevecht van Zondag bij de Jaloe. De lapanners hebben ongeveer 1400 Russen begraven ;n 503 Russen liggen er in de Japanscne veldhospitalen. Het totaal der Russische verliezen wordt op meer dan 2500 man geschat. Vrijdag heeft, na hevige schermutselingen van le ruiterij bij Er-tai-tse en San-tai tse en nog indere plaatsen, een afdeehng infanterie van ioeroki’s leger Feng-hwang-tsjeng in bezit geronnen. Voordat de vijand de plaats ontruimde, leeft hij zijn magazijn in de lucht laten vliegen,
maar een grooten voorraad hospitaalbenoodigdheden liet hij achter. Deze worden nu gebruikt in de Japansche hospitalen. Een afdeeling van het Japansche leger, dat op het schiereiland L'ao-tong werkzaam is, heeft Vrijdag kleine troepen van den vijand uiteengejaagd, en Poe-la-tien genomen; de afdeeling vernielde den spoorweg en de telegraaflijn. Alles wijst er op, dat de Russen van plan zijn, Nioe-tsjwang te ontruimen. De forten worden ontmanteld. Reeds is een groot aantal troepen vertrokken, De Russische groote stat heeft Liad jang verlaten en is naar Moekden getrokken. De burgerbevolking, voorzoover Russen, ontruimt Nioetsjwang De vreemdelingen verkeeren in angst De Morrdng Post verneemt uit Sjanghai dat de Japanners Dalni hebben ingenomen. De Daily Chronicle verneemt uit Tokio, dat men daar overtuigd is van der, val van PortArthur binnen twee weken. Reuter’s oorlogscorrespondent in het Japansche roofdkwartier geeft een beschrijving van den dag aan de Jaloe, gedagteekend Wi-dzjoe, 1 Mei, over Sëoel, dd. 8 Mei. Toen de morgennevel optrok van de rivier, :ag men de Japansche infanterie in slagorde gesteld op de zandbank van Kintatao tegenover Wi-dzjoe. De gelederen besloegen drieEngelsche njjlen , beginnende tegenover Kioe-liën tsjeng in iet westen en eindigende bij het begin van liet rijger-eiland in het oosten. Twee batterijen ipenden den strijd door granaten te werpen op leu Mantsjoerschen oever gedurende een half lur. Toen de zon was opgegaan beschoten zij le stellingen vanwaar de Russen een week lang ;evuurd hadden, maar zy kregen geen antwoord ; iet scheen dat de Russen ’s nachts weggetrokken varen. Er was geen teeken van leven te bespeuren ver de geheele Russische linie. Even over evenen begonnen de Japanners in verspreide rde op te rukken; toen zij op eenigen afstand an de Russische hoogten waren, begonnen zij 3 schieten, terwijl de batterijen een scherp vuur nderhielden met granaten. De Russen bewaaren nog steeds het stilzwijgen totdat d 3 Japanners
ujj eemg uunuerueu meiers van ae rivier waren i genaderd; op dat oogenblik braken moorddadige salvo’s tegelijkertijd uit verscheiden stellingen los. De Japanners zochten dekking achter de hoogten en beantwoordden moedig en doeltreffend het vuur, terwijl hun batterijen over hun hoofden heen bleven schieten. De Japansche officieren bleven te paard of liepen voor de stelling heen en weer zonder dekking te zoeken. Eenige mannen met draagbaren, die naar de veldhospitalen gingen , bewezen dat er gekwetsten waren. Het rookelooze buskruit van de Russen was uitstekend , men kon hun stellingen niet ontdekken en hun getalsterkte niet schatten. Even over achten hielden de Russen met schieten op, grootendeels tengevolge van den gelijktijdigen infanterie- en artillerie-aanval. Men zag troepjes Russen die haastig terugtrokken over de bergpaden. De Japansche gevechtsformatie was minder wijd dan de Engelsche of Amerikaansche; zij moesten veel verliezen hebben, maar zij beklommen als mieren de hellingen. Het detachement dat in het westen aanviel beklom de hoogte van waar de achterhoede der Russen terugtrok. Plotseling vielen een paar Japansche granaten te midden van de dichte massa’s. Toen de rook optrok lagen een dozijn mannen op den grond. Terwijl dê overigen snel afdaalden, verschrikt door dit bombardement, klom een enkele soldaat naar boven en ontplooide een kolossale vlag op den hoogsten top van de ! Russische stelling, duizend voet boven de vlakte. Hij ging heen en weer, de vlag zwaaiende, en ' toen, voor het eerst, verbraken de Japanners , i die i.it Wi-dzjoe toekeken de stilte met het , geroep van Banzai! Reeds snelden de infanteristen en de batterijen ( van alle zijden naar het eiland.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323077:mpeg21:p00001
De herstemming heeft verandering gebracht in de samenstelling van den Parijgclien gemeenteraad. Vroeger was de meerderheid nationalistisch, thans hebben radicalen en socialisten een meerderheid van minstens 8 stemmen. De meerderheid is nu verplaatst, de ministerieelen hebben daar nu 43, de anti-ministerieelen 37 zetels.
Volgens den Parijschen correspondent d< Magdeburger Zeitung is men in de kringen d< regeeringsparty niet tevreden met het an woord, dat Vrankrijb gezonden heeft c het protest van den Paus naar aanleiding d( reis van president Loubet. Men wil, dat Frankiij zijn gezant bij den Heiligen Stoel zal terugroepe en alle diplomatieke betrekkingen verbreker Delcassé, zegt de correspondent, is de eenig minister, die dezen laatsten stap nog vermijde wil. In den Ouitsclien Rijksdag heeft Bebe kritiek uit geoefend op een telegram van dei Tsaar, ter zake van den ondergang der Petro pavlofsk. De uitdrukking in dat telegram «Rusland s rouw is Duitschland’s rouw”, kom niet overeen met de opvatting van het DuitscR volk, dat met zijn sympathie aan de zeide vai Japan staat. Bebel waarschuwt tegen inmenging in dezen oorlog. De Rijkskanselier, Bebel beantwoordende zegt dat deze den inhoud van ’s Keizers telegram niet juist weergaf, ’t Is waar dat de Keizer der Tsaar zijn deelneming betuigde over die ernstig! ramp. Ik ben overtuigd dat dit zuiver menschelijke gevoel van medelijden niet alleen door de meerderheid van dit huis, maar door de meerderheid in het geheele land gedeeld wordt. (Toejuichingen rechts). De hatelijke, spotzieke houding van zekere bladen tegenover de rampen die een naburig, bevriend land treffen, strijdt tegen de menschlievendheid en evenzoo tegen het politiek beleid (Zeer juist 1 — rechts) Als Bebel zegt dat hij Rusland’s nederlaag wenscht, dan schendt hij onze onzijdigheid, tegenover de oorlogvoerende partijen, en als verantwoordelijk minister kan ik dat niet zonder tegenspraak laten. Een jonge Amerikaan, Wagener genaamd, die te Berlijn goede zaken maakte met den verkoop van een electrisclien gordel, is in hechtenis genomen. Wagener adverteerde overal le miraeuleuse hoedanigheid van zijn gordel, en hij ontving in zijn keurig ingerichte spreekkamers ederen dag tal van patiënten, en ook doktoren. Men zegt dat hij 6000 gulden daags>ntving.
Maar nu is de electrische gordel eens onderzocht door deskundigen, die het ding volmaakt waardeloos noemen. Op last van de politie zijn Wagener’s spreekkamers gesloten. Het strafproces in zake den moord op twee joden bij de ontlusten van April 1903 te Kisjinef heeft geleid tot de veroordeeling van den beklaagde Woitoesjenko tot 5 jaren dwangarbeid. Zes beklaagden zijn vrijgesproken. De bekende professor Goldwin Smith in Canada heeft Carnegie geschreven of deze niet beter deed zijn miüioenen te besteden tot bestrijding van de armoede in de wereld, dan ze weg te geven aan boekerijen, die van zelf met het voortschrijden der beschaving aangroeien. De correspondent van de Times in Tibet roemt de Tibetanen om hun keuze van de zeer sterke, natuurlijke stelling te Chalatso, welke zij manmoedig verdedigden , totdat de Engelschen den steilen rotswal begonnen op te klauteren, nadat zij twee uren lang de stelling beschoten hadden zonder haar schade te doen. De correspondent zegt, dat de stelling inderdaad door een frontaanval onneembaar was en slechts door de lafhartige vlucht der Tibetanen konden de Engelschen haar bezetten. Daarna keerden zij terug naar Gjangtze, alwaar midderwijl de Tibetanen het Engelsche kamp met ouderwetsche projectielen onschadelijk beschoten. Te Chalatso gebruikten de Tioetanen inlandsche kardoesgeweren. Te Gjangtse teruggekeerd vielen de Engelschen onverwijld het naburige Tibetanenkamp aan. Tn een hoofdartikel bepleit de Times nu een verderen opmarsch naar Lhassa, daar de Tibetanen klaarblijkelijk tot onderhandelen niet genegen zijn en de Engelschen niet terug kunnen zonder het doel der expeditie volvoerd te hebben.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323077:mpeg21:p00001
CORNELIE NOORDWAL. 37. En met een hooghartig nijgen van haar schoor bruingouden hoofd, liet zij de dames staan en spoedde zich de gang door, naar het lokaal waar de kinderen haar wachtten, de kinderen die te goed waren om opgevoed te worden door vrouwen als deze . . . Kalm was ze gebleven, maar in haar raasde een storm. Zij, die zoo volkomen eerlijk was, had van zulke zielen geen begrip. Wat beteek enden die insinuaties? Als je in boeken las van zulke schepsels zou je zeggen: dat kan niet zijn. O, Rosé had wel gelijk gehad, toen ze eens zeide: «Niemand weet wat ik door de kwaaddenkendheid en lasterpraatjes van die menseken geleden heb. Als ik het niet gedaan had om mevrouw Ronninga en mijn goeden aanstaanden man, zou ik er nooit zijn gebleven. Zij, Edith, had Rosé toen vol aanmatiging uitgelachen , het zou wel zoo erg niet geweest zijn . ze verbeeldde het zich zeker. Onderwijzeressen waren toch altijd beschaafde menschen.” «Wat helpt die beschaving zonder beschaving van hart?” had Mare gevraagd. «Een vernis van beschaving is geplakt over hun grove harten en grove denkbeelden.” En ’s avonds ging Edith zitten mijmeren. Wie was de vrouw van haar vader, de vrouw die nog leefde? «Als het ook zoo’n soort van vrouw was, zoo kleinzielig, en min en bekrompen van geest . . Waren er dan geen verschoonende redenen voor zijn gedrag te vinden? Was het leven, voor een man als haar vader, uit te houden aan de zijde van een juffrouw Teeuwisse, een juffrouw ten Koelen! Het kon best zoo’n mensch geweest zijn, zoo’n handwerkjuffrouw, zoo’n kwaadaardige breiboekjes schrijvende vrome huicheltent, of zoo’n afgunstig steenvleezig Batavierharenmensch, die zich wrong door achter hoekjes en steegjes en minne buurtjes van het leven, alleen om haar medemensehen te kunnen benadeelen. Den eerstvolgenden Woensdag had Edith vrij. Ze nam een, voor haar, moedig besluit.
Zij wilde gaan naar mevrouw Ronninga. Haar hand beefde, toen ze de blinkend koperen schel deed overgaan van het vriendelijk huis, met zijn tullen gordijnen en bloemen voor de ramen. Beschroomd gluurde ze even naar binnen. Wat een lief binnenhuisje, warm-rood gemeubeld, behaaglijk, sierlijk-gezellig met leunstoelen, kleine tafeltjes en sopha’s. Door de suite keenturend zag ze een verschiet van lichtgeel, zonnig serretje met glazen muurtjes, waardoor een groenende tuin scheen, net-aangelegd met roode tulpenbedden, seringenboompjes en grijze grintpaden en een grooten, bloesemenden pereboom. Hoe gelukkig, hoe veilig waren zij die hier woonden. Een dienstmeisje deed haar open, het was Antje met haar eenvoudig-vriendelijk gezicht onder haar helder plakje. Antje herkende haar als de dame van ie school. Edith vroeg speciaal naar de oude mevrouw, sn werd daarom in de tuinkamer gelaten, waar de oude mevrouw gewoonlijk haar menschen zag. Oud 3n jong, rijk en arm, telde mevrouw onder haar vrienden, en niemand had haar ooit te vergeefs om 3en dienst verzocht. Het eerste wat Edith’s oog trof, terwijl Antje de ritte porte-brisée toeschoof, was Marc’s «Mei,” die laar hing in al de weelde heurer vleeschrose. lila en laarse verven, de rijkdom van heur armoedig boerenrind-jurkje afgesneden door het zwaar verguld van :en lijst. Met een droeve smartkreet, vol onstuimig verlangen, itrekte Edith er de armen naar uit. Het deed haar zoo verrassend aan, dat levensgroot >ortret van het kleine tuinmanskind; tot leven gevorden verf, in zijn rijpheid van kunst, zijn jubelende ■leurenzang,. zijn blij vertellen hoe mooi het leven s, hoe mooi kan zijn een buitenkind. Had ze Heintje zelf op eens voor zich gezien, dan iad liet Edith niet meer kunnen aandoen, dan die Qet liefde gedane studie. Die onschuldig-ernstige ilauwe kinderoogen in dat frissche hoofdje ... ze erweten haar zooveel! Nooit had ze Marc’s kunst volkomen begrepen, aen had haar, omdat het bij de opvoeding hoorde, oor de schilderkunst leeren voelen, maar spontaan ad ze nooit geveeld. Haar bewondering kwam niet pwellen uit het binnenste van haar ziel, één juichen, ver het geluk dat haar het sehoone verschafte, ooals het kan gebeuren bij den eenvoudigste, den linst ontwikkelde. Zij lennde met het hoofd tegen den gebeeldkouwden
gouden rand, waarin het warm-teere lila van Heintjes jurkje verdween, en het stamelde in haar: «Mare, ik begrijp je nu, ik begrijp je, o, ik vraag je vergeving voor mijn koude minachting. Ellerdige dwazin die ik was, die mezelf vertelde dat je mijn mindere was ... ik voel nu de grootheid, de supérieure grootheid van je goede ziel, die zich gegeven heeft w ^je werk hier . . .” Ze snikte h$t uit. Ze had de oogen gesloten en leunde zoo tegen ziin sebilderij ... J Plotseling ging een deur zachtjes open, en een oogenblik later hadden twee armen haar vol liefde omklemd, de armen der oude mevrouw. «Lief kind, wat ben ik dankbaar dat je gekomen bent, hoe heerlijk voor mij en Rosé, voor ons allen!” «Moedertje, best moedertje!” riep ze neerknielend, het hoofd op den schoot der oude vrouw, toen deze in een leunstoel zonk: «weet je nog hoe je van me wegging, van de trotsche Edith, die niet bekennen wou dat ze van je was gaan houden en die nu vernederd en gebroken voor je ligt? Gebroken en ongelukkig!” «Niet ongelukkig, niet ongelukkig lieveling, o zeg dat niet! smeekte de oude dame, de betraande wang streelend, zelf weenend om het witte haar, dat er niet moest zijn tusseben het bruin, op dit jonge hoofd. Zóó te lijden, ach, dat was goed voor een oud mensch, als zij , niet voor een schepsel in den vollen bloei van jeugd en schoonheid als Edith . . . «Edith, Edith, je weet niet hoe goed ’t me doet dat woord «moedertje” te hooren uit jou mond. Mag ik je moeder zijn? Kindlief, ga weg van die nare school, en kom wonen bij Rosé en den kleinen man en mij. Wil je Rosé zien en den kleinen man ? Rosé verlangt zoo naar je. Jou raad ik niet aan daar te blijven ... je hoeft niet te leeren, als Rosé indertijd.” Edith knikte. Toen zei ze met doffe stem: «Hoe wil Rosé me nog zien, hoe verlangt ze nog naar me ... ik was haar mindere en boe akelig en uit de hoogte heb ik haar behandeld. Toen haar moeder stierf wilde haar . . . haar voogd haar in huis houden, maar k heb er mij tegen verzet, ik was te trotsch het iind van Marguérite Cloehe te beschouwen als mijn gelijke ... ik ben gestraft voor mijn trots.” «Sta op, lieveling!” zei mevrouw Ronninga, met jeu kus «en ga zoolang zitten in dien grooten stoel, ik zal Rosé roepen.” En Rosé kwam met haar ventje, lachend en
sctireiend, levendig, druk als altijd. Maar haar levendigheid deed Edith goed. «Edith, Edith, comme je suis keureuse de vous revoir!” Rose’s edelmoedige natuur was zoo blij dat ze zich kon uiten. Edith omklemde haar lang en innig. Hoe heerlijk klonken haar, de arme-trotsche-eenzaroe, de hartelijke welkomstwoorden toe. En te denken dat de eerste stap nog niet eens van haar was uitgegaan. Rosé duwde haar in een fauteuil, schoof haar een bankje onder de voeten, zette haar den kleinen man, in Rose’s oogen de verrukkelijkste troost die er bestond en een balsem en middel voor alle kwalen, op den schoot, en liet Antje wijn brengen en limonade. Daarna babbelde zij druk en levendig om de gast zooveel mogelijk op haar gemak te stellen. Edith kaste het ventje op ’t ronde bolletje, en Rosé en de grootmoeder zagen toe, met tranen ’van geluk in de oogen «Edith, weet je nog wie dat is?” vroeg mevrouw, op Heintje wijzend, die met haar plechtige blauwe onsckuldsoogen in het bruinrose gezichtje, nu als goedkeurend neerzag op het vriendelijk troostend tafereeltje in die tuinkamer. Edith knikte, het hart te vol om te spreken. »Hoe beet hij?” vroeg zij een vijf minuten later, wijzend op den dikken jongen op haar schoot; dié zijn kopje zoo vertrouwelijk tegen haar aanvlijde. «Hugo . . .* heet hij Hugo?” «Neen ... hij heet naar mijn voogd, Edith.” «Ernest!” zeide de oude dame, en zij en Rosé sagen Edith in angstige verwachting aanEdith zweeg en bukte zich over het kind. En toen ze het nog eens kuste, waren de oude nevrouw en Rosé gerustgesteld. «Ernest” klonk een item in Edith. «Ernest . . . waarom heb ik daar itraks niet gesproken over mijn vader?” «Het is mijn tijd,” zei ze een uurtje later opstaand, naar ze deed het niet graag. O nu terug te moeten^ d was ’t maar voor kort. «Edith, dat zal niet gebeuren!” riep Rosé energiek. 'Ma petite amie, we zijn zoo gelukkig je hier te lebben en zou je nu weer naar die nare school eruggaan? Nóóit! Mamaatje, helpt u uw dochter ons 1” »Je blijft hier!” zei de oude dame beslist. «Je ebt gezegd dat ik je moeder mag zijn en een moeder lag handelen in het belang van haar kind. (Wordt vervolgd)
"FREULE EDITH". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323077:mpeg21:p00001