EERSTE BLAD.
Veranderingen in dvertentiën gelieve
uien siccus up uen uajj uer uil* gave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering; ban worden ‘ ingestaan. DE UITGEVERS.
IBOJN7 " Aan onze lezers! Een succes boeh! EEN DURE EED, DOOR YIRGINIE LOYELING. ' Bekroond met den Vijfjaarhjkschen Staatsprijz voor Nederlandsche letterkunde uitgesehreven door de Koninklijke Vlaamsche Academie. De prijs van dit prachtige, uiterst boeiende be ek is voor de geabonneerden op de Bredasche Courant slechts: Ingenaaid f 1,— Gebonden „ 1,40. Tevens nog tegen denzelfden prijs te bekomen: Mie Keorifai, KLE1SE TREES. : I il SERALDIME. De ondergeteekende wenscht te ontvaegen : Ex. Loveling EEN DURE EED. Gel), f 1,40. Ex. » y> » t> lng. „1, — . Ex. Cornelie Noord wal. KLEINE TREES. Ex. » » GERALDINE. WOONPLAATS: NAAM:
Behangerij. Bedden fabriek. GEBRS. VERHOEVEN, Veemarkt 32. Interc. Teleph. 212. BREDA. Magazijn „De Vlinder ’, inprictt voor sAoele MIUBILEERING. GROOTE KEUZE Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Stoffeerderij. Meubelfabriek.
BEKENDMAKING. Onderzoek naar de geoefendheid van lotelingen der lichtingen 1904 en 1905 en van adspirantenvrijmlliger voor het reservekader. De BURGEMEESTER van Breda, Gelet op eene van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie ontvangen circulaire, alsmede op art. 104, 2e en 3e alinea der Militiewet 1901, luidende: ïVoor de samenstelling van het gedeelte tot korte oefening in te lijven , worden in de eerste plaats inaanmerking genomen de lotelingen, die aan door Ons
te stellen eischen van militaire bekwaamheid ei lichamelijke geoefendheid voldoen. Indien het aant-a van hen, die aan deze eischen voldoen, niet overeenkomt met het tot korte oefening in te lijven gedeelte heeft hij, die een booger nummer bezit, den voorrang tot de toelating daarbij. »De lotelingen, die aan door Ons te stellen eischer van militaire bekwaamheid of lichamelijke geoefendheid voldoen, worden, voor zoover zij daartoe geschikt bevonden zijn en dit met de belangen van dt dienst is overeen te brengen, ingelijfd bij het corps en geplaatst in het garnizoen hunner keuze.” brengt bij deze ter kennis van de belanghebbenden : dat van en met 4 tot en met 16 Januari aanstaande , alhier een onderzoek zal worden ingesteld naar de geoefendheid van: 1°. lotelingen. der lichtingen 1904 en 1905, die dingen naar het bewijs, hetzij voor militaire bekwaamheid , hetzij voor lichamelijke geoefendheid, dan wel voor beide; 2°. jongelieden, die dingen naar het Militair Getuigschrift, vereiseht tot het aangaan eener verbintenis bij het Reservekader; dat tot het onderzoek, hetwelk voor eiken deelnemer in één dag afloopt, uitsluitend worden toegelaten : a. zij, die hebben deelgenomen aan de loting voor de lichting 1905; b. de lotelingen der lichting 1904, die ingevolge het bepaa' de bij de tweede zinsnede van art. 99 der Militiewet 1901, in 1905 worden ingelijfd; c. jongelieden, adspiranten-vrijwilliger voor het Reservekader der infanterie, vesting-artillerie of genie, voor zoover de tot één deze categorieën behoorende personen zich vdór of uiterlijk op den 10 December a. s. tot deelneming aan het onderzoek hebben aangemeld ; dat tot die aanmelding gelegenheid zal zijn aan het Bureau voor Militie en Schutterij op iederen werkdag tusschen 9 en 1 uren, van heden tot en met den 10 December a. s.; en dat bij de toewijzing van de lotelingen aan het | korps en het garnizoen hunner keuze zij, die in het bezit zijn van een getuigschrift, dat zij voldoen aan de eischen, zoowel van militaire bekwaamheid als van lichamelijke geoefendheid, den voorrang hebben boven hen, die slechts een getuigschrift bezitten.dat zij aan één dezer eischen voldoen. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat door den heer minister van oorlog is bepaald, dat de voorrechten, genoemd in art. 104, 2e en 3e alinea der Militiewet 1901, slechts zullen toegekend worden aan die lotelingen, welke de getuigschriften verkregen hebben in het jaar waarin de aflevering zal plaats hebben, zoodat getuigschriften, in het jaar 1904 behaald, in 1905 buiten aanmerking blijven. Breda, 21 November 1904. De burgemeester voornoemd, Ed. GUL JÉ. BEKENDMAKING. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda-, Gelet op art. 8 der hinderwet-; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden aan Th. P. Elich, wonende te Breda en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het oprichteu eener varkenslaehterij en rookerij in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de St, Janstraat n“. 7, kadastraal bekend sectie B. nos. 779.’ Breda, 24 November 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULIÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323197:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323197:mpeg21:p00001
Een der eerste vereischten van een acteur is, dat hij zich geheel en al moet weten te vereenzelvigen met den persoon, dien hij voorstelt. Niet een hedendaagsche man moet voor ons staan, maar Julius Cesar, Hamlet, Harpagon, Tartuffe. Zoo komt het ook voor, dat de spelers die hun rol vervullen, niet op de planken die wereld verbeelden, doch in die wereld zelve, voor een wijle van persoonlijkheid hebben te veranderen. Er komen omstandigheden voor in het leven, niet maar bij zeldzame uitzondering, doch
) dagelijks en voortdurend, waarin het noodig is ons te verplaatsen in den toe, stand van een ander en wel zoo volkomen, ’ dat wij geheel in zijn innerlijk leven op, gaan. Eerst dan zullen wij de daden . van een ander goed kunnen begrijpen en ; beoordeelen, als wij in zijn huid zijn ge| kropen. Eigen huid te dragen kost geen moeite, doch die van anderen aan te trekken, al is het slechts voor een oogenblik, dat vereiseht een inspanning, die niet licht te tellen is, omdat wij ons hebben te wringen in ons dikwijl geheel vreemde vormen. Soms is dit ondoenlijk en laten wij het begonnen werk rusten. Als dit gebeurt moeten wij in ons oordeel dubbel voorzichtig zijn. Beoor- 1 deelen toch mag slechts geschieden bij volledige kennis. Een handeling goed of 1 af te keuren, alleen op grond van hetgeen er van gezien of gehoord werd, is een f gevaarlijke oppervlakkigheid. Wij moeten ' dieper doordringen tot den grond, tot de zedelijke drijfveeren en die plaatsen in ; de lijst van denkbeelden en gevoelens < van herti of haar, die de daad verricht i heeft. ( Tout savoirc’est tout pardonner, zegt ; de beroemde uitspraak van madame De : Stael. Haar juistheid is verre van on- c betwistbaar, maar zeker is dat van het i oordeel de voorzichtigheid toeneemt in c reden van de kennis van de feiten en e omstandigheden. Zich even naar den c anderen kant te begeven om van daar te kunnen zien wat verborgen is gebleven, c zou een goed middel zijn om veel strijd a en tweedracht te voorkomen — als ten d minste de beide partijen het doen. d
ujjluci iYiug ivan gtniJtta.K.i wuiUtJll, ; dat een voorwaarde zooals hier aan het ' vellen van een oordeel is gesteld, in een s groot aantal gevallen het laatste on- 1 mogelijk zou maken door de moeielijk- ( heid der vervulling. Dit kan ik toegeven, é maar ’t is geen nadeel. Y\ ij moeten leeren c de dingen, die wij niet kennen, buiten i den kring onzer beoordeeling te laten ( Als wij absoluut geen kans zien ons in 1 andermans huid te werken, dienen wij ? ons van ernstigen critiek op zijne hande- £ lingen te onthouden. v Het meest is het noodig ons te ver- 1< plaatsen in »het geval” van een ander, v zoo deze onze hulp behoeft. Wie dat t behoorlijk kan doen, zal geen hooghartige b afwijzing doen hooren. Is hij slacht- o offer van eigen schuld? Misschien wel, doch dat neemt de noodzakelijkheid van v steun niet weg; ten hoogste kan die om- ii standigheid leiden tot het verleenen van z hulp in eenigszins anderen vorm dan de d gevraagde, Maar in elk geval dienen wij n ons in zijn toestand in te denken en bij h het berekenen van wat wij er voor over n hebben, in overweging nemen, wat wij zouden wenschen, dat wij deden als de o rollen omgekeerd waren. s< Er is eigenlijk iemand, die niet dage- h lijks dezelfde moeielijkheid, niet dagelijks di dezelfde vraag heeft op te lossen. vi Daar komt b. v. een. bedelaar aan de v< deur, die gij afwijst, omdat gij uit principe m gekant zijt tegen de ongereglementeerde w
; ondersteuning. Goed, maar zoo gij hongerig langs de straten moest loopen, zoudt gij ook minder vriendelijk en waardeerend denken over dit stelsel van niet geven. Zoo zijn er tal van gevallen. Een vader of moeder, geplaatst tegenover de overtreding van een kind, moeten zich bij de correctioneele behandeling van het geval, eerst weer zich kind maken, den gedachtengang van het kind in zich opnemen. Hoe meer men zoo’n oefening van verplaatsing houdt, des te gemakkelijker wordt dit. Wie het wel eens beproeft zal dan tevens bespeuren, dat hij van zijne persoonlijkheid hoegenaamd niets opoffert; dat hij door tijdelijk zijne zienswijze, zijn opvatting, de drijfveer zijner daden op den achtergrond te houden, aan zijn eigen karakter niet de minste afbreuk doet. Integendeel onze individualiteit wordt er zeer door versterkt. . Zonder toepassing van deze verplaatsing zal ’t veel gebeuren, dat bij het beslissen over een vraag tusschen twee personen, ieder zijn eigen kant gaat. Konden zij eens besluiten ook de zijde van den andere eens te volgen, om te zien waar ze dan terechtkomen, misschien zou hun dan een nieuw licht opgaan. Want dat is de fout, die wij telkens weer begaan, dat wij alleen het eigen kaarsje bezigen en naar het schijnsel, van elders komende, den rug wenden. Ieder zelfstandig-levend mensch komt op voor zijn rechten, dit is thans de algemeene leus. Maar wat is oorzaak, dat juist dit streven om onze rechten te doen eerbiedigen en te handhaven met strijd gepaard gaat ? Zou men niet mogen verwachten, dat voor verstandige menschen het terrein, op hetwelk zij zich bewegen, vrij nauwkeurig is afgebakend en zij wel zullen zorgen een hun vreemd gebied niet te betreden? Het komt, omdat wij uitsluitend zien uit eigen oogen, meestal nog gewapend met het glas van eigenbelang. Dan doen zich de verhoudingen der dingen niet voor, gelijk zij in waarheid zijn. Konden wij even gaan staan op het plekje van den man, wiens aanspraken met de onze in botsing kwamen of dreigen te komen, konden wij van zijn oogglas een oogenblik ons bedienen, misschien zou ons dan spoedig blijken, dat wij lijnen hebben getrokken op de verkeerde plaats. Ieder kent in eigen kring mannen en vrouwen, die met het klimmen der jaren immer zachtmoediger, steeds behoedzamer worden in het beoordeelen van de daden van een ander en wien de omgang met menschen geleerd heeft de rnenschheid lief te hebben. Dat komt door menigvuldige huidverwisselingen. In dien zin voornamelijk is het leven — ook van den eenvoudigsten — een leerschool. Het biedt een oefenplaats tot het aankweeken van die eigenschappen, die onze geschiktheid voor den arbeid van den maatschappelijken en zedelijken vooruitgang bepalen Aan dien arbeid met goeden uitslag deel te nemen, kunnen svij niet door als een vleermuis, met
eigen huid ons te omwikkelen. Wij moeten er uit; ook in deze beteekenis, dat we al het menschelijke gaan zoeken en tot het onze maken. Er ligt een geheele wereld open, waar dat is te vinden.
"Alles weten - alles vergeven.". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323197:mpeg21:p00001