JjUJtturüiJttJSJSBiXin en vv r. i uu u uiu m van oreaa; Gezien het adres van: de erven C. J. Marijnen alhier, daarbij in huur verzoekende een stuk gemeentegrond, deel uitmakende van de (gedempte Gampel, en gelegen achter hunne woningen aan den Achterom; Gelet op de aanschrijving van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 October 1857 (proVr blad no. 18). Brengen voorschreven verzoekschrift ter algemeene kennis, met uitnoodiging aan een ieder, die
vermeenen mocht door de inwilliging daarvan in zijne rechten te worden verkort, om zijne bezwaren daartegen binnen acht dagen na dagteekening dezer, aan hen kenbaar te maken. Breda, 6 December 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. Sluiting Gasbrug. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter kennis, dat de Gasbrilg van Maandag 12 December 1904, ’s ochtends te 8 uur, tot Donderdag 15 December d a v., ’s namiddags te 5 uur, voor het verkeer met rij- en voertuigen zal gesloten zijn. Breda, 6 December 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"BEKENDMAKING.". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323204:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/12/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323204:mpeg21:p00001
Veranderingen in advertentiën gelieve
~—- «? men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan.' DE ÜITGEVERB.
Zi j, die zich met i JAN. a. s. op deze
COUKANT abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis
In BROESE’S Boekhandel GROOTE MARKT 33, ZIJN VOORHANDEN: Beide bundels SPEE8HDFF Liedjes. Prijs ƒ 0,95 en ƒ 1,50 gebonden.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323204:mpeg21:p00001
Naar de Petersburgsche correspondent van de Lokalanzeiqer seint, is zekere Guensburg, zaakgelastigde van het Russische ministerie van marine voor de behartiging van de belangen der Russische vloot in het verre oosten, te Petersburg aangekomen en heeft zeer belangrijke dingen uit Port Arthur weten te vertellen. Hij constateerde, dat de Japanners zich tot den oorlog tegen Rusland reeds sedert het einde van den Chineeschen oorlog hebben voorbereid en noemde het ongeloofelijk, dat men in Rusland zoo weinig aandacht aan dit feit heeft geschonken. Alle in Japan vertoevende Russen wisten het. Drie maanden vóór het uitbreken van den oorlog maakten de Japanners al geen geheim meer Guensburg moest kolen- en andere leveranciers voor Port Arthur, waarvoor hij in Japan terecht kon, in orde brengen. Tot October van het vorige jaar hielden Japansche huizen dezen handel aan. Daarop braken zij de betrekkingen bot af, zeggende : Wij beginnen binnenkort een oorlog met Rusland. De positie van het eskader in Port Arthur werd hierdoor verschrikkelijk. Alles uit Europa aan te voeren, vorderde maanden. Plotseling — zoo vertelde Guensburg — redde
de broeder van den Japanschen minister-president Katsoere mij uit alle verlegenheid. Hij is eigenaar van groote kolenmijnen en verkocht mij 120,000 ton kolen, weliswaar niet officieel — hij zond zijn agenten, vijftien Noorweegschestoomschepen ermee bevracht en onder Noorsche vlag gelukte het, bijna de gansche lading, vóórdat Port Arthur ingesloten raakte, er binnen te krijgen. Alleen de laatste zending kwam eerst na het eerste bombardement aan. Ook gelukte het Guensburg volgens zijn zeggen, Port Arthur met bijstand van Japanners aan nog aüdere belangrijke proviandeeringen te helpen. Guensburg weet zeer nauwkeurig, dat Port Arthur voor zeer langen tijd van levensmiddelen is voorzien. Ook bevatten de depóts een grooten voorraad kleedingstukken en is er thee, tabak en suiker in groote hoeveelheid voorhanden. Zelfs 10,000 kisten met brandewijn. Wat het gerucht betrof, dat de Japansche geldmiddelen den oorlog niet lang meer zouden kunnen gedoogen, zeide Guensburg hier niets van te gelooven. Moest de buitenlandsche leening mislukken, dan zal het geld in het eigen land worden opgebracht, waar nog veel kapitaal, zit. Japan zou eventueel een milliard roebels, d. i. 20 roebels per hoofd kunnen opbrengen. Japan heeft onvoorwaardelijk land noodig en wordt het nu overwonnen, dan zat het besluit een nieuwen oorlog voorbereiden , dan misschien om de Oost-Aziatische bezittingen van Frankrijk of Engeland aan te vallen. De Engelschen zullen aan hun bondgenooten van nu geen geringe verrassingen beleven. De verontwaardiging der bevolking te Tokio over de faciliteiten door verschillende mogendheden aan Rusland bewezen, neemt toe. Toonaangevende bladen spreken de hoop uit, dat de Japansche regeering hieraan een einde zal weten te maken. Mocht Rusland door troepenaanvoer op neutraal gebied zich een basis voor de operaties in het Oosten trachten te zoeken, dan zal Japan hoogstwaarschijnlijk hetzelfde doen, Intusschen is alles op de komst van het Russische eskader voorbereid. Men heelt de mogelijkheid voorzien, dat de verbinding van Japan met het schiereiland Liaotoeng wordt verbroken en daarom zorg gedragen, dat de troepen in Mantsjoerije zonder contect met het vaderland eenige maanden achtereen kunnen strijden.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323204:mpeg21:p00001
In de Belgische Kamer van Afgevaardigden is de opzienwekkende brief van koning Leopold aan den minister van oorlog, generaal Cousebant d’Alkemade, onderwerp geweest van een interpellatie. De liberale progressist Huysmans herinnerde eraan, dat deze brief tot den minister gericht met het doel hem te bewegen van zijn ontslag-aanvraag af te zien, plotseling in het Journal de Bruxelles was verschenen en daardoor een officieel document was geworden, waarvoor de ministers verantwoordelijk waren. Huysmans vroeg aan de regeering: 1°. Waarom zij den brief heeft laten verschijnen; 2*. Welke maatregelen zij dacht te nemen, om de toepassing der beginselen mogelijk te maken, welke de brief bevat. In den brief werd de militaire wet veroordeeld, die voor 2 jaren was ingevoerd. Welke is nu de meening van de regeering? Is zij het eens met den koning? Gelooft zij dat hoognoodig de persoonlijke dienstplicht moet worden ingevoerd ? Zoo niet, waarom werd die briet dan afgekondigd? Zij heeft verklaard, vast te houden aan het besluit der Kamer, maar verloochende dusdoende den koninklijken brief. Wanneer men zulk een houding aanneemt, zeide Huysmans, moet men geen eerste minister meer zijn. Wanneer men den koning compromiteert, in het belang zijner partij, dan treedt men af en daarmee uit. De minister-president De Smet de Naeyer antwoordde, dat hij de verloochening van ’s Konings denkbeelden niet kon zien. Men had een verkeerden tekst van den brief gepubliceerd, daarom had de regeering den echten openbaar gemaakt. De denkbeelden daarin neergelegd, waren dezelfde die de heeren d’Anethan, Frère, Malou, Beernaert steeds verkondigd hadden. En waar de Koning een persoonlijke meening uitsprak, kwam dit duidelijk uit, daar hij erbij gevoegd had, dat het aan de natie zelve stond, die denkbeelden al dan niet uit te voeren. De Kamer zette gisteren de beraadslaging voort over de interpellaties betreffende den brief des Konings. De president van den ministerraad verklaait: Wij zouden hier geen vier-en-
twintig uren langer zijn gebleven, indien de brief een enkele van de verklaringen bevatte, welke onze collega’s er in gezien hebben. De minister betoogt, dat de linkerzijde niet in staat zou wezen eenige legerhervorming er door te krijgen. Het kabinet aanvaardt de verantwoordelijkheid voor het openbaarmaken van ’s konings briet. Er zijn verscheidene moties ingediend. De Vransclie regeering heeft, in het wetsontwerp op de scheiding tusschen kerk en staat, in samenwerking met de meerderheid der commissie, eenige wijzigingen aangebracht. Voor eerst spreekt het wetsontwerp nu uit, dat de staat geen enkele gezindte erkent noch geldelijk steunt. Vervolgens wordt het eigendomsrecht van staat of gemeente op alle kerkelijke goederen, roerende en onroerende, dagteekenende van voor het Concordaat, zoo nauwkeurig omschreven, dat men allerlei processen, die anders zouden rijzen, hoopt te voorkomen. Eindelijk wordt aan de gemeenten het recht gegeven om na het eerste tijdperk van tien jaar te beslissen, of zij hun kerkelijke bezittingen nog langer voor den eeredienst beschikbaar zullen stellen. Begin Januari, zoo verwacht men, komt het wetsontwerp in behandeling. Men kondigt over deze zaak een manitest aan van den hertog van Orleans. Dat zal van belang wezen! Officieel zijn de volgende benoemingen gedaan voor de internationale commissie, die binnenkort te Parijs zal bijeenkomen tot het instellen van een onderzoek naar liet Nuordzee-incident. Vice admiraal SirLewis Beaumont is Engelsch commissaris; Sir Edward Fry, vroeger Lord Justice bij het Hof van Appel, is rechtsgeleerd assessor; Hugh O’Beirne van het Engelsch gezantschap te Parijs, eerste secretaris van den Engelschen diplomatieken dienst, is Engelsch agent. Dekeizerin-weduwe van Xtnsland heeft, althans de laatste jaren, steeds gegolden voor ultra-reactionair. Dat had ze van niemand vreemd, want als dochter van den ouden koning Christiaan van Denemarken zat het haar, ook zonder de inwerking harer Russische omgeving, van huis uit al in ’t bloed. Alleen had zij meer gelegenheid dan haar vader om haar neigingen in dit opzicht te koesteren en bot te vieren. Mag men verschillende verhalen gelooven, dan kon een geboren Russische grootvorstin geen trouwer bewonderaarster van Pobjedonostsef wezen dan de Keizerin-moeder Maria Feoderovna. En nu heet het, dat ook zij onder den invloed is gekomen van de liberale beweging in Rusland! Zij zelf heeft de noodzakelijkheid van vrijzinnige hervormingen ingezien en raadt den Tsaar dienovereenkomstig. Bij de behandeling der zaak van den gewezen Finschen senator Schaamann te Abo werd gisteren eerst het antwoord voorgelezen van het openbaar ministerie op het rapport dat de verdediging in de vorige zitting had ingediend. Nadat vervolgens tien getuigen verhoord waren, verzocht Schaumann’s advocaat, het proces niet te verdagen, maar reeds thans vast te stellen, dat het getuigenverhoor niets ten laste van den beklaagde had opgeleverd. Het gerechtshof besliste echter dat de verdere behandeling der zaak uitgesteld moest worden tot 28 Februari. De Zwitsersche Bondsraad verklaarde de vestiging van JFranzlskaner en Tertianermonnlken uit het Josephshuis bij Waldbreitbach, volgens de wetgeving op de kloosters en orden, niet geoorloofd en droeg daarom het departement van politie op, den monniken de vestiging te verbieden. Een uiterst plechtige lijkdienst is gisterenmorgen te Kaapstad gehouden voor de voorloopige overbrenging van Hruger’a stoffelijk overschot naar de Nederlandsch hervormde kerk, die stampvol menschen was. Het lijk is vervolgens naar het station vervoerd, gevolgd door een menigte te voet. De trein die het stoffelijk overschot naar Pretoria zal overbrengen, is om tien uur naar Transvaal vertrokken. Volgens een gerucht zou Jacquesl, keizer der Sahara, zich verloofd hebben met miss Maud Berkley van Londen, dochter van een schatrijken reeder en nicht van Joe Chamberlain. Miss Berkley zou reeds te midden van een reeks schitterende feesten in Februari te T nnrloTi böivprin wnrrlpn.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323204:mpeg21:p00001
CORNÉLIE NOORD WAL. 35. «Een dame zou de poëzie aan die wei ontnemen!” dacht Gerry, vergetende hoe allerliefst ze er zelf uitzag. Arthur staarde haar verrukt aan. «Hoe hemelsch stond haar na weer dat marineblauw japonnetje en dat kleine ronde hoedje, dat één enkele veldbonquet scheen .... o ze was toch éénig!” Zij wendde hare oogen af, en wilde hem met een lichte buiging voorbijgaan. «Gaat u naar huis? Mag ik dan het genoegen hebben met u mee te gaan?” vroeg hij drirgendsmeekend. «Onze wegen zijn dezelfde? Heel goed dan, als’t u niet inconvenieert.” Zij kon ’t hem nu toch onmogelijk weigeren zonder onbeleefd te zijn; hij zag er uit,, alsof ze hem een groote gunst verleende, toen zij hare toestemming gaf en ze wendde zich af om den blos te verbergen, die haar onwillekeurig naar de wangen steeg. Als hij haar maar in de verste verste verte ’t minst zou zeggen wat haar hinderde, zou ze onmiddellijk alleen verder gaan; dit nam ze zich heilig voor. sik wou dat onze wegen altijd dezelfde waren!” sprak hij opgewonden, sik zou heel gelukkig zijn als ik altijd naast u mocht voortwandelen .... ik zou . . . .” Zij werd zeer bleek en hief hare groote donkere kijkers verschrikt tot hem op. sMeneer de Saint Hubert .... Laten we, als ’t u belieft, over iets anders spreken; ik wil anders liever niet van uw gezelschap profiteeren . . . .” Arthur werd wanhopig, en even rood als zij bleek was geworden. sMaar ik meen ’t; m’n God, u zult toch niet denken, dat ik zoo onedel zal zijn om zotteklap aan u te vertellen. M’n levensgeluk haDgt van u af . . . . wilt u m’n geluk bevorderen en mijn vrouw worden?” Hij stond stil en greep heur hand, die hij zoo stevig vasthield, dat ze haar niet kon terugtrekken. »U moet niet denken . , . . u weet niet wat ’t voor
mij is ... . van af 'teerste oogenblik, dat ik je zag, heb ik je liefgehad, maar ik wilde het voor me zelf niet weten .... en daarom ook, maar niet om je te grieven, heb ik je dien armband gestuurd; de hemel beware me, ik zou niet graag iets doen wat je onaangenaam was!” Het schemerde Gerry voor de oogen; het duizelde haar. Was dat de trotsche, grillige jonker, de kapel, die zóó sprak op dien ha.tstochtelijken toon, die haar half streelde, half beangstigde, en een mengeling van tot nog toe hevige ongekende gewaarwordingen in haar hart wakker riep ? Hoe dikwijls had zij met hare zusters op geringschattenden toon over zijn trotschen persoon geredeneerd; hoe verontwaardigd was zij geweest, dat hij altijd naar binnen keek, terwijl héél héél diep in haar hart, een klein stemmetje gesproken had, ten gunste van zijn mooi, voornaam uiterlijk, zijn rijzige, knappe gestalte en de groote oogen, die haar nooit stroef hadden aangekeken, en nu met een uitdrukking van grenzenlooze teederheid op haar rustten. Hij had dus haar uitverkoren boven al die freules, die als om strijd om zijn gunst dongen, die bedelden om een vriendelijk woord van hem .... bah, zij zon zieh nooit zoo vernederd hebben. Zij had het dikwijls bemerkt, want reeds op verscheidene partijen had ze nu op Groenenstein gezongen. Maar neen, wat hij verlangde kon nooit zijn; het was een herschenschim. «Zegt u niets?” vroeg hij angstig, en noode hief zij de oogen tot hem op. »’t Kan niet. Er is zoo’n groot verschil tusschen ons; ik ben arm en van burgerafkomst, wij leven natuurlijk op hoogst schralen voet; wij moeten allen onzen eigen weg zoeken .... eenmaal .... en u is schatrijk en van adel .... de afstand is te groot .... uw familie.” nis ’t anders niet? zon u denken, dat ik daaraan hecht? Ik wil geen voorname afkomst .... geen rijkdom .... ik vraag alleen d .... 4 ... . Géraldine van Aldenburg .... die is m’n geluk .... m’n rijkdom . . . .” Zij werd zeer bleek, toen hij haar naam uitsprak, er trilde iets in heur hart. De heele familie, kennissen, zeiden eiken dag achteloos haar naam, maar zóó . . . . de beteekenis in zijn toon . . . . ? en uit zijn mond had ze dien naam nooit vernomen; ’t was net of hij nu héél anders klonk .... veel mooier .... zij voelde, dat zij den man liefhad, die dien naam zóó nitsprak.
i'Zoudt u nu niet denken dat u een klein beetje van me zou kunnen houden?” klonk het smeekend en vleiend. O, welk een wilden, zwaren strijd voerde zij in heur hart, maar het beeld zijner trotsche moeder rees voor haar op, dreigend, hoog en ijskoud .... en sidderend bedacht zij, welk een storm er daar ginder zou opsteken; in dat vorstelijk buiten, als zij toestemde .... moeder en zoon van elkander gescheiden .... met elkander in onmin .... de hoon en spot van voorname vrienden en kennissen .... men zou hdar van coquetterie beschuldigen . . . . »Ik weet stellig dat mevrouw uw moeder ’t nooit goed zal keuren .... en de mijne evenmin . . . .” »Wanneer mag ik ’t de uwe komen vragen? Morgen ?” «O .... o .... ik weet ’t niet .... ik kan ’t niet zeggen .... ik kan niets zeggen!” riep zij angstig en verward, « Geeft u mij toch wat bedenktijd! Ik .... ik ben natuurlijk ten hoogste vereerd met uw aanzoek .... maar o, de zwarigheden zijn onoverkomelijk . . . . ’t kan niet.” «Zwarigheden? .... omdat u die verkiest te maken,” sprak Arthur bitter. «Als u mij zoo lief had, als ik u, zoudt u zich geen oogenblik bedenken . . . .” Zij werd vuurrood. «Ben ik u geheel onverschillig?” Zij keek naar den grond en zeide niets. Hij beschouwde dit als geen ongunstig teeken. Hij liep nu zwijgend naast haar voort en ergerde zich dood. Hij, jonker Arthur de Saint Hnbert, had zieh vernederd de hand te vragen van een burgermeisje, dat hij nu wel is waar zielslief had, anders zou hij haar niet gevraagd hebben, want voor geen enkele vrouw had hij dat ooit overgehad; hij wilde haar zijn naam, zijn groot fortuin, zijn rang, zijn persoon schenken, en in plaats van letterlijk van blijdschap voor hem te knielen, gaf zij zieh airs, opperde allerlei zwarigheden omtrent zijn ouders en vroeg bedenktijd, en zei dat ’t nooit zou kunnen; dit laatste deed de deur toe. En wat nog ’t ergste was, bestond daarin, dat ze maar niet wilde zeggen, hoe ze over hem, over zijn persoon, over zijn uiterlijk dacht. Alle vrouwen waren dus niet ’t zelfde. Trotsch, koppig nest! Hij kees eens naar haar en zij scheen hem, terwijl ze zoo met gebogen hoofd naast hem voortschreed, behoorlijker dan ooit. «Ze was om te stelen,” en hij mocht haar niet stelen. Bedenktijd had ze gevraagd, en de hemel weet, hoe lang ze hem aan den gang
zou houden .... om hem ten slotte misschien nog een blauwtje te laten loopen, .... met haar verwaande preutschheid! Hij mocht wel wat hebben, had Pan gezegd. En hij had naar diens redeneering geluisterd, natuurlijk alle idéé van een blauwtje verre van zich werpend. Hij, Arthur de Saint Hubert zou ’n blauwtje loopen, ónmogelijk, onmogelijk! Dat kon hém niet overkomen, wel anderen. Hij stampvoette van kwaadheid. Zij keek verschrikt op. «Hoe . . . . e vondt u dat weilandschap ?” vroeg hij plotseling, op dood-gewonen toon. «O, heerlijk antwoordde zij opgetogen blij, dat hij weer begon te praten »als een gewoon menseh.” Zijn hartstochtelijkheid had haar bedwelmd; gedurende de minuten echter, dat hij niets had gezegd, hadden hare verstandelijke vermogens weer de heerschappij over heur hart herkregen en zij had zich zelf eens flink onder handen genomen en innerlijk wel tien keer herhaald: «Gerry je zult wijs zijn, als hij ’t niet is, en niet toegeven .... je zult ook niet meer aan hem denken, je hadt niet met hem mee moeten gaan . . . Zij sprak nu gejaagd tot hem. «Er lag zoo’n prachtige gloed over. Maar weet u, wanneer ik zoo iets ’t mooist vind? In den vroegen morgen .... als de dauw nog zoo over ’tgras ligt .... en dan dat wazige blauw .... net of er ’n sluier over ligt .... zoo’n zilverachtige vochtigheid .... hier en daar 'njuplenge psoo | heel flauw, of ’n torenspitsje .... en dan mbet er ’n slopt in ’t midden zijn, waar de koeien in staan. Wat heeft zoo’n koe toch ’n dom gezicht, vindt u ook niet?” Hij schaterde van het lachen; zijn kwade bni week voor een oogenblik geheel. Dit was dus de uitwerking van zijn liefdesverklaring, dat zij in geestdrift en verrukking geraakte over een landschap met koeien! »U hadt schilderes moeten worden; u is uw roeping misgeloopen .... pardou ik spreek iu rollen ernst.” Zij vouwde hare kleine handen over heur parasol, s De hemel gaf dat mama geld genoeg had om me ie laten studeeren, ofschoon ik op mijn leeftijd al schilderes moest zijn . . . .” zij zuchtte. (Wordt vervolgd.)
"GÉRALDINE". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323204:mpeg21:p00001