EERSTE BLAD.
Stil verlaat het ons, gelijk het zonder gedruisch is gekomen en alleen aan onze stemming is het merkbaar, dat er iets verandert. In afwachting van het oogenblik dat de Tijd zijn zandlooper keert, zijn wij in den familiekring bijeengekomen. Verspreid wonende bloedverwanten hebben een gemeenschappelijk middenpunt gezocht, waar zij zich vereenigen om in feestelijke gezelligheid de laatste klokslagen van het scheidende jaar te beluisteren en elkander het goede toe te wenschen bij de intrede van het nieuwe. Kort schijnt het nog maar geleden, sinds wij op gelijke wijze eikaars hand drukten. De jaren snellen heen, hun aantal vermeerdert zich en het spoor dat z j achterlaten is niets meer dan een vluchtige droom. Het meest voor de gelukkigen, die mogen terugzien op de vervulling van vele wenschen bij den aanvang in het geheim gekoesterd of openlijk uitgesproken. Het goede, het gelukkig makende, dat tot stand gekomen is, herdenken zij in vreugde, den strijd, den arbeid, de teleurstellingen of het leed dat ’t gekost heelt om dat doel te bereiken, wordt zoo mogelijk vergeten. Maar er zijn ook niet weinigen, wien het scheidingsuur zwaar op het hart drukt. Er is een plaats, er zijn misschien meer plaatsen ledig gevallen, nog bij den vorigen jaarsovergang bezet door een vriendelijke gestalte; de mond die toen met hen de heilwenschen uitsprak, is verstomd, die oogen die toen zoo vroolijk ons toelachten zijn uitgedoofd en gesloten. Dat is de tragedie, die van minuut tot minuut zich herhaalt, met telkenmale verandering van tooneel, en het kan niet anders, de onverbiddelijke natuurwet schrijft het aldus voor, Hebben wij dan, terwijl met betraanden blik wordt teruggezien naar de smart zan het jongst verleden en de gedachte weemoedig stemt, dat de best gemeende wenschen niets vermogen om de nadering ran het leed af te wenden, hebben we lan nog het gevoel van dankbaarheid mor hetgeen de voor altijd heengegane ; >ns geweest is en de ons bijgeble-'enen loen om het lijden te helpen dragen lan is ook die weemoedige stemming op , len Oudejaarsavond ons wel. ( Op het ijdele der wenschen, die wij < 'P de grenslijn van twee jaren wisselen,
is vaak gewezen. Wat kunnen zij wijzigen aan den loop der dingen, welken invloed kunnen zij hebben op lotswisselingen, die ons boven het hoofd hangen ? Bovendien veel is daarbij niets meer dan sleur en klank, het voldoen van zekere eischen der gewoonte, het mededoen aan een mode, eigenlijk een misbruik maken van woorden, die daardoor veel van hun beteekenis verliezen. Dat er waarheid is in deze bewering, is bezwaarlijk te betwisten en het zou geen achteruitgang zijn, indien wij ons wat losser konden maken van zinledio-e O vormen. En dat zelfs de goedgemeende met hartelijkheid uitgesproken wenschen geen uitwerking hebben, ook dat is niet te ontkennen. Maar niet te berekenen is de macht van het gevoel, dat zich openbaart in handdruk en wensch — niet te meten de kracht van den stroom der welwillendheid, die opborrelt in de scheidingsure, als menschen die bij elkander behooren, de pogen op elkaar vestigen en in dien blik doen lezen, dat hulp en steun verwacht mag worden waar die noodig is, dat troost niet zal worden teruggehouden als hij eenig goed kan doen. Voor een groot deel is der menschen lot het resultaat van der menschen streven, en het is van de hoogste waarde, dat dit zich richt naar de aanwijzingen der liefde, waaraan het samenzijn in dit uur van overgang uitdrukking tracht te geven. In den stroom der tijden is het afgeloopen jaar slechts een golfje, en de plaats die het inneemt, de waarde die er aan is toe te kennen voor de geschiedenis der beschaving is niet terstond met. juistheid te bepalen. Buiten de grenspalen van ons land zijn gebeurtenissen afgespeeld, die van den grootsten invloed kunnen zijn op de cultuur- : geschiedenis, daar binnen is het rustig nprm'AAol _ n
geweest zonaer opzienöarende voorvallen. En nog meer geldt dit voor hetgeen Breda betreft. Als wij nazoeken wat 1904 ons bracht, dat nog eens gememoreerd mag worden in dit overzicht dan treffen wij zeer weinig aan. 9 Maart vierden wij hier het feest der Koningsvrouwe, het 25-jarig jubilé van de Koningin-Moeder, die den 22sten Januari 1879 haar vaderland verliet om haar gemaal Willem III naar Nederland te volgen. 19 Maart besliste de gemeenteraad over het annexatie-voorstel en nam dit met 16 tegen 4 stemmen aan, terwijl kort daarna de commissie uit de burgerij het verwierp met 13 tegen 4 stemmen en 2 onthoudingen. 3 Mei keerde de rederijkerskamer «Vreugdendal ’ als overwinnaar terug uit den tooneelwedstrijd te ’s Bosch en werd hier op hartelijke feestelijke wijze ingehaald. Juli was de maand der congressen, de juristen en de medici vergaderden achtereenvolgens in Concordia, terwijl Breda daarbij zijn naam als gastvrij en vroolijk stadje handhaafde. Dezelfde maand werd een begin gemaakt met de restauratie der Groote Kerk, een reusachtig werk, dat in jaren nog niet voltooid zal zijn. 11 Juli hadden wij weder overwinnaars te huldigen en allen herinneren wij ons, de geestdriftige ontvangst en begeleiding van het Bredasche Mannenkoor. 24 Augustus een locaal-nationaal feest, de dag waarop voor 500 jaren, voor ’t eerst een telg uit ’t Huis Oranje-Nassau baron over Breda werd. 11 September bezocht weer de Maastreechter Staar onze stad en gaf in Concordia’stuin een concert. En het jaar sluit zich met nog twee congressen, een van de Soc. dem. Onderwijzersvereeniging en een van den Bond van Ned. Onderwijzers. Noch groote vreugde, noch diepe smart werd collectief het deel Bredasche inwoners; van beteekenende scheiding of oneenigheid bleef de stad gespaard en in gemoedelijke eendracht leefden de Bredanaars met elkaar. In dit plechtig uur, bij de intrede van een nieuwen jaarkring, geeft het gevoel vuf. elkander te leven, een bijzondere stemming en wekt tevens den moed op, om rustig de onzekere toekomst tegemoet te gaan. Moge die toekomst voor een zoo groot mogelijk aantal der onzen zoo helder mogelijk zijn. En laten wij met krachtige hand den wandelstaf weder omvatten, al weten wij nog niet, waarheen de weg leidt en hoe hij zijn zal. Voor den grooten wijsgeer, dien Engeland kort geleden verloor, en
~ O » V» .« w* J VI* ; die zoo diep is doorgedrongen in de ■ raadselen des levens als nadenken ver1 mag, is toch de juiste kennis van het ! doel van ons leven en de plaats die wij ■ innemen en de beteekenis van het leven, : niet geworden het resultaat van wetenschappelijk onderzoek ; wat Spencer niet vermocht te doorgronden, zal ons waarschijnlijk ook vooralsnog niet duidelijk zijn. Doch er is een andere aanwijzing voor de richting in welke wij ons hebben te bewegen, wij gaan voort met vertrouwen in de menschen en m ons zelf, in geloof aan het goede en in liefde tot de menschheid. Zoo kunnen wij moedig voortwerken aan de taak, die wij te vervullen hebben en voor ons allen is er nog zeer veel te doen. Er zijn muren om te halen, welker fundeeringen diep zijn neergelegd en waarvan de soliditeit den aanval van vele houweelen weerstaat, — muren van egoïsme, waardoor scheiding gemaakt wordt tusschen de menschen; muren van verbittering, die de samenwerking tot gemeenschappelijke verheffing onmogelijk maken; muren van bijgeloof, die der menschen gedachten weerhouden; muren van onwetendheid, die het uitzicht zeer beperken. Al kunnen wij slechts één steen daarvan losrukken, dan is dat toch wel de moeite waard, om er onze krachten voor in te spannen. Naar lechts en links, naar alle zijden hebben wij de handen uit te strekken, om den band te knoopen, dien de individuen vereeaigt tot menschheid, tot één
groote familie en dat werk is van dien aard, dat het alle afzonderlijke vorderingen tot haar recht kan doen komen. De oude Chronos vervolgt zijn weg met immer denzelfden gelijkmatigen tred, van mijlpaal tot mijlpaal, dien hij ternauwernood telt, veel minder als een halte beschouwt. Hij bekommert zich niet om hetgeen de menschen doen; laten wij zorgen op 31 December 1905 met voldoening te kunnen terugzien op hetgeen wij in dat jaar volbrachten of beproefden.
"1904.". "Bredasche courant". Breda, 1905/01/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324001:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/01/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324001:mpeg21:p00001
van het Departement BREDA der Maatsiiiapiij MJiit van ’t Alpim Door gebrek aan gegevens, daar de verslagén van enkele inrichtingen nog niet alle zijn ingekomen , is ’t mij dezeD keer niet mogelijk een zoo volledig verslag uit te brengen als m. i wenschelijk en noodig is. Ons Departement telt op heden 210 leden, waaronder twee Eereleden. In de laatste jaren was het gemiddeld cijfer 205, zoodat helaas geen groote vooruitgang te constateeren valt. Dit is zeer te betreuren, omdat, waar nog zooveel noodig is ter bevordering van het algemeen volksgeluk , slechts door samenwerk ng voldoende kracht ontwikkeld kan worden. Toch werd, ondanks dien weinigen vooruitgang in ledental voldoende kracht naar buiten ontwikkeld, dank zij de vele instellingen, waarop Breda mag roemen. Of deze evenwel strikt het doel beoogen, weggelegd in het eerste artikel onzer wet, wil ik niet beoordeelen; of zij bloeien en nut stichten, zal moeten blijken uit het volgende, ontleend aan de verschillende verslagen. Voordat ik tot de instellingen overga, moet ik met leedwezen in herinnering brengen, dat twee verdienstelijke leden aan de bestuurstafel ontbreken, die vermeenden, dat jongere krachten hun taak behoorden over te nemen. Vele jaren hebben de Heeren Nagel en Dommers zich met ijver en liefde aan hun taak gewijd. Het Departement erkende dit met waardeerinoen wist daaraan geen betere uiting te geven dan hen met algemeene stemmen tot Eerelid te benoemen. Het bestuur van het Departement en de Commissie der Scholen zal hunner en hun werk steeds blijven gedenken. Door vertrek naar elders verloor het Dep. Bestuur zijn steeds werkzame secretaris. Waren zijne adviezen van groote waarde voor het bestuur, te betreuren valt het, dat die in de notulen zoo moeilijk te ontcijferen zijn, waardoor voor ons menige nuttige wenk verloren zal gaan. Behalve de Ieesavonden hebben in het afge loopen jaar 6 Bestuursvergaderingen en 5 algemeene vergaderingen plaats gehad, noodig voorde nieuwe statuten voor hulp- en spaarbank. Beide inrichtingen werken thans met eigen kapitaal. Na de bekende catastrophe te Ten Boer heeft het Hoofdbestuur der Maatschappij maatregelen genomen, om de Departementen te voorzien van een leiddraad tot wijziging der voorschriften voor de spaarbank. Het bestuur dier instelling ilhier heeft zich geen rust gegund, voordat de statuten, ontworpen in den geest van het Hoofdbestuur , zijn aangenomen. Hulde aan die voorvechters Ook de hulpbank, die in het afgeloopen jaar statuten en afzonderlijke reglementen ontving, s nu eindelijk zoover, dat ze, bij een zuin?g reheer, haar kapitaal langzaam zal zien aanjroeien, ten bate der vele aanvragen van den deinen man, die noodig e nigen steun behoeft, >m moeiljjke tijdperken te doorworsteltn. Dank dj de toewijding der beheerders zijn beide banken iu een sieraad van ons Departement, hebben 'en goeden naam, en dienen tot bevordering Ier volkswelvaart. Tot slot eenige cijfers.
Aanwezig kapitaal en bezitting, f 463.401,64 Schuldig aan de inleggers. . , . » 344.941.21s Reservefonds. . . f 118.460,42® Op het einde van het jaar waren er 2373 spaarboekjes ot inleggers, waaronder 397 schoolspaarders. De Jongensschool. Het aantal leerlingen was dit jaar weder ruim voltallig, een bewijs dat het onderwijs aan de te stellen eischen voldoet; de resultaten, bij de verschillende examens verkregen, vergeleken met die van andere inrichtingen, doen onze school op den voorgrond treden. Te bejammeren is het echter, dat niet ware sympathie voor onze maatschappij en haar streven op den voorgrond staat, maar dat de school ais ’t ware een lokmiddel moet zijn, om het ledental op dezelfde hoogte te houden. De meisjes- en de Fröbelschool sluiten dit jaar helaas weder meteen nadeelig saldo: daar echter de nieuwe cursus met eenige leerlingen meer is begonnen, kunnen wij de hoop koesteren, dat dit jaar gunstiger resultaat zal worden verkregen. Toch zal nog steeds voor die beide scholen steun van het Departement noodig zijn. De kook- en huishoudschool, aan de meisjesschool verbonden, is dit jaar wegens gebrek aan deelneming tijdelijk opgeheven. De voorschotbank blijft aan haar doel beantwoorden, door voorschotten te verstrekken aan gepensionneerden, die door de late uitbetaling van hun pensioen, zich in groote moeilijkheden bevinden. De uitdeeling van levensmiddelen en brandstoffen, evenals de afdeeling kindervoeding, zoo nuttig voor het volk, en vooral voor de schoolkinderen, kunnen slechts de laatste jaren een weinig vooruitgang in hunne inkomsten eonstateeren. Het grootere aantal liefdadige instellingen maakt, dat elk zich met een kleiner deel moet tevreden stellen. Toch konden in het afgeloopen jaar verstrekt worden 846 porties erwtensoep, 1908 brooden van 1 KG., 762 decaliter steenkolen en 1146 KG. spek, terwijl voor de kinderen 68 keer gekookt is en in het geheel 12733 kinderen een maal is verstrekt, d. i. gemiddeld per keer aan 187 kinderen. We behoeven hier echter niet in herhaling te treden van het reeds uitgegeven verslag. De volksbibliotheek. De naam reeds duidt aan, dat deze een bron is tot opheffing, ontwikkeling en veredeling van het volk. Volgens het verslag van de commissie is in het afgeloopen jaar 42 keer gelegenheid gegeven, boeken te ruilen en werd gemiddeld door 53 personen, meerendeels uit den kleinen burgerstand en werklieden daarvan gebruik gemaakt. Ongetwijfeld hebben die boeken veel te lijden en moeten dus van tijd tot tijd vernieuwd en gerepareerd worden. De commissie vraagt daarvoor dan ook den steun van het Departement, indien eigen middelen niet toereikend zijn. Eveneens is het met de bibliotheek voor jongelieden, waarvoor in de laatste jaren niet veel is uitgegeven en waarvan eene groote aanvulling onze jeugd ten goede zou komen. Mochten eigen middelen in deze te kort schieten, dat dan de hulp van het hoofdbestuur worde ingeroepen; de algemeene vergadering stelde daarvoor reeds gelden beschikbaar. Daarmede zijn de instellingen afgehandeld, door het departement opgericht. Toch is er nog ééne, waarover een enkel woord gesproken mag worden. Het is de volkskook- en huishoudschool, waar een onzer bestuursleden lid van is. Die cursus, opgericht door eenige dames, heeft ten doel het jonge volk te leeren, met weinig middelen een voedzaam maal te bereiden. Voor zoover de ruimte zulks veroorlooft, worden leerlingen toegelaten. De middelen, waarover het bestuur kan beschikken, zijn zeer gering, en waar het eene opvoeding van het jonge volk betreft, zal het Departement wel willen steunen en zoo dat niet kan, zich wederom wenden tot het hoofdbestuur. Daarmede mijne heeren zou ik mijn verslag kunnen eindigen, doch ik voel me gedrongen U enkele punten onder de aandacht te brengen, vraagstukken, die door het hooidbestuur en andere instellingen in behandeling worden gegenomen en die gedeeltelijk van regeeringswtge in werking worden gebracht, nl.: het woningvraagstuk; de kinderbescherming en de kinderbewaarplaatsen. Zeer zeker punten, die in de eerstvolgende jaren van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen en eveneens van de Departementen de volle belangstelling zullen eischen. Tot slot spreek ik de hoop uit, dat ons Departement ook het volgende jaar weder krachtig zal medewerken tot ’t bereiken van hetschoone doel onzer Maatschappij. Breda, 27 December 1904. De Secretaris, C. J. VAN TEMMEN.
"Verslag over het jaar 1904". "Bredasche courant". Breda, 1905/01/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324001:mpeg21:p00001
’ Aan onze abonnés zal in den morden van 1
Januari een Iraaie wekelijksche Scheurkalender worden aangeboden. DE UITGEVERS
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/01/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324001:mpeg21:p00001