"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324073:mpeg21:p00001
"Verkiezing Kamer van Arbeid.". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324073:mpeg21:p00001
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324073:mpeg21:p00001
in de algeloopen week zijn m de Nieuwe Rotterdamsche Courant een reeks opmerkenswaardige ingezonden artikelen verschenen van katholieken, in vervolg op het artikel van een hunner geloofsgenooten, waarvan wij in ons vorig hoofdartikel enkele gedeelten overnamen. Zooals men zich herinneren zal, wees die eerste inzender er op, dat een katholiek volstrekt niet handelt in strijd met zijne geloofsbeginselen, wanneer hij bij de verkiezingen zijn stem uitbrengt op een niet-kerkelijk candidaat. Waar wij nu de zekerheid hebben, dat in het district Breda vele katholieke kiezers zijn, die zich niet kunnen vereenigen met het beleid van het tegenwoordige kabinet en waar wij tevens de overtuiging bezitten, dat er ook tal van katholieken zijn, die in de meening verkeeren, dat zij slechts mogen kiezen op den candidaat, die door de coalitie partijen, in overleg met de geestelijke overheid, wordt gesteld, gelooven wij, in verband met de vrijzinnige candidatuur, goed te doen door hen in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van eenige argumenten door hunne geloofsgenooten aangevoerd. »Een goed katholiek” schreef o. a. in antwoord op het artikel van den »war en katholiek”: »Hoe jammer, geachte heer, dat u schrijft geen paganistische bladen te lezen; dat had u moeten verzwijgen, want nu gaat de tegenpartij misschien denken, dat u eenzijdig ontwikkeld zijt en daarbij niet hoog staat op de maatschappelijke ladder; want zij beweert steeds, dat ieder die zaken doet van eenige beteekenis of op de hoogte wenscht te blijven van de commercieele en financieele aangelegenheden, een harer groote organen lezen moet. En dan zoo maar te erkennen, dat wij allen slechts werktuigen zijn in de hand van Paus en ondergeschikte geestelijkheid. Maar, waarde heer, nu gaan die paganisten ons misschien nog uitmaken voor dommekrachten, paaschossen of dompers, want u voegt er nog wel aan toe, dat wij er onze menschen voor hebben, die voor ons in de politiek denken. Wat zal de redactie gelachen hebben, toen ze sen stuk kreeg van iemand, die niet denken mag. U zult mij dan ook willen permitteeren, dat ik steeds gedacht heb, denk en hoop te blijven denken, en er in de politiek mijn eigen opinie op na houd. En wilt u soms en passant hooren hoe die luidt ? Welnu, in ’t kort, het samengaan van de katholieken met de antirevolutionairen acht ik noodig op het punt van onderwijs, doch voor de rest ga ik in de meeste gevallen liever mee met de gematigd liberalen. Om een paar punten te noemen ben ik tégen de Drankwet, tégen de Vaccinewet, tégen de afschaffing der Staatsloterij, tégen de ontworpen Tariefwet, enz. En ten slotte ben ik tegen het klakkeloos overnemen van alle aftredende antirevolutionairen, vooral op plaatsen waar wij de meerderheid hebben, als te Loosduinen, terwijl ik het uit eigen beweging stellen in een district, waar de antirevolutionairen niets te vertellen hebben, doch dat bijna uitsluitend uit katholieken en liberalen bestaat, van een christelijk-historische, van een bekenden papenhater (zooals bijv. dr. De Visser in ’s Gravenhage) belachelijk en onlogisch noem.” Hierop schreef »Een RoomschKatholiek”: »Voor mij in twee groepjes liggen de ingezonden stukken van ware en onware katholieken: rechts de insinuatie van de JY. k..ab, Crt. en het kostelijke stuk van ’t enfant terrible dat zich waar katholiek noemt: en links de twee flinke stukken van twee katholieken, die ’t niet alleen in naam, maar ook in overtuiging, die dus Roomsch zijn zonder zich te laten indeelen bij een politieke fractie, maar door eigen oogen ziende, partij kiezen, waar zij het voor ’s lands belang wenschelijk achten. En ik zie in die beide schrifturen de uitingen van twee soorten katholieken: echte wat men noemt echte Roomschen, die zich nergens iets van aantrekken, als hun eigen zaken maar goed gaan (en die gaan goed als ze op de hand van de kerk zijn), die alleen lezen Tijd of Maasbode, die scapulieren koopen voor alle ziekten, al gelooven ze er niet in, maar ze moeten wel om hun zaak, en van de politiek zich niets aantrekken, want je hoort later toch wel op wie je stemmen moet; — links de menschen van degelijke godsdienstige overtuiging, die hun kerk van harte aanhangen, maar o zooveel anders zouden willen hebben; die zich echter stil houden, omdat, zooals de inzender van 27 April schrijft, de katholieke kerk over middelen beschikt om iemand klein te krijgen, en niemand graag martelaar wil worden voor zijn principe. En dat is’t, de R. K. kerk (ten minste de officieele) heeft ’t liefst zijn leden klein, als ’t getal maar groot is. Hoe nu de verhouding is tusschen die linksche en rechtsche katholieken weet ik niet, maar dit weet ik, dat onze kerk niet gebaat is met een clericalen regeeringsvorm. De clerus=geestelijkheid moet niet regeeren, moet niet naar macht streven, want dan komt hun eigenlijke taak op den achtergrond, het zedelijk opvoeden, bet wijzen en leiden naar den weg van senvoud en waarheid, van naastenliefde 3n christelijke deugden. En met wie zouden we optrekken om de veste te veroveren? Met de Calvinisten, die altijd smalen en afgeven op onzen godsdienst,
en die ons minachten en verachten, omdat we niks beteekenen, omdat Schaepman dood is, de eenige om op te pochen, omdat ze alleen ons getal kunnen gebruiken ! En waarom worden we gehoond en uitgelachen ? Omdat wij klein zijn en ons klein laten houden, omdat we geen diepe overtuiging hebben, en het innerlijk mooie van onzen godsdienst niet eens zien door het scherm van scapulieren, rozenkransen, Pieterspenningen, heiligebeelden, enz. enz.: alle tastbare dingen, die ons hier en hier namaals welzijn moeten geven, maar ons ridicuul maken in de oogen van andersdenkenden; alles gevolg van clericalisme, van vrees voor verlies van ’t getal, van onverschilligheid voor gehalte; want clericalisme wil macht, en die wordt niet verkregen dan door de menigte. En daarom, laat elk Roomsch-katholiek zijn oogen open doen en zich overtuigen van den huidigen politieken toestand: van mij en velen met mij is het de vaste overtuiging, dat bij een voortdurend clericaal bestuur, de godsdiensthaat zal aangroeien en onze kerk hier te lande ook rijp wordt voor bewegingen als van 1870 in Duitschland, Zwitserland en Oostenrijk, en van de laatste in Oostenrijk, waar onder de leus los van Rome, de katholieken zich afscheiden en tot weinig of niets vervallen; en last not least, als de hedendaagsche congregatiepolitiek in Frankrijk. Godsdienstvrijheid hebben wij altijd gehad onder liberale regeeringen, en in godsdiensthaat zullen onze kinderen opgroeien .als de clericalen de regeering blijven uitmaken.” Toen volgde een schrijven van »Een Roomsch Katholiek: »Waarde geloofsgenoot, quo vadis? Kijk de paganistische Rotterdammer eens goed in en aanschouw de vruchten van uw geschrijf: de vrijzinnige katholieken rijzen als paddestoelen uit den grond, in een paar dagen reeds een klaverblad van vier. Vele »balve broeders”, die het durven wagen alleen naar den pastoor te luisteren, als het hun geestelijke belangen geldt, worden wakker geschud en zullen ongetwijfeld dezen zomer met mij tegen de aanhangers van dr. Kuypers op trekken, in plaats van zich onzijdig te houden. Hiervoor mijn dank. Maar het ergste komt nog: ik sprak reeds drie onverdachte Katholieken, voorstanders van de coalitie, die niet meer of minder beweren dan dat gij een verkapte antipapist zijt, een strooman der liberalen, die ons bespottelijk wil maken in de oogen van andersdenkenden !! Waarlijk, gij zult het beseffen, het timmeren aan den weg is een ondankbaar werk. Dat er priesters zijn, die het »hoor en wederhoor” aanbevelen is U nieuw. Maar is dan nooit een pauselijke boodschap tot U doorgedrongen, die het bestudeeren der H. Schrift door leeken aanraadt? Is het U ook niet bekend, dat tegenwoordig door Geestelijken vereenigingen van jongelieden worden ge-
praesideerd, waar gelegenheid gegeven wordt tot het verdedigen en bestrijden van stellingen, die den Godsdienst raken? Hebt u er nooit van gehoord, dat katholieken studenten te Delft, Leiden of elders op hun vergaderingen in het bijzijn van hun moderator vrijelijk onderwerpen bespreken, voor welker behandeling het »audiatur et altera pars” noodzakelijk moet worden toegepast ? Ik wil U echter toegeven, dat de geestelijkheid niet zoo erg scheutig is met zulke concessies en ze uitsluitend reserveert voor meer ontwikkelden. Ten slotte moet ik nog protesteeren tegen uwe conclusie, dat iemand, die voor de liberalen stemt, als vijand van de Kerk moet worden aangemerkt. Dit zou alleen waar zijn, als de ondervinding ons geleerd had, dat onder een liberaal bewind de Kerk vervolgd werd. Doch, zooals een andere Katholieke inzender terecht opmerkt, is de gewetensvrijheid onder een liberaal ministerie altijd gewaarborgd geweest, m. i. minstens even goed als men van Calvinistische zijde kan verwachten. Op al deze artikelen antwoordde de katholieke pers met insinuaties, dat de inzenders geen katholieken zouden zijn. De N. R. Ct. schreef hierop, dat zij zich niet met streken ophield en niet met den naam van katholiek stukken zou laten onderteekenen door hen, van wie zij weet, dat zij niet tot de katholieken behooren. Maar ook de eerste inzender protesteerde daartegen en schreef o. a.: »Ik wil omtrent mijn persoon aan De Tijd het volgende niet onthouden. Ik houd jaarlijks mijn Paschen en kom mijn verdere godsdienstige verplichtingen na. Met «slimmigheden” houd ik mij niet op, en ik heb ook niet het geringste persoonlijke belang bij een overwinning van de liberalen of clericalen. Ik ben geen bondgenoot van de Nieuwe Rott. Courant en ik veronderstel bij niemand wraakzucht, tenzij ik de bewijzen heb voor het tegendeel. Bovendien ben ik niet iemand, van wien gezegd kan worden, dat hij volstrekt niet zal letten op de belangen van zijn godsdienst en van zijn kerk. Integendeel, wanneer die belangen werden bedreigd, zou ik mij voor de verdediging daarvan in de bres stellen. En wat de vraag aangaat of ik ben een bekend en achtenswaardig persoon — zedelijk en verstandelijk hoog genoeg staande om te kunnen vorderen, dat door mijne geloofsgenooten naar eene uiteenzetting en verdediging mijner overtuiging geluisterd wordt, kan ik antwoorden, dat ik in de plaats mijner woning in mijne omgeving zoowel bij protestanten zeker even hoog sta aangeschreven als de redactie van De Tijd te Amsterdam. Voorts bevreemd het mij, dat De Tijd zoo bijzonder nieuwsgierig is naar mijn naam, daar het toch niet in de eerste plaats van belang is «wie” de een of andere overtuiging verdedigt, als wel op welke gronden een overtuiging verdedigd wordt. Dat ik mijn geloofsgenooten in mijn bovengenoemd artikel zou hebben gesmaad, hun zonder eenig bewijs heel veel leelijks zou hebben aangew'reven, en mijn beschrijf geen anderen naam zou verdienen dan dien van laster, zijn beschuldigingen, waarvan ik slechts dit wil zeggen: welk onbevooroordeeld persoon zal, na lezing van mijn artikel en dat van De Tijd willen beweren, dat De Tijd op grond van haar geschrijf het recht heeft mij te beschuldigen van smaad, laster en heel veel leelijks. Zou ik niet eerder het tegendeel kunnen zeggen ! Overigens heb ik niet beweerd, dat ik in mijn particuliere zaken zou zijn geschaad. Maar ik ben het volstrekt niet met De Tijd eens dat zulks nimmer van katholieke zijde geschiedt, en op gevaar af van door De Tijd voor geen held te worden aangezien, verklaar ik, dat ik daarvoor beslist bang ben. Uit de wijze waarop de voor «gematigd” bekend
staande Tijd nu reeds tegen mij optreedt in het openbaar, kan men nagaan hoe tegen mij openlijk en , ja vooral, bedekt zou opgetreden worden, als men mijn naam kende. Ik vertrouw, dat het «persoonlijk” gedeelte der kwestie hiermede is afgedaan en voortaan zal blijven rusten. De hoofdzaak is de vraag: dat men om goed katholiek te zijn niet steeds zijn stem op een clericaal behoeft uit te brengen. En dit moet De Tijd toegeven. Trouwens wie heeft er onder ons katholieken ooit van gehoord, dat iemand er iets kwaads (in den zin van iets zondigs) in zou zien, als hij bij verkiezingen b.v. op den liberalen candidaat in plaats van op den antirevolutionairen zijn stem uitbracht ? Veronderstelt , dat in Nederland een clericale regeering tal van wetsontwerpen indiende, alle z.g. vrije kwesties betreffende (en wat zijn al geen vrije kwesties, men denke slechts aan den leerplicht, den persoonlijken dienstplicht enz.) zou men dan, ook al is men tegenstander van die ontwerpen, zich toch daarvoor moeten verklaren, omdat zij uitgaan van een z.g. clericale regeering? Immers neen. Wat blijkt hieruit ? Dat men als katholiek bij verkiezingen , zonder in strijd te handelen met de plichten van zijn godsdienst, zijn stem kan uitbrengen op den candidaat van die partij , met welker «politieke” beginselen men het meest is ingenomen, met dien verstande slechts, dat men daarbij niet mag verwaarloozen de belangen van zijn godsdienst of van zijn kerk. Eerst wanneer die belangen worden bedreigd (waarvan in ons land, naar ik hoop , nimmer sprake zal zijn), zullen de katholieken ongetwijfeld één lijn trekken. Het maken van onderscheid tusschen katholieken en goede, ware en principieele katholieken is derhalve voorzeker onjuist. Iemand die jaarlijks zijn Paschen houdt en verdere godsdienstige verplichtingen nakomt, is katholiek, zonder meer. In politieken zin mag men van hem slechts verwachten, dat hij zich verzetten zal tegen maatregelen welke strijdig zijn met de belangen van zijn godsdienst en van zijn kerk. Maar men heeft geen recht om verder op te komen tegen de staatkundige denkbeelden , die iemand is toegedaan. Dat De Tijd, of wie dan ook , haar stem bij verkiezingen niet zou geven aan hen die denken zooals ik, is haar recht. Maar zij mag dit niet doen om godsdienstige redenen. En als dit zoo is, dan mag De Tijd c.s. ook niet verlangen , dat wij on voorwaardelijk zullen medegaan met hare candidaten. Aan het zetten van een knip, zooals De Tijd zegt, behoeft bij dit alles niet te worden gedacht. Ik betreur het zelfs dat De Tijd in haar polemiek zooveel «kwaad” denkt en schrijft van hen, die het niet geheel met haar eens zijn, daar toch een der belangrijkste factoren eener eerlijke overtuiging daarin bestaat, dat men in de polemiek niet begint met bij de andere partij allerlei dingen te veronderstellen, waaraan deze zelfs niet heeft gedacht. Ofschoon het niet in de eerste plaats de vraag/is , hoeveel katholieken er denken zooals ik, durf ik toch gerust zeggen, dat De Tijd niet minstens 99 percent van alle tot oordeelen bevoegde katholieken achter zich heeft. Integendeel, juist onder deze categorie zijn er velen, die in een feilen agressieven partij-strijd met den godsdienst als eenigen inzet (zonder dat daarvoor in Nederland aanleiding bestaat) en de calvinisten als bondgenooten voor ons geen heil zien. En het eenige wat zij (althans ik) van De Tijd c.s. verlangen is: dat zij voor deze overtuiging evenzeer vrijheid laat, als wij zulks doen aan de hare. De toekomst slechts kan leeren, wie het best zal gehandeld hebben in het belang van het gemeenschappelijke vaderland niet
alleen, maar ook in dat van de katholieken van Nederland. Een geheel onwederlegbaar antwoord op hunne insinuaties ontvingen de katholieken bladen Tijd , Noord-Brabanter en Centrum van de inzenders zelve. In een schrijven gaven zij hun naam en adres op met verzoek om zoo noodig een onderzoek in te stellen, of zij al dan niet bona fide katholiek waren. Daaruit kan dus elk onbevooroordeeld lezer • begrijpen dat de inzenders niet alleen bij naam, maar ook met de daad katholiek zijn. Deze geloovigen evenwel begrijpen terecht, dat de godsdienst en politiek, twee volkomen afgescheiden begrippen zijn , die even weinig verband met elkaar houden als b.v. godsdienst en handel. Wanneer deze juiste meening ook bij de katholieken in dit district meer post vat, hebben wij veel hoop dat in Juni de candidaat der vrijzinnigen, de heer Fabius, zal winnen.
"Aan de Katholieke kiezers.". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324073:mpeg21:p00001