* Kecla mes betreffende de bezorging dezer C ourant ,
gelieve men t jdig op te geven aan ons bureau, Groote Markt 35.
Veranderingen in advertentiën gelieve L 1 _ -1 .1 ,1 *1
men steeds op aen dag oer uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326032:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/02/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326032:mpeg21:p00001
Tijdens een der laatste zittingen van den kabinetsraad is, volgens de „Russische Correspondenz” een conflict ontstaan tusschen de ministers Witte en Doernove. De laatste had buitengewone credieten gevraagd voor uitbreiding van het politie-corps. De minister van onderwijs graaf Tolstoi merkte op dat de politie met aan de verwachtingen voldaan had, welke men van haar koesterde. Zij heeft niets gedaan dan de bevolking tot wanhoop brengen. Met meer redelijke middelen diende tegen de revolutie gestreden te worden. Doernovo antwoordde niet, daar hij de overtuiging had dat niemand in de zienswijze van Tolstoi deelde. Doch graaf Witte stond op om te verklaren dat hij het volkomen met zijne collega Tolstoi eens was. Daarop hield Doernovo een lange redevoering om de algemeene politiek van Witte scherp af te breken en te betoogen dat ,,de vrijheid reeds zeer duur was gekocht”. De kabinetsraad weigerde het verzoek van Doernove in te willigen, dat alleen gesteund werd door graaf Ignatief. Een geneesheer, uit Homel te Moskou aangekomen, gaf aan een redacteur van de „Roesskoe Slovo” de volgende bijzonderheden over de tragische gebeurtenissen in die stad afgespeeld: „Den 13en/21en Januari, ’s avonds te vier uur, verschenen eenige kozakken in de voornaamste straat van Homel, waar de grootste winkels en huizen staan, behoorende aan Israëlieten. De kozakken, niet te paard maar wel gewapend, vergezeld van vijf of zes hooligans, begonnen met door de vensters te schieten. Daarna trokken de hooligans binnen, staken dotten met petroleum gedrenkt, die zij bij zich hadden, m brand, na eerst de voorwerpen van waarde in veiligheid gebracht te hebben. De huizen stonden natuurlijk binnen zeer korten tijd in lichte laaie. Dit weik duurde onafgebroken voort van 's avonds vier tot den volgenden morgen vroeg. Meer dan 50 pakhuizen en 60 winkels gingen in vlammen op. De brand kon ónmogelijk beperkt worden, daar de kozakken op de brandweerlieden schoten, die trachtten te blussehen.” Ondervraagd over de oorzaken van deze vervolgingen, zei de geneesheer : „De reden is zeer eenvoudig. Ik geloof niet dat de zoogenaamde „Zwarte Bende” er de hand in heeft. De kozakken zijn de misdadigers. Zij, die afkomstig waren van
Koeban, wilden sedert langen tijd naar hunne haardsteden terug. Doch alle pogingen in dien geest bleven vruchteloos. Daarom zetten zij een „program” op touw. Dan zouden de inworers der stad er wel voor zorgen dat zij huiswaarts gezonden worden. En aldus geschiedde.” De wreedheid waarmede de opstand in de Oostzeeprovinciën wordt onderdrukt, is met geen pen te beschrijven. In elk dorp worden personen zonder omslag en zonder vorm van proces voor het voor hen gegraven graf doodgeschoten. Het aantal van deze executies is niet na te gaan, in het dorpje Fellin alleen werden de laatste veertien dagen aldus 53 man omgebracht, in Riga zeker 200. Meestal moesten verschillende salvo’s worden afgegeven voor alle slachtoffers dood waren, soms ook moesten de gewonden van de revolver der officieren het genadeschot ontvangen. Ook wordt er door de kozakken verschrikkelijk gegeeseld en mishandeld; de beschrijvingen van deze afschuwelijke gruwelen in enkele buitenlandsche bladen zullen wij onzen lezers maar schuldig blijven.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326032:mpeg21:p00001
in de Times van Maandagavond wordt een zeer uitvoerige uiteenzetting gegeven van de posities van Chamberlain, Balfour en «Ie conservatieve partij. Wij geven daarvan enkel onderstaande beknopte samenvatting. Chamberlain is ervan overtuigd, dat de toekomst van het Rijk als een «imperiale macht» afhankelijk is, van de aanvaarding van fiscale politiek. Hij wenscht daarom, dat de quaestie, ontdaan van alle neven quaesties, voor het publiek worde gebracht. De fiscale hervorming moet hoofdzaak worden in liet program der conservatieve paitij. Wie daar niet mee instemt, moet maar uit de partij gaan. Zoo spoedig mogelijk moet een partijvergadering worden gehouden om te beslissen, wat de politiek van de paitij is en wat niet. Aanvaardt Balfour zijn (Chamberlains) program, dan wil hij onder Balfours’s leiding blijven voort werken. Zoo niet, dan treedt hij met de zijnen uit de partij. Chamberlain zelf wil in dat geval om verschillende redenen niet als leider der conservatieve partij optreden, maar zal een eigen groep van taritlhervormers aanvoeren. Ballour heeft van zijn kant geantwoord, dat het hem niet, mogelijk is, in Chamberlains voorstellen te treden, Hij begeert volstrekt niet als leider aan te blijven. Is de partij beter gediend van Chamberlain dan van hem (Balfour) dan zal hij zich gaarne terugtrekken. Een wenk in die richting zal voldoende zijn. Maar wèl weigert hij, de positie, welke Chamberiain voor hem heeft ónmogelijk gemaakt, af te staan aan een derde. Wat de fiscale quaestie aangaat, acht Balfour het een onredelijke eisch, van hem te vergen dat hij verder zal gaan, dan hij reeds ging. Hij acht het in hooge mate onraadzaam, juist op dit oogenblik, nu het land zich voorloopig tegen fiscale hervorming heeft uitgesproken, alle unionisten uit de partij te zeiten, d e niet bereid zijn, zoover te gaan a's Chamberlain. Zoomin het diner onderhoud op Vrijdagavond als een uitvoerige voorafgaande correspondentie tusschen Chamberlain en Balfour heeft tot een resultaat geleid. De gewenschte partij vergadering zal vermoedeiijk worden gehouden,
zoodra de speaker van het Lagerhuis za! ziju gekozen. De Japansche gezant te Londen heeft, na een desbetreffend verzoek het volgende telegram uit Tokio ontvangen: sVolgens de officieele lezing luidde het antwoord dat de minister van oorlog Teraushi den 31sten Januari in het parlement gaf op de vraag van Oishi, den leider van de vooruitstrevende partij, als volgt: Ik ben volkomen bekend met den inhoud van het door Oishi bedoelde artikel van het Japansch-Engelache verbood waarin bepaald wordt dat de besturen van leger en vloot van beide mogendheden vrijmoedig en openiijk met elkaar mogen treden in besprekingen omtrent den stand der middelen waarmee hulp verleend kon worden wanneer dit noodig is.” sDe regeeringen hebben te handelen in overeenstemming met deze bepaling, doch tot nu toe hebben zij nog geen besprekingen in dien geest gevoerd. Oishi heeft den correspondent van sReuter” in Tokio machtiging verleend te verklaren dat hij den inhoud van zijn interpellatie juist heeft weergegeven. Zijn (Öishi’s) eenige beweegreden om den aandacht te vestigen op de Brioche legerorganisatie, kwam voort uit den wensch den bondgenoot te steunen bij zijn zeer moeilijk doch zeer noodzakelijk hervormingswerk. Het heeft niet in zijn bedoeling gelegen de nationale gevoelig’ heid der Engelschen te kwesten,” De Kölnische Zeitung bevat een artikel, waarin het blad verklaart niet te kunnen begrijpen waarom de Fransche pers zich over de gevolgen van de conferentie te Algeciras nog ongerust b Toont. Het blad bestrijdt de opvatting, dat Duit«chland bij het mislukken der conferentie dadelijk naar de wapenen zou grijpen; het eenige gevolg van zulk een mislukking zou zijn het terugvallen op den status quo van 1880. In het paleis van justitie te Parijs staan «eer bewogen zittingen te wachten. Vier Parijsche geestelijken onder wie Leclerc, de pastoor van de St. Roche komen voor de politierechtbank. In aristocratische kringen blijft een zeer strijdlustige geest heerschen ; men rekent op een uitgebreide beweging in de provincie. Van haar kant zint de regeering op middelen om te beletten, dat de hevige tooneelen herhaald worden. Zaterdag is de instructie begonnen legen eenige geestelijken. De kantonrechter Murail verklaarde aan den rechter van instructie, dat niet. alleen het verzet in de kerken georganiseerd was, maar dat de geestelijken tot handtastelijkheden aanspoorden en zelf sloegen. Pastoor Richard van de St.-Pierre kerk verklaarde, dat allen die Vrijdag de deuren der kerk verdedigden noch persoonlijk noch gezamenlijk waren opgeroepen. Hij had tevergeefs getracht, den inspecteur der domeinen te ontvangen, doch was weggedrongen en een machteloos toeschouwer gebleven van voorvallen die hij niet had uitgelokt. Volgens een Reutertelegram zal waarschijnlijk , naar mededeehng van .de Italia, de portefeuille van buitenlandschen zaken door den nieuwen Itallaansclien minister-presldent Sonnino worden toevertrouwd aan graaf Guicciardini. De pogingen , o. a. gesteund
door de Tribuna om den heer San Guiliano als minister van buitenlandsche zaken te'behouden, schijnen dus mislukt te ziju. Andrassy is eergisterenavond te Pest teruggekomen met de boodschap dat de vredesonderhandelingen met de Kroon mislukt en afgebroken waren. Alles blijft dus bij het oude. De Vesuvius heeft weer hard gewerkt. Een lavastroom loopt langs de zuidwestelijke helling en bedreigt den spoorweg. De ioestand In Macedonië kan niet beter worden gekarakteriseerd, dan door de volgende cijfers, welke door de N. Md. Pol. Korr. worden openbaar gemaakt op grond van officieele Turksche opgaven. In het jaar 1905 vielen in de gevechten der verschillende Macedonische benden 1032 slachtoffers. In 119 gevechten in de omgeving van Salonika, Monastir en üeskjoeb hadden de opstandelingen 520 dooden, 20 gewonden en 225 gevangenen terwijl de troepen van den sultan 122 dooden en 145 gewonden hadden. Het hooge percentage aan dooden in vergelijking met de gewonden toont, dat de strijd met de grootste verbittering woidt gevoerd en dat van Turksche zijde althans slechts zelden pardon wordt gegeven. De Anglikaansche geegtelijke, diebegonnen is met in de Times tegen het Ipaansche huwelijk van prinses Ena van Battenberg te protesteeren, schrijft nu weer, dat de bewering, dat de prinses als dochter van een DuiLchen prins geen Engelsche is en de zaak de Engelschen dus niet aangaat, geen steek houdt. Haar vader was genaturaliseerd en haar moeder is een zuster van koning Eduard. Voor het huwelijk moet deze ook, en niet keizer Wilhelm, toestemming geven. Het staat er zelfs zoo mee, dat de omstandigheden zich konden voordoen, dat de Engelsche kroon aan prinses Ena of haar afstammeling komt. Daarom, zegt de schrijver, is het noodig, dat zij bij de afzwering van haar geloof en haar opneming in de Roomsche kerk afstand doet van alle aanspraak op den Engelschen troon. De schrijver zegt nosr, dat hij vele brieven van instemming met zijn protest beeft gekregen o.a. van een vroom Roomsch-Katholiek die prinses Ena’s wereldsche bekeering »een heiligschennis van den schandehjksten aard” noemt.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326032:mpeg21:p00001
Op 5 Januari is het Bouwmeester-gezelschap van Singapore te Batavia aangekomen. Het N. v. d. D. voor Ned -Indië schrijft over de aankomst: «Louis Bouwmeester, tropisch van de kruin van zijn hoofd tot de punten van zijn voeten, stond als een expeditie-commandant op het dek. Het gewoel der koelies, het gescharrel met de bagage raakte zijn kouwe kleeren niet, »daar had hij zijn menschen voor.” En hij vond het ook niets te warm! Iemand, zou men zoo zeggen, gtpraedisponeerd voor Indië. Dat de trein langzaam reed en natuurlijk te laat vertrok, vond ie wel aardig. Wel, daar kan onze geniale bezoeker naderhand nog meer pleizier van
beleven. Wat dat aangaat zijn de spoorwegautoriteitjes iemand graag ter wille. Dienzelfden avond speelde men «Voerman Henschel” en het was, blijkens alle bladen van Batavia, een groot succes. De zaal was overvol, de loge van de Raden van Indië was bezet met generaals en edele heeren. De geestdrift van het publiek was spontaan en algemeen. De artisten waren mede zeer tevreden over zoo’n ontvangst, nog hartelijker dan zij hadden verwacht. De tweede voorstelling was die van den «Koopman van Venetië”, thans blijkbaar veel beter verzorgd dan te Medan het geval was. Ook ditmaal was de opkomst zeer groot. Voor een volgenden avond was »Groote Stadslucht” aangekondigd, welk stuk was uitgekozen door gouverneur generaal Van Heutsz, die deze voorstelling zou bijwonen. Volgens Amerikaansche bladen heeft de heer Rider, uitvinder van het stelsel der ondergrondsche trolley’s, een nieuwen motor uitgevonden, waardoor schepen voortbewogen kunnen worden met een snelheid van 100 è. 150 mijlen per uur. De ’s Herlogenbosscr.e Kunstkring heeft, naar men meldt, Zaterdag zijn 121/,-jarig feest op opgewekte wijze gevierd met een vijftal fraaie tableaux uit de XVde eeuw. Tolstoï legt thans de laatste hand aan een werk, waarvan de inhoud ontleend is aan den tegenwoordigen toestand in Rusland en dat den titel zal dragen van: »De toren van Babel”. Een Italiaansch onderzoeker is er in geslaagd de hagedis in te enten met menschen-tuberculose. De daardoor ontstane ziekte was evenwel niet hevig en de bacillen schenen door de passage door het hagedisschenhchaam van hun kracht te hebben verloren. Hij beveelt op dien grond verdere proefnemingen bij kruipende dieren aan, en meert dat deze mogelijk van nut kunnen zijn tot verkrijging van een deugdelijke vaccine, tot voorkoming der tuberculose bij den mensch. Vondel. Gisteren, op Vondels sterfdag, is in den gevel aan het telephoongebouw te Amsterdam, op den hoek van den Singel en de Raadhuisstraat, de gedenksteen zichtbaar geworden, welke de herinnering moet bewaren aan het laatste woonhuis van den dichter. Van een eigenlijke onthulling was geen sprake, zoodat men zich heeft bepaald tot het ontblooten van het gedenkteeken, zonder dat daarmee eeüig ceremonieel gepaard ging. Toen de lieer Arnold Spoel, leeraar aan het Koninklijklijk Conservatorium te ’s Gravenhage gisterenochtend in het gebouw der schooi kwam, wachtte hem een alleraangenaamste verrassing. Zooals gemeld, heeft de heer Spoel bedankt voor de betrekking vaD professor aan het Keulsche Conservatorium voor muziek. Dit is, in den kring zijner leerlingen, zóó zeer op prijs gesteld, dat deze zich gisterenochtend, met den directeur mr. Henri Viotta aan het hoofd, allen vereenigd hadden in de door hun zorgen alleraardigst versierde kamer van den heer Spoel en hem, toen hij de deur opende, verwelkomden met
gezang. Heel toepasselijk werden hem toegezongen eenige regels van Hildach’s »Wo du hingehst”. Daar werd de heer Spoel hartelijk toegesproken door mr. Viotta, die namens allen zijn voldoening betuigde over het besluit dat door den heer Spoel genomen werd en waardoor deze voor het Haagsche Conservatorium behouden bleef. Ook een der oud-leerlingen van den heer Spoel bracht hem hulde daarvoor.
"Wetenschappenen Kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326032:mpeg21:p00001
DOOR J. N. POTAPENKO. 35 Cbivria bleef nog een poos zitten en besloot toen eene buurvrouw op te zoeken. Het vrouwelijk gemoed heeft er behoefte aan zich te uiten. De gebeurtenissen van dezen dag achtte Chivria zoo belangrijk dat zij niet kon nalaten ze met de eene of andere vrouw uit de buurt te bespreken. Dat een nieuwtje, medegedeeld aan een buurvrouw binnen een half uur de ronde door het geheele dorp heeft gemaa t, waarbij het kiezelsteentje tot een rots is geworden, kan men zonder moeite begrijpen. Minder gemakkeiijk was het, te voorspellen hoe de generaal er wel zon uitzien, als de voorlaatste vrouw hem aan de laatste beschreef; hoe lang dan zijn baard wel zou wezen en welk een zee van tranen hij op het graf zijner dochter zou vergoten hebben. Na het vertrek van Chivria bleef Marie alleen. Het gelaat met de handen bedekkend, stelde zij zich voor wat de oude generaal zou gevoelen bij het lezen van de bekentenissen zijner dochter. »Heb ik er wél aan gedaan hem het dagboek te geven P” vroeg zij zich af, en het antwoord luidde bevestigend. «Het is voor hem van het hoogste gewicht de beweegredenen te kennen van Claudia’s gedrag. Hij moet de waarheid vernemen. Misschien zal deze hem dooden. Het zij zoo I Ik weet het bij ondervinding. Het vernemen van de waarheid heeft mij duizendmaal ongelukkiger gemaakt en toeh: het ware geluk heb ik eerst gevonden nadat ik de waarheid had eeren kennen.”
De geur van seringen, die uit den tuin der pastorie tot haar doordrong, balsemde de lucht. De zon, reeds bijna ter kimme gedaald, schoot hare gouden stralen uit, die zich zoo krachtig deden gevoelen, dat het was of men ze met de hand kon grijpen. «Hoe vol tegenstrijdigheden is toch het leven!” dacht Marie. «De ontwakende natuur ontplooit hare verjongde krachten om op te wekken tot vreugde en levenslust; en ginls onder den hoogen grafheuvel, ligt een jeugdig wezen bedolven, wie het genot dezer heerlijke natuur voor altijd is ontzegd. In de kamer, daarbinnen, zit een grijsaard, door de smart vernietigd, en laat zijne tranen vloeien over het levenlooze papier, dat door de hand zijner dochter is beschreven.” XXI. Toen de avond begon te vallen keek Marie eens door het venster en zag dat de generaal de kamer op en neer liep. «Hij is gereed; nu kan ik binnengaan,” dacht ze, en met een beklemd gemoed richtte zij zich naar de deur. Welken indruk zou de lezing op hem gemaakt hebben? Nauwelijks had zij den drempel der kamer overschreden of zij zag den ouden man voor zich staan. Hij strekte de bevende handen naar haar uit. Tranen vloeiden langs zijne wangen Hij wilde iets zeggen maar de kracht ontbrak hem. »Acb, zijt gij daar, zijt gij daar, lieve juffrouw P” stamelde hij. Hij vatte hare beide handen, drukte die hartelijk, trok haar tot zich en kuste haar op het voorhoofd. «Ge hebt gelijk, ge hebt gelijk!” zei hij vervolgens; zij was niet ongelukkig. Zij is gestorven met zulk eene zielsrust als maar zelden iemand ten deel valt. Ik zou dien jongen wel eens willen zien... dien witharige ... en iets voor hem doen ... hem liefkoozen, zooals zij gewenscht heeft. Wat kan ik
voor hem doen? Is hij armp Ja? Nu, mag ik u dan verzoeken dit aan zijn vader of moeder te geven ? Ziedaar! Mag ik n dit geven?” Onderwijl had hij uit een zijzak een dikke portefeuille te voorschijn gehaald; hij zocht er in en legde twee papiertjes, elk van honderd roebels, op de tafel. Zijne knieën knikten; hij viel weder in den armstoel. Daar bleef hij geruimen tijd sprakeloos zitten, met de handen voor de oogen, alsof hij zich de biecht zijner dochter nog eens voor den geest haalde. Daarna zeide hij: »Ja, ja; wij missen de geschiktheid om onze kinderen goed op te voeden. Wij brengen slechts een hunner vermogens tot ontwikkeling: dat om te genieten. En welk genot leeren wij hen waardeeren ? De zelfvoldoening, die het loon is van plichtsbetrachting, van grootmoedigheid, van het weldoen onzer medemenseben ? Neen, slechts de grovere genoegens van eten en drinken, van uitspanning en weelde. Slechts de eene helft der menschelijke persoonlijkheid, en zeker niet de beste, wordt door ons gevormd en om de andere bekommeren wij ons in het geheel niet. Daardoor is het mogelijk dat in de fijnstbe schaafde kringen onzer maatschappij niet zelden onverantwoordelijke handelingen plaats vinden, die de eenvoudige, ruwe man uit het volk niet in staat zou zijn te bedrijven. En ook hierin heeft mijne dochter gelijk: al onze gevoelens zijn conventioneel. Het rein menschelijk gevoel schamen wij ons vaak. Mag ik u vragen, lieve juffer, zoudt gij, zouden anderen, die ge kent, even zoo gehandeld hebben als mijne dochter ?” Marie kreeg een kleur en beantwoordde deze vraag niet terstond. « »lk weet niet,” ” zei ze vervolgens, » «of er zijn, die het voorbeeld uwer dochter zouden volgen. Ik ken niemand die ik daartoe in staat acht ” ” Over haar zelve zweeg zij opzettelijk. Wat kon
zij van zien zelve zeggen? Loa zij hem de gansche geschiedenis meededen van den zielestrijd die tot heden al hare krachten verzwolgen had? Wat ging die hem aau? Hij was immers niet anders dan al de anderen. Nn ja, hij is getroffen door de bekentenissen van Claudia en goede gedachten worden daardoor bij hem opgewekt. Hij weent; hij haast zich haren uitersten wil te vervullen, tast in de beurs en geeft geld voor den jongen, die de lieveling zijner dochter is geweest; maar dit alles doet hij slechts omdat het zijne dochter geldt, en hij haar ook verloren heeft. Wat gaf hij om Marie? En dan ook welken raad kon hij haar geven; hij, een man uit die wereld, waaruit Claudia was gevlucht? «Zij was een heilige,” ging bij, nadenkend voort. «Ja; maar hoeveel lijden was daarvoor niet ons deel! Mijne vrouw is van verdriet gestorven En wat er van mij geworden i% ziet gij zelve. Ik heb van alles afstand gedaan en miju loopbaan vaarwel gezegd. Ik ben tot niets meer nut! — Maar, mejuffer, ik heb te lang van uwe vriendelijkheid misbruik gemaakt. Vaarwel!” Hij stond op en reikte haar de hand. «Ik zou zoo gaarne dit dierbare geschrift meenemen, maar mag er u niet van berooven. Gij stelt er hoogen prijs op, niet waar ? » »Ja; het is voor mij van ontzaglijk veel waarde,”” zei Marie met nadruk en zij beantwoordde zijn handdruk met eene koelheid die haar zelve onbegrijpelijk voorkwam. Hij nam zijne muts en verliet langzaam de kamer. Zij dacht er zelfs niet aan dat er niemand was om hem uitgeleide te doen, dat het reeds schemeravond was en de oude man misschien den weg naar bet huis van den pope niet zou kunnen vinden. Maar Chivria zat buiten op hem te wachten. Marie stak het licht niet aan. jln de duisternis kon zij beter den vrijen loop laten aan de sombere gedachten, die het gesprek met den ouden man bij
haar hadden opgewekt. Wat had zij van hem verwacht? Niets bepaalds. Maar toen hij zijne gedachten over het dagboek uitsprak, was zij onbevredigd gebleven. Dat hij Claudia’s zienswijze juist vond, daarin stak geene verdienste; aan dejuistheid daarvan viel niet te twijfelen en hare moeder was misschien de eenige, die dat niet erkende. Doch hij had zich niet tot woorden bepaald, maar was ook onverwijld tot de daad overgegaan. Daar lagen de twee papiertjes, die hij verzocht had Ie geven aan de moeder van den witharigen jongen. Vanwaar nu dat drukkend gevoel van teleurstelling sn onvoldaanheid? Waarom wilde zij dien ouden man niet meer ontmoeten; waarom wilde zij niet meer met hem spreken? Hiervan kon zij zich in het eerst geen rekenschap geven Dit alleen wist ze, Jat hij zijne portefeuille voor den dag haalde en liet geld op tafel legde. Nog meer ontstemd was zij geworden toen hij sprak van zijn lijden, van de offers, die de heiligïeid van Claudia hem gekost had; toen hij met bitterheid er van gewaagde dat zijne taak op de wereld was afgeloopen en dit beweerde op hetzelfde nogenblik, waarin het dagboek zijner overledene iochter, dat een stroom van tranen bij hem te voorschijn riep, hem van het tegendeel had moeten overnigen Hij stond alleen op de wereld; het geschrift fijner dochter had bij hem eene opwelling van edelmoedigheid verwekt, die blijkbaar zeer krachtig was, want zijne tranen hadden gevloeid, zijne band had «ebeefd, zijne knieën hadden geknikt. En waartoe aad deze opwelling ten slotte geleid? Hij, de man, wiens vermogen honderdduizenden bedroeg, had weehonderd roebels gegeven voor een werk, waarlau zijne dochter geheel haar leven had gewijd I Hij had gezegd, val onze gevoelens zijn conventioneel;” m door deze daad had hij de waarheid daarvan bewezen. ( Wordt vervolgd).
"Een Generaalsdochter". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326032:mpeg21:p00001