Zij die zich met I April op deze Courant abonnee ren , ontvangen de nog verschijnende nummers GRATIS.
s Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men t jdig op te geven aan ons bureau, Groote Markt 55.
Veranderingen in advertentiën gelieve « B Bi * a
men steeds op den dag oer uitgave vóór 9 uur io te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326076:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326076:mpeg21:p00001
In antwoord op een vraag verklaarde de onder Italiaansche seeretaris voor buitenlandsche zaken in de Kamer, dat de regeering van plan is stappen te doen om op de eerstvolgende HaKgiclic conferentie het vraagstuk van het gebruik van onderzeesche wapenen te doen bespreken. In de zitting van tle conferentie te Algeciras van gisterenmorgen stelde de commissie van redactie den tekst vast, die naar men hoopt in het vraagstuk der politieinspectie tot overeenstemming leiden zal, De Amerikaar.sche delegatie had een formule ontworpen, die ze in particuliere gesprekken door de voornaamste gedelegeerden had weten te doen aannemen. De zitting van de commissie werd nu onderbroken om den Amerikaanschen afgevaardigde gelegenheid te geven deze formule tr ede te deelen, die na een vrij langdurige, discussie door de commissie werd aangenomen. Volgens dit Amerikaansche voorstel zou het corps diplomatique te Tanger de noodige rapporten ontvangen om daardoor iD staat te worden gesteld na te gaan of de werking van de politie van den Sultan overeenstemde met de besluiten van de conferentie en in overeenstemming met de gesloten traktaten de veiligheid van vreemde onderdanen en van den handel waarborgde. De conferentie zal hedenmiddag te vijf uur bijeenkomen. Als een staaltje van de wijze, waarop de onwetende boerenbevolking tot verzet tegen de inventarisatie der Fransche kerken wordt opgezweept, deelt de Matxn de volgende zinnen mede uit een strooibiljet, dat op ruime schaal in het departement Caladosin Normandië is verspreid. »De regeering, die bij de nadering der verkiezingen behoefte heelt aan een groote som gelds om de verkiezingsagenten te betalen, is op het denkbeeld gekomen een leening aan te gaan.
sin deze slechte tijden zou de uitgifte van papier, in den vorm van aandeelen of obligatiën, misschien slecht ontvangen zijn. Men wendde zich daarom tot de groote Joodsche bankiers. slsraël stemde toe in een leening, maar eischte waarborgen. Dit verklaart, waarom men zoo hals over kop besloot tot de inventarisatie der kerken en tot het beslag leggen op alle voorwerpen, die tot den katholieken eeredienst behooren. «Immers op dezen inventaris en nadat deze zal zijn ter hand gesteld aan den Joodsehen geldschieter zal de groote som, worden voorgeschoteu, die het sbioc” noodig heeft om zich in evenwicht te houden”. De staking in liet kolengebied in Koord Frankrijk verloopt steeds meer. Maandagmorgen daalden aanzienlijk meer mïgv nen af dan Zaterdag. En dit heeft te meer beteekenis waar de Maandag anders een slechte werkers-dag is, en Zondag bovendien nog een groote betooging plaats had. Toch wordt natuurlijk met belangstelling de uitslag afgewacht van het morgen te houden referendum. In den nacht van Zondag op Maandag hadden eenige ongeregeldheden plaats, van niet ern* stigen aard, veroorzaakt door stakers, die arbeidswilligen wilden verhinderen aan het werk te gaan. De ves-kiealogen in itiislanil beginnen een wat minder kalm verloop te nemen. In de provincie Moskou eischten de werklieden, dat hun gelegenheid zou worden gegeven om het kiesrecht te bespreken en een eigen president te kiezen. Toen de burgemeester hun zeide, dat het thans geen tijd was om overbodige redevoeringen te houden, maar om te stemmen, uitten veie arbeiders bedreigingen tegen een bediende, die hen tot kalmte aanrmande. Eenige arbeiders, dié den bediende voor een pohtie-agent hielden, verlieten daarop als betooging zonder te stemmen de zaal. waarna de verkiezing voort kon gaan. In Kamenee (gouvernement Grodno) Lachten de Joodsche kiezers, steunend op hun groote overmacht, in het stedencongres slechts hunne candidaten gekozen te krijgen. De christelijke bevolking is hierover zeer verontwaardigd en hierdoor is de toestand zoo dreigend geworden, dat maatregelen genomen moesten worden om Jodenvervolgingen te verhinderen. Te Kamenee, Bolta en Nemirof bevinden zich eenige sotniën kozakken en in andere steden zijn de politiecorpsen versterkt. la Hongarije, welk land nu al geruimen tijd zonder Volksvertegenwoordigers is, moeten, volgens de Grondwet, de nieuwe verkiezingen uiterlijk vóór 11 April worden gehouden , en de groote vraag is nu, of dat al dan niet zal geschieden. De Eerste Minister Fejervary, heeft met deq Keizer-Koning over de nieuwe verkiezingen gesproken, maar Z. M. kon nog geen besluit nemen en stelde de beslissing uit tot in den loop dezer week. Algemeen wordt verwacht dat de verkie zingen, overeenkomstig de wet, vóór 11 April uitgeschreven zullen worden. Maandag ziju al de leden van het Hongaarsche Kabinet naar Weenen vertrokken om ingevolge een voorstel van Fejervary, ieder afzonderlijk den Keizer rapport uit te brengen omtrent den politieken toestand.
De Keizer ontving gisteren in audiëntie baron Fejervary, den president van den Hongaarschen ministerraad. Vervolgens hield de Keizer een collectieve audiëntie van alle leden van het Hongaarsche kabinet, die vijf kwartier duurde. De Keizer vroeg de meening van alle ministers over den toestand en verklaarde daarna later een beslissing te zullen nfmen. Dezer dagen werd te Aarhus (Jutland) een Russische Jood, Kastan genaamd, die twee jaar geleden gedeserteerd was, door de politie aldaar gevat en aan de Hopenhaagsche politie overgeleverd, die hem dan verder naar Mitau zou zenden, opdat hij in Rusland zijn straf kon ondergaan. Het merkwaardige van het geval is, dat de man niet als deserteur maar als zijnde zonder middelen van bestaan werd in hechtenis genomen, terwijl hij toch tijdens zijn verblijf in Denemarken door arbeid in zijn onderhoud had voorzien. Deze handlangersdienst aan de Russische re geering heeft natuurlijk in Denemarken groote vei ontwaardiging gewekt en de bekende Deensche schrijver George Brandes wijdt aan de zaak een zeer scherp artikel in »Po!itiken,« waarin hij o. a. zegt dat het Deensche volk zou bewijzen diep te zijn gezonken, als het maar kalmpjes gedoogde, dat Deensche politieautoriteiten «zich laten gebruiken voor schaamtelooze beulsknechten van de brutaalste van alle Europeesche regeeringen. De SKweeiisehe regeering' heeft bij den Rijksdag een aantal wetsontwerpen ingediend, noodig geworden door de ontbinding van de unie. Volgens een dezer ontwerpen zullen de Noren, met betrekking tot het verkrijgen van vaste eigendommen in Zweden, behandeld worden als alle buitenlanders. Het bestuur van naamlooze vennootschappen mag alleen bestaan uit Zweden. Slechts kan de jtorinft zjjn toestemming geven, dat hoogstens voor een derde gedeelte het bestuur uit vreemdelingen is samengesteld. Volgens de overgangsbepaling mogen de Noren thans lid van de directie blijven voor den tijd dat zij gekozen werden. Ook in andere ontwerpen is een soort van vijandige stemming te bemerken tussehen de beide »broedervolken.« Aan een Noorschen bond, gaarne door de Denen gedroomd* schijnt voorloopig niet te denken te zijn. Enkele dagen geleden nog spraken de beide groote Noorweegsche bladen van de onmogelijkheid van een bond. Morgenbladet meende, dat het de moeite niet waard was inkt te verspillen aan een Noorsch drievoudig verbond, en Aftenposten verklaarde dat er niemand in Noorwegen was, die zich warm zou maken voor een Skandinavische alliante-politiek. . o In antwoord op een interpellatie in het Lagei huis betreffende hetKngelscIi-Tursche geschil verklaarde de minister van buitenlandsche zaken, Sir Edward Grey, dat er geen ultimatum aan de Turksche regeering is gezonden. Er is, zeide hij verder, geen quaestie opgeworpen betreffende Akaba, dat op Turksch gebied ligt, maar over Tabab, de plaats die op het schiereiland Sinaï ligt, dat reeds geslachten lang als onder Egyptisch bestuur staande is beschouwd. Het is duidelijk, besloot sir Edward, dat deze aanvalsdaad niet kan worden geduld, doch de quaestie is dan ook thans het voorwerp van onderhandelingen.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326076:mpeg21:p00001
Maeterlincks drama «Monna Vanna” is met veel succes te Tokio opgevoerd, in een Japarisehe vertaling van Mevr. Sada Yaceo, die de hoofdrol speelt in het stuk. De groothertog van Hessen heeft tegenover een Darmstadter comité voor een Heine-monument zijn warme instemming betuigd met het plan om een gedenkteeken voor Heine op te richten ,- hij meende dat men een plaats aan den Rijn er voor moest uitzoeken. Deze vorst is zoo zeer een uitzondering — de machthebbenden kunnen Heine nog altijd niet best zetten in Duitschland —- dat zijn houding wel der vermelding waard is. De groote Berlijnsche kunsttentoonstelling zal dit jaar voor een deel een historische tentoonstelling en dus de tentoonstelling van de Duitsche schilderkunst van een eeuw. 1770 —1870, aanvullen. Maar de Küustlerbund , dat zijn de Sezessions-vereenigingen, heeft besloten , dat zijn leden , wier werk natuurlijk voor het tijdperk 1870 tot nu zeer belangrijk zou zijn, niet aan de tentoonstelling zullen deelnemen. Nog al klein ! De Bodleiaansche bibliotheek te Oxford doet pogingen om de in 1663 verkochte eerstofolio-uitgave van Shakespeare terug te koopen ; van de daarvoor noodige 3000 p. st. zijn er reeds 2000 bij elkaar. Als de overige niet op 31 dezer gevonden zijn, zal het boek wel naar Amerika verhuizen. In den beroemden tempel van Der-el Bahari bij Thebe, waarin indertijd de mummies der Pharao’s werden gevonden, hebben twee Engelsche onderzoekers een nis ontgraven, waarin een ieveusgroot beeld van Halhor,de zonnegodin werd gevonden. De godin is hier niet, zooals in den tempel van Dendera, in menscheiijke gedaante voorgesteld, maar als een rechtopstaande koe met de zon tussehen de horens. Het schijnt een werk uit de jaren 2500 a 2400 vóór Christus te zijn en is dus een der oudste bestaande Egyptische godenbeelden. De godin is afgebeeld komende uit een papyrusbosehje en een hoogte opgaande, dus als de opgaande zon. Op de muren van het kleine heiligdom zijn hiëroglyfen aangebracht, waaruit men veel merkwaardigs hoopt te lezen over de vijfde en zesde dynastie. «De kleine Johannes” van Fred. van Eeden zal, in eene door Else Otten bezorgde vertaling, bij Schuster & Loeffler, te Berlijn, nog deze week verschijnen, de 3 deelen in 2 banden. Deze uitgaaf wil de auteur als de oorspronkelijke beschouwd hebben, om voor andere Duitsche vertalingen gevrijwaard te blijven. (N. v. d, B.) «Ruim een derde der beste zangers levert Holland tegenwoordig” — schreef Emil Jacques Dalcroze onlangs in Die Musïk, in zijn door ons besproken opstel over klavierspel en muzika e opvoeding. Het is moeilijk cijfers te geven, maar dat onze zangeressen ei* zangers in het buitenland meer en meer naam maken, is bekend. Hoe men op hun medewerking gesteld is, blijkt nu bijzonder duidelijk uit de aankondiging van een concert
der «Geseilschaft derMusikfreunde” in Weenen; daar wordt 11 April Bach’s Matthaeus Passion ten gehoore gebracht met mejuffrouw Anna Kappel als sopraan-, mevrouw De Haan— Manifargus als alt-, en Gerard Zalsman als bas-solist. Schalk dirigeert.
"Wetenschappen en kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326076:mpeg21:p00001
{Zitting van gisteren.) De commissie voor de verzoekschriften had 'oorgesteld over te gaan tot de orde van den lag ten aanzien van het adres van den gep. ;orporaal der infanterie te Vlissingen, C‘ v. I Bliek, waarin gevraagd werd om pensioen vegens lichaamsgebreken, ontstaan in en door len dienst. In het adres werd aangevoerd dat adres;ant in den dienst zijn gezichtsscherpte heeft terloren en ten slotte blind is geworden. De heeren DUYMAER VAN TWIST en rER LAAN achtten op dezen grond gevenscht aan den Minister van Oorlog nadere nlichtingen te verzoeken. Laatstgenoemde leed daartoe het voorstel dat werd onderiteund door den heer VER11EY. Daarentegen achtte de heer THOMSON het tdres onbetrouwbaar, waarom hij medeging net de conclusie van de commissie. Van der 3liek kan dan om een gratificatie vragen, ivelke hem ongetwijfeld door deD Minister :al worden verleend. Bij dit betoog sloot de heer MARCHANT iich aan. — Thans een herkeuring van v d. 3liek te vragen ware ónmogelijk. Bij zulk een lerkeuring kan bezwaarlijk blijken of die rezichtszwakte in den dienst is ontstaan. Trouwens zijn afkeuring in 1897 geschiedde niet wegsns gezichtszwakte, maar wegens jderspattmgen. Nadat de heer ELAND had ontkend, dat ir. d. Bliek onbillijk was bëhandeld, verdeligde de heer BLOOKER nog de conclusie Ier commissie voor. de verzoekschriften, welke wordt aangenomen met 39 tegen 18 stemmen. Daardoor verviel het voot stel-Ter Laan. De beraadslaging (arbeidscontract) werd voortgezet over art. 1637u. Dit artikel bepaalt in hoofdzaak, dat de werkgever bevoegd is boete te stellen op de overtreding van bepaaldelijk aangeduide voorschriften van een reglement, mits de boete in dat reglement zij aangegeven. De overeenkomst waarbij boete wordt bedongen, wordt schriftelijk aangegaan. De overeenkomst of het reglement moet nauwkeurig de bestemming der boeten vermelden. Zij mogen niet strekken tot persoonlijk voordeel van den werkgever. Binnen een week mag geen hooger bedrag aan gezamenlijke boeten worden opgelegd dan het iD geld vastgesteld loon van den arbeider vóór één dag. Een afzonderlijke boete mag ook niet hooger dan dit bedrag zijn. Alleen van arbeiders die meer dan f4 per dag verdienen, mag, mits schriftelijk, een hooger bedrag aan gezamenlijke boeten of aan een afzonderlijke boete worden bedongen. De heer AALBERSE lichtte toe een amendement om te bepalen dat het bedrag aan gezamenlijke boeten binnen een week opgelegd1, niet hooger mag zijn dan */20 van het weekloon. Geen afzonderlijke boete mag hooger zijn dan l/,„ van het weekloon.
Spreker verdedigde het amendement, dat eenige verzachting van het Regeeringsartikel bedoelt. Algeheele opheffing van boeten zou spr. niet wenschen, omdat dit aanleiding zou kunnen worden tot het spoediger geven van ontslag aan de arbeiders, Maar het heffen van te groote boeten treft al te zéér het gezin. De heer SCHAPER lichtte toe een amendement, strekkende in hoofzaak om boeteheffing van arbeiders met minder dan ƒ 4 loon per dag, geheel te verbieden. Voorts wil de voorsteller dat de afzonderlijke boete niet hooger mag zijn dan ‘/5 van het dagloon. Spreker wees er op dat door dit amendement de boeteheffing bijna geheel zou vervallen, hetgeen hg zou toejuichen omdat het een groot kwaad is. Spreker herinnerde er aan dat ook in het Zwitsersche ontwerp van de arbeidsinspecteurs geen boeteheffing wordt toegelaten, terwijl een premiestelsel, dat den arbeider tot waakzaamheid en ijver prikkelt, in de practijk veel beter is gebleken dan een boeteheffing. De heer DRUCKER lichtte namens de commissie van rapporteurs twee amendementen toe, strekkende om ontduiking te voorkomen. De heer DE KLERK verdedigde zijn amendement om de heffing van boete geheel te verbieden. Hij betwistte, dat de werkgever het boetestelsel noodig heeft. Hij heeft nog genoeg strafmiddelen te zijner beschikking. De heer LIMBURG lichtte toe een amendement om te bepalen, dat de rechter steeds bevoegd zal zijn de boeten op een kleinere som te bepalen, indien de opgelegde hem bovenmatig voorkomt. Spr. wees op de onmogelijkheid om een juiste grens voor boeteheffing te bepalen; men kan niet beslist zeggen of een boete naar billijkheid is opgelegd, waarom het gewenscht is aan den rechter de beslissing te laten. De heer ROODHUIJZEN ondersteunde het amendement De Klerk. De boete-heffing is hatelijk en zij kan gemist worden. In groote fabriekeD, die goed georganiseerd zijn, worden in een gansch jaar nog geen ƒ10 aan boete geheven. Bovendien is het uitermate hatelijk dat het gezin door de boeteoplegging lijdt. Daarbij zijn er meer opvoedende middelen om den arbeider tot zijn plicht te brengen. Bij dit betoog sloten de heeren V. D. ZWAAG en NOLTING zich aan. De heer VAN NISPEN achtte de boeteheffing onmisbaar. De werkgever heeft haar noodig tot handhaving van orde in zijn onderneming. Men komt nu zoo tegen boetehet fing op, maar men vergeet te zeggen dat in tal van reglementen van arbeidersvereenigingen de boete als straf is opgenomen. Als men de boete afschaft, zal het ontslag als straf veel meer worden toegepast. Vooral in gevaarlijke bedrijven — in mijnen bijv.—waar de handeling van enkele arbeiders groote ongelukken voor alle andere medearbeiders kan meebrengen, is boeteheffing als preventieve maatregel dringend noodig. Een premiestelsel ter vervanging van boeteheffing zal neerkomen op een vermomd boetestelsel. Immers een premie is niet anders dan loon en inhouding der premie komt dus neer op boeteheffing. Als het boetestelsel zóó onpractifch is, dan zal het wel uit zichzelf verdwijnen, meende de heer VAN KARNEBEEK. Maar als men — gelijk hij — het wil, dan moet de boeten niet zóó laag stellen dat elk praktisch effect wordt gemist Voorts verzette spr. — en later ook de heer LOHMAN — zich tegen het amendement Limburg, dat ten onrechte de rechter teekent op elk burgerrechtelijlc contract. De MINISTER VAN JUSTITIE zich refereerende aan het betoog des heeren van Nispen’s, wees er met nadruk op dat bij de thans voorgestelde regeling een belangrijke afwijking ligt van het civiel recht, n.1. deze afwijking: dat de schadevergoeding in casu de boete, niet komt ten bate van den crediteur (werkgever), maar de opbrengst der boeten zal moeten worden aangewend voor bevordering van arleidsbelangen. Om ontduikingen in dit opzicht tegen te gaan, nam dé Minister de twee amendementen der Commissie van Rapp. over. Overigens is de boete noodig tot handhaving van orde in de fabriek. Tegen het binnen brengen van alcohol, tegen het stichten van wanorde in de fabriek, is maar één strafmiddel toe te passen : de boete. De Minister zou het onraadzaam achten de boete geheel te verbieden en is dus tegen het beginsel van het amendement-de Klerk. Bij de andere amendementen raakt het niet een beginsel. Maar de Minister acht het ongewenscht, de maxima zóó laag te stellen dat de boete niet als straf zou treffen. Nadat de heeren ROODHUYZEN en DE KLERK hebben gerepliceerd, zegt de heer VAN STYRUM dat hij het verkeerd acht dat ook vergoeding van werkelijk geleden schade nooit aan den patroon zal kunnen toekomen. Trouwens, uit de woorden der wet zou men dit niet opmaken, slechts de interpretatie der ministers leidde tot deze opvatting. De heer PIERSON was oorspronkelijk voorstander van het amendement-de Klerk, doch is hiervan teruggekomen, omdat andere straffen dan boeten onbeperkt zouden blijven terwijl boeten hier aan strenge regelen zijn onderworpen. De heeren LIMBURG en SCHAPER, repliceerende, handhaafden hunne amendementen. De heer VAN WASSENAER VAN CATWIJCK bestreed het amendement Limburg. Heden voortzetting.
"Tweede Kamer.". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326076:mpeg21:p00001
SPORTROMAN DOOK W. MEIJER—FÖESTER 36 Onder zijn arm haalde ze de schouders op en gaf geen antwoord. Zij gingen het marktplein over dicht voorbij het huis van den philosoof Leibnitz, het huis met zijn hoogen gevel. Een grijze, grauwe sluier lag over de slapende stad. De kolossale toren der kerk verhief zich voor hen als een reus. Toen kwamen ze door een lange, donkere steeg, die Jane vergeleek bij een dier angstwekkende bergpassen. Nog nooit had ze had ze zulk een steeg gezien, in de beuauwde, loodzware atmosfeer kon ze nauwelijks ademhalen. Daar traden ze uit de steeg en voor hen lagen de nauwe breede straten met het Hoftheater, het lyceum, de hooge, prachtige gebouwen van de Georgstraat. «Ik heb Marie gekend,” begon hij opnieuw, «sinds haar geboorte. Wij zijn eikaar opgegroeid, moet je weten. Ik heb haar op mijn arm gedragen en leeren loopen. En nu dat! En nu zoo !” «Hier is ons hotel,” merkte ze op. Maar Joseph, steeds met zijn arm om haar schouders ging het huis voorbij. 'Laat ons nog buiten blijven- — Zij was mijn zuster. Tenminste destijds. Je kunt niet gelooven hoe lief ze was. Als ze naar me toe kwam met haar kleine handjes en iets van me wilde hebben, en ik haar verhaaltjes moest vertellen ... En toen ze grooter werd — ze was zoo aardig, zoo friseh, vroolijk en gezond — en — hoe is het mogelijk dat Marie zoo geworden is.”
Ze gingen op en neer ; in het Oosten werd de hemel lichter. Geheel verdiept in zijn oude herinneringen, vertelde Joseph nog altijd over Marie. Jane sprak geen woord, maar dat trok zijn aandacht niet. Instinctmatig voelde ze dat dit vertellen een bewijs van zijn hartelijk en dankbaar vertrouwen was. Zoo spreekt men niet tot zijn eigen vrouw over de geliefde zijner jeugd, indien men zijn vrouw niet liefheeft en- ten volle vertrouwt. En sprakeloos naast hem schrijdend, dacht ze : «Als je nu kalm en verstandig bent, naar hem luistert en met hem mede spreekt, dan heb je gewonnen spel. Neem de zaak zooals ze is en ga voort zooals je begonnen bent. Een weinig medelijden, wat hartelijkheid, diplomatische gelatenheid, veertien dagen zonder stormachtige liefkoozingen — dan volgt het vertrek en je man behoort je meer dan ooit en voor altijd «Neen!” Zij knarste met de tanden. «Neen! Wat raakt mij die vreemde? Joseph behoort mij en mij alleen. Gelaten toehooren als hij de herinneringen uit zijn jeugd wijd uitspint ? Dwaasheid ! Medelijden — Onzin ! Wie zal medelijden met mij hebben als ik oud word ? Niemand. Zij heeft hem gehad toen zij jong was, nu heb ik hem omdat ik I jong ben ! Wat is dit medelijden, dit overdreven medelijden ? Een onnoozele zwakheid anders niets I...” Midden in zijn verhaal over hun kinderjaren viel ze hem met een bruske beweging -in de rede. «Kom, nu gaan we naar binnen.” De slaapdronken portier opende en geleidde hen in het donkere trappenhuis. En Jane, achter Joseph de trap opgaande, balde de handen tot vuisten. Bij kalmer en dieper nadenken geleek Marie haar het type van een onbeduidend, klein-burgerlijk schepsel. Zwijgend had ze daar den geheelen avond gezeten, nu en dan een onbeteekend, onverschillig woord uitend om de kosten van het gesprek te helpen dragen. Natuurlijk zag Joseph haar met
andere oogen, maar zij, Jane, had werkelijk geen aanleiding deze bekrompen, verwelkte, alledaagsche Duitsche vrouw met een romantisch kleed te omhullen. «Ik wil mijn man voor mezelf,” dacht ze, «en heb niet den minsten lust hem aan een ander af te staan, zelfs niet voor een enkelen dag ! Wie ben ik dan F Toch een vrouw opgevoed in de groote wereld ! Met ruime, vrije levensopvatting De andere heeft zich blind gestaard in haar eigen, klein benepen kringetje.” Juffrouw Dash zat in een schommelstoel, een warmen doek om haar schouders en een mantel over haar knieën. Al wachtende was'ze ingeslapen en werd zelfs niet wakker toen de deur geopend werd en Joseph en zijn vrouw binnenkwamen. «Wat een atmosfeer!” zeide Jane. «Ze heeft weer alle ramen gesloten.” Zij gooide ze wijd open zoodat de koele morgenwind de gordijnen deed heen en weer fladderen. «Dash 1” Ze schudde haar bij haar schouder «Dash, ga slapen. Neen, het is goed, ik heb je niet meer noodig. Ga naar je kamer.” Het was de slaapdronken, knipoogende Dash moeilijk aan het verstand te brengen dat mevrouw de barones het wonderlijke, ongehoorde idéé had zich zelf uit te kleeden, dat men terugkeerende van een gezelschap en dan nog wel in een vreemd hotel Dash’s hulp niet noodig had, dat — ja, wat P Voor ze goed tot bezinning was gekomen, stond ze al buiten de kamer en hoorde ze het slot omdraaien. Nog een lieelen tijd vertoefde ze nadenkend voor de gesloten deur. Wie zou de laarzen buiten zetten ? Het costuum in de kast hangen ? Die tallooze kleine diensten bewijzen die men met geen mogelijkheid kan opnoemen ? Huiverend van de koude — ging ze naar haar kamer.
Joseph was naar het geopende venster gegaan en Jane stond dicht achter hem. «Nu of nooit! Nu win ik hem keelemaal of nooit!” «Het wordt al dag,” zeide ze, «je zult moede zijn, mijn arme Joe.” «Ik niet, maar jij.” Hij wende zich tot haar en met een zachte, teedere beweging leunde ze tegen hem aan; de handen op zijn schouder, het hoofd aan zijn borst vleiend. «Wraarom heb je juffrouw Dash weggezonden?” «Ik wou met jou alleen zijn. — Kijk me eens aan, Joe. Zoo. Maar vriendelijker. Ja, zoo.” «Je moet gaan slapen, Jane, het is al vier uur.” Met een bekoorlijken glimlach schudde ze haar hoofd. «Ik wil nog met je praten. Willen we wachten tot de zon opkomt ?” «Zooals je wilt.” «Leg me dat alles eens uit, Joe.” Ze trok hem mede tot bij het raam. «Wat is dat voor een huis daar ginds F Neen, wacht even, ik zal eens raden. «Ja.” «En dat daar de Georgstraat.” «Ja.” «Ik weet alles, ik ken de stad zoo goed als jij, omdat het jouw stad is, Joe, en ik altijd goed heb geluisterd als je er van vertelde.” Hij trok een stoel bij bet raam en ging zitten, terwijl Jane met haar ruisekend en krakend zijden kleed als een vermoeid kind op zijn knie neerzonk en zich tegen hem aan vleide. Op schertsende toon sprak ze over allerlei beduidende en onbeduidende dingen en toen de morgenwind haar koel langs het gelaat streek, deed ze alsof ze het kond had en drukte zich huiverend nog dichter tegen hem aan. Groot en stralend verrees de zon aan den hemel, vurige glanzen werpend op bet rood-zijden kleed, met gouden licht beschijnend het mooie, blozende ge laat.
«Joe.” Hij zag haar lang aan : haar groote oogen blikten tot hem op n et zaehien, vochtigen gloed seconden lang, een minuut lang. Het waren treurige oogen die zeiden : «üm Jane geef je niet meer sinds je die andere hebt weergezien.” Het waren verlangende oogen : «Kus ons !” Het waren oogen met gloeiend vuur, dat schitterde en opvlamde en hem omslingerde. Met twee, drie handbewegingen had ze het zware, lange haar losgemaakt dat nu golfde over voorhoofd en wangen, over het rood-zijden kleed. «Joe ?” «Jane !” Met een ruk trok hij haar omhoog aan zijn gezicht en bedekte haar rooden mond met kussen. Met ontelbare kussen die haar den adem ontnamen. «Ja,” zeide ze met trillende lippen, «ja, ja I” Als een bliksemflits trof hem eensklaps de gedachte aan Marie — met beide banden greep hij haar ronden, blanken arm en trachtte dien weg te duwen, maar met haar gansche kracht weerstrevend hield hield ze de handen om zijn hals geklemd en kuste hem. En hij kuste baar weer, hartstochtelijk, woest en tussehen de kussen in fluisterde ze met stokkenden adem: «Ja— ja—ja 1” s * • Op straat begon het levendig te worden. Het was Zondagmorgen en langzamerhand kwam alles in beweging. Aan den overkant der straat liep een heele schaar meisjes met lichte katoenen kleedjes en witte stroo hoeden. Ze hadden haast, misschien waren ze op weg naar het station om een grooten tocht te ondernemen. (Wordt vervolgd.)
"HORDENREN". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326076:mpeg21:p00001