b Keclames betreffende d« bezorging dezer t ouranl
gelieve men i jtng op ie geve» aan ons bureau, (Jroote Markt
Veranderingen in advertentiën gelieve . » al • m.
men sietu» uj* ucu gave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan wnrilrn i noes laan.
BEDDEN. STOFFEERDE 1-1. Geb. verhoeven, Veemarkt 82. BREDA. Tel. 212. DE VLINDER lleubileeringen. \\ iegen. Luiermanden. BE11 NGEBl-l. MEI BELFABRE K.
HYGIËNISCHE STOFZCIGEBIJ.
HYGIËNISCHE STOFZCIGEBIJ'
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/04/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326103:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/04/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326103:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD.
Slot De arbeidsgelegenheid verdeelt zich, de meerdere gelegenheden om zich te bekwamen vermeerderen de waarde van vrouwelijke arbeidskrachten. Daardoor daalt percentsgewijs de totaal ongeschoolde, dus goedkoopste arbeidskracht en de waarde van vrouwenarbeid als zoodanig stijgt. Daarbij komt dat beide bewegingen in alles wat arbeidsters-bescherming omvat, samen moeten gaan Daardoor stijgt de achting voor de vrouw, de zin voor zelfstandigheid en recht breidt zich uit onder de vrouwen, zij krijgen langzamerhand begrip van gemeenschappelijke eischen en een inzicht in de économische verhoudingen. Het sociaal- 5 democratische programma van het jaar 1 1894 betreffende bescherming van t vrouwenarbeid stelt eischen, die ieder 1 sociaal-ethicus zal moeten billijken : ’ absoluut verbod van nachtarbeid voor < vrouwen. Verbod om vrouwen te bezi- 1 gen in bedrijven, die schadelijk zijn < voor het vrouwelijk organisme. Invoe- 1 ring van een 8 urigen arbeidsdag voor 1 de arbeidsters. Vrijstelling van den < Zaterdag-namiddag. Uitbreiding der be- ; palingen tot bescherming van zwangere en kraamvrouwen minstens één maand vóór en 2 maanden na de bevalling. Uitbreiding der wettelijke bescherming op de huisindustrie. Aanstelling van inspectrices van den arbeid. Vrijheid van vereeniging voor de arbeidsters, actief en passief kiesrecht voor de arbeidsters in de beroepsraden. Het laatste punt bevat een eisch van principieel belang De strijd om politiek kiesrecht komt menigen ethicus als gevaarlijk voor, tenminste als een overspringen der grenzen van zuiver sociaaletische overwegingen. Feitelijk is bet slechts een zedelijke zwakheid, een doel aan te bevelen; de middelen daartoe echter te weigerenHet behoort tot de abnormaliteiten, die met de appreciatie van het vrouwelijk karakter samenhangen, dat wij arbeidsters hebben zonder vertegenwoordiging in de beroepsraden, eigenaressen van handelshuizen zonder het r*nr>ki+ Ho hmiro fo lvo7r\oLpn nnHpr-
net reent ae oeurs te oezoeKen, onuerwijzeressen, die niet het volle recht van vertegenwoordiging in het schoolbestuur bezitten, armen en wezenverpleegsters zonder stemrecht, De vraag verdient ovei weging of dergelijke misstanden door middel van het politieke stemrecht, uit den weg kunnen geruimd worden, of dat er andere wegen kunnen betreden worden die zekerder en gemakkelijker zijn. Wij houden het verkrijgen van kiesrecht voor noodzakelijk. Op de vrouwenbeweging rust de plicht haar aanhangsters voor liet kiesrecht rijp te maken. Ondanks alles zal die eisch onvermijdelijk zijn, wil de vrouwenbeweging invloed krijgen op de wettelijke regeling van haar toestand. Het recht der vrouw als moeder en gade heeft een krachtige hervorming noodig. Wij kunnen hier onmogelijk de enkele eischen betreffende de burgerlijke wetgeving bespreken; het — — - L —1
zij genoeg, dat de idéé van de hervor- 1 ming van den rechtstoestand der vrouw i thans door de vrouwenbeweging met kracht wordt bepleit. Elke beweging van het recht voor de gerechtigheid is een stuk nieuw levensgemeenschap. Alleen de principiëele hervorming mag door den sociaal-ethicus niet worden uitgesteld. De enkele pogingen tot wettelijke hervormingen zijn slechts gedeeltelijke hervormingen op bepaalde gebieden der eigendoms-, beroeps-, arbeids- en huwelijksvraagstukken. Gesteld, dat zij allen op den weg der wetgeving in liberalen geest werden opgelost zouden die wetten voor de vrouw toch zonder medewerking der vrouw gemaakt worden. Zij leggen de vi ouw verplichtingen op, waar zij geen verantwoordelijke handelingen der vrouw zijn, omdat zij uitgesloten is - van de wettelijke verantwoordelijkheid. In de arbeiderskwesties zal echter elke gezonde en onpartijdige sociaal-ethiek erkennen, dat hetgeen voor de arbeiders gedaan wordt, door de arbeiders onder wettelijke medeverantwoordelijkheid geschieden moet. Juist de verdedigers van vrouwenkiesrecht zullen zich er tegen verzetten, dat hun positie aanmerkelijk bemoeilijkt wordt, wanneer de massa bezwaren tegen algemeen kiesrecht nog vermeerderd wordt tengevolge van ongeoefenden en onpolitieken vrouwenarbeid, Tusschen standen, beroepen, klassen bestaan er geen weldaden, maar rechten, Elk recht stelt verantwoordelijkheid vooraf; daaraan moet de plicht beantwoorden. Zoolang een persoon in een politieke gemeenschap geen politieke rechten heeft, wordt hij ook niet als persoon gewaardeerd. Denkbaar is het, dat hij deze rechten als individu of als lid van een bepaalde klasse verspeeld heeft. Het is een feit, dat waar een persoon in den staat niet in tel is, de gemeenschappelijke deminuto capitis onmiddellijk op hem wordt toegepast. De vrouwen worden door den strafrechter als mondige en verantwoordelijke personen beoordeeld. Het grootste recht der persoonlijke verantwoordelijke vrijheid, het recht van haar echtgenoot zelf te kiezen, kent de gemeenschap, in theorie ten minste, de vrouw toe. Alleen de handhaving harer persoonlijkheid in het politiek staats-
jestuur is haar ontzegd. Dat zijn tegen- ®tfl strijdigheden, aan de bestrijding waar- wc /an de sociaal-ethisch voelende mensch eis irbeiden moet. Indien de uitbreiding der rechten ten za| loei had een uitbreiding van macht, ^ ian zou zij evengoed te verwerpen zijn j,e ils de wensch van een klasse om de ov plaats der andere in te nemen en de ^ oude ongerechtigheden te herhalen en ru te bestendigen. Daar het verlangen naar ^ rechtsgelijkheid de uiting is van een gc toenemend verantwoordelijkheidsgevoel zi; is dit een ontzaglijke zedelijke vooruitgang. Dat verlangen zal zich vooral «j doen gelden in de wedergeboorte der D sexuëele moraliteit. v, De ongelijkheid der seksen in hun w gedrag vóór het huwelijk, de uitbreiding ^ der prostitutie, het bederf in het op- a voedingswezen, dat zijn wondeplekken lc waarop de vrouwenbeweging in het 1( belang der ethiek en der volkshuishou- b ding den vinger gelegd heelt. Daarvoor verdient zij onzen dank. De werkelijke si zedelijke wil tot zelfachting en verantwoordelijkheid voor zich en anderen 0 blijft steeds dezelfde. Wij hebben geen n nieuwe moraal noodig, maar een werke- j lijke moraal. g De beide groote bewegingen van den “ modernen tijd zullen ons daartoehelpen: , de arbeidersbeweging en de vrouwen- » beweging. ”
"De vrouwen kwestie.". "Bredasche courant". Breda, 1906/04/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326103:mpeg21:p00001
( r un vreto/e• jiuu, f j „Poteinkin” op den Gendarmeumarkt. Bebltjn, 26 April ’06. Na de onthullingen, een paar dagen geleden in de «Freie Deutsche Presse” (de vroegere Freisinnige Zeitung van den overleden Eugen Richter) en in het »Berliner Tageblatt” over de meer dan lichtzinnige wijze, waarop bij de verbouwing van het Königliche Schauspielhaus op den Gendarmen • markt met bet geld der belastingbetalende staatsburgers is omgesprongen, is een interpellatie in het Pruissische Abgeordnetenhaus (de Tweede Kamer) onvermijdelijk geworden. De regeering mag. blij zijn, dat in het Abgeordnetenhaus geen socialisten zitting hebben ; doch wanneer zij door een temperament vol spreker der linkerzijde ter verantwoording wordt geroepen over de wijze waarop de Kamer in het officieele rapport om den tuin schijnt te zijn geleid, zal de minister van finantiën als haar woordvoerder «zijn plezier wel op kunnen.” De beide Koninklijke schouwburgen, Opernhaus en Schauspielhaus zijn klassieke gebouwen uit de dagen van Frederik den Groote. In weerwil van de protesten uit de rijen der kunstliefhebbers, die ■ het eerste gebouw zouden willen behouden voor het geven van klassieke concerten, is het Opernhaus, waaraan twee jaar geleden nog groote sommen ! werden ten koste gelegd voor den aanleg van 1 ijzeren trappen en galerijen rondom aan den buitenkant met het oog op brandgevaar, definitief ten doode opgesobreven. Na den hevigen theaterbrand ■ in Chicago scheen het aanvankelijk, alsof ook het
atige öcüauspieinaus er aan zou moeien geiouveu, aar het gedeelte, waarin tooneel en kleedkamers orden aangetroffen, volstrekt niet voldeed aan de schen, welke aan een modernen schouwburg izake hygiene en veiligheid gesteld moeten worden. Een verbouwing op groote schaal werd noodakelijk geacht, en goedgekeurd door de Kamer, elke in 1904 eeD kapitale som van Mk. 1.850.000 oor de reorganisatie van bet klassieke gebouw ewilligde. Ruim een jaar later, November 1905 verhandigde de bouwmeester Geheimraad Genzraer ckter een officieel rapport aan den minister van nantiën, waaruit duidelijk bleek, dat de onkosten uim een millioen mark (Mk. 1.087.000) meer adden bedragen dan op de begrooting was uiigerokken ! De redenen voor de exhorbitante overchrijding der kosten,! welke de bouwmeester in ijn «Denkschrift” aanvoerde, waren in vrij vage ermen gesteld en verre van volledig, het Abgeordletenhaus vroeg — en kreeg de gewenschte nadere linlichtingen” en gaf ten slotte zijn goedkeuring. Ie heereD konden niet vermoeden, dat men hen le eigenlijke reden voor de enorme overschrijding rerzwegen had. Feitelijk heeft de totale verbouving van het inwendige (van het Schauspielhaus alleen de fraaie foyer met zijn antieke muur- en jlafondschilderijen van Schinkel bleef gespaard) lamelijk twee maal plaats gehad ; eerst een «vooroopige” voor den 21en Maart 1905, op welken lag de schouwburg opnieuw geopend werd in tegenwoordigheid van den Keizer, die te kennen had gegeven bij de opening tegenwoordig te willen sijn vdór zijo vertrek naar de Middellandsehe Zee sn Marokko, en later een definitieve gedurende de schouwburg vacantiemaanden in den zomer 1905, Oorspronkelijk bestond het voornemen, het verbouwde Schauspielhaus op 1 Januari 1905 te openen. Daar dit echter onmogelijk bleek, besloot men de termijn tot den laatsten dag voor het vertrek van den Keizer, 21 Maart, te verschuiven. Men wist, dat de restauratie op dien dag evenmin gereed zou kunnen zijn, met het oog op het echte materiaal marmer, brons, houtsnijwerk, dat in dien korten tijd niet behoorlijk verwerkt zou kunnen worden. In plaats nu den Keizer, die na afloop van een bezoek aan het bouwterrein zelve de mogelijkheid, om nog vóór zijn vertrek naar het zuiden gereed te komen, in twijfel trok, klaren wijn in te schenken en hem het voorstel te doen, de opening tot na ’s Keizers terugkeer uit te stellen, bleven de leiders bij hun besluit en slaagden er dan ook werkelijk in, het onmogelijke — mogelijk te maken. Men vrage echter niet, ten koste van welke sommen ! Bovendien was het op 21 Maart met grooten praal en luister heropende Schauspielhaus feitelijk een Vorspiegelung falscher Tat.sachen”, onecht van materiaal, een Potemkin huis ! Alle versieringen, welke definitief in marmer, brons |of houtsnijwerk zouden worden aangebracht waren voor de opening voorloopig in »Stuek” uitgevoerd en daarna gebronsd. De kostbare stoffen, bestemd voor de wanddecoratie van de groote zaal en de keizerlijke loges, werden op de vochtige muren aangebracht; het parket, dat op den totaal voebtigen bodem werd gelegd, trok in de voorjaarsmaanden krom en bedierf grootendeels. Nacht en dag werkte men (met koortsachtigenjspoed om toch maar «gereed” te komen. Op den openingsdag, ’s namiddags 4 uur moest nog een cementen vloer gelegd worden, waarover twee uur later kostbare smyrnatapijten werden nitgespreid P Wat deed het er toe P Op het geld kwam bet niet aan; daar was de Landdag goed voor. En des avonds kon bet hof werkelijk zijn intocht doen in bet schitterende verlichte gebouw. Maar een paar maanden later, zoodra in Juui de scbouwburg-vacantie een aanvang nam, verdween de Potemkinsehe schijnpracht. Weer nam een heerleger van metselaars, timmerlieden, kunstenaars, ingenieurs en opzichters bezit van het gebouw, dat opnieuw van boven tot onder werd vernieuwd, ditmaal definitief.
Het spreekt van zelf, dat vele ingrediënten welke men in Maart op kletsnatte wanden en vloeren had bevestigd totaal bedorven waren. De terrassovloeren. moesten weer verwijderd worden. Alle »Stnek”-versieringen, tendeele met kostbaar verguldsel, welke drie maanden lang het oog hadden verblind, werden stukgeslagen en op den puinhoop geworpen, de bedorven muurtapijten door nieuwe vervangen, overal nieuw parket gelegd, de borstversieringen van loges, parket en eersterang weggebroken en vernieuwd, bet nagebootste marmer brons en beeldhouwwerk door echt materiaal vervangen en het geheele gebouw van boven tot onder voor de tweede maal geschilderd. Dat de loonen enorme sommen verslonden laat zich begrijpen, want de georganiseerde sheeren” werklui profiteerden van de gelegenheid. Zij bedongen het dubbele loon en hooger voor overwerk in de periode, welke aan de schijnvertooring der olfieieele opening voorafging, wel wetend, dat zij feitelijk alles naar hun hand konden zetten. Een werkstaking moest en zou voorkomen -worden. Daarentegen waren de heeren ingenieurs en opzichters; die eenvoudig door den leider gecommandeerd werden, geruimen tijd per dag langer te werken, zonder hiervoor eenig eitrahonorarium te genieten, en slechter aan toe. Het is zeer waarschijnlijk, dat de te verwachten interpellatie voor den verantwoordelijken steller van het officieele rapport onaangename gevolgen zal hebben. Of de positie van den intendant v. Hulsen, tot dusver persona gratissima, die het vermorsen van een millioen mark had kunnen verhinderen, gevaar loopt, is echter een andere zaak. K.
"BRIEVEN UIT BERLIJN.". "Bredasche courant". Breda, 1906/04/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326103:mpeg21:p00001
UUttjLlUUlSnU iïi AiN DOOR SEESTERN. 19. Evenals te Berlijn was het bericht van het Samoa incident ontvingen tijdens de zitting der kamer. De minister-president had dadelijk de vergadering verlaten en was naar het Quirinaal gegaan. De sociaal-democratische afgevaardigden hadden Montecitorio verlaten onder het uiten van juichkreten voor de fransche republiek. Er was geen formeel verdrag tusschen Engeland en Italië gesloten. Maar gedachtig aan de beloften, door koning Eduard Vlf bij zijn bezoek aan Rome voor bet verkrijgen van Tripoli, gedaan, was een deel der regeering op de hand van Engeland. De sympathie voor de beide mogendheden, die bij het incident van Sanoa betrokken waren, was dus verdeeld. Men wist, zoo Italië zich vóór het bondgenootschap verklaarde, dat het engelsche eskader in de Middellandsche zee niet zou aarzelen, de italiaansche havens aan te vallen. Een dichte menschenmassa bewoog zich in de straten, en luidruchtige discussies over den staatkundigen toestand hadden in de koffiehuizen plaats, Toen de minister president des avonds om 8 uur van het paleis terugkeerde, werd hij op straat levendig toegejuicht; maar onder de juichkreten vóór Duitschland, mengden zich ook evviva’s voor Engeland en voor Frankrijk, dat het italiaansche volk toch altijd het naast stond. De 19de Maart verliep zonder een beslissing te brengen. Berichten uit Parijs deelden de juiste toedracht, van bet gebeurde bij Apia en de overwinning der duitsche schepen mede. Bovendien werden telegrammen ontvangen, die de mobilisatie der engelsche en duitsche vloten meldden. De •egeering te Londen hield alle belangrijke telegram • men achter, maar liet opzettelijk de mededeeling van de «Times” seinen: «Volgens vertrouwbare nliehtingen zal de engelsche regeering niet dulden, lat Duitschland zich op vroeger gesloten bondsverdragen zal beroepen, daar bet bij Apia niet de iangevallene maar de aanvaller was geweest.” Dit moest dienen als waarschuwing voor Oostenrijk 3n Italië. Onder algemeene opgewondenheid ging de 19de Maart voorbij In de kamer had de ministerpresident verklaard, voorloopig niet in slaat te zijn een interpellatie te beantwoorden, zoolang de regeering geen nadere berichten over de vóórgeschiedenis der crisis ontvangen bad. Een klaarblijkelijk officieus artikel in de «Tribuna” verklaarde echter, dat een conflict met eenige mogendheid Italië’s leger en vloot volkomen strijdvaardig zou vinden. Uit Spezzia en Napels, waar het 2de eskader der marinevloot in de haven lag, kwam het bericht, dat alle toebereidselen voor een spoedige mobilisatie der vloot werden gemaakt. Troepenafdeelingen werden op straat met geestdriftige ovaties begroet, en vooral de marine-offieieren werden in de koffiehuizen als orakels ondervraagd en levendig toegejuicht. Een heerlijke lentedag in Napels; bloedrood ging de zon in de donkerblauwe zee onder en verguldde met baar glans de bergtoppen en de witte huizen der stad. De lichte rookwolkjes boven den Vesuvius namen reeds een roo ien tint aan Wie dit eenig schoone schouwspel van de hoogte van het kasteel St. Elmo genoot kon zich bij het beschouwen van dit vredig tooneel niet voorstellen, dat wellicht binnen enkele dagen de rampen des oorlogs zich weder over deze zonnige landstreek
zouden uitstorten. Uit de stad drong het gedruisch der volksmenigte die de straten vulde omhoog ; nu en dan verdichtte zich dat gedruisch tot een intenser geluid, als daar dichte groepen zich hoopten om een redenaar, die boven de donkere massa uitstak. Aan de haven, waar vier zware pantsersehepen stil op den blauwen vloed lagen, en voor de kazernes van Castel Nuovo ontwaarde men een dichte menigte. En terwijl de avond neerdaalde over sla bella Napoli” werden in de zeeëngte, waar Capri in blauw en zonnegoud zich baadde, rookwolken zichtbaar ; in de laatste schemering zag men aan den horizont een lange rij schepen opdoemen. Beneden, in de stad, kon men dat niet meer zien; daar was alles reeds donker. Maar wel had men opgemerkt in de haven, dat de verwacht wordende stoomboot uit Messina niet was aangekomen. Deze, de «Calabria”, was door het engelsche eskader, dat in de stilte van den nacht op Napels aanstoomde, aangehouden. Tegen elf uur kwam aan de pier een kleine stoombarkas van den engelschen kruiser »Dido” aan. Een luitenant ging aan wal, meldde namens zijn commandant den havenmeester de aankomst van den engelschen kruiser op de reede, en begaf zich toen, door de menigte, die de engelsche uniform niet van de italiaansche onderscheiden kon, niet opgemerkt, naar het telegraafkantoor. Hier verzond hij aan het adres van de engelschen gezantschapssecretaris Hopkins het volgende telegram : «Ik ben om 5.58 te Napels aangekomen en hoop morgenmiddag 12 uur te weten, wanneer mijn bruid, te Rome aankomt.” De telegraafambtenaar had in dit bericht geen kwaad gezien; hij wist niet, dat admiraal Lord. Charles Beresford daarmede aan den engelschen gezant te Rome mededeelde, dat hij met een eskader van 5 pantsersehepen, 5 kruisers eu 8 torpedo-jagers op de reede lag en tot den volgenden middag wachten zou op de mededeeling, of hij i de vijandelijkheden tegen de italiaansche vloot zou 1 beginnen. Nog vóórdat een ordonnans van den ■ marine-commandant op het havenbureau was aan- • gekomen, om den engelschen zeeofficier te verzoeken 1 bij den commandant te komen, was de barkas reeds 1 in de nachtelijke duisternis verdwenen. 1 De mededeeling van den havenmeester, dat een engelsche kruiser was aangekomen op de reede, i had den commandeerenden admiraal van de tweede 1 italiaansche divisie onaangenaam getroffen. Maar in het vertrouwen, dat een enkel schip tegen zijn 1 sterke eskader toeh niets zou kunnen ondernemen, 1 en dat dus voor de haven geen gevaar dreigde, nam hij deel aan het feestmaal in het marine-casino, ■ dat tot laat in) den nacht duurde, wijl de tegen- ■ strijdige meeningen der officieren over den uitslag der groote politieke crisis steeds nieuwe stof voor het gesprek opleverden. i Een vale schemering -kondigde in de hoofdstad van Italië het aanbreken van den morgen aan, toen een eenvoudig rijtuig stilhield voor het ministerie van buitenlandsche zaken. De engelsche gezant liet den italiaanschen minister om een dringend onderhoud verzoeken, namens zijn regeering. Een kwartier later stonden de beide mannen tegenover elkander. [De engelsohman herinnerde even aan de gebeurtenissen op Samoa, en wees er op, dat daar de dnitsche kruiser de engelsche schepen had aangevallen. «Het is ons bekend,” zoo giug hij voort, «dat. er bondsverdragen bestaan, die Italië kunnen ver-, plichten, Duitschland militaire hulp te schenken. Voor zoover die verdragen ons bekend zijn, zijn zij op dit geval niet van toepassing, wijl Duitsch; land de aanvaller was. Daar, naar ik veronderstel, op dit oogenblik de vijandelijkheden in de Noordzee reeds begonnen zijn, is het voor ons van. groote waarde, te weten, welke houding de italiaansche
regeering zal aannemen. Tot ons leedwezen kunaen wij niet lang wachten op de beslissing, of Italië neutraal zal blijven, dan wel aan de eene of ian de andere zijde zich zal scharen. Wij moeten 3r daarom op aandringen vóór heden middag 12 uur een stellig antwoord te ontvangen, daar wellicht reeds de eerstvolgende uren ernstige beslissingen voor ons kannen medebrengen. Ik heb dus de eer, namens mijn regeering” — de gezant was opgestaan, 3n leunde met de rechterhand op de sehrijfttafel van den minister, — «aan het italiaansche ministerie van buitenlandsche zaken de volgende medeieeling te doen ; «In den afgeloopen nacht heeft ons Middellandsche zee-eskader positie genomen voor de reede van Napels en voor de oorlogshaven van Tarente. Tegelijkertijd zal een deel der met ons verbonden fransche vloot voor Spezzia verschijnen, met de opdracht, Maddalena te observeeren. Wij zijn genoodzaakt deze maatregelen te nemen, om te voorkomen, dat de italiaansche regeering, onder den invloed van Berlijn, een vijandige houding tegen ons aanneemt. »Ik .heb de opdracht de volgende eischen te stellen : De italiaansche regeering verklaart, dat zij in den thans uitgebroken oorlog volkomen neutraal zal blijven. Als waarborg voor de naleving van die belofte eischen wij, dat ons voor den duur van den oorlog het gebruik der oorlogshaven van Venetië, als eventueele operatie-basis voor onze vloten tegen de oostenrijksche havens Pola en Triest, wordt afgestaan. Het gebruik daarvan zal zieb er toe bepalen, dat aan onze schepen vergunning wordt gegeven, in Venetië kolen in tc nemen en kleine herstellingen te verrichten. (Wordt vervolgd.)
"De ineenstorting van de oude wereld.". "Bredasche courant". Breda, 1906/04/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326103:mpeg21:p00001