Ter tweede openoare zuimg van uei nui van Cassatie, werd door den raadsheer rapporteur Moras voortgegaan met de lezing van zijn rapport. De raadsheer gaf daarbij een overzicht van de voornaamste feiten, welke waren voorafgegaan aan het vonnis van 1899. Langdurig stond Moras stil bij de enquête, ingesteld door kolonel Picquart, welke enquête had geleid tot de eerste verdenkingen tegen Esterhazy. Het karakter van dezen laatste werd door den rapporteur geschetst; daarna ging Moras over tot de behandeling der verschillende onderzoekingen, waaraan het borderel door de «deskundigen» was onderworpen. Hierop verklaarde Moras het steeds sterker wordende gevoel van twijfel aan Dreyfus schuld bij Picquart en, eindelijk, diens overtuiging dat de veroordeelde onschuldig moest zijn. Na een overzicht te hebben gegeven van de opvattingen der generaals Gonse en Billot en ook de perspolemieken dier dagen te hebben behandeld, gaf Moras een uitvoerige uiteenzetting van de valschheden m geschrifte enz., welke achtereenvolgens waren gepleegd om Esterhazy erin was geslaagd zich van de gunst zijner meerderen te verzekeren. Hierop kwam aan de beurt de brief van generaal De Pellieux, waarin deze zijn ontslag vroeg, wegens het feit, dat enkelen zijner chefs — door hem met name genoemd — hem hadden laten werken met stukken, die vervalscht waren. «Niet alleen De Pellieux — aldus de rapporteur— «maar ook de generale staf en de publieke opinie eischen een nieuwe behandeling van de Dreyfus-zaak.» Vervolgens schetste de rapporteur het verloop van het geding te Rennes, waarbij hij er vooral de aandacht op vestigde, dat blijkens de algemeene opvatting onder de generaals en de der zake kundigen het borderel nooit afkomstig heeft kunnen zijn van een artillerieofficier. Het schijnt toch wel, of de lezing van het rapport door Moras een hernieuwde belang-
telling in de Dreyfus-quaestie in het leven c oept. Vooral heeft indruk gemaakt de ver- z nelding eener krasse verklaring van generaal e )e Pellieux, atgelegd den dag na Henry’s ;elfrnoord en uitgesproken in tegenwoordigheid ian kapitein Ducasse. De Pellieux had bij die , gelegenheid in razende drift uitgeroepen: «Een dossier, waarin zich één valsch stuk r jevindt is een verdacht dossier. Niet enkel is ( evisie dringend noodzakehjk geworden, maar I )ok de cassatie van het proces; en men mag s «een krijgsraad bijeenroepen en hem een besmet dossier voorleggen». < Dan heeft ook een andere mededeeling in 1 aet rapport-Moras zeer de publieke aandacht ’ getrokken, en wel de verklaring, dat de ver- < Dordeeling van Dreyfus door den krijgsraad * te Rennes, den rechters was afgedwongen, Voordien hun te verstaan was gegeven, dat een vrijspraak van Dreyfus zou beteekenen, de onmiddellijke inhechtenisneming van generaal Me rei er.
"De Dreyfus-zaak.". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001
Zij, die zich met 1 Juli op deze Courant
abonneeren, ontvangen de in Juni nog verschijnende nummers GRATIS.
* Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote Markt g 35. ? ti w r - . . _ , • d
Veranderingen m advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001
De beschouwingen in de Russische bladen bevestigen den indruk, dat Clemenceau een krachtige meerderheid om zich heen verzameld heeft. De radicalen, die maandenlang Jaurès gesmeekt hadden de meerderheid niet te verlaten, voelen dat ze met de ferme én democratische figuur van Clemenceau op eigen beenen kunnen staan, en merken nu pas, met een zucht van verlichting, hoe zwaar do hand van Jaurès op hen drukte. Hun trioml is er nu te grooter om, en hun maar half verholen wensch is, Clemenceau minister-president te zien worden. De algemeene toestand van de politiek is hierdoor helderder geworden, doch de onderlinge verhouding der ministers kan er slechts troebel door geworden zijn. In het EnjEClsdie r.agerftuis hoeft Stuart Samuel Sir Edward Grey de vraag gesteld, of hij, alvorens stappen worden gedaan om de vriendschapsbanden tusschen Engeland en Rusland nauwer aan te halen, de Russische regeering niet zal inlichten omtrent de meening van het Engelsche volk aangaande de Jodenmoorden. Runciman, die namens Grey antwoordde, zeide, dat de Russische regeering wel degelijk weet welke indruk gemaakt is en welke gevoelens van deelneming zijn opgewekt door de oproeren en het verlies aan menschenlevens in Rusland en dit niet alleen in Engeland, maar overal elders. Dit is echter geen gebied, waarop ambtelijke diplomatieke tusschenkomst gebruikelijk of wenschelijk is. Wanneer de Uuiisclie parlementsleden zich eens verstouten zich krachtig te verzetten tegen de plannen der regeering, dan weet deze er toch gewoonlijk wet een weg op, om haren zin door te drijven. Zoo is de verlenging van den spoorweg Lüderitzbucht— Koeboeb te Keetmanshoop na de, minstens genomen eenigszins eigenaardige verdediging van overste v. Deimling, door het parlement afgestemd, maar de aanleg zal, naar sommige bladen melden, toch nog geschieden en we! als oorlogsspoorweg, zoodat de goedkeuring van het parlement overbodig is. De Tagl. Rundsch. verkneukelt zich al bij voorbaat in de poets, die daardoor aan den Rijksdag zal worden gebakken, maar andere bladen zijn van
oordeel, dat de regeering zich wel tweemaal sc zal bedenken, alvorens ze overgaat tot zulk o| een ernstige schending van de grondwet. h< Inmiddels wordt In üSusland de toestand ur met den dag ernstiger. I1 . Een telegram uit Moskou aan den Standaard meldt: »Al!es wijst er op, dat een crisis dreigt. Op de beurs heerscht paniek. De families zenden tt hunne geldswaarden naar het buitenland. De ri zwarte benden zijn opnieuw aan ’t werk...” h De bladen te Petersburg en te Moskou zeggen g openlijk, dat, zoo de Doema wordt ontbonden g of uiteen gejaagd, een algemeene staking te d wachten is. Wel wordt officieel verzekerd, _ dat dit onjuist is, maar wij weten welke waarde ^ aan dergelijke officieele mededeelingen moet worden gehecht. In het plaatsje Terrijoki, een kwartier van & Petersburg gelegen, hielden Maandag een aan- p tal Doema-leden een bijeenkomst met geest- j verwanten. Drie besluiten werden er genomen, g die de stemming kenschetsen: de noodzake- p lijkheid van zelfstandig krachtig optreden der v Doema ; de noodzakelijkheid voor het volk om d de jongste leening met te erkennen; de nood- r zakelijkheid om een volksmilitie bijeen te roepen s en te organiseeren, daar de regeering de aan- r legster der onlusten te Bjelostok en op andere j plaatsen is. i De Russische regeering hetft een militairen gepantserden trein gereed gemaakt, om voor j het geval de aangekondigde algemeene spoor- f wegstaking tot uitvoering komt, een verbinding ( tusschen Petersburg en Moskou in stand te { kunnen houden. _ ( Op het station te Petersburg en de stations ' op de knooppunten, worden gardetroepen op- : gesteld. j Dinsdag heeft in de Oostenrijksche Kamer van afgevaardigen de heer Breiter de regeering geïnterpelleerd over haar gedragslijn ten opzichte van tle mvorden In Bliislainl, 1 De regeering zal later antwoorden. Aan het ! einde der vergadering vroeg graaf Sternberg of de president bereid was, op het voorbeeld 1 van het Engelsche parlement, ook in het Oostenrijksche Huis een protestbetooging tegen de Jodenmoorden in Rusland te organiseeren. De pogingen om meer toenadering te brengen tusschen Duitachland en Engeland duren nog steeds voort. Thans zijn ongeveer 50 redacteuren van de voornaamste Duitsche bladen, onder leiding van den bekenden journalist W. T. Stead naar Londen vertrokken per stoomschip «Kronprinz Wilhelm” om eenigen tijd de gasten te zijn van hun Engelsche collega’s. De Wezer Zeitung deze reis besprekend, zegt o a.: »Er bestaan geen verschillen van eenig belang tusschen Duitschland en Engeland; maar zelfs indien ze bestonden, moest het voor het land van Shakespeare, Newton, Darwm, Pitt en Wellington niet moeilijk zijn om op alle punten overeenstemming te zoeken met het land van Luther, Fredeiik den Groote, Goethe, Humboldt en Bismarek.” - Keizer Wilhelm heeft geweigerd Jasa Nuijadowitsj, een bloedverwant van den Koning van Servië, die zijn voormalige secretaris is, als ; gezant te Berlijn te erkennen. De reden hier voor is, dat Nuijadowitsj behoort heeft tot de samenzweerders in het bloedige dram»
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001
Volgens de Loc. denkt Bouwmeester in 1 Augustus te Batavia terug te zijn, dan een i paar maanden naar Holland te gaan, om in Januari met een zoo good als geheel nieuw < gezelschap en een dito repertoire een tweede i tournee door de tropenlanden te maken. Vooral voor andere actrices zal hij zorgen en eveneens dat zijn repertoire meer bijspelen bevat. Bouwmeester is verder in onderhandeling met personen in Amerika en Zuid-Afrika, in verband met een trek naar die twee werelddeelen. Maar ever het »wanneer” liet het zich niet uit. Ook haalt De Locomotief uit een artikel van Henri Borel in het N. v. d. D. v. N.-I. iets aan uit een brief van mevr. Theo Mann aan dezen schrijver, waaruit blijkt dat mevr. Mann er geheel mee verzoend is, snaar dat land te gaan van muggen, mieren, kevers, torren, spinnekoppen brrr I, ik ril als ik er aan denk”, maar dat dit toch »zoo één twee drie niet gaat”: mevr. Mann is nog voor twee jaar aan haar contract vast. De beeldhouwer Toon Dupuis maakt een ruim 1 M. hoog beeld van Albert Vogel, gekleed als sRomeinsch redenaar.” De heer Vogel heeft zijn repertoire uitgebreid met Coriolanus van Shakespeare, Loki van Emants en Kroisos van Nico van Suchtelen. Het Rotterdamsch Tooneelgezelschap heeft voor het aanstaande seizoen aangenomen drie oorspronkelijke tooneelwerken : »Ten ba!e van . . . .”, blijspel in drie bedrijven van J. Feith ; Een zwak district, blijspel in 3 bedrijven van J. Meerkerk; Met den handschoen ge trouwd, blijspel in 3 bedrijven van Fabricius. De Dresdensche correspondent van het Berl. Tagebl., terugkomende op de Allerseelentvoorstelling te Dresden zegt dat de schrijver van Op Hoop van Zegen met deze voorstelling zijn crediet weer heeft versterkt; door Ora et Labora was het eenigszins aan het wankelen geraakt. Heijermans, zegt de schrijver schildert met breede toetsen het armelijke benauwde milieu en leidt ons dan daaruit toch naar de lichte hoogten der mensehheid. Nergens grijnst ons, bij al de waarheid in de schildering, een troosteloos, hard naturalisme tegen. Verzachtende wijsheid glanst tusschen de regels door.
"Wetenschappen en Kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001
(Zitting van gisteren.) De heer LUCASSE verdedigt een amendement om het verzoekschrift tot aanhangig
maken van een procedure omtrent een arbeidsgeschil, vrij van zegel te verklaren, dat door den minister wordt overgenomen Een tweede amendement-Lucasse, strekkende om den kantonrechter het recht te geven, zoo het verzoek tot procedure hem op zichzelf geheel ongegrond of niet ontvankelijk lijkt, zijn medewerking te weigeren, wordt door DEN MINISTER bestreden, wijl het overbodig is en de kantonrechter toch dit recht heeft. De heer DRUCKER zou het in hooge mate betreuren indien het amendement zou worden aangenomen en dan door de goeJ geregelde procedure aanmerkelijk zou worden verzwakt. De bevordering van den socialen vrede wordt door dit amendement niet gediend, integendeel, een bron van misnoegen en wantrouwen zal het doen ontstaan. Voor plagerij van den patroon met dagvaardingen behoeft men waarlijk niet bevreemd te zijn. Zoo gemakkelijk is het procedeeren niet. De heer LUCASSE betoogt, dat het amendement een groot belang voor den arbeider zou zijn. De heer HEEMSKERK gevoelt veel voor hel amendement, dat inderdaad ter vereenvoudiging zal dienen. Spr. wenscht echter een kleine wijziging om te voorkomen dat ook bij ongegrondheid de kantonrechter de zaak kan afwijzen, waartoe hij een sub-amendement indient. Het sub-amendement-Heemskerk wordt hierop door den heer Lucasse overgenomen. Na intrekking van het amendement van den heer Lucasse werd een amendement van den heer LOHMAN om den kantonrechter bevoegd te verklaren als het verzoekschrift van de eischende partij niet voldoet aan de gestelde eischen de zaak niet in behandeling te brengen, ten einde de eischende partij in de gelegenheid te stellen het verzoekschrift te verbeteren. De heer TROELSTRA zou het een verslechtering vinden, indien de bedoeling van Lohman’s amendement is, om verzoekschriften, die niet aan alle eischen voldoen, onvoorwaardelijk terug te zenden. Beter ware ’t, mdien de griffier de verzoekschriften, waarbij ’t alleen aan den voorschreven vorm haperde, in juisten vorm bracht. De MINISTER zag er deze bedoeling niet in en had dan ook geen overwegend bezwaar tegen Lohman’s amendement, waarvan de voorsteller de strekking nader verduidelijkte, . daarbij opmerkend, dat hij geenszins wegens ■ vormgebrek de verzoekschriiten wil afwijzen. Wanneer een verzoekschrift wordt afgewezen, i omdat ’t niet voldoet aan de gestelde eischen, t krijgt de verzoeker van den kantonrechter i dienaangaande een gemotiveerde beslissing, waardoor hij in de gelegenheid zal zijn, om zijn verzoek in den juisten vorm ingekleed, te herhalen. De heer DRUCKER beschouwde dit als een voordeel voor de eischende partij en raadde namens de C. v, R. het amend.-Lohman dan s ook aan. Nadat de heer LUCASSE zijn amendement ■ daarop had ingetrokken, werd dat van den heer Lobman zonder stemming aangenomen. Op artikel 125e (inwinning van advies van een Kamer van Arbeid) lichtte de heer DE - RIDDER een amendement toe, om bij den ; rechter te laten de zelfstandige beslissing of
het advies van een Kamer van Arbeid zal worden ingewonnen, terwijl in de redactie van het Regeeringsartikel niets den rechter belette om aan te nemen, dat de wenschelijkheid van het inwinnen van dat advies alreeds gebleken is, waar slechts een der partijen die wenschelijkheid te kennen gaf. De heer VAN IDSINGA wilde in plaats van «advies» lezen: «bericht» en voorts zien bepaald, dat waarborgen werden gegeven, dat het advies ter kennis van partijen werd gebracht. De heer DE KLERK bestreed dit amendement echter en betreurde, dat de Kamers van Arbeid niet het recht hebben, personen te noodzaken voor haar te verschijnen om haar voor te lichten als zij advies moeten geven. De heer VAN VEEN verdedigde het amendement-de Ridder dat vrijheid ademde en chicanes van den werkgever zou tegengaan. De minister beloofde, dat de kantonrechter aan de voorlichting der Kamers van Arbeid niet gebonden is, zoodat hij ook geen bezwaar had, het woord «bericht in plaats van «advies» te bezigen. De MINISTER ontraadde het amendementOlcma, terwijl de heer LOBMAN het aanbeval op grond van het beginsel van : gelijk recht voor allen. De Minister nam het dubbele amendementvan Idsinga over. Het amendement-de Ridder werd, nadat eenige wijzigingen erin waren gebracht, verworpen met 49 tegen 20 stemmen. Bij artikel 872 (kostelooze procedure voor den arbeider met minder dan f 4 loon per dag) lichtte de heer OKMA een amendement toe om deze kostelooze procedure ook voor den werkgever toe te laten. De heer TROELSTRA bestreed dit amendement. Het amendement Okma werd goedgekeurd met 38 tegen 30 stemmen, het artikel rnet 38 tegen 28 stemmen. Na eenige discussie werd de verdere beraadslaging verdaagd tot heden 11 uur.
"Tweede Kamer.". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001
Naar het Engelsch van EDNA LYAL.L DOOR JOAMA P. WESSELIM-m Mm. ii »Wat, op juffrouw Hilary Unett? Goede hemel, en ik maakte me in zijn tegenwoordigheid vroolijk over haar naam. Vertel er mij nu alles van, nicht, want de jonge dame zal niet naar zoo’n alledaagsch gezicht als het mijne kijken, als die jeugdige minnaar al tot haar heeft gesproken. ’ «Beste neef ïrancis, we weten allen, dat je de beste aller echtgenooten zoudt zijn, maar om je de waarheid te zeggen, geloof ik niet, dat Hilary Unett je zal aannemen, tenzij haar grootvader er haar toe dwingt.” »Ze houdt dus van dat knappe petekind van u ?’ »Het staat niet aan mij om ja of neen op die vraag te zeggen, zij zijn speelmakkers geweest vanaf het oogenblik, dat zij begonnen te loopen en daarbij naaste buren. Je kant zelf beoordeelen of het waarschijnlijk is of niet.” »Ik ben u oprecht dankbaar voor de verstandige manier, waarop u mij moed in hebt gesproken, voordat ik mijn aanzoek ga doen,” zeide de heer Geers met een breeden lach. ,lk ben wel verplicht met de zaak voort te gaan, maar als de jonge dame aan zichzelf getrouw blijft, dan zal er niets van komen, en dan behoeft de jonge mijnheer Harford niet weer de kans te loopen te stikken in opgekropte woede en opgeschrokte druiven.” De goedhartige mededinger lachte, totdat de
tranen langs zijn verbrande wangen biggelden. »Het was hard voor den armen kerel,” zei hij na een poosje. »Het was duidelijk, dat hij alles van mijn aanzoek wist, want zijn gelaat werd hard toen u mijn naam noemdet. Geef hem een bemoedigenden wenk, als ik weg ben, hij mocht anders zijn graf eens zoeken in de Wije en mij later als schim verschijnen, hetgeen Garnous tot een nog onaangenamer plaats zon maken.” «Garnons is veel te eenzaam voor je,” zei juffrouw Joyce, »maar ik kan niet vinden, dat Hilary Unett de gesehikste persoon is om er meesteres van te zijn.” Misschien was de heer Geers het wel eens met deze slimme opmerking, nadat hij was voorgesteld aan de kleindochter van den bisschop. Haar ontvangst was zoo plechtig, haar manieren waren zoo koel, dat hij later verklaarde, dat het gemakkelijker zou zijn geweest een ijsberg het iiof te maken. Gelukkig hadden de woorden van zijn nicht hem den sleutel gegeven tot de houding van het meisje. Op den derden dag van zijn verblijf in het bisschoppelijk paleis, liet hij zich bij mevrouw Unett aandienen. Daar hij Hilary in den tuin ontmoette, besloot hij vrijuit met haar te spreken i en een eind te maken aan deze hoogst onbevredii gende hofmakerij : «.Juffrouw Unett,” zei hij sde . bisschop was zoo goed mij toe te staan een huwelijksaanzoek tot u te richten, maar ik mag i mij niet vleien, dat die gedaekte u aangenaam is. , Ik ben een openhartig man en wil uw geduld ■ niet op de proef stellen met verdere complimenten ■ en de betuiging van mijn oprechte hoogachting en i bewondering, maar ik vraag u, mij in oprechtheid [ te willen zeggen, of u mij met uw hand zoudt j kunnen vereereu.” j «Mijnheer, u bewijst mij met uw aanzoek een i groote eer,” zei Hilary zenuwachtig, «maar ik zou slecht tegenover u handelen, indien ik er in j toestemde uw vrouw te worden. U vraagt mij,
u de waarheid te willen zeggen, en u bent zoc vriéndelijk voor mij geweest, dat ik precies za! doen, zooals u mij verzoekt. De waarheid is mijnheer, dat mijn hart aan een ander behoort.’ De heer Geers boog. «Mejuffrouw, niet ik bewijs u, doch gij doe' mij eer aan, door uw vertrouwen,” zei hij hoffelijk «Ik trek mij dadelijk terug ten gunste van dei gelukkigen man, die zulk een grooten schat ge wonnen heeft.” «Helaas ! is hij volstrekt niet gelukkig,” ze Hilary, terwijl haar oogen met tranen vulden «Ze zeggen, dat hij nog veel te jong is en willei niet toestaan, dat we elkaar zien.” «Hiervoor, lieve juffrouw, is een zeker genees middel. Heb geduld ; we worden maar al te gauv oud in deze vermoeiende dagen.” Hierna vertiok de goedhartige aanbidder me een medelijdende herinnering aan Gabriël Harford’ ongelukkig gezicht. Hij trachtte den jongen voo te spreken bij den bisschop, door aan te toonei hoe volkomen hopeloos het was een meisje he hof te maken, dat haar hart sinds de kinderjarei aan een anderen man had gegeven, en hoe waar schijnlijk het was, dat de gezondheid van he meisje er onder zou lijden als zij op te hard proef werd gesteld. Zijn woorden maakten toen schijnbaar gee: indruk op den bisschop, maar kwamen dezen o een Zondagmorgen in de kathedraal verontrusten toen zijn blik een oogenblik op het gelaat va Hilary viel. Plotseling trof het hem, dat zij ge durende de laatste veertien dagen zeer bleek e mager was geworden, en toen hij naar de tegen overgestelde plaats keek, die meestal door Gabrié werd ingenomen, merkte hij ook bij hem ee verandering. De jongen was ouder geworden, zij verbrand gelaat had zijn jongensachtige zorgeloos heid verloren j zijn oogen leken grooter e treuriger.
Tocu sprak er een zeiuzatne Kracut uu ziju voorkomen, niettegenstaande zijn zorg, en toen hij met den metrischen psalm instemde, was er iets 1 in zijn uitdrukking, dat de aandacht van den bisschop trok. De kathedraal weerklonk vau de ; liefelijke stemmen van de koorzangers, die op de melodie van den 137sten psalm de door Sternhold t en Hopkins gemaakte vreemde vertaling van . Koning David’s woorden zongen. Hoor’ in nood en tegenspoed t U de Heer der Heeren ! Dat Zijn hand, zoo sterk en goed, ’t Kwaad van u moog’ keeren 1 r Uit Zijn woning moog die hand t Hulpe doen genaken 1 3 En in Zion ingeplant, f Immer sterk u maken ! ï t Wat gij wenscht in uw gemoed i Zend’ Hij op uw wegen 1 En het plan door u gevoed t Kroon, Hij met Zijn zegen! Het was de laatste Zondag, dien Gabriël it i Hereford zou doorbrengen. Dinsdagnacht zou hi d te Brampton Bryan logeeren, om zich den daarop , volgenden dag met Sir Robert Harley naar Londer a te begeven. Ziju hart was terneergeslagen, toet - hij zich afvroeg, wanneer hij Hilary weer zoi u zien, toch was er, nu zij elkaar niet mochter - ontmoeten geen geringe troost voor hem in, haa j bij den morgendienst, waartoe niemand hem dei i toegang kon ontzeggen, even te zien. Ook wa u er troost in de woorden, die zij samen zongen i- en hoop en vertrouwen vestigden zich weer ii q zijn hart, hetgeen een krachtige uitdrukking aai zijn gelaat gaf.
Uc UACIMO uc» up, V;U U&llUU^JUlz nivu v* de heer Geers gezegd had. Gaf hij deze twee toch misschien onnoodige smart? Was bet niet doelloos er naar te trachten een eind aan een liefde te maken, die gegroeid was met hun groei, versterkt met hun kracht? Aan het eind van den dienst was Gabriël het er met zichzelf over eens geworden, dat het ondragelijk was te vertrekken, zonder een afscheidswoord met Hilary gewisseld te hebben, en daar hij te eerlijk was om zich in het geheim een onderhoud te verschaffen, wachtte hij den bisschop in de kruisgangen op, in de hoop hem te treffen en zijn verzoek te kunnen doen, als de bisschop naar het paleis terug zou keeren. De zon blakerde buiten op het gras en de madelieven, maar de kruisgangen met hun gewelfde zoldering waarop zich kunstig gebeeldhouwde figuren en bladen bevonden, waren koel en beschut. Gabriël leunde tegen een van de dwarsstaven van het groote raam, blij de frissche Septemberlucht tegen zijn verhit voorhoofd te voelen. Eindelijk vernam hij voetstappen en toen bij opkeek zag hij den bisschop naderen, vergezeld van zijn secretaris. Dezen laatste elders wenschende, deed hij een paar stappen vooruit en sprak, diep buigende: «Uwe Genade, mag ik u een oogenblik spreken ?” De houding van Gabriël was volkomen correct. De waardige bisschop nam den eerbied iu den toon op voor ontzag voor zijn ambt, en i voelde, dat hij den minnaar van Hilary verkeerd had beoordeeld, ofschoon het eerebetoon in weri kelijkheid slechts was voor ziin jaren en zijn • geleerdheid. Bovendien zien zij, die even tevoren i in gezang en gebed vereenigd zijn geweest, elkaar i in een helderder licht, verheven boven de nevelen , van het vooroordeel eu den somberen rook van i verschil van meening. «Gij behoeft niet te wachi ten,” zei den bisschop tot den geestelijke. ( Wordt vervolgd).
"IN DAGEN VAN ONRUST". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326151:mpeg21:p00001