PAUL KELLEB, 18 Het blijft er bij, — zwijnerij zeg ik ! De geheele aanleg van den weg! Want waaromP Vooreerst I komen die domme kerels, de wegwerkers, en kloppen den, ganschen dag op de straat. Hebt gij ooit zoo’n misselijke karwei gehoord, mijneheeren? — Zenuwachtig wordt jelui allen en toevallen krijg jelui, dat zeg ik je! En dan! Geen mensch kan meer op de straat rijden, en als men ’s avonds Laar huis gaat, is de passage eenvoudig ónmogelijk. Dat is een zwijnerij, zeg ik! Om een straatweg behoeft geen mensch zijn hals te breken ! Dat komt , il n*ef 'e pas! Hierbij komt, dat slechts onnoodig veel rijtuigen wandelaars, wielrijders en ander gespuis in ons dorp komen. Dat maakt allemaal W drukte en verjaagt mij het wild. En dan kan ik razend worden, of het mijnheer den schout bevalt __ of niet! Dus, mijneheeren, laat u niets voorpraten. Op onze straat is nog niemand in het vuil omgekomen! En wien het niet lust, behoeft hier oiet te komen! — Overigens zeg ik, dat ik bevel heb, voor den aanleg van den straatweg te stemmen, en in opdracht van mijnheer den baron verklaar, dat hij er ook voor is en zijn deel in de kosten wil dragen. Ik heb gezegd!” Uitgeput ging de brave man zitten. Een drukke wisseling van gedachten volgde op zijn toespraak. Slechts Sternitzke zat met ingehouden toorn tegenover hem. Plotseling sprong deze op. »Mijnheer de opperhoutvester heeft hier de lieden tegen den aanleg
van den straatweg opgehitst, hoewel hij toch op hoog bevel van zijn meester er voor moet stemmen! Ik vraag mijnheer den Doctor, die ons met zijne i tegenwoordigheid vereert en een vriend van den baron is, wat hij hiervan denkt!” Ik moest dus het woord nemen! Aller oogen rustten op mij en er was weer een groote stilte. De oogen van den opperhoutvester fonkelden als die van een grimmigen leeuw. De zaak amuseerde mij en ik sprak: i nMijneheeren! Wij staan hier klaarblijkelijk, om ‘ zoo te zeggen, voor eene complicatie van plichten, i In het algemeen is op mijnheer den opperhoutvester :■ de Latijnsche spreuk van toepassing: »Sitacuisses, 1 philosophus mansisses.” (Als gij u mond gehouden ; hadt, zoudt ge een wijsgeer gebleven zijn.) «Zeer juist!” stemde Gerstenberger toe op een ' toon van diepe overtuiging. «Overigens meen ik, dat mijnbeer Gerstenberger ' zijne plicht, om als beambte van mijnheer den baron diens opinie hier mede te deelen, prompt heeft vervuld.” «Bravo I” riep de opperhontvester geheel verrukt. «Dat hij als particulier persoon in zijn hoedanigheid van medelid der gemeente, zijne persoonlijke meening, die geheel anders is, hier heeft kenbaar gemaakt, heb ik hem volstrekt niet kwalijk genomen ” «Prachtig!” brulde Gerstenberger en klapte opgewonden in de handen «Hierom, meen ik, geachte heeren, dat het eerste deel van de redevoeiing van mijnheer den opperhoutvester, als eene persoonlijke opvatting, het laatste als een officiëele boodschap moet worden beschouwd, het geheel als een meesterstuk van welsprekendheid.” «Mijnheer de Doctor, ik salueer je met een halve!” schreeuwde de opperhoutvester, en terwijl hij dronk, dronk, totdat er niets meet in zijn glas was, knipte hij mij met zijn kleine oogjes ge—
) moedelijk toe. Toen kwam er een schelle wanklank ! in aller stemming. s Een van drift bevende stem liet zich hooren. ï «En ik zeg, mijne heeren, dat iemand, die niet in het dorp behoort, in de gemeentevergadering ï volstrekt niets te zeggen en volstrekt niets te . maken heeft!” s Dat was Hartwig! Ik beken, dat ik een weinig ontstelde. Er ontstond rumoer, en de opperhoutvester sprong op i en deed vol woede eenige stappen naar de tafel . van Hartwig. : Toen ging Waldhofer opstaan. , «Kalmte, kalmte, beste vrienden!” riep hij met i luider stem. «Ik zou u gaarne eene vraag doen! Heeft een van u er iets tegen dat mijnheer de i doctor onze zitting bijwoont F” «Neen! Neen! Neen! Maar waarom toch.” «Dus, waarde Hartwig, ik denk, dat je nu rustig kunt zijn! Mijnheer de doctor heeft immers niets . over de gemeentebelangen, maar slechts over een zaak van mijnheer de opperhoutvester gesproken.” De jonge man was rood van opgewondenheid. Dat Waldhofer voor mij partij trok, ergerde hem boven mate. Met moeite bracht hij er uit: «Hij verdedigt hem — hij moet wel — het is immers zijn schoonzoon — daarom is hij toch hier!” «Hartwig!” Dat was de eenige keer, dat ik den bedaarden man opgewonden zag. Aanstonds werd hij echter weer kalm. Met medelijden zag hij den woesten knaap aan. «Hartwig, het spijt mij om u.” En hij ging zitten. De opperhontvester echter kookte van woede. «Smijt hem er toch uit, den vent, smijt hem er (och uit, den lasteraar, den — den —” Een groot tumult. «Er uitsmijten F — WatF Mij F” En met drie stappen was de jonge boer bij den
opperhoutvester en greep hem als een wild dier u met alle tien vingers om den hals. il «Ik — ik wurg je — jij — jij —” Het hoofd van den opperhoutvester werd paars. ^ Ik sprong toe en Waldhofer ook, maar toen hadden IJ stevige boerenvuisten zich reeds van Hartwig meester 1)1 gemaakt. De deur werd opengerukt en ik zag door het h! venster, hoe Hartwig op de plaats vloog met zijn jj gezicht op den grond. Ik hoorde niets meer van * het alarm om mij heen; ik keek maar door het venster naar den bloedenden, bemorsten knaap, die fe daar buiten overeind trachtte te komen. Hij zag ta er vreeselijk uit. Zijne kleederen waren gescheurd M en bemorst, zijn gelaat bloedde, en zijne oogen puilden uit hunne kassen Dreigend schudde hij !“ zijne handen in de lucht. Hij wilde wel iets zeggen, vloeken, dreigen, maar hij kon zijn mond U niet openen. Gebroken, tuimelend als een dronken ao man, ging hij eindelijk de dorpsstraat af. F «Dat is vreeselijk!” zeide Waldhofer. ov Ook ik was zeer ontdaan. Ik zeide nog eenige z;; woorden, dat bet mij leed deed, dat ik de onvrij- st, willige aanleiding was geworden tot zulk een 0f betreurenswaardige gebeurtenis, en ging weg. va Ik hoorde nauwelijks wat men mij nariep: slechts ge één ding verstond ik goed: dat de zoon van den moordenaar zijn tehuis verloren had. Liefde en on vertrouwen had hij wellicht nooit bezeten. Ik ging ho met Waldhofer door het kale, sombere, melankolieke en bosch. Geen van ons beiden sprak. Wat was er ook te zeggen F Hartwig was een van die onge- Ei lukkigen, die niet te helpen zijn. Eén troost kwam er echter bij mij op. Hoe kon deze boer mij het recht betwisten, om Ingeborg te beminnen gelijk hij deed F En het meisje, dat het voorwerp van een heete, halsstarrige en vurige liefde was, kwam mij begeerlijker voor dan ooit Het was mij, alsof ik haar voor dien woesten, wilden gloed beschermen
. ' r o — * " tuig-Uj UUt ik Ingeborg liefhad. Een open plek in het bosch was bereikt; wij bleven staan en zagen naar heneden in het dal. [ Bet was doodstil. Slechts een dichte nevelsluier breidde zich over de bergen uit. Toen klonk er een klok. Duidelijk hoorde ik haar sidderenden toon. Waldhofer nam zijn hoed af. «De doodsklok”, zeide bij zacht en wees naar de school. Ik ging eenige stappen terug en leunde tegen een boom. Een paar late bladeren vielen van de takken en daalden langzaam door de zware lucht naar beneden. Hoe plechtig klonk deze klok! De ziel, die zij moet begeleiden, is al lang ontsnapt. Zij is weg, boven het dal met zijn vreugde en zijn leed, zijn haat en zijn liefde. De aarde blijft in nevelen achter, de kleine aarde, waarop de menschen meenen groot te kunnen zijn. En de zon komt. Ook zij is maar een lichtje, dat uitgaat. Nieuwe zonnen overtreffen haar; millioenen nieuwe zonnen, en alle zijn groot en vol glans, en om alle bewegen zich sterren in een kring. Of zij in Duitschiand draaien, of dat zij gloeien als vuur, of er bergen en bossohen van daar een groet overzenden, dan of ze in ijs gestorven zijn, — de ziel ziet het niet. Dat alles is klein en nietig en zoo geheel onverschillig; slechts datgene, waarop de ziel hoopt en waarheen zij getrokken wordt, is groot en eeuwig. Hemelvaart! — En waar blijft de aarde F — En waar blijft onze grootheid F — (Wordt verrold.)
"Een Boschkuur in den Winter.". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327008:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327008:mpeg21:p00001
f!: Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op le geven aan ons bureau, Groole Harkt 35.
f* Veranderingen in advertentiën gelieve
«i men steeds op den dag der uit-e' gave vóór 9 uur in te zenden, er daar anders niet voor de uit-111 ye voering der verandering kan Ti . worden ingestaan, jo
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327008:mpeg21:p00001
De Fransche Kamer beraadslaagde gisteren over het door den Senaat gewijzigde wetsontwerp betreffende de vervroegde wegzending van de lichting 1903. Minister Picquart vroeg handhaving van de bepaling dat ten dienste van de orde in het't Zuiden een zeker aantal manschappen, die hun, twee jaar moeten volbrengen, onder de wapensI kunnen worden gehouden. De Kamer sprak zich uit voor hun wegzending op 12 Juli. • Verder keurde de Kamer den door den' Senaat voor art. 1 vastgestelden tekst goed, terwijl zij met geringe wijzigingen het toege voegde artikel aannam, waarbij de vroegere leerlingen der verschillende militaire scholen van de bepalingen van art. 1 worden uitgc-1 zonderd. i Vervolgens werd art. 2 aangenomen, waarbij toegestaan werd de lichting weder onder de , wapens te roepen tot 1 November, voor het ïéval de omstandigheden dit zouden eischen. Lafferre vroeg schrapping van art. 3, dat. repaalde, dat üe muiters van liet 17e | llniereglmenl onder de ' «apens zullen alijven. Le Hérissé, rapporteur, vroeg te midden van onderbrekingen der rechterzijde en der0 riterste linkerzijde, dit amendement te verwerpen. Hij herinnerde er aan, dat de muiters :en patronenbergplaats geplunderd hebben 'tumult; de uiterste linkerzijde roept: daar hebben ze goed aan gedaan 1). Le HérisséjÉ ;eekende verzet aan tegen deze woorden. De ïiterete linkerzijde viel hem in de rede; er leerschte groot lawaai. De voorzitter Brisson slaagde er met moeite n eenigszins de rust te herstellen. Pastre, medeonderteekenaar van het amendement van Laffere, gaf een verhaal van de mderwerping der muiters. Hij las een geschrift /oor, door 15 personen onderteekent, de medeleeling bevattende, dat de onder-prefect, na net Clemenceau telefonisch gesproken te heb)en, aan het wijnbouwerscomité de door Jlemenceau afgelegde verklaringen had medegedeeld. Clemenceau antwoordde. Ik geef er mijn. voord op, dat ik dat niet getelefoneerd hebl Tastre zegde, dat een lid van het wijnbouwers:omité den muiters den ernst van hun handelvijze onder het oog heeft gebracht. Een brigalegeneraal begeleidde de leden van het comité oor de verdediging van den wijnbouw en iegaf zich naar de muiters.
Generaal Picquart en Clemenceau teekenen verzet aan tegen dit verhaal. Pastre vreeg de Kamer om artikel 3 niet goed te keuren. Picquart zei, dat men den maatregel van lankmoedigheid niet behoort te verzwakken, een maatregel die genomen is om voldoening te geven aan de gevoelens van het land. Men moet niet de muiters profijt doen trekken van den gunstigen maatregel, die ten aaozien van de soldaten der lichting 1903 is getroffen. en dan overal evenveel moeten betalen zullen niet meer verhuizen. en Dat het werken der soc. democraten, : •ne zwak als ze nu nog vertegenwoordigd zijn v ye. goeds heeft gedaan in de gemeenteraden t ig reeds herhaaldelijk gebleken. Wij voorkom ’t dikwijls onrecht en onderdrukking, geen enk jat griel behoeft te worden gesmoord, ieder bij ons een gewillig oor vinden. Wat de s ;n- dem. in gemeenteraden gedaan hebben bli en ua een rï|e ’k hier bij mij heb en t an het gewaardeerd wordt blijkt uit de stemming jat voor de raden. Het getal soc. dem. zal minste verdubbeld zijn. en Zou’t hier voor Breda ook niet goed zijn ee agj wat nieuw bloed te brengen. Kiest dan den m en die heel wat meer heeft moeten offeren, Ir QS. wat meer leed heeft moeten dragen voor z 3rc] edele-principes dan een der andere candidati sn Steunt dan dien strijder voor waarheid •en recht, voor een nieuwe maatschappij, stel jer hen die het onrecht van de zwakken help en tegen de machtigen en grooten. (Langdurig applaus) d, Debat. 'a> Zoodra de rumoerige toejuichingen v bedaard waren, gat de heer v. d. Brink kenn dat gelegenheid zou zijn tot debat. Tw h* debatters gaven zich op, de heeren C. Al! PB' made en W. J. G. Paesie. We zullen trachten eenig begrip te gev : van wat nu volgde, gemakkelijk is dat ni De heer Alkemade begon en protesteer dat hij maar 2 minuten kreeg om te spreki j De heer v. d. Brink: Pardon, dat is ^ vergissing. Ik h^b gezegd 2 minuten om zj hier op te geven, maar u kunt spreken al v le* ’t twee, drie uur. oe‘ (Handgeklap, voetgetrappel en gejuich). De heer Alkemade vervolgde: Ik was vri ger in Utrecht en daar zag ik eens aan I station een trein, waarin een meneer zat. en dacht, wie is dat, hij komt me zoo beke Biet KasBisciie leger zoo talrijk ais fegeiF woordig. Volgens de rapporten van verschillende eompagniechefs weigeren de soldaten openlijk dienst te doen. Vooral in Kief en Wilna zijn deserties in massa geen zeldzaam heid. Het revolutionair verbond onder de soldaten groeit aan ais een hydra ondanks de talrijke arrestaties. In Simferopoi en Baktsjisari,werden twee geheime drukkerijen gevonden waarin nieuwe revolutionaire proclamaties waren gedrukt. In Simferopoi, waar niet minder dan 180 leden van het revolutionaire militaire verbond werden gearresteerd vond men 3800 valsche passen, massa’s revolutionair geschrift, vole wape en en ammunitie, die blijkbaar uit de arsenalen gestolen waren. In Charkof en Kief legde men de hand op menseben van goeden stand, die zich met de propaganda onder het leger bezighielden. Is het wonder dat, naar een generaal te
ï Sebastopol verzekerde, in officierenkringen ! de overtuiging heerscht dat een militaire opstand niet uit zal kunnen blijven. i , Bij de behandeling van het ontwerp tot ! hervorming der kieswet in Spanje werd door den afgevaardigde der Cortes uit i Catalonië het voorstel gedaan tot bezoldiging van de leden der beide Kamers. Tot nog toe zijn de Kamerleden in Spanje niet bezoldigd, j Oud-ministers krijgen een staatspensioen, en dit werkt mede tot de onstandvastigheid van alle Spaansche ministeries. Niets toch is aan“ genamer dan de kans te krijgen ook eenigen vt tijd minister te worden, al is het ook slechts Q vier-en-twintig uur, om dan verder levenslang Q' te kunnen genieten van het pensioen, dat de tc staat den oud minister uitbetaait. g( Aan den anderen kant wordt gevreesd, dal ■ ■ belaling der Kamerltden aanleiding zal geven jj tot het doen ontstaan van een ^klasse van 0 beroeps-politici. De Epoca is er om die reden ^ beslist tegen; er zijn ook nu al candidaten genoeg, dan zullen er nog meer komen, meent het blad. n Het is dezelfde strijd, dien wij verleden jaar 1( jaar in Duitschiand hebben zien strijden, en die z daar geëindigd is met de toekenning van Diö ten ( aan de leden die bij een stemming aanwezig zijn. De trotsche Spaansche Caballero zal ook wel een middel weten te vinden om aan degenen, 1 die hun tijd voor het algemeen besteden, een P passende beloonir g te geven. Een telegram van den Tmes-correspondent te Tanger zegt, dat al het mogelijke wordt * gedaan om den steun van de stammen aan 3 Kalsoeli te ontriemen. De Engelsche gezant is ' voortdurend in verbieding met de inlandsche I autoriteiten. In een vorig geval heeft Raisoeli nooit offi» cieel zijne voorwaarden medegedeeld vóór de i Marokkaansche autoriteiten hem de invrijheidr stelling van zijn gevangene hadden gevraagd, i Waarschijnlijk zal hij thans niet anders hanj delen. i Bij de te voeren onderhandelingen zal de ' grootste omzichtigheid in acht genomen moeten worden, want alles hangt af van de houding der stammen, waarmede R dsoeli rekening moet houden. Het is daarom ook in diens eigen belang goed voor zijn gevangene te zorgen. Zoolang Sir Harry Mac Lean leeft heeft Raisoeli zijn troeven in de hand, maar overkomt hem iets dan is de rooverhoofdman niet zeker van zijn eigen leven. Sir Harry is voortdurend in verbinding met het Engelsche gezantschap. Raisoeli zendt steeds een van zijn manschappen met de koeriers mede om hunne veiligheid te verzekeren. Ook wordt Sir Harry zeer goed behandeld; men betoont hem alie mogelijke welwillendheid en verschaft hem de noodige persoonlijke gemakken, maar hij wordt streng bewaakt. De imerihaansche vloot in den Stillen Oceaan wordt versterkt, en de verdedigingswerken te land aan de kust van dien Oceaan worden verbeterd en aangevuld — naar President Rooseveld zegt: om de wereld het treffende, overtuigende bewijs te geven dat de Vereenigde Staten in staat zijn de beide kusten van hun gebied te verdedigen. En de President, die verleden jaar den vredesprijs uit de fundatie van Alfred Nobel
i ureeg, wijst er op dat dit geen oorlogsbe• tooging is, maar een vredesbetooging. Nooit was de gelegenheid daartoe beter dan thans, nu de Vereenigde Staten met elkeen in vollen t vrede zijn. s Maar toch heeft deze betooging een spointe», t die niet te ontkennen valt. 5 Want ondanks alle verzekeringen van het 3 tegenovergestelde blijkt telkens weder, dat • de verhouding tot Japan te wenschen over1 iaat. Dat is niet ,de schuld van president Rooseveld, en ook niet van de Japansche regee' ring maar van den rassenhaat die voortdurend ’ blijft bestaan tusschen de Amerikanen en de ’ Japanners. Een voorval, dat niet geschikt zal zijn om de spanning tusschen de beide volken te doen verminderen, wordt van de Philippijnen gegemeld: Alle Japansche werklieden, die bij 1 de verdedigingsweiken van Manilla werkzaam 1 waren, zijn plotseling ontslagen. Dit is het . gevolg vao het gerucht, dat onder die werklieden Japansche officieren waren, de zich als koelie hadden laten aanwerven, om spionnendienst te verrichten. Het is duidelijk dat Amerika op alle ‘ mogelijkheden voorbereid wil zijn, als het ’ noodig mocht blijken zijn bezittingen in den. Stillen Oceaan te verdedigen. | Daaruit behoeft men nog niet af te leiden, dat een conflict met Japan voor de deur staat, want in Japan wordt het plan van de Vereenigde Staten met een soort kalmte opgevat. Maar dat achter dit alles bedoeling steekt, is duidelijk. En die wordt door mooie verklaringen wellicht omhuld, maar niet weggenomen.
"Buitenlandsch Overzicht". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327008:mpeg21:p00001
Eerste Kauier. De dit jaar aftredende leden der Eerste Kamer zijn in: Noordbrabant: mr. E. H. J. M. van Zinnicq Bergmaan (kath.), mr. A. M. Sassen (kath); Gelderland: A. M. J. E. A. baron van Lamsweerde (kath.), C. M. E. van Löben Seis (a.-r.) vacature mr. van Berckel, bedankt (kath.); Zuidholland: W. S. J. van Waterschoot v. der Gracht (kath.), mr. J. G. S. BeversXkath.), J. P. Havelaar (a.-r.), dr. J. Woltjer (a.-r.); Noordholland : mr. H. J. Kist (lib.), J. Breebaart Kz. (lib.), J. A. Laan (lib); Utrecht: jhr. mr. II. M. J. van Asch van Wijck (a.-r); Friesland: mr. S. van Houten (v. lib.); Overijsel: Th. E. F. Heerkens (kath.); Groningen: J. E. Scholten (lib.); Drenthe: mr. G. W. baron van der Feltz (lib); Limburg: J. S. H. Brouwers (kath.). Orauje Vassan’s Oord. Aan mevrouw A. Graafland is met ingang van 1 Augustus a.s., op jhaar verzoek, om gezondheidsredenen, eervol onslag verleend als adjunct-directrice van het sanatorium OranjeNassau’s Oord, onder dankbetuiging voor de door haar in deze betrekking betoonden jjver en toewijding, In hare plaats is benoemd mejuffrouw C. A. van Tricht, directrice van het Academisch Ziekenhuis te Leiden.
De Vredesconferentie. De bijzondere berichtgever van het Ilbld. schrijft: Er heerscht een algemeene klacht over den tragen gang der werkzaamheden. Dit ligt niet aan het secretariaat-generaal waar men zóó hard werkt, dat sommige vreemdelingen er de handen van verbazing over ineenslaan. Ze begrijpen niet, waarom het noodig is, dat de menschen tot in den nacht arbeiden en denken aan gebrekkige organisatie. Ik heb dit niet onderzocht, aangezien mijn werk me niet met het secretariaat-generaal in aanraking brengt. Er zijn daar vele jonge menschen aan het werk, ijverig maar onervaren en dus uitteraard geheimzinnig. Alleen de beproefde diplomaten, de oude ratten, weten wat ze u vertellen wilien en kunnen. Met een hunnqr, die ook de conferentie van 1899 heeft bijgewoond, had ik gisterochtend een kort gesprek, tusschen kerkgang en lunch in. Een van de Haagsche bladen had geschreven, dat de heele conferentie door vrees beheerscht werd en dat men daarom zoo weinig voorstellen voor zich had. Die uitlating was een goed aanknoopingspunt. Neen, zeide mijn diplomaat, vrees is het woord niet. Maar ‘indien deze tweede Vredesconferentie minder resultaten zal afwerpen dan de eerste, dan is dat toch wel voor een deel het gevolg van de internationale politieke omstandigheden. Bij sommige debatten in de óommissievergaderingen komt dat ook wel aan het licht. Ik was er zelf niet bij maar het schijnt dat een Japansch en een Amerikaansch technisch gedelegeerde in een der vergaderingen uitdrukkingen tegenover elkander hebben gebezigd, die...:. Die niet in het proces-verbaal zijn opgenomen veroorloofde ik me te zeggen, precies op dezelfde manier als de Courier de la Conférence uit de redevoering van Triana de cynische opmerkingen aan het adres van Roosevelt en de Amsterdamsche Unie schrapte. Juist — was het antwoord. Het publiek behoeft ook niet alles te weten. Maar dit mag het wèl weten, dat we langer zullen werken en minder zullen doen dan in 1199, omdat de meesten van ons veel beperkter instructies hebben; sommigen zijn aan handen en voeten gebonden en onder dezen de vertegenwoordigers van de voornaamste mogendheden. Over het wijzigen van een komma in de conventie van 1899 moeten we onze kabinetten raadplegen, terwijl we destijds veel meer vrijheid van handelen hebben gehad. Dat is dus, merkte ik op, het gevolg van de internationale politieke omstandigheden. De opmerking bleef onbeantwoord. Gij Nederlanders, luidde het antwoord, hebt u niet te beklagen. De Telegraaf heeft het drukker dan ooit te voren. Na de bijeenkomst over het buitenrecht heeft de Amerikaansehe delegatie een telegram van meer dan 1200 woorden naar Washington gezonden. Daar krijgt uw administratie haar behoorlijk deel van. Als het zoo doorgaat tot einde Augustus, besloot hij lachend, dan zullen de natiën Nederland nog rijker hebben gemaakt 1 Stead en de stndenten. William Stead heeft door zijn rede op 25 Juni 1.1. te Leiden groote geestdrift voor de vredes-idee gewekt bij de studeerende jongelingschap. Van de hartelijke verhouding getuigt een warm woord van Stead over »The
University and the Unity of the Peace” opgenomen in een extra-nummer van het Ned. studentenweekblad Minerva. Met bewondering spreekt hij hen toe. Zij hebben (schrijft hij] jeugd, gezondheid, kracht, gelegenheid, betrekkelijk veel vrijen tijd, de middelen vac studie en — de toekomst. Wien veel gegeven is, van dien zal vee verwacht worden. Daarom roept Stead der studenten toe »aan het werkl” Hij wil ir elke universitëit één man, vrouw, student o: professor vinden rondom wien comité’s ziet zullen vormen die de geheele universitei winnen voor het denkbeeld van international* aaneensluiting. Van universiteit tot universitei verspreide zich vervolgens deze beweging. Een begin van vervulling van dezen wenscl bracht de vergadering van 26 Juni toen Steadi gehoor voor een groot deel uit studentei bestaande een motie aannam, uitdrukkend* sympathie met zijn voorstel, een internationaa studentencongres in te richten als een waardig eind van zijn «Pelgrimage of Peace” en uit sprekende de hoop, dat het Leidsche studentenkorps daartoe den eersten stap zou doen De heer L. P. A. van den Brandeler schrijft in het genoemde extra-nummer een krachtig* aanbeveling van Steads ideeën. » Wie weet”, zegt hij, sin welke mate een dergelijk internationaal congres van studenten onder leiding van de beroemdste voorgangers der menschheid, niet zal kunnen bijdragen tot de toekomstige federatie der wereld I Het zou een groote schande voor ons zijn, indien door gebrek aan energie en enthusiasme onzerzijds een ander land die taak uit onze handen zou overnemen.” Midden-Europeesclie Tijd. Het centraal comité tot het bevorderen van de aansluiting van Nederland bij de MiddenEuropeesche tijdregeling ontving dezer dagen de navolgende missive: De ondergeteekenden, allen hoogleeraar in de staathuishoudkunde en de statistiek, resp. aan de rijksuniversiteiten te Leiden, Utrecht en Groningen en aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, stellen er prijs op door dezen te verklaren dat zij de invoering in Nederland van den Midden-Europeeschen als wettelijken tijd het meest in het belang van ons land achten. Zij meenen, dat de daaruit voortvloeiende economische en sociale voojdeelen, welke in het algemeen genoten zullen worden gedurende het geheele jaar in het gansche land door alle kringen der bevolking,'zwaarder wegen dan de nadeelen, die, indien intredend, slechts op een kort jaargedeelte, enkele streken of enkele beroepen drukken zullen. Leiden H. B. Greven. Utrecht, 7 Juli 1907, J. d’Autnis de Bourrouill. Groningen W. A. Reiger. Amsterdam D. van Embden. Fit de Rotterdamsche haven. Heel den dag is er gisteren overal in de Rotterdamsche havens, waar het de vorige week zoo gistte onder de bootwerkers, rustig en ijverig gewerkt. Geen tegenwerking ondervonden de mannen van de Volharding of die uit de Calandstraaf En geen wonder, want van de schepen af zag men op het water hier en daar en overal de bewapende barkassen der marine ot de met politie bemande bootjes; op den wal, langs de kaden, doken telkens de kolbakken der huzaren op. Na afloop van het werk konden vanavond zij, die als «onderkruipers» worden aangemerkt, voor het eerst sedert vele dagen, rustig huiswaarts gaan, zij het ook onder geleide van rechercheurs. Er viel hierbij niets voor. Doodslag. Gisterennacht is doodslag gepleegd op Hendrikus Princen te Uden. De vermoedelijke dader J. K. aldaar bevindt zich in hechtenis. De Bossche justitie hield gisteren sectieonderzoek te IJden. Een geheimzinnige geschiedenis. Gisterenmorgen ongeveer half zes is aan den weg in den Amsterdamschen polder nabij de Hembrug, badende in zijn bloed en bijna onherkenbaar gevonden Klaas Takke, een berucht man, die meermalen gevangenisstraf wegens diefstallen heeft ondergaan en nu weer sedert een maand de gevangenis had verlaten Naast hem lag een boksijzer, een paar hoeden en eemg ander goed, waarschijnlijk het eigendom van hem zelf. Hij is zwerveling; het laatst is hij gezien in het bierhuis van S. Hoofdman bij de Hembrug, Zondagavond 9 uur. Naar het schijnt heeft hij daar nog een geldbuideltje laten zien, waarin ongeveer een bedrag van ƒ12 zat. Omtrent de oorzaak is niets bekend, evenmin als van den dader. Toen men hem vond, was hij in bewusteloozen toestand hevig bloedende uit een hoofdwond. Van zijn geld was niets meer aanwezig. Een cent werd nog in het gras gevonden. Door een korporaal-hospitaalsoldaat van de arlillerie-inrichtiDgen aan de Hembrug werd het eerste verband gelegt, waarna hij per brancard naar Zaandam werd vervoerd. Het is een ongeveer 50-jarig man, uit Hoogwoud afkomstig. Na door dr. Rebel voorloopig te zijn verbonden is de man naar het Binnen Gasthuis te Amsterdam vervoerd. Hij blijkt geweldadig mishandeld zoodat zijn toestand niet zonder zorg is. De politie heeft vermoeden op enkele personen die Zondagavond met hem in gezelschap zijn geweest. De man herinnerde zich van het geval niets. Microscopendief. De politie te Delft is er in geslaagd j. 1. Zaterdag te Amsterdam den dief aan te houden van de microscopen, die den laatsten tijd uit de Technische Hoogeschool werden gestolen. De dader is een Rus, van beroep journalist, die uit zijn land is gevlucht. De ontvreemde instrumenten werden door een kruier beleend. Het spoor van den dief werd gevonden, doordat eene Duitsche vrouw, met wie de dader leefde, trachtte een microscoop te beleenen. Een boftert. Te Enschede komt des morgens te 11.35 een trein uit Gronau aan en tevens een uit
p- de richting Hengelo, Zaterdagmorgen bij aand. komst dezer twee bevond zich de wisselwachter ig A. Brands op het tweede perron, waar hij ij) door de treeplank van den achtersten waggon e- van dien uit Gronau werd gegrepen en medein gesleurd. Tot groot geluk van den man werd - hem de broek totaal van het lijf gescheurd ,el en kwam bij zoodoende vrij; hij kreeg slechts en eenige ontvelling aan het rechterbeen. in of Een wonderdier. ch De correspondent van De Tel te Hoorn ait schrijft: de \Ve zijn in de gelegenheid gesteld een kalf B1*- te zien, dat zulke buitengewone afwijkingen vertoont, dat het de verwondering wekt van ch leeken en kenners. De neusgaten van dit zonderlinge exemplaar, en bevinden zich onder den kop terzijde van de achterkaak, die zeer sterk vooruitspringt. l.a* Evenals een Ulmerdog laat het beest een rij '8 prachtige tanden zien, terwijl de lange, zeer beweeglijke en smalle tong, evenals bij ge n' noemde doggen, uit den bek hangt. Het voorhoofd zit op de plaats, waar anders de neus zich bevindt. Het dier heeft 2 ver?e hemelten, waarvan de onderste opening naar > de keel en de bovenste naar den neus gaat. ;r‘ De verzorger vertelde ons, dat het beest ■*8 reeds zeer gemakkelijk een weinig eet, en dat, h" wanneer het iets er van in het bovenste vern‘ hernelte krijgt, het dat oogenblikkelijk uit de onder de keel zich bevindende neusgaten uitln blaast. gf „ Heel wat moeite heeft het gekost om het * beest te leeren voedsel tot zich te nemen. Wanneer toch het beestje den kop in den emmer met melk stak (iederen dag krijgt het in 7 kan en 4 eieren), was altijd de neus onder n- en haalde het door de neusgaten de melk omde hoog, waardoor het telkens dreigde te stikken. Nu echter heeft het dier geleerd, zich zelf te de helpen en het is aardig te zien, hoe het als een m hond zijn verpleger liefkoost en likt, als hij bij m hem in het hok komt. dt De heer De Leur, rijksveearts te Hoorn, die zich zeer voor het geval interesseert, verklaart r- dat het monster evenveel levensvatbaarheid id heeft als een ander kalf. m Onder zijn toezicht zijn er eenige foto’s geld nomen door den heer F. Swidde, fotograaf te Hoorn, o.a. een van den opengesperden bek, le waarin men zeer duidelijk de zonderlinge afet wijkingen der 2 verhemelteplafen kan zien. et Het wetenschappelijke monster zal worden le geëxposeerd op het Oud Hollandsch marktplein in tijdens de feesten der vereeniging tot bevorde>p rin van ’t Vreemdelingenverkeer. le —Een interview over Holland. 7» De Parijsche correspondent van de N. Ct, schiijft: Henri de Noussanne, redacteur voor buitenlandsche politiek aan de Echo de Paris en als zoodanig tot een (laat het zijn vrijwel le theoretisch) chauvinisme voorbestemd, heeft ■k een paar weken geleden ondernomen ter plaatse m een onderzoek in te stellen naar hetgeen hij j. noemt de germanisatie van België en Holland. Ie Na eerst bij onze naburen voedsel voor zijn |e anti-Duitschen geest te hebben gezocht en dat m in, vaak nogal potsierlijke, opstellen in zijn jr blad te hebben teruggegeven, is hij in Den ■; Haag beland. le Van morgen bevat de eerste pagina der n Echo ten minste een artikel met den hoofdr. titel Devant la mer a Schéveningue en den st ondertitel Une entente Hollande-Belge est elle lij possible ? Ter wille der onpartijdigheid nu moet ik erkennen dat de schrijver daarin heel wat minder tendentieus is dan in zijn vrij gezochte opstellen over het germanisme in België. Misschien komt dit, doordat de Noussanne thans niet zelf aan het woord is. Hij 3* geelt eenvoudig weer wat twee Hollandsche 'e vrienden hem verteld hebben — alle drie s‘ gezeten in het café van de Pier sans voisins 3‘ importuns gelijk Noussanne er bijvoegt. De een is »le Junkherr X, le plus érudits des exprits distingués, dont s’honore 1’aristocratie hollandaise”, de ander: ïjuriste réputé, spén cialiste éminent des questions de droit internj national. Gelukkige journalist, die in een hem ia vreemd land dadelijk gidsen krijgt, die door ,n de ruiten der zeerotonde heen, de democratie jf met een mer moutonnante kunnen vergelijken. u In ’t onderhavige geval des te gelukkiger, daar lCj bedoelde zegslieden hem er op gewezen hebn ben dat zijn germanofobie in Holland niet ). gerechtvaardigd was in zooverre de Hollanders r. vóór alles Hollanders wenschten te blijven en dat die onafhankelijksgeest mede de oorzaak r was dat een Nederlandsch-Belgisch verbond ft voorshands groote moeilijkheden zou onderj vinden. Onze confrère Noussanne heeft zoo doende in dit arikel vrijwel tegen zijn eigen j. neigingen en tendenzen gepleit. Het is te |( hopen dat hij even eminente personen zal g vinden om hem in te lichten voor zijn tweede d artikel, waarvan, naar de Echo thans reeds ■ Na een inleidend woord van den voorzitter, ■ den heer Stead, sprak prins Tjyong Oui Yi j het Fransch, van tijd tot tijd zeer hartstochtei lijk, om, naar hij zeide, »de Europeanen in te ■ lichten over de barbaarschheid en de trouweI loosheid der Japanners”. I Prins Tjyon-Oui-Xi, een zeer sympathiek s uitziend jongmensch, met gitzwart haar,'gele kleur en veel van onze Javanen weghebbend, neemt nu het woord. Hij leest vloeiend, maar met wat vreemd ï accent, zijn rede in het Fransch en is bij sommige passages zeer bartstochfelijk, meer waar f hij hef over het bedrog der Japanners heeft dan ! waar hij spreekt over de door hen aangerichte , materieele ellende. Hij wil — zoo zegt hij — de Europeanen, die nooit anders zien dan correcte, beschaafde , Japanners, beter inlichten omtrent hun barbaarschheid en trouweloosheid. Hij spreekt van hun gedrag voor de RussischJapanschen oorlog, toen zij beloofden de onafhankelijkheid van en den vrede in Korea te beoogen en zij aan alle volken kennis gaven van het verdrag, dat die onafhankelijkheid garandeerde. Maar: zij hebben ons gemeen bedrogen? Na den oorlog kwam de markies Ito den Keizer een verdrag aanbieden waarbij Japan de controle over de buitenlandsche aangelegenheden van Korea zou krijgen, toezicht op de nakoming van alle reeds gesloten vertegenwoordiging van Koera in het buitenland, het recht om gainizöenen te leggen en ambtenaren aan te stellen in alle districten De Keizer weigerde, Ito drong aan, de Keizer verklaarde, dat hij over zulk belangrijk verdrag eerste den Senaat moest hooren en de hoog waardigheidsbekleders en de geleerden en het volk... Ito drong weer aan; de Kiezer weigerde en riep den Sei.aat en de hoogt dignitarissen bijeen weigerden met veront-. , waardiging en verklaarden liever te zullen I sterven, Toen een drievoudig kordon van Japansche soldaten om het keizerlijk paleis enkele hooge staatslieden werden ontrouw en leverden het groot zegel van de 10 minis-1 teries in handen van de Japanners, die het verdrag er mee voorzagen en het op die manier geldig meenden te maken. , De Keizer bleef gevangen in zijn paleis, al garandeerde het verdrag de onafhankelijkheid en waardigheid van het keizerlijk huis. En barbaarsch hielden de Japanners huis. Ministers werden m'shandeld en met den dood bedreigd, dagbladen onderdrukt, mani festanten verspreid of gefusilleerd. | Het beroep op de buitenlandsche gezanten te Seoul bleef vruchteloos, een der prinsen sneed zich den hals af en schreef nog met het j uitgudsende bloed een protest en een manifest j aan het volk en toen de hooldstad daarover den rouw aannam traden de Japanners zoo ruw mogelijk daartegen op; een geleerde, die een adres aan den Keizer wilde overhandigen i werd geschopt door een Japansch schildwacht, waarna hij zich eveneens van het leven beroofde; een oud-minister, die verbannen werd j op een Japansch eiland, weigerde voedsel van liet vijandige, barbaarsch volk en stierf den hongerdood; een strategische spoorlijn werd aangelegd, mannen en vrouwen werden gedwongen er aan te werken, kinderen werden gefusilleerd, bijeenkomsten tot onderricht en ontwikkeling werden verspreid, bankbiljetten werden in omloop gebracht, die men voor hooger bedrag moest accepteeren dan de schatkist ze uitbetaalde en de politie dwong er toe, overal stelden de garnizoenen zich beestachtig aan, vooral jegens de vrouwen. Als een bewijs hoe dit zoo vernederde volk hoog nationaal voelt en dus bitter moet lijden onder het verlies der onafhankelijkheid, verhaalt prins Tjyong-Oui Yi, hoe ter wille van de noodige amortisatie van de nationale schuld, ieder zijn kostbaarheden verkocht, vrouwen zelfs hun haar, kinderen het geld, dat men hun voor bonbons of speelgoed gaf, er voor gebruikte. Erkennende, dat de vergadering er niets aan kon doen, vroeg hij toch om te protesteeren en om te bedenken van hoe groot internationaal belang het onafhankelijk voortbestaan van Korea is: zoolang die onafhankelijkheid bestond kon Japan niet met Rusland vechten en groeit nu Japan uit zijn kiacht en wordt zijn macht te groot, dan zal het ’t Verre Oosten afsluiten willen voor de andere naties en de vrede zal daar onmogelijk worden be waard. Een opgewekt en zeer belangwekkend debat volgende in verschillende talen. Een redacteur van een Japansch blad, die de vergadering bijwoonde, stelde daartegenover dat het bewuste verdrag in tegenwoordigheid van den keizer van Korea was gesloten, en dus een wettig document is. Aan het slot der vergadering werd een motie van sympathie voor het lijdend Korea aangenomen.
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327008:mpeg21:p00001