Beclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men l'jdig op te geven t aan ons bureau, Groote Markt 55.
1 Veranderingen in advertentiën gelieve
men sleed* op den dag der uitgave vóór l) uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327062:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/09/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327062:mpeg21:p00001
Marokko. De toestand in Marokko is nog steeds zeer ingewikkeld, en er zijn nog geen verschijnselen merkbaar, die op een verandering wijzen. De strijd tusschen de beide sultans neemt toe in heftigheid. De tegen-sultan, Moulay Hafid is thans te Marakesj waar hij voornemens js voorloopig te blijven. Engelsche bladen melden, dat zijn populariteit toeneemt. De meeste stammen in het zuiden sluiten zich bij Moulay Hafid aan; in de kustplaatsen is de erkenning nog niet algemeen, behalve bij enkele Kaids. Maar dit wil nog niet zeggen, dat Moulay Hafid reeds de meerderheid van de bevolking op zijn hand heeft, al doet hij er zijn best voor. Hij stelde een groot aantal gevangenen in vrijheid, en in de plaatsen waar hij de macht in handen heelt, legt hij belastingen op aan de rijken, en schalt hij de drukkende lasten af, waardoor hij de bevolking voor zich inneemt. Toch meldt de ïïmes-correspondent, dat in een bijeenkomst van vele voorname stammen besloten is Moulay Hafid niet te erkennen, voordat het bericht van den dood van Sultan Abd-el-Azis ontvangen is. ... De Jïmcs-eorrespondent meldt, dat brieven zijn ontvangen van den Kaid Maclean. Hij heelt veel te verduren gehad, maar wordt nu beter behandeld en is goedsmoeds. Raisoeli’s macht, zoo meldt de Kaid, neemt voortdurend toe alle bergstammen kiezen zijn zijde. Zoo strijden nu in Marokko drie personen om de hoogste macht. Italië en Oostenrijk. In Triest hebben in den laatsten tijd weder anti-ltaliaansche onlusten plaats gehad, die voornamelijk werden uitgelokt door de Slowenen; in Fiume had hetzelfde plaats, maar daar waren de Kroaten de aanleggers. Deze gebeurtenissen hebben in Rome een diepen indruk gemaakt, vooral na de onlangs plaats gehad hebbende ontmoeting tusschen baron Von Aehrenthal en minister Tittoni en de officieuse verklaring, dat het irredentisme niet meer bestaat. Uit Rome wordt gemeld, dat de heer Barzilai, afgevaardigde voor Rome in de Italiaansche Kamer, een interpellatie zal richten tot de regeering over de onlusten te Triëst, waarbij de consul van Ralië, die in een rijtuig voorbijreed, rnet steenen geworpen en gewond werd. Het is te hopen, dat de pas
onlangs op den Semmering bezegelde vriendschap tusschen Ralië en Oostenrijk niet weder verkoelen zal onder den invloed van deze anti Italiaansche betoogingen in Illyrië. Hevige braud te Antwerpen. De ochtendbladen bevatten het bericht van een verschrikkelijke brand, die gisteren in den avond in Antwerpen is uitgebroken. De correspondent van de N. B. Ct. seint: Een reusachtige brand, vermoedelijk door kwaadwilligheid gesticht, vernielt op dit oogenblik een onafzienbare reeks houtstapels aan de haven. Wijd en zijd, ver buiten de stad, ziet men den rossen gloed en de kronkelende vlammen. Het gebeurt in de zgn. Ferdinanduspolder, achter het houtstation, vlak bij het houtdok, geheel aan het Noordeinde der stad. De reizigers in den spoortrein krijgen den indruk of heel de haven in brand staat; in werkelijkheid strekt de ramp zich voorloopig over ongeveer 5 hectaren uit. Men benadert de plaats langs den Eeckerschen weg, waar de houtzagerij van Huffel en Smeurs staat. Aan beperking van den brand valt bezwaarlik te denken ; een korps brandweermannen en verscheidene afdeeliDgen soldaten, voetvolk en genie, zijn bezig aan die taak. Zij doen wonderen van dapperheid en wagen werkelijk hun leven in den helschen gloed, maar het is te vreezen, dat de vlammen een zeer groot deel van de loodsen en opstapelingen, die zich duizenden meters uitstrekken, zullen aantasten. Een herberg, De Geschoren Vos, is al uit gebrand ; een tegenoverliggend tapperijtje, Oud Antwerpen, zal Volgen. Een steeg, waar allerlei gering volkje huist, de Olercksteeg, moet er ook aan. De menschen zijn druk in de weer om hun armzalige have en hun lijf te bergen. Do schilderachtigste tooneelen kan men daar waarnemen; hoe kasten en gordijnen, vogelkooien, katten, portretten in lijsten (dat van Jan van Rijswijck bijv.) een voor een in de herrie afgelaten werden door de zorgelijke bewoners en in veiligheid gebracht. De schimmen der pompiers en soldaten bovenop de stapels tegen den schelgelen of rossen gloed waren fantastisch. Met krakend geweld stortten achtereenvolgens de stapels in, terwijl die zwarte duiveltjes aldaar in de gloed rondliepen, beladen met planken, die zij een honderd passen verder zeulden op hun schouders, met de bedoeling een open plek te maken. Nauwelijks waren de moedige jongens van den stapel af, of die schoot aan drie, vier kanten in vlam en knetterde en knisserde, terwijl rookkolommen hoog in de lucht opstoven. De vlammen kwamen als zeebaren aangerold, schenen zich een weg te banen. Viamspiralen krulden 20 & 30 M. hoog op, vormden wittige wolken als kokende draaikolken. Stilaan moesten de kampers achteruit wijken om niet levend gebraden te worden, de oogen hielden den hevigen gloed niet uit. Ongelukkig kwam tegen 10 uur een felle wind uit het oosten het vuur aanblazen, zoodat het recht duivelsch werd. Aan blusschen viel schier niet meer te denken, trouwens de waterpompen werkten slecht en vermochten tegen die vlammenzee toch weinig. De schepen van koophandel Verspreeuwen stond erbij en politie-overheid, terwijl journalisten op kalken geklommen hun impressies potloodden. Een man met paard en kar stond te wachten om het huisraad van zijn zuster, die in OudAntwerpen woont, te redden. Deze ging echter
ijverig voort pintjes te tappen voor de dorstigen. Telkens zag men bij een hevigen knetter vledermuizen fladderen, verschrikt boven de menschenmassa uit. ~~ De brand is voor ’t eerst te half vijf merkbaar geworden; men zegt dat men kort te voren jongens heeft zien wegloopen, die petroleum op het hout zouden gegoten hebben en den brand gesticht. Een houtkoopman schatte te 10 uur het verlorene reeds op 4 millioen francs. Alles is verzekerd, maar zal de stad niet aansprakelijkj gesteld worden? Volgens schepen Verspreeuwen vertelde, is men in den vreemde over Antwerpen erg verontrust. Uit Amsterdam telefoneerde men vanochtend i Is het waar dat Antwerpen in vuur en vlam staat? Onder de namen der firma’s wier houtstapels verbrand zijn, noemt men Frank Cobbaert, Defever, Snowaert, Debrouckere, Lahaye, Vermaelen. De brand zal vermoedelijk morgen nog niet uitgedoofd zijn. Hij kan nog vele dagen aanhouden, Het spoorwegongeluk bij Strausberg. Op de aanhouding van de personeD, die de schuld zijn van het spoorwegongeval, waarvan wij gisteren onder de telegrammen melding maakten, zijn door de regeering tweeduizend mark uitgeloofd. Onmiddelijk zijn de noodige onderzoekingen gedaan. In Strausberg, waar het ongeval gebeurde loopen geruchten, dat men hier te doen heeft met een aanslag van anarchisten op hooggeplaatste Russische reizigers. En den trein zateD echter dergelijke reizigers niet en eveneens heeft men geen bewijzen voor deze geruchten De daders schijnen met spoorwegwerken goed op de hoogte te zijn geweest. Uit de losgewerkte rails wareu op ongeveer vijftien meter lengte alle schroeven gehaald. De restauratiewagen van den trein is geheel verbrand, evenals de wagon tweede klasse, die aan dezen wagen was gekoppeld. Het is verwonderlijk, dat bij dit ernstige ongeluk, niemand zwaar gewond is; alle gekwetsten zijn in Berlijn ot omliggende streken woonachtig. Dunr imperialisme. Be New-YorJc Herald geeft een berekening van de totaalkosten, die de Pnilippijoen sedert de annexatie door de Vereenigde Staten met zich hebben gebracht. Het totaalcijfer is 400.000.000 dollars. Daarvoor hadden 45 slagschepen gebouwd kunnen worden van het meest krachtige type; ook hadden deze millioenen kunnen dienen voor de verdediging van de Atlantische er; Stille Oceaankusten. Het blad besluit met deze tirade: De Amerikaansche vlag neerlaten en de eilanden verkoopen, moge niet zeer roemvol zijn, doch zulk een daad zou toch een karakter van zakelijkheid hebben en tevens minder onglorieus zijn dan de eilanden in bezit te houden zonder ze afdoende te beschermen. Ook andere bladen bevatten pleidooien voor den verkoop van die eilanden, die dan natuurlijk in Japan een kooper zouden vinden. Voor enkele weken werd echter met zeer groote beslistheid, zooals men weet, tegengesproken, dat bij de Amerikaansche regeering eeDÏg plan in die richting had bestaan.
KORTE BERICHTEN, Graaf Posadowsky is bezig zijn mémoires te schrijven. ’t Schijnt dat Japan eenigen tijd geleden alle in voorraad zijnde Withead torpedo’s aankocht. Uit Johannesburg wordt gemeld, dat tengevolge van het instorten van een wand in de Nieuw-Klemfontein-mijn, zeventien Chineezen werden bedolven. Zeven werden met ernstige verwondingen te voorschijn gehaald. Vier zijn omgekomen. Er is geen hoop de anderen te redden. Te Kiel is een gemeentelijke sport- en speelplaats geopend, die voor kinder- en volksspelen en wedrennen bestemd is. Zij beslaat 230,000 vierkante meters, waarvan de kinderen over 120,000 vk. meters mogen beschikken.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327062:mpeg21:p00001
Edward Grieg. De componist Edward Grieg is gistermorgen te Bergen overleden. 'Edward Grieg werd den 15en Juni 1843 te Bergen geboren en ontving zijn eerste opleiding aan het conservatorium te Leipzig. Ook studeerde hij later te Kopenhagen, bij Gade. Spoedig echter kwam hij zijne studies voltooien tn Italië, waar Liszt nogal invloed op hem kreeg. Voor het eerst werd de aandacht op hem gevestigd door zijn viool-sonate’s. Daarna volgden eeu kwartet, een piano-concert, verschei dene bundels klavieratukken, een cello-sonate en ten slotte drie suiten voor orkest, waarvan twee werden samengesteld uit de muziek, die hij bij Ibsen’s Peer Gynt had geschreven. Alle deze composities verwekten door haar rijkdom aan Noorsch-muzikale elementen en door een sterke oorspronkelijkheid buitengewoon veel belangstelling in de muzikale wereld. Ook op het gebied van vocale composities heeft hij veel succes gehad. Zijne liederen, evenals zijne koorwerken, waren voor Noorwegen een schoone propaganda door heel de wereld. Bemerkenswaardig is nog, dat Grieg van 1867 — 1880 leider was van eene muziekvereeniging te Christiania. In 1880 hij af trad als directeur en leefde sinds dien tijd in zijn geboortestad Bergen, waar hij kalm is ontslapen. Muziek in Rusland. Een lievelingsdenkbeeld van Anton Rubinstein zal te Petersburg weldra verwezenlijkt worden. Naast de oude keizerlijke opera en de nieuwe maar dure instelling van prins Zeretelli, zal de Russische hoofdstad een opera krijgen voor minder gevulde beurzen. Een aantal zangers en zangeressen heeft een Volksoperavereenigmg gesticht en zich den steun van eenige kapitalisten weten te verschaffen. De vereeniging zal een eigen gebouw oprichten met 4000 zitplaatsen voor muziekliefhebbers van wie slechts matige toegangsprijzen zullen worden gevraagd. De ondernemers hopen niettemin onberispelijke voorstellingen te zullen
kunnen geven. Misschien zullen zij slagen bij de Petersburgsche bevolking, waar anderen in andere Europeesche steden onder gebrek aan belangsteling zijn bezweken. Het Russische volk heeft den roep van zeer veel te voelen voor muziek.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327062:mpeg21:p00001
Aijeli. De N. B. Ct. schrijft over het telegram van gisteren: Wij raden onzen lezers aan dit bericht uit Engelsche bron met het rtoodige voorbehoud te aanvaarden, tenzij van de zijde van de Nederlandsch lndische regeering bevestiging komt. Gegeven de openhartigheid, waarmede de Indische regeering den laatsten tijd ons op de hoogte houdt van hetgeen in de koloniën geschiedt, is het niet aan te nemen, dat wij een dergelijke zeer ernstige tijding via Singapore zouden moeten vernemen, Want ernstig is het bericht voor deDgene, die tusschen de regels doorleest. Dat de gewezen sultan, wien na zijn gevangenneming een woniDg in Kota Radja was aangewezen, gevangen genomen zou zijn en naar Batavia opgezonden, moet wel aldus verstaan worden, dat men in Atjeh tot de slotsom zou gekomen zijn, dat er zich om zijn persoon weer een partij van verzet zou gaan groepeeren, die dan opnieuw den strijd tegen ons zou willen gaan aanbinden. Verder is het telegram een weerklank van de geruchten, die reeds lang geloopen hebben. Het is bekend, dat allerwege het werken in heerendienst, al wordt er hier en daar ook voor betaald, ontevredenheid wekte en ook het kunstmatig leiden van den handel over een bepaalde haven liet niet na een slechten indruk te maken. Mocht onverhoopt het bericht, zooals het overkwam, geheel waar zijn, dan nog bestaat er geen reden tot ongerustheid. Misschien zou het dit goede gevolg hebben, dat den generaal-majoor Van Daalen, gouverneur van Atjeh, eindelijk voldoende troepen ter beschikking werden gesteld, waardoor hij zijn taak vlugger en dus beter zou kunnen vervullen. Openlijk verzet behoeven wij niet te vreezen; daaraan wordt spoediger een einde gemaakt dan aan den afmattenden guerrillakrijg. Steeds is gebleken, dat na zulk een openlijk verzet op groote schaal, dat vlug en krachtig onderdrukt werd, de toestand opklaarde; o.a. treedt dan vaak duidelijk aan het licht of men zijn vertrouwen niet bij de verkeerde personen plaatste. Het Hbl. schrijft: Dit is weder een Times-telegram naar het voorbeeld van de overbekende Transvaalsche berichten van miss Flora Shaw. Waarom zulk een bericht uit Singapore is geseind, wordt duidelijk voor wie bedenkt dat de sluiting van twee Atjehsche havens ten bate van Sabang en Langsak in de Straits veel verzet heeft uitgelokt wegens het nadeel dat men daarvan vreest voor Penang. Celebes. De correspondent van de N. B. Ct. te Batavia seint van gisteren: De strafexcursie in Mori wordt krachtig doorgezet. Den 17den Augustus is het versterkte Walanderi vermeesterd door de colonne, waarbij zich de gouverneur Swart bevond.
Makote Maroendo, hel hoofd van het verzet in Mori, is gesneuveld. Talrijke versterkingen zijn genomen. Vele hoofden onderwierpen zich en leverden de wapenen in. Uit Den Haag wordt geseind: Blijkens een uit Ned.-Indië ontvangen telegram is de versterking Walanderi Tastobo Legira in het landschap Mori (Celebes en onderhoorigheden) vermeeslerd en zijn daarbij een Europeesche en een Amboineesch militair zwaar en een Europeesche en twee Amboineesche militairen licht gewond, allen beneden den rang van officier. De vijand bekwam in verschillende gevechten 31 dooden, waaronder het hoofd van het verzet, Marondoe. Vele vuurwapenen werden buit gemaakt. Vele hoofden met hun volgelingen kwamen in onderwerping. lut. Psychisch Congres. In de lste sectie was heden, Donderdag 5 Sept. aan de orde het onderwerp, «Asymbolie, Apractie en Aphasie.» ’t Werd toegelicht door prot. A. Piek uit Parijs, prof. 0. van Monakow uit Zurich (met voor de ingewijden interressante demonstratien) dr. A. Liepmann, uit Berlijn en dr. F. Hartmann, uit Graz. Prof. O. Binswanger, uit Jena, hield in deze afdeeling een referaat over «haardverschijn.-elen bij de Genuine epilepsie.» fn de 2de sectie sprak dr. O. Gross uit Graz, over »de sucundaire functie.» De heer B. van Albada, officier van gezondheid der Kon. Ned. Marine gaf een voordracht over eene nieuwe theorie ter verklaring van psychologische problemenIn de 3Je sectie was aan de orde het vraagstuk der «gezinsverpleging en landarbeid.» inleiders dr. A. Marie uit Parijs, dr. Fr. Meeus uit Geel en prof. C. Alt uit Uchtspringe
In het belangwekkend referaat over «Aphasie en Apractie» wijst prof. von Monakow, uit Zurich er op, hoe Aphasie, Apractie en en Asymbolie op stoornissen duiden, waarbij in hoofdzaak de macht om gedachtenbewegingen in normalen samenhang tot uitdrukking te brengen en teekenen, door anderen gegeven te begrijpen, wordt belemmerd. Men heeft lal van schakeeringen dezer ziekte en niet zelden kunnen zij tot een bepaald klinisch beeld worden teiuggebracht Gewoonlijk zijn deze aandoeningen het gevolg van een haard in de linker-hersenhelft. In het verloop der ziekte en bij menigerlei vormen daarvan speelt ook diaschisis een belangrijke rol. — P. JVolting’s „Leeuw”. Onze Amsterdamsche correspondent schrijft: Tusschen groote begeerte naar eene «offiicieële onderscheiding” in den vorm van een ridderkruis of ’t botweg weigeren van eene decoratie bestaat een tamelijk groot onderscheid. .. . Over «lintjes ’ wordt nu eenmaal op zeer onderscheiden manieren gedacht. Men kan zijn als wijlen een Kerdijk, die. toen in de Tweede Kamer de instelling der orde van Oranje-Nassau aan de orde was, tegen het betrekkelijk wetsontwerp eene vinnig ironische rede hield, scherper en sarcastischer van toon dan wij ooit van dien afgevaardigde hebben gehoord, — op welke speech de toenmalige premier en minister van buitenlandsche zaken, mr. van Tienhoven, antwoordde met die leuke kalmte, welke soms een machtig wapen kan zijn .... men kan «gedecoreerd” worden toch, gelijk met Kerdijk het geval was en er niet aan denken ooit met het «lintje” te prijken. Ook zijn er menschen die hevig tegen al wat naar «linten en kruisen” zweemt tekeergaan tot de seconde waarop hun knoopsgat van zijne maagdelijkheid verlost wordt..... Ook zijn er lieden, die, met het «But Caesar but nihil” voor oogen, of het hoogste of niets willen .... zooals bijv. de verdienstelijke toonkunstenaar J. A. Boers te Delft, die indertijd zjjn Oranje-Nassau terug zond, weigerde omdat hij slechts met de Orde van de Nederlandsche Leeuw tevreden zou zijn geweest.... Op de Vanity-fair »wereld” geheeten, heeft men duizend en één schakeeringen van «waarom men al of niet wil gedecoreerd worden”.,.. Het bericht, dat de heer P. Nolting, sinds vele jaren nu al lid der Tweede Kamer, dus aan de beurt gekomen om ridder te worden, en wiens naam dan ook prijkte op de lijst van 31 Augustus 1907,... de lijding, dat P. Nolting zijn benoeming tot ridder der Nederlandschen Leeuw zou «geweigerd” hebben, had opzien gewekt. En niet zonder reden I Een Kerdijk zelfs, de anti-decoratien man bij uitnemendheid, had de onderscheiding «geduld gedoogd”. De heer Nolting zou dus hebben ;eruggezonden zijn ridderkruis ? Wij hebben iet Kamerlid Nolting over deze quaestie geiproken en ons is, door dat onderhoud, meer icht opgegaan over deze quaestie. De heer Nolting is te rondborstig van aard om niet irecies te zeggen hoe hij over de quaestie lenkt, wat hij dan ook deed. Hij, Nolting, «hecht” nu eenmaal weinig an al wat op ridderkruisen lijkt. Hij erkent, lat ware verdienste bekroond, gelauwerd, gemldigd mag worden, doch het feit, bijv. dat an een kamerlid wijl hij zoo en zoo lang op iet Haagsche Binnenhof zetelt, een «Leeuw” oekomt is z.i. geen voldoende reden om zoo’n aan «verdienstelijk” genoeg te achten, — geteld, dat de heer N. in zoo’n decoratie iets < ijzonders, iets werkelijk vereerends zag ... i Ir komt nog iets bij. Het Amsterdamsche i olksvertegenwoordigers-raadslid is van oordeel i at wil men iemand «ridderen” ’t pas geeft < m dien man eerst te vragen : is de onder- i ïheiding U aangenaam ? Hij, — nu reeds < inds zoolang onder de HoogEdelgestrenge ollega’s verkeerend — weet met de meeste g eslistheid dat deze vraag aan anderen, Kamer- t d als hij zijnde, gedaan werd alvorens men g un het «Leeuwtje” thuis zond ... t De heer Nolting, op 31 Augustus 1907 ge- I dderd, is zulk eene vraag niet gedaan. Reden ' i over voor hem, om de benoeming tot ridder c ir Ned. Leeuw hem te beurt gevallen, minder 1 tngenaam te vinden. Zoo staat de zaak, aldus de toedracht, gelijk wij uit ’s heeren Noltings mnd vernamen. Heeft hij nu de Hooge decoratie geweigerd ? e ie vraag kan met de meeste beslistheid ont- k innend worden beantwoord. Heeft hij, P, e
t Nolting, doen gevoelen dat de benoeming hem minder aangenaam is, — dat eventueel terugkeeren tot den «niet riddelijken” toestand van i 31 Augustus 1907 hem aangenaam zou zijn, dat hij zich niet bewust is, zulk een hooge onderscheiding in werkelijkheid te verdienen ? Uit het voorafgaande valt het aannemelijke i eener bevestigende beantwoording van deze , laatste vraag wel af te leiden. De vernuftige lezer is nu wel geheel «au courant,” zouden . wij zeggen. Het meest aannemelijk achten wij , dat fen slotte de heer Nolting berusten zal in . het gebeurde, zonder dat het knoopsgat op de linkerzijde van zijn borst ooit zal getuigen, dat in zijn gemoed iets leeft van zucht naar pronken met een onderscheiding welke hij, had men hem gevraagd of zij hem aangenaam was, stellig van de hand zou hebben gewezen. Nog dit: teekenaars, die den heer Nolting met zijn «Leeuw” willen plagen — wat trouwens zeer onedelmoedig zou zijn en ongepast ook — mogen hun vernuft voor andere gelegenheid sparen, — bij voorbaat verklaarde de heer N. ons dat dit vooruitzicht hem ijskoud laat en ook — hoe zulke dingen hem geen moment hinderen of schelen kunnen. . . en wie den heer Nolting dat ziet en hoort zeggen, — met de gemoedelijke leukheid hem eigen, — beseft ook, dat het hem meenens is I.. Technisch Onderwijs. De vereeniging tot bevordering van de vakopleiding voor, Handwerkslieden zal op Dinsdag 10 September, te twee uur, in het gebouw van de maatschappij tot bevordering der Bouwkunst te Amsterdam, hare algemeene vergadering houden. Besprekingen zullen plaats hebben aangaande middelbaar technisch onderwijs in verband met vakopleiding, in te leiden door den heer II. J. O. Haver, die de volgende conclusiën wenscht voor te stellen: lo. Aan goed geregeld middelbaar technisch onderwijs bestaat dringende behoefte. 2o. Middelbaar technisch onderwijs moet, wil het vruchtdragend zijn, voorafgegaan worden door eenige jaren practijk. 3e. De beste weg om tot eene goede oplossing te geraken is: dat het Rijk zoo spoedig mogelijk maatregelen neme tot het oprichten van de eerste middelbare technische school. 4r. leu einde ook hen, die'op ver afgelegen plaatsen woi.en, in de gelegenheid te stellen om van de middelbare technische school te profiteeren, richte men ge ijktijdig aan die school eene correspondentie-onderwijsinriohti^ in. I
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327062:mpeg21:p00001
Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOB Dr. A. HALBERSTADT. 3 Maar spoedig week de liefde van den vader voor zijn plichtsgevoel en met vaste stem vervolgde hij: sik blijf u geleiden. De zaak Gods en de trouw jegens uw vader moeten bij mij meergelden dan buis en kind. Verzet u niet langer, indien gij niet wilt, dat ik u op eenigen afstand volg.” »Hij heeft gelijk,” mengde zich nu Eliëzer in het gesprek; eu om aau het verzet van den jongen man een einde te maken, zeide hij: süw vader zelf zou hem toegeven, Reguel!” De jonge man gaf met een hoofdknik toe en wenkte den ouden man om voor te gaan. Eliëzer vormde de achterhoede van het kleine gezelschap. Toen zij behoedzaam de helling afgingen en achter de eerstvolgende kromming van het pad verdwenen waren, verrees uit de dichte oleanderstruiken een man, die daar op den loer had gelegen en hen bespied had. Een zegevierende lach speelde om zijn scherp gelijnden mond, toen hij de reizigers, die zich verwijderden, achterna zag. »Hij was het,” fluisterde hij. sDe krijgsman noemde hem Reguel! Joseph zal die vangst ruimschoots beloonen." Daarop verdween hij pijlsnel weer in het bosch en volgde daar een smal, bijna onmerkbaar pad, dat hem in korten tijd aan den roet van den berg in de nabijheid van den grooten heirweg voerde. Op een beperkte, verscholen, vrjje plek in het woud bevonden zich zes van top tot teen geharnaste
mannen. Zij hielden hunne paarden bij de lange teugels aan de hand, gereed om zich op het eerste bevel van den aanvoerder, die zieh op korten afstand van hen op een door den storm gevelden boom alleen neergezet had, in het zadel te werpen. De veldheer was een man van reusachtigen lichaamsbouw, hij had zijn zwaren Grieksehen helm met geopend vizier naast zich op den grond gelegd en staarde droomend op de voor hem liggende dooreengestrengelde takken; van wat hem verder omgaf zag hij eigenlijk niets: zijn gedachten zweefden ver van daar over landen en zeeën naar de eindeloos groote eeuwenoude wouden van Germanië, zijn geboorteland, waar misschien juist op dit oogenblik zijn landgenooten op den wilden stier en den bruinen beer jacht maakten, of in de met stroo gedekte hutten op ongelooide hniden vroolijk neerlagen, terwijl zij mee dronken en naar de liederen der Barden luisterden, of verhit bij het dobbelspel, huis en land, vrouw en kind, misschien zelfs hunne persoonlijke vrijheid verspeelden. Hij slaakte een diepen zucht; het breede, slecht genezen litteeken, dat onder het haar weg dwars over zijn voorhoofd en zijn gebruinde wangen tot op den blonden baard liep, werd bloedrood; hij wist het, — Chlodomar, het koningskind der Chatten, zou zijn vaderland in het Noorden niet weeizien. Hoe was hij sedert het oogenblik, dat hij in slavernij naar Rome gevoerd was, door de wereld gejaagd! Onder zijn volk een edelman, bij de overwinnaars een slaaf, een zwaardvechter in de arena, een vrijgelatene van den Keizer, Hopman bij bet legioen van Tiberius Alexander, dat te Alexandrië lag; en nu — een speurhond, een dievenvanger van Joseph, Matthia’s zoon, den Joodschen Stalhouder van Galilaea. Wat groote wisseling, waarvan de weg echter steeds door bloed, nogmaals bloed en niets dan bloed liep! En toch; indien de jonge Chlodomar niet een hart had bezeten, tegelijk teeder, eerzuchtig eu toch nederig, wat ware er van hem
geworden. Onder de brutale overmacht der wereldveroveraars was de zachte, buigzame stof hard en broos als vuursteen geworden, waaruit vonken sprongen, wanneer men ze sloeg. Een innig, onbeschrijfelijk leedgevoel maakte zich van hem meester op dit oogenblik, bij de overdenking van wat hij was en van wat hij kon zijn. Maar spoedig herstelde hij zich en keek hij op. De uitgezonden spion trad onverwachts uit het geboomte voor hem om hem het afgesproken sein te geven. De spion was een Jood; hij, die Chlodomar uitzond, was een Jood, en evenzoo was bet wild, dat men vangen wilde, en dat hij vangen moest, een Jood. Wat deerde dit hem echter 1 Wat bekommerde hem de doodskreet van dit verraden, getergde volk. Hij schudde elke gedachte van zwakheid of mededoogen van zich af en was wederom de ijskoude, stalen man, dien zijne manschappen vreesden. En weinige oogenblikken later brachten de soldaten hunne dieren voorzichtig door het dichte, lage hout aan den rand van den grooten heirweg. Chlodomar liet het vizier van den helm neer en rende voor zijn ruiters uit den weg op naar Plotemaïs om de vervolgden op te sporen. II. s Salome, zustertje, wat zit gij weer te peinzen F” Het jonge, pas veertienjarige meisje stak haar fijn kopje met de weerbarstige over het blanke voorhoofd kronkelende lokken deels schroomvallig, deels fUitdagend door de deur van het vrouwenvertrek. Salome hief juist haar hooge, slanke gestalte een weinig van de lage kussens op, waarop zij rustte. sZijt gij het Thamarp” vroeg zij; en haar zwakke stem kwam volkomen met den vreemde, stijve, bijna levenlooze uitdrukking overeen van de half gesloten oogen en het schoon gevormde, maar doodsbleeke gelaat. rik stoor je dus uiet ?” vroeg de kleiue binnensluipende. »0, wat zijt gij onaardig,” plaagde zij haar, wierp zich daarop met een gemaakt kwaad gezicht aan de voeten harer vriendin en sloeg haar fraaie ontbloote armen om haar .middel, sik zie wel, dat ge u weer opgewonden hebt. Waartoe dient dat toch F Zijt ge niet jong? Ge zijt nauwelijks een jaartje ouder dan ik! Zijl ge niet schoon? Naast mij zijt gij als de schitterende zon naast de bescheiden Venusster. En verstandig? In dit groote, schitterende Ptolemaïs, met zijn uit alle landen van de wereld toestroomende vreemdelingen hebt gij al de verschillende zeden en gebruiken van vreemde menschen leeren kennen, terwijl ik in ons afgelegen nest, in het rotsaehtige Gischala slechts dan iets nieuws zag of hoorde, wanneer een knorrige oude handelsvriend van mijn vader overkwam om olie in te koopen voor de stamgenooten, die onder de heidenen wonen. En toch zou ik niet met u willen ruilen, wanneer schoonheid en verstand u geen ander voordeel verschaften, dan dat zij u droevig uit de oogen doen zien en uw lippen slechts zelden tot een lachje laten plooien!” Salome streek met hare hand zacht over het gloeiend gezichtje harer nicht sGod doe u altijd uw opgeruimdheid behouden,” sprak zij fluisterend; smaar doe mij geen verwijten: ik ben niet voor mijn genoegen in de wereld!” De kleine lachte, en haar lach klonk als een zilveren toon. s Droomt gij weer, Salome?’ sNeen kind; ik droom niet! Hebt ge veigeten, wat ik al geleden heb. Allen, die mij met huDne liefde omringden, heelt een wreed noodlot rampzalig gemaakt. Het begon reeds bij mijn geboorte. Mijne moeder, de zuster uws vaders, bekocht die met den dood. Toen ik nog een kind was en met de anderen op straat speelde, geraakte ik bijna tusschen de paarden van een aanstormend Romeinsch cohorte ruiters; mijn eenige broeder zag het, hij sleurde mij weg, maar werd zelf onbarmhartig
onder de hoeven der paarden verpletterd. Zijn lichaam was een mengelklotnp geworden, en wij herkenden er hem zelfs niet uit. Mijn vader verloofde mij aan den aanzienlijksten man onzer kolonie, den schriftgeleerde Jacob, Judaszoon, maar op den dag vdór onze bruiloft, terwijl ik reeds toebereidselen voor het feest bad gemaakt, deden de heidenen van Ptolemaïs een inval bij ons Een Romein sloeg mijn bruigom ip het openbaar op het plein met een steen dood, en mijn vader lijdt nog steeds aan de wond, welke een heidensche jongen hem met het zwaard toebracht; omdat ik dien knaap, die mij met zijn liefdesbetuigingen vervolgde, had afgewezen! Dat alles is geleden, maar wat kan er niet nog volgen?” Zij had dat alles op zoo smartelijken toon uitgesproken, dat zelfs de vroolijke Thamar onder den indruk geraakte. »Ja, het was zeer treurig met ons gesteld,” antwoordde zij ernstig, stoen de heidenen op ons losstormden als bloeddorstige beesten. De straten waren vol van de lijken der verslagenen; nog gaat mij een koude rilling door de leden, wanneer ik aan de bloedige tooneelen denk van die dagen. sMaar,” viel zij zich zelf in de rede, toen zij bemerkte, dat Salome weder in haar peinzenden toestand geraakte, sis het niet dwaas om zich over het leed van een voorbijgeganen tijd te bekommeren, terwijl het heldere licht der toekomst ons begroet? Verheug u erover, lieve vriendin, dat bet leven uws vaders behouden bleef, en dat wij dezegoddelooze stad verlaten zullen, zoodra hij in staat is om op reis te gaan en mijn broeder Reguel komt om ons te balen. En te Gischala, ten huize van mijn vader, in de zuivere atmosfeer onzer bergen, zal ook op uw gelaat spoedig weer het rozenrood zich vertoonen en het vroolijke lied weer van uw lippen klinken.” (Wordt vervolgd).
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327062:mpeg21:p00001