Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOB Dr. A. HALBERSTADT. 65 Toen Joharmes van Giscliala zich omkeerde om zijn opwachting bij het Synhedrion te maken, heerschte in zijn hart de trotsche overtuiging, dat dit volk bem zou volgen in nood tn gevaar, in strijd en zelfs in ondergang, en dat het zich eerder onder de puinhoopen van Jeruzalem zou laten begraven, dan den Romein ook maar een steen van de heilige stad overlaten! Van den kant van het Synhedrion werd Johannes met zeer gemengde gevoelens ontvangen. Simon Gamliëlszoon een leerling van Hillel, de beroemde voorzitter, omhelsde hem en verwelkomde hem met onverholen vreugde. ïln dezen bangen, moeilijken tijd,” zeide hij, nis ons elk verstandig, werkzaam man welkom, hoeveel meer. een Johannes van Gischala, die zooveel bewijzen van vaderlandsliefde heeft gegeven, en wiens gezond oordeel ten opzichte van Joseph Matthiaszoon wij helaas te laat hebben moeten erkennen.” De trotsche Ananias, de vroegere hoogepriester werd rood bij deze woorden: »Ook ik,” riep hij naar hem toegaande, sheet u welkom, Johannes, ofschoon ik het niet geheel eens ben met de woorden, door onzen doorluchtigen Simon Gamliëlszoon gesproken. Joseph Matthiaszoon is een spruit van een onzer edelste geslachten en zon nooit verraad gepleegd hebben aan deze zoogenaamde zaak des Vaderlands, indien niet de omstandigheden hem
daartoe hadden gedwongen. Vergeef het mij, Johannes, maar ik kan mij niet onthouden van u te verwijten, dat gij hem in zijn werkzaamheid in Galilaea bemoeilijkt hebt. Indien gij van het begin af u vrijwillig had aangesloten, dan zou allicht de Romein zijn krachten hebben uitgeput in het gebergte van Galilaea.” Johannes zag hem verbaasd aan. nik begrijp u misschien niet goed, edele Ananias,” zeide hij bedaard. vHad ik kalm de verkeerde handelingen van Joseph Matthiaszoon moeten aanzien en dulden dat hij in overleg met Agrippa en Berenice handelde F” Ananias liet een paar maal een honenden lach hooren. ïDaar hebben wij nu weer,” riep hij verbitterd uit., terwijl hij zich inzonderheid naar eenige raadsleden keerde, die aan een lange, aan den kant staande tafel plaats hadden genomen, »het verhaal van list en verraad, dat wij bij elke gelegenheid j te hooren krijgen, wanneer wij met het volk in aanraking komen. Voorzeker, die verblinde, wraakgierige heloten verstaan meesterlijk de kunst om ons ïd aller oogen verdacht te maken. Omdat wij in de staatkunde een ruimeren blik hebben, zeggen zij, dat wij het volk verraden; omdat wij ons door de duisterliugen onze voorrechten niet willen laten ontnemen, verraden wij God, en omdat wij niet eiken betweter bij onze beraadslagingeu willen laten meespreken, handelen wij in geheim overleg met Rome! Tevergeefs zijn al onze verzektringen, tevergeefs is alEs wat wij doen om het be en bet hoofd hangend gevaar af te keeren: men let er niet op I Men blijft ons verladers noemen alleen op grond daarvan, dat wij het Zelotengepeupel niet toelaten in de heilige wetten onzer groote voorouders veranderingen te brengen en de geslachten te vernietigen, die God zeil tot rechters over het volk beeft aangesteld. En daarom,” eindigde hij zich tot den verbaasden Johannes wendende ep
ran Gischala, er voor om met het Zelotenvolkje d ;emeene zaak te maken Wij zullen dat drijven en h egenwerken niet lang meer bedaard aanzien en d le wreekende hand inkouden, niet langer zullen v wij de wet laten schenden en de overheid laten a jespotten, maar u een vreeselijke straf bereiden ” h Voor de lange tafel aan den kant rechts van t len voorzitter volgde een storm van toejuiching v >p deze woorden Daar zag Johannes van Gischala e eden uit de aanzienlijkste families zitten; zooals a Antipas, den thesaurier, een man van koninklijke d ifkomst, Saphia Reguelszoon, Jona Gamalaszoon h :n Josu'i, voormalige hoogepriesters, Matthias, den ' joon van Tüeophilos, den regeeren en hoogepriester s zelf, Joseph Goriouszoon, hoofd der gemeente, v Kenedai en Monobaz, de Vorsten van Adiabene, e Niger uit Paraea, den aanvoerder der bondgenooten g uit Babylon, en vele anderen, die uit de hooge- v priesterlijke families Boethos, Kantharas, Phabi, a Kamyth en Anan afstamden. Zij vertegenwoordigden 1 het gros der vergadering, en het was duidelijk, 1 dat zij de besluiten, die er genomen werden, t doordreven. Toch liet zich Johannes daardoor ' geenszins afsohrikken, en hij stond juist op het i punt om zijn houding tegenover Joseph Matthias- ( zoon door talrijke bewijzen te rechtvaardigen, toen i een groote man met vertoornde blikken voor hem I kwam staan, die van een kleine tafel, links van i Simon Gamliëlszoon. Hij zat bij een kleine groep < mannen, die Johannes niet kende. 1 »Wilt gij u rechtvaardigen voor dien man F” < vroeg bij met een bitteren, harden lach. rSpaar 1 uw woorden Johannes van Gischala! Al waren I uw bewijzen op de lnilige tafelen van den Sinai I gegrift, Ananias en de lieden daar, aan den voornamen kant der zaal. zouden er toch geen geloof | aan slaan. Zij sloegen aan mijn woorden evenmin i geloof, toen ik bun reeds jaren geleden voorzeide, wat thans plaats vindt. Ik behoorde ook tot hunne
pari ij, IK, JLieasai ijllliuuctuuu, uc uuwuinau van den tempel, iemand van hunne geslachten! Wat heb ik niel al gesproken, hoe heb ik hun niet steeds de oogen trachten te openen voor het eenig noodige, waardoor alleen het steeds naderend gevaar kan afgeweerd worden. Ik heb hnn aangetoond, hoe het volk, bet werkzame volk ouder den last der tienden zucht en de namen zijner onderdrukkers verwenscht, hoe de lagere priesters, de Levieten en de tempeldienaren, wier getal legio is, in hunne armoede en ontberingen toornige blikken slaan op de weelde en zwelgerij der aanzienlijken; ik heb hun laten zien dat de tempel en het geheele vaderland verloren zijn, wanneer de families geen steun zoeken bij het offervaardige, geestdriftvoile volk. Slechts een orkaan, welke opsteekt onder een geheel, vereenigd volk is in staat om die zwaar geharnaste krijgslieden van Rome van de aarde weg te vagen Dat heb ik hun alles zonneklaar aangetoond, en wat denkt gij, dat zij geantwoord hebben P De lasten werden verzwaard, zij dreven hun zwelgerij en overdaad zoo hoog mogelijk op, en het volk, waarvan zij voor zich merg en bloed vorderen, werd met voeten getreden, gesmaad en met dagelijks toenemende minachting afgestooten. Oi s, die op den naam Zeloten trotsch zijn en ons navolgers der heldhaftige Makabaeërs noemen, beschimpen zij als Godverzakers, oproermakers, die alleen uit laakbare eerzucht het volk opzetten om den adel weg te jagen en zelf de eerste plaatsen in het land in handen te krijgen Inmiddels verovert de vijand de eene stad na de andere, stroomt het bloed van duizenden geloofsgenooten onder het zwaard der Romeinen en verraden de onbekwame Stadhouders, ook al lieden uit deze geslachten, het Vaderland op alle manieren. Maar dit zeg ik u, gij, trotsekaards, u, die uw eigen volk minacht; een bloedige dag zal voor u aanbreken, indien gij niet spoedig tot andere inzichten komt. Dreigt maar, en grijpt maar naar uw zwaard, ik en mijns
“ _ plannen. Gij kunt ons weinigen hier gemakkelijk laten vermoorden door uw slaven, waarmee ge de voorportalen hebt bezet, maar dan zal u het volk in zijn rechtmatige woede neerhouwen. Daarom herhaal ik u, zonder vtees of bangheid, in het aangezicht, wat voor een overwinning op de Romeinen ten eerste noodzakelijk is; weg met alle familieprivilegies, weg met de tienden en het benadeelen der lagere priesterschap, weg met de rijken, die het vaderland verraden !” Eleazar’s laatste woorden wekten een nitval van drift op, welke de zachtaardige Simon Gamliëlszoon met hulp van zijn vriend Jochanan Sakkaiszoon tot op dat oogenblik met moeite had tegengehouden. De zaal weerklonk van al de uitroepen van toorn en haat, waa’ mee de hoofden der geslachten de Zeloten overlaadden. Een menigte stemmen schreeuwden verward door elkaar en de gezichten der mannen, die geroepen waren om de zaken van bet volk van Juda te leiden, gloeiden van toorn en wraakzucht. Reeds trokken enkelen het zwaard, en riep Ananias zijn aanhangers op om de aanvoerders der Zeloten aan de k'eine tafel aan te grijpen, in de gevangenis te werpen en, in geval van tegenstand, hen meedoogenloos te doodeD, toen Simon, de voorzitter, van zijn plaats opstond en zijn heiligen priesterrok inet trillende handen verscheurde. Tranen van rouw vloeiden uit zijn goedige oogen. Hij had het voorgevoel van het vreeslijke lot, dat uit die verhouuing tusschen de beste zonen van Israël moest voorkomen. Verschrikt liet Ananias het zwaard vallen, dat hij reeds op de borst van Eleazar gericht had, en een plotselinge stilte heerschte in de zaal. f Wvrdt vervolgd).
"BEKENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327128:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/11/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327128:mpeg21:p00001
•* Reclames betreffende de dezer { ourant.
gelieve men iijü'g op ie gever aan ons bureau, Groote Markl 35.
* Veranderingen in advertentiën gelieve . i _ j J ^
men steeds den dag voor de uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327128:mpeg21:p00001
Marokko. Sedert vele weken kon men indeFransche pers dag aan dag telegrammen van correspon- ^ denten uit Marokko lezen, me'dende, dat de troepen van den Sultan en de troepen van des Sultans broeder Moelai Hafid op het punt waren elkaar aan te vallen. Nu bet bericht van een ernstig gevecht der twee legermachten eindelijk komt, is men, ondanks de voorspel- ! lingen dat het gebeuren zou, toch een beetje 1 verbaasd, en wat ongeloovig bovendien. Dat Kam Anfloes tegen de troepen van Moelai Hafid gestreden heelt, is natuurlijk niet twijfeiachtig. nu de Eransche admiraal Piilibert het bericht daaromtrent bevestigt. Onzeker komt het ons evenwel voor, of het gevecht wel de groote beteekenis toekomt, die de berichtgevers er aan meenen te moeten hechten. Bij Boeriki, dicht bij de kustplaats Mogador, in het Zuiden van Marokko, heeft het gevecht plaats gehad. De troepen van den pretendent zijn gevlucht met achterlating van wapenen en legertros. Zij hebben vele dooden en gewonden in den steek moeten laten. Dat klinkt inderdaad ernstig. Als men in het Zuiden overtuigd wordt, dat Abd el-Azis weikelijkde sterkste van de twee broeders gebleken is, dan is het met de macht van Moelai Hafid gedaan. Dan rest hem niet veel anders dan zich onderwerpen of in in de bergen vluchten. Men bedenke echter wel, dat Europa eenzijdig wordt ingelicht. De inlichtingen komen enkel van de overwinnaars. Be-t mogeltjk, dat Anflaes en troepen der regeering den pretendent-Sultan van het Zuiden gevoelig verslagen hebben. Maar als er geen ernstig gevecht maar enkel et n schermutsehng mocht hebben plaats gehad, eind'gecde met het terugtrekken van den vijand, dan zou al wat op de hand van Abd.-EI-Azis is — en dat zijn de Franschen en Spanjaarden zonder twijfel — toch neiging hebben, er zoo gewichtig mogelijk over te spreken. De neiging om op eigen kracht en eigen daden te snoeven moet in den burgeroorlog van Marokko bijzonder groot zijn. Immers de aar.hang dien de eene of de andere partij bij de bevolking vindt, hangt ten nauwste samen roet de vraag wie de krachtigste is. Wie den naam heeft van de steikste te zijn kan rekeneu op den aanhang der weifelaars, en daardoor wordt hij de sterkste.
Montenegro. Te Cettinje heeft Zaterdag een groote protestvergadering plaats gehad tegen het pas beraamde komplot tegen het leven van vorst Nicolaas. Er werd een motie aangenomen, waarin afkeuring wordt uitgesproken over het streven der samenzweerders ên met ingen rrienheid wordt geconstateerd, dat de samenzwering tenminste niet in Montenegro zelf werd gesmeed. Na afloop der vergadering trok men in optocht naar het paleis, waar men den vorst luide ovaties bracht. Vorst Nicolaas verscheen op het balcon er bedankte voor de hem gebrachte hulde. Er worden, naar men uit Cettinje meldt in het geheele land protestvergaderingen gehouden en in de kerken hebben dankdiensten plaats. liOltTE BERICHTEN. Een bericht uit Constantme, Algerië, meldt dat er twee soldaten in het ziekenhuis zijn opgenomen, die verdacht worden van pest, en dit alle voorzorgsmaatregelen tegen verspreiding der ziekte worden genomen. Te Konstantinopel is een Chineesche pelgrim, die daar mtt 5G0 Mahomedaansche tochtgenooten via Tasjkent, waar de cholera hterscht, was aangekomen, onder verdachte verschijnselen gestorven. Op de Zwarte Zee heeft een hevige storm gewoed. Volgms een telegram uit Konstartinopel zouden vijf sloombooten en zeven zeilschepen vergaan zijn. De Retsj meldt dat er weer een nieuw komplot tegen den Tsaar ontdekt is. In verband daarmede is een student gevangen genomen, dien men voor den hoofdaanlegger houdt. Te Riga heeft Zaterdag gedurende eenige uren een straatgevecht plaats gehad tusschen een revolutionnaire bende en de politie. Vijf revolutionriairen werden neergeschoten en de rest werd in hechtenis genomen. Een politieagent werd gewond. De krijgsraad te Kiëf heeft elf boeren, die een agent hadden vermoord, tot den dood door den strop veroordeeld. Ullmo heeft het Eransche Marine bestuur heel wat last en groot onkosten berokkend. Men is n I. aan het Ministerie van Marine overtuigd, dat hij, ondanks zijn beweringen van het tegendeel, wel degelijk verschillende geheime stukken aan het buitenland heeft verkocht. Deze stukken, welke betrekking hebben op de mobilisatie en de plaatsing van onderzeesche mijnen, moeten thans geheel omgewerkt worden.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327128:mpeg21:p00001
Italiaansclie tooneelisten. Naar aanleiding van de mededeelingen over hetgeen Parijsche en Berlijnsche tooneelsterren verdienen, wordt aan de Ti Fr. Ztg.” bericht dat Itaüaaneche nog veel ruimer inkomsten hebben. De beste zangers en zangeressen treden gewoon!ijk van Kerstmis tot Paschen in een der groote steden op voor ƒ15,000— ƒ30,000. Dan reizen zij naar
Zuid Amerika en verdienen er in een paar h maanden ƒ 25 a ƒ50,000, waarbij dan nog de g inkomsten van de herfstmaanden in Portugal, C Spanje en Italië komen. Zoodoende verdienen is zij wel niet een 1j2 millioen ’sjaars zooals ti Caruso, maar vaak ongeveer ƒ 100000 en meer. De tenoren Bonci en De Lucia maken jj aldus ƒ125,000, en niet veel minder verdienen p de in het buitenland niet zoo bekende zangers v Zariatello, Passi en Anselmi. De vei diensten v van de baritons Rufïo en Sammarco wordeu a op ƒ75 tot 100,000 per jaar geschat. Onder I de zangeressen ontvangen de meest gevierde t — ofschoon Italië thans geen levende Adeline € Patti bezit — ook ongeveer ƒ 125,000; daar- j onder worden genoemd Storchio, Emma g Carelli, Ravrientos Carola en een Russin mej. f Kruscenewska. e Even ruim zijn de inkomsten van groote tooneelspelers, die meestal tevens directeuren ( zijn. De bekende Novelli verdient jaarlijks , ongeveer ƒ130,000; niet veel minder Zacconi , en Virgilis Talli. Van Eleonore Duse wordt , medegedeeld dat zij in Italië met haren troep | meer dan ongeveer / .1100 per avond maakt; \ haar laatste reis in Zuid-Amerika, die als ongunstig werd beschouwd, bracht haar toch ( in 5 maanden ongeveer ƒ250,000 op. In , Duitschland, OosUmijk en Engeland was haar \ bruto-ontvangst per avond ongeveer ƒ5500. ( Ia Parijs heeft ze steeds geld moeten bijpassen, en treedt daar dan ook niet meer op. Als nieuwe Italiaansche sterren, die met haar ( wedijveren, zijn in den laatsten tijd opgetreden Tina di Lorenzo, die veel in Spanje en ZuidAmerika optreedt, en de nog jonge Lydia Borelti, die onlangs een eigen troep heeft willen vormen maar wegens haar minderjarigheid daarin niet slagen kon. Prof. dr Robert Kocli over de slaapziekte. Gelijktijdig met den staatssecretaris D ernburg keerde de beroemde professor Koeh na een verblijf van anderhalf jaar in de Oost Afrikaansche binnenlanden naar Duitschland terug. Zijn onderzoekingen hadden ditmaal niet de cholera of de runderpest gegolden, doch de geheimzin nige slaapziekte, welke in Afrika vele offers vergt en ook in Europa sporadisch voorkomt. Wegens zijn groote verdienste op het gebied der bestrijding dezer levensgevaarlijke ziekte werd de 64- arige Geh. Medicinalrat bij zijn terugkeer benoemd tot Wirkl. Geh. Rat met het predicaat Excellenz, Blijkens KochV, zooeven in den Reichsanzeiger verschenen officieel verslag komt de epidemie ook oo verschillende plaatsen van Duitsch-Oost-Afrika voor. Tot dusver schijnt de eigenlijke irfectiedraagster, de steekvlieg (Glassina palpalis), zich echter nog niet aan den Duitschen oever van het Victoria meer genesteld te hebben. De geïnfecteerde mannen kwamen ernstig ziek naar hun geboorteplaats terug en brachten daar de slaapziekte ten deele op hun vrouwen over, daar de ziekte volgens Koch’s opvatting door omgang in bet huwelijk aanstekelijk is. Onder de verschillende geneesmiddelen werden tot nu toe met het atoxyl de beste resultaten bereikt. Mits gedurende geruimen tijd toegediend, doodt het feitelijk den oorsprong der ziekte. De sterfte onder de met atoxyl behandelde doodzieke lijders bedraagt niet geheel het tiende, wellicht slechts het twintigste deel van de lijders die niet met atoxyl werden behandeld. Met zekerheid kan hieruit de conclusie worden getrokken, dat
net teven van zeer veie slaapzieken uuui ecu gepaste atoxyibehanJehng kan worden gered. Ofschoon het nog geen onfeilbaar middel is, is het atoxyl toch gebleken een geweldig wapen 1 te zijn tegen de slaapziekte. Ter bestrijding der ziekte geeft de geleerde in overweging, permanente kampementen op te richten op niet te grooten afstand van be- ( woonde plaatsen en waar geen steekvliegen 1 worden aangetroflen. Dt leiding worde aan een l arts opgedragen, wien een voldoend aantal 1 Europeesehe assistenten ter zijde staan. Daar niet is aan te nemen, dat de zieken zich uit eigen beweging zullen aanmelden, is het zaak hen op te sporen en ook de zieken in het eerste stadium, die zich nog niet ziek gevoelen, te < bewegen, zich aan een atoxylbehandeling in 1 een der kampen te ouderwerpen. De zieken moeten zoolang daar verblijf houden, tot kan worden aangenomen, dat in hun woonplaatsen na verwijdering van alle trypanosonen- verspreiders de glossinen (steekvliegen) vrij van infectiestof zijn geworden, waarmede prof. Koch schat dat minstens een jaar, eventueel zelfs twee jaar gemoeid zijn. Tegen de glossinen wordt als een middel met uitzicht op succes aangeraden, hun de gelegenheii te ontnemen, geregeld hun voeisel te zoeken. Deze insecten moeten om de twee of drie dagen gelegenheid hebben, zich met het bloed vaa werveldieren te voeden. Door onderzoek van den inhoud van hun maag kan men constateeren waar zij het voedsel opdoen. Dientengevolge werd geconstateerd dat aan de oevers van het Victoria-Nyanza-meer de glossinen bijna uitsluitend van krokodillenbloed leven. Men zou derhalve hun existentiemogelijkheid zeer beperken, wanneer de krokodillen werden uitgeroeid of hun aantal aanmerkelijk werd verminderd, wat geen bijzondere moeilijkheden oplevert, wanneer men er zich op toelegt, het uitbroeden der eieren te verhinderen. De krokodillen hebben speciale broedplaatsen welke zij steeds opnieuw opzoeken. De inlanders kennen deze plaatsen en men zou derhalve premies kunnen uitloven voor het verzamelen en afleveren dezer eieren. Koch acht het zeer geraden, de systematische vernietiging der krokodilleneieren weder ter hand te nemen. Op zoodanige plaatsen, waar de glossinen geregeld menschen aantrefien en zich dan van hen voeden, b. v. aan de plaatsen vanwaar drinkwater wordt meegevoerd, en welke meermalen in de nabijheid der dorpen aan den oever van het meer worden aangetrolïen, of aan de aanlegplaatsens van de booten der inlanders, zou men insecten door de verwijdering op groote schaal van alle struikgewas, kunnen verdrijven. Volgens de bovenomschreven methode wordt in Duitsch-Oost-Afrika reeds krachtig tegen de slaapziekte te velde getrokken, welke in dre districten, Kisiba, Shirati en Sanganjika in vrij grooten omvang wordt aangetrotfen. Daar de „kali’s”' op Java en de overige eilanden vaD Indië wemelen van krokodillen en nu door den beroemden geleerde liet groote gevaar dezer verscheurende rivierbewoners als voornaamste voedingsmiddel der kleine verra der 1 Ljke vei breiders vin de slaapziekte is geconstateerd, zal men eventueel ook in Indië met het resultaat van Koch’s onderzoekingen over de oorzaak en de bestrijding der gevreesde ziekte voordeel kunnen doen.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327128:mpeg21:p00001
Tweede Kamer. Zitting van gisteren. De Kamer benoemde heden tot Voorzitters er nieuw getrokken afdeelingen, de heeren Irucker, van Alphen, Plate, Kolkman, Hu* •rechts; tot Ondervoorzitter de heer Borgesius, Hand, Patijn, Talma, Smeenge, Curapaosche Begrooting. De MINISTER VAN KOLONIËN beantvoordde vervolgens de sprekers. Hij achtte Ie verhouding tusschen den Gouverneur en len Kolonialen Raad goed en houdt vol dat er vaarlijk accres van middelen te constateeren ralt. De bevordering van het onderwijs zal ongewijtelt de bevolking ten goede komen. De andbouwkundigeri hebben wel is waar geen /aste positie, maar toch komen zij daarbij riet ,e kort, daarvoor zal de minister zorg dragen. Dat de guano niet wordt geëxploiteerd is niet Uleen de schuld van den heer Codden, de grootste eigenaar van de terreinen. Ook andere iactoren zijn hier in ’t spel. De heer VAN BYLANDT vraagt of regee•ing met het oog op de nieuwe mijnwet niet sou willen trachten een onderhandsche regeing te treffen tusschen Codden en de belanghebbenden. De MINISTER wil zulks gaarne begunstigen. Bij de tweede afdeeling klaagt de heer VAN KOL over de omslachtige procedure in strafzaken. welke in de koloniale Raden ter sprake is gebracht. De MINISTER VAN KOLONIËN zegt dat de gouverneur overtuigd is van de noodzakelijkheid van de strafrechtspleging te vereenvoudigen en beraamt maatregelen. Bij artikel 10 geeft de heer VAN VULJREN eenige wenken omtrent de exploitatie van het vervoer van gouvernements passagiers. Bij artikel 10, af I. 4 dankt de heer VAN VUUREN den minister voor het terug zenden der onderwijsverordening naar den kolonialen raad, waardoor een aans'ooteiijke bepaling is opgehèven. Spr. heeft echter nog bezwaren, waarop hij thans niet zal ingaan. De MINISTER kan thans echter geen nad re herziening toezeggen. Bij het verder debat gaf de heer VAN KOL nog verschillende wenken ter bevordering van landbouw en visscherij. De heer VERHEfJ besprak de reorganisatie van den politiedienst door een combinatie van politie en militie. Spr. hoopte, dat het slechts een proef eming zal zijn, want aan deze reorganisatie waren z.i. nogal bedenkingen verbonden. Ook adviseerde spr. Curapro niet zoo grif van artillerie te ontblooten. De heer VAN KOL keurde goed, dat de regeering blijkbaar de landmacht meer speciaal voor de ordehandhaving wil bezigen ; er moet meer op economische dan op militaire belangen gelet, worden. De MINISTER verdedigde de benutting van een gedeelte der landmacht voor politiedienst. De begroeting van Curapao werd aangenomen en daarna het debat over de Surinaamsche begrooting aangevangen,
De heer VAN DOORN meende, dat de suiker- r fabriek in de weg staat. De bedoeling der h conventie is alleen, om er tegen te waken, a dat de Staten door fiscale maatregelen eigen \ suikerproductie beschermen. 8 De heer PATIJN opperde bezwaren tegen ' het stelsel van tijdelijke leeningen. ®
"Staten-Generaal.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327128:mpeg21:p00001