Overeenkomst van Frankrijk. Men kan zich voorstellen, dat de Fransche bladen het bericht van een overeenkomst van Frankrijk met een naburige mogendheid met het doel om ontduiking te voorkomen van successiebelasting en inkomstenbelasting, niet achteloos laten liggen. De Temps bijt zich op de lippen van spijt. De Journal des Débats neemt het geval wat kalmer op en spot lichtelijk met de radicalen die van deze overeenkomst wonderveel mochten verwachten. Geen der beide bladen heeft den tekst van het verdrag echter nog gezien. Wij treffen den tekst van het verdrag aan in een Belgisch blad, en zoo op het eerste gezicht komt het ons voor — als de tekst van de Etoile Beige althans juist is — dat de Journal des Débats gelijk heeft met het geval niet al te zorgelijk fn te zien. De mogendheid, waarmede het verdrag is gesloten, is Engeland. Engeland en
Frankrijk verbinden zich over en weer, elkaar uittreksels toe te zenden van de verklaringen van successie, in zekere gevallen. Wij moeten bekennen, dat ons de tekst niet geheel duidelijk is, wat de bepaling betreft van de gevallen, waarin de verklaring van successie zal worden bekend gemaakt aan den fiscus aan de overzijde van het Kanaal. Maar, dat daargelaten, komt het ons voor, dat de belastinggaarder zijn kennis omtrent het bedrag der vermogens van do belastbare onderdanen, door deze wed> rzijdsche ïuüchtingen slechts eenigermate verrijken kan. Mocht inderdaad de maatregel betrekkelijk doeltreffend blijken, dan staat het de Fransche bedriegers nogaltijd vrij, elders dan bij Engelsche banken hun roerend vermogen te bergen, en de Engelsche ontduikers kunnen eveneens elders dan in Frankrijk terecht. De Temps herinnert er aan, wat de Belgische minister Liebaert nog kort geleden in de Kamer te Brussel heeft gezegd. Minister Liebaert verklaarde uitdrukkelijk, dat in België de banken niet verplicht konden worden, mededeelingen te doen omtrent het vermogen van vreemdelingen, bij de banken gedeponeerd. Volgens de Grondwet genieten vreemdelingen in dit opzicht dezelfde zekerheid als onderdanen. Voor Belgische onderdanen bestaat de Verplichting der banken niet, dus evenmin voor vreemdelingen, In België zullen de Franschen en Engelsche belastingontduikers dus voorloopig nog terecht kunnen. Wij spreken hier van belastingontduikers, Volgens Nederlandsch begrip is ierr.aDd, die zijn geld verstopt, hetzij bij een Nederlandsche hetzij bij een buitenlandsche bankinstelling, en die den fiscus een lager vermogen of lager inkomen opgeelt dan hij erft of geniet, volgens on3 begrip is zoo iemand een belastingontduiker, een bedrieger, Teekenend voor de stemming van min of meer behoudende Franschen tegerover den fiscus in de uitiaiing van de Débats, die, verplicht in het zinsverband over belastingontduikers te spreken, deze lieden aanduidt met de omschrijving »wat men noemt, in de kringen der fiscale inquisitie, de bedrieger?.’' Aan deze wijze van uitdrukken ligt de meeniDg ten grondslag, dat de fiscus, die moeite doet, gewaar te worden, hoe groot iemarid’s vermogen is, op hoogst onrechtmatige wijze handelt. Die fiscus is een inquisiteur, en evenmin als men iemand, die tegenover een inquisiteur zijn innerlijke gedachten betreffende de kerkleer verbergt, een bedrieger mag noemen, evenmin komt den kapitalist belastingontduiker den naam bedrieger toe. Immigratie van Japanners. In de Londensche bladen vinden wij nog het een en ander vermeld over de geruchtmakende tijding uit de Vereenigde Staten, dat nl. de laatste drie ol vier maanden 20,000 Japansche immigranten — meest daglooners — kans zouden hebben gezien, de Vereenigde Staten birinen te komen. Blijkens inlichtingen, die daarover zijn ingekomen bij den Amerikaanschen minister van koophandel, zijn de meésten dezer Japansche immigranten de zee overgekomen onder voorgeven, in Mexico te willen gaan werken bij den spoorwegaanleg. Inderdaad gaan deze lieden naar Mexico en nemen daar werk aan bij de spoorwegen. Doch dit geschiedt enkel voor de leus. Bij de eerste kans de beste smijten deze Japansche koeloes breekijzer en houweel er bij neer, en gaan naar het noorden, naar de Vereenigde Staten. De Japansche
regeering noudt zich stipteiijK aan haar aispraak met het Amerikaausche gouvernement: slechts een beperkt aantal paspoorten uit te reiken aan landverhuizers, die naar de Vereenigde Staten willen. Maar voor emigranten, die voorgeven naar Mexico te willen, zijn te allen tijde en in vrijwel onbeperkt aantal paspoorten beschikbaar. Natuurlijk doet de Amerikaansche regeerii g haar best, de instrooming van Japansche koelies uit Mexico te beletten. Het United States Bureau of Immigration heeft langs de geheele zuidgrens tal van inspecteurs in functie. Maar het is natuurlijk niet wel doenlijk, een grenslijn die over een lengte van honderden mijlen bestaat uit rivieroever of woestijn afdoende te bewaken. De Japanners, die de grens overkomen, schijnen te beschikken over nauwkeurige kaarten of andere topografische hulpmiddelen. Bovendien worden zij voortgeholpen en bijgestaan door hun landgenooten, van wier adressen zij goed op de hoogte zijn. Zijn deze Japanners eenmaal goed en wel binnen de Vereenigde Staten, dan kunnen de autoriteiten niet heel veel doen aan hun verblijf daar. Met dat al blijft een aantal van 20,000 clandestien binnengekomen Japansche immigranten ons hoogelijk overdreven voorkomen. Maar, overdreven of niet overdreven, voor zoover het de genoemde getallen betreft — het teit blijft bestaan, dat instrooming plaats vond. En niet minder zeker is het, dat de laatste weken de anti-Japansph gezinde stemming in Califonië weer veld wint. Blanke werkgevers in de westelijke staten der Unie schijnen er hoe langèr boe meer op uit te zijn, hun Japansche beüièuden te ontslaan. Uit de advertentie-kolommen der San Franciscu’sche dagbladen blijkt, hoevele Japanners, die vroeger een bestaan vonden als chauffeur, boekhouder, kashouder, kok, enz., buiten werk zijn. Ofschoon op het oogenblik de Japansche regeering oprechtelijk genegen schijnt, de JapaBsche landverhuizing naar de Vereenigde Staten binnen de overeengekomen grenzen te houden, wekt het te Tokio toch begrijpelijke verbittering, kennis te moeien nemen van de on wel willendhaitstoehlelijkeanti-Japansche taal der Cahfornische bladen. Vooral over het a.s. vlootbezoek wordt in San Francisco op prik» kelende en irriteerende wijze geschreven. Een voorzitterscrisis. Van een voorzilterserissis in het Oostenrijksche Huis van afgevaardigden wordt op ’t oogenblik niet meer gesproken. Men schijnt pie algemeen —althans voorloopig — liever te willen vermijden. De crisis zal echter onvermijdelijk zijn, wanneer de Kroaten weer ernstig aan het d warsdry ven mochten gaan bij de behandeling van het quotenontwerp. Want dan zal er zeker twist komen over het optreden van den voorzitterJusth, die voorstander is van een zacht beleid tegenover de Kroaten. Daar de andere leden van het bureau met een groot deel der volksvertegenwoordiging voorstanders zijn van een zoo gestreng mogelijk optreden tegen de Kroaten, zal een botsing in dat geval moeilijk te vermijden zijn Zoodra het blijkt, dat mijntoegevendheid tegenover de Kroaten in de volks-vertegenwoordiging afkeuring vmddt, treed ikonherroepelijk af, zoo zeide Just dezer dagen. Het hangt dus eigenlijk van de Kroaten af of er een voorzitterscrisis zal komen al dan niet Hervatten zij hun moedwillig hinderlijk optredeD, dan is er alle kans, dat Justh het kind van de rekening wordt.
Slolypin’s positie. Stolypin’s positie is naar ’t schijnt sterker dan ooit. Hij is bjjj den Tsaar op audiëntie geweest om verslag uit te breDgen over het incident-Roditsjef en deTsaar moet hem buitengewoon hartelijk ontvangen hebben. Hij moet hem zelfs verschillende malen omhelsd hebben. Ook het hof was tegenover de minister-president zoo minzaam mogelijk. Stolypin’s vijanden ter uiterste rechterzijde, die al sinds lang tegen hem aan het stoken zijn, hebben dus voorloopig nog wtinig succes op hun pogen. Gotiveriienr-generaal van Finland. De gouverneur generaal van Finland, Gerhard, is te St. Petersburg. Men brengt dit bezoek in verband met de jongste benceming van Seyn tot adjunct van den gouverneurgeneraal. Een benoeming, die, zooals men zich herinneren zal, voor Gerhard zeer onaangenaam was, daar Seyn een man is van onverdachte reactionnaire beginselen, terwijl diens benoeming bovendien geschiedde buiten Gerhard om. Naar aanleiding van een en ander blijven de geruchten over een ophanden zijnd aftreden van Gerhard aanhouden. KORTE BERICHTEN. Bordeaux heeft in halfduister gezeten. De menschen liepen met lantaarns door de straten ; in de winkels en kroegen verlichting met kaarsen en petroleum. Alles tengevolge van de staking in de lichtfabrieken. De commissie uit het Pruissische Huis van afgevaardigden heeft het onteigeningsontwerp eergisteren, overeenkomstig het dezer dagen tot stand gekomen vergelijk, aangenomen. De Parijsche Matin verneemt uit Berlijn, dat de graven Lynar en Hohenau, wier namen op zoo onverkwikkelijke wijze zijn bekend geworden in het pro’.es-Harden, zich in arrest bevinden in de militaire gevangenis te Potsdam. Prins Schönaich Carolath heeft — naar ’t schijnt — verklaringen afgelegd, die voor beide heeren vernietigend zijn. De verkooping van de toiletten van prinses Louise van België, die te Weenen zou plaats hebben, is niet doorgegaan, daar prins Filips van Koburg, de gescheiden echtgenoot der prinses, alles opgekocht heeft. Door den slagershond worden sedert eenigen tijd geslnchtte varkens uit Nederland ingevoerd. Het vleesch is tegenwoordig in Zwitserland zeer duur. Naar aanleiding van de benoeming van generaal Keim tot voorzitter van de Duitsche vlootvereeniging en het nederleggen van het beschermheerschap door prins Rupprecht hebben reeds een zevenhonderatal leden van de Beiersche afdeelmg dezer vereeniging hun lidmaatschap opgezegd. Aan Roosevelt is het geseind. Alle koks en bedienden van Oostersche (Japansche) herkomst zijn van b ord verwijderd. Men weet dat dit plan reeds bestond. Zij worden door negers vervangen. Een Japansche bediende van een der gezagvoerders zou wegens spionage zijn aangehouden. De sensatie wil ook wat hebben.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/12/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327154:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/12/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327154:mpeg21:p00001
De expeditie naar het Sneeuwgebergte. Wij lezen in een der zoo juist met de Indische mail ontvangen bladen: »Van mr. Lorentz, den leider der NieuwGuinea-expeditie, is telegrafisch de mededeeling ontvangen, dat de expeditie behouden op Merau« ke is teruggekeerd, doch dat de datum van het gouvernements stoomschip Valk, dat de expeditie naar Java zal terugbrengen, nog niet vast te bepalen is. Een dergelijk bericht werd ook van den assistent resident van Zuid-Nieuw-Guinea ontvangen.» Jammer genoeg wordt hier verzuimd, er bij te vermelden of het doel der expeditie, het Sneeuwgebergte, is bereikt. Dat had hier te lande al lang kunnen en moeten bekend zijn. Wij vreezen echter dat het verzuimen van het vermelden der resultaten beteekent, dat deze oiet zóó gucstig zijn geweest, als wel mocht worden gehoopt. Dat zou te meer jammer tijn, wijl de expeditie er — blijkens de vroegere berichten — ditmaal zeer goed voorstond. Amtiropometrie der dengdzaïnen. De demograaf dr. Champeaux te Parijs heeft iet denkbeeld geopperd, van de geheele burgerij, bijv. als de vijftienjarige leeftijd is oereikt, enkele kenmerkende anthiopometnscbe gegevens op te nemen en een afschrift daarvan te verstrekken, opdat men, behalve de ?eboorteacte, een nader en beter bewijs zal runnen leveren, dat men niet een ander is fan men is, of dat een ander zich niet voor ons zal kunnen uitgeveo. Ook zal dit zeer in het oelang zijn van personen, die door een ongeluk worden getroffen, van epileptici, en oersonen met ..plotseling geheugenverlies of voorbijgaande deliria. De »civiele» bertillonnage sou niet zoo uitvoerig behoeven te geschieden lis de «crimineele»: met de beschrijving van de kleur der linker iris, van een vinger, van het oor enz. zou men kunnen volstaan. La Belgique médicale voegt aan deze nededeeling de opmerking toe, dat, nu weldra ten ItaliaaDsche amhropometrische dienst in werking zal treden, in ons werelddeel alleen België en Turkije van deze insteling verstoken lullen zijn. De schim van Victor Htigo. De Petit Bleu vermeldt een eigenaardig ;evai, dat zich in Athene heeft voorgedaan. Een van de Grieksche schrijvers, Pol Dimiracopoulos, die reeds sedert geruimen tyd aan piritisme doet, heeft zeer grondige studies an verschillende psychische quaesties gemaakt. Deze dichter heeft op z’n tafel een zeer nooi portret van Victor Hugo staan. Hij deelt iu mede, dat hij reeds zes jaar voortdurend ls hij werkt, een geest naast zich voelt, die lem helpt bij zijn werk. Dit gevoel is zoo terk, dat, hoewel hij niet goed met de Franche taal bekend is, hij zich toch dikwijls geroi.gen voelt heele hoofstukken in die taal eer te schrijven, die hy dan vervolgens in et Grieksch vertaalt. Kort geleden heeft hij zich laten fotogra3eren en op de fotografie vertoonen zich nu, ehaive zijn eigen afbeelding, eenigzins vaag,
maar vrij karakteristiek, de trekken van Victor Hugo. Tot nu toe wist men wel, dat de dichters hun muzen hadden, maar men wist niet, dat het grooten overleden schrijvers mogelijk was hun werkzaamheden voort te zetten. Welke uitlegging men ook aan dit, verschijnsel geeft, het blijft toch een irteiessantgeval. Bovendien is bedrog hier uitgesloten, want het cliché en de foto’s zijn door comité van fotografen en totografische retoucheurs onderzocht en zij allen hebben moeten erkennen, dat er nóch op de plaat, nóch op het papier iets kunstmatigs is aangebracht.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/12/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327154:mpeg21:p00001
Historische roman nit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem DOOB Dr. A. HALBERSTADT. 87 Daarbij keek hij den aanvoerder stout onder de oogen. Deze werd eerst bleek, daarna rood en driftig. «Jeruzalem zal gereinigd worden van moordenaars en de tempel gereinigd van roekeloos vergoten bloed, Ik duld geen tegenspraak,” schreeuwde hij Sabinus toe. «Ik heb besloten.” De zon, die den volgenden dag Mazada bescheen zag er het bedrijvige leven niet meer. Er was nog slechts een kleine bezetting achtergebleven. Een lange trein soldaten onder aanvoering van Simon naast wien Onias reed, was in noordelijke richting op weg naar Hebron, tnsseben de lijfwacht, die de beide mannen volgde, kou men den draagstoel van Thamar zien, daarnaast Sabinus, die baar nu en dan een woord van troost toesprak. Zij zelf bracht een enkele maal haar band aan de roos en dacht dan «wanneer zult gij u openen, geheimzinnige bloem”. Met grooter woede dan vroeger was nu de burgeroorlog in Jeruzalem ontbrand. Mattbias Theophiloszoon, de hoogepriester, ontving Simon Gioraszoon, als redder der stad, en nog op den dag van diens aankomst werd het beleg van den tempel geopend, waarin zich Johannes bevond. Wederom werden de hartstochten der door Johanües in toom gehouden menigte gaande gemaakt, Werden tal der beste krachtigste burgers uit den Iweg geruimd, en dacht Onias reeds Jeruzalem Voldoende machteloos te hebben gemaakt, toen er
oenent Kwam dat vespasianus Aegypte bad veroverd en Mucianus naar Italië had gezonden om Vitellius te bestrijden, dat deze laatste door Antonius Primas verslagen, dat Caecina van hem afgevallen was, en hij door het gepeupel te Rome vermoord was. Titus rukte met uitgelezen troepen in allerijl tegen Jeruzalem op en zou nieuwe laurieren voor de Flavii behalen. Passavierders brachten die berichten het eerst aan. Duizenden en duizenden bevonden zich in de omstreken der stad ten einde het offer te gaan brengen, en weldra waren er te min huizen om de pelgrims onderdak te verschaffen. Desniettemin werd het beleg van den tempel voortgezet; menigmaal werden de offeraars van heinde en verre opgekomen aan het altaar door de pijlen der vijanden getroffen en bespatten zij de gewijde plek met hun bloed. In dezen haohelijken toestand en bedenkende dat alle tweedracht verdwenen moest zijn wanneer Titus voor de pooit stond, nam Johannes een koen besluit. Hij liet Simon om een wapenstilstand van één dag vragen en toen deze niettegenstaande het verzet van Onias, daarin toestemde, begaf Johannes zich in het kamp zijner vijanden. Te vergeefs ontrieden] hem zijn talrijke vrienden die poging, tevergeefs ontried het hem ook Reguel, die de plannen van zijn zieken vader uitvoerde «Laat mij gaan,” zeide hij. «Ik bemerk, dat mijn hand te zwak is om Jeruzalems lot te besturen. De bloedschuld drukt mij neer, de vijand van binnen,” en daarbij wees hij op zijn hijgende borst — «verteert mij, ik kan niet meer denken. Jonge krachten moeten de mijne vervangen. Zooals ik thans ben, is mijn plaats niet aan de spits des vaderlands 1” Tevens wees bij in de richting van het kamp van Simon Gioraszoon. «Dat zal oes aller dood. zijn,” mompelden de omstanders. »Dat is niet zoo erg als wanneer het de ondergang van Jeruzalem wordt,” en meteen gelastte hij de
bediende hem op een rustbed naar de vijand te brengen. Om strijd wierpen de mannen bet zwaard uit den gordel en sloten zij zich bij Reguel aan, die met zijn vader meeging. In alle stilte trok de stoet naar de Akra, waar Simon was. De aanvoerder der vrijbuiters ontving den zwakken man, die met de uiterste inspanning zijn bed verliet en hem met gebogen hoofd naderde, met strengen blik; hij ging hem geen schrede tegemoet «lk kom bij u, de ouderdom tot de jeugd”, sprak Johannes zacht, «het verledene tot de toekomst om uw oog te openen voor het uit onze tweedracht voorspruitend verderf.” «Uit onze tweedracht”, herhaalde Simon lachende. «Wie heeft die ellende over, Jeruzalem gebracht en de wreekende hand Gods opgeroepen tegen onschuldig bloed ? Ik ben geen vriend, veeleer een tegenstander der aristokraten; maar een vijand van uw leugen en van uw onbegrensde eerzucht, van uw aanmatiging. Mij kunt gij niet misleiden, zooals, gij de uwen misleid hebt, ik heb de bewijzen van uw misdaad in handen, en daarom wapenstilstand of niet, ik zegen den dag, die mij u in handen speelt, ik leg de hand op u en eisch vergelding van u voor de moord der twaalfduizend, voor Jeruzalems ellende en de schennis aan den heiligen tempel.” Tegelijkertijd greep hij hem zoo krachtig bij den arm, dat Johannes op de vuile straat op zijn knieën viel. En om den man een doodsteek toe te brengen, riep hij overluid : «Ziet hier, volk van Jeruzalem en der vereenigde stammen ziet bier Johannes van Gischala, den verrader des vaderlands 1” De trouwe Galilaeërs waren woedend en omstuwden hem, zonder op de zwaarden der vrijbuiters te letten. Reguel trachtte hem van den grond op te heffen, maar Johannes verzette zich. «Laat mij; het is de boete, die ik God reeds lang verschuldigd ben. Het is mij een zaligheid hier in het stof te liggen en den voet des Eeuwigen op mijn nek te
voelen drukken. Het einde is gekomen.” Hij zakte ineen. Reguel was wanhopig, de Galilaeërs braken de straat op om werptuigen te hebben, onder aanvoering van Chlodomar stormden troepen gewapende Zeloten aan om hun spitsbroeders hulp te brengen. Een nieuwe krijg zou losbarsten, bloediger en beslissender voor een der partijen dan al de vorigen, toen plotseling een vrouw door de manschappen heen toesnelde en het hoofd van den ouden man in haar afmen drukte Johannes zag haar een oogenblik verbaasd aan en riep toen buiten zichzelf van vreugde: «Gij hier, Thamar!” «Ik ben het, uw kind,” antwoordde zij, terwijl zij hem het stof van de handen drukte. En in het volgend oogenblik Simon bemerkende, die zieh aan het hoofd zijner manschappen had gesteld om de Galilaeërs en Zeloten te verdrijven, wierp zij zich tusschen de beide partijen in en riep al het geraas overschreeuwend. «Hoort mannen! Ik ben Thamar, de dochter van dezen vernederden man. Ten aanhoore van al dezen, die het vaderland niet minder liefhebben dan gij, onder de oogen der heilige stad, van den eeuwigen en van den Allerhoogste vraag ik u, Simon Gioraszoon, op welken grond beticht gij Johannes van Gischala van verraad ?” Er heerschte stilte, allen erken len, dat het meisje goed gehandeld had, en Simon zelf had mede opgemerkt, dat velen zijner aanhangers zijn gedrag afkenrden. «Gij vraagt mij naar bekende zaken, meisje! Uw vader wilde de heerschappij in handen hebben en dus moesten de aristokraten uit den weg geruimd worden; hij wist het volk tegen hen op te zetten, verzon brieven, die verspreid werden en waaruit een verbond scheen te bestaan tnsseben zijn vijanden met Berenice, Agrappa en de Romeinen. Zoo dekte bedrog den moord, Johannes schrikte op, als had hem een zweepslag opgejaagd. «Gij liegt, Giora,” schreeuwde hij, Ik heb nooit.. .” Thamar bracht hem tot kalmte. Wees niet zoo driftig, vader. Ik ken Simon, hij is oploopend, maar goedig en redelijk,” en zieh tot dezen richtende, sprak zij: «Waar zijn de brieven waarvan gij spreekt? Wanneer mocht blijken, dat die brieven van zijn hand waren, dan zal hij, bij God Almachtig zich u zelf in handen geven ter berechting en niemand der zijnen het zwaard tegen u richten.” «Dat zweer ook ik,” bevestigde JohanDes en trad door zijn kinderen ondersteund voor zijn beschuldiger. Simon keek verbijsterd naar den man, die zich zoo onschuldig gevoelde aan een misdrijf, van welks waarheid hij zich toch met eigen oogen meende overtuigd te hebben, begaf zich op een kleinen afstand van de plek, waar hij stond, en riep «Onias,” maar kreeg geen antwoord. JohanneB schrikte weer op en stamelde. «Die Onias heeft u die brieven . . ..” Simon wenkte hem toe, maar een donker vermoeden rees in hem op. En toen hij bij herhaling en tevergeefs om Onias riep. kwam een man uit het gelid en vertelde. «Ik kwam hem in de straat tegen, die naar de graanpakhuiJen voert. Ik zag hem in de gebouwen gaan van Ben Zezit, Kalba Sabna en Nikodetnos Gioraszoon.” «Is het die Onias,” riep Johannes, «dien ik vermoed, lees dan 1” en meteen gaf hij hem den brief, dien Basilides hem in het Graptepaleis had achtergelaten. Simon las, schrikte terug, wierp zich voor de voeten van den onschuldige en riep : «Vergiffenis, vergiffenis 1” Beiden stortten tranen, alle aanwezigen schenen verstomd, totdat de schrille stem van Anan, den waanzinnigen Zeloot, zich hooren liet. {Wordt vervolgd.)
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/12/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327154:mpeg21:p00001
Zij, die zich met 1 Jan. op deze Courant
anonneeren, ontvangen ae in December nog verschijnende nummers GRATIS.
Reclames betreflënde de sezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote Slarkt 33.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds den dag voor de uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan-
ATTENTIE!
In net nummer der Bredasche Courant, dat Dinsdag 31 December 1907 zal verschijnen, wordt weder de gelegenheid opengesteld tot het plaatsen van Nieuwj aars-Advertegtiën, tegen den prijs van 30 CENTS, mits de 6 regels niet te boven gaande — voor eiken regel meer wordt 5 CENTS berekend. Ieder die eene dergelijke Advertentie plaatst, ontvangt een nummer der Courant GRATIS. Voor eene spoedige toezending houden zich aanbevolen, De Uitgevers, Naaml. Venn. Bred. Boekh. en Uitg.-Mij. vh. BROESE & Co . te Breda.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/12/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327154:mpeg21:p00001