Memorie van antwoord aan de Tweede Kamer. Aan de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer betreffende de begrooting van Binnenlandsche Zaken is het volgende ontleend: De Zondagswet. De minister is bereid de totstandkoming van een wijziging van de Zondagswet t.z.t. te bevorderen. Daarbij kan dan bepaaldelijk ook de aangelegenheid van het houden van sportwedstrijden op Zondag, waarop in het verslag de aandacht wordt gevestigd, onder het oog worden gezien. Lijkverbranding. Een wetsontwerp, houdende aanvulling en wijziging van de Begrafeniswet met het oog op de lijkverbranding heeft bereids de departementen van Binnenlandsche Zaken en Justitie verlaten. Spoedige indiening daarvan zal zooveel mogelijk worden bevorderd. De financieele betrekkingen tusschen Rijk en gemeenten. De politiek van den minister is er op gericht een nieuw vlak te construeeren, waarop met het betrachten van de vereischte soberheid een herbouw mogelijk is van de financieele zelfstandigheid der gemeenten. De mogelijkheid daartoe ziet hij niet in het treffen van één, alles omvattende maatregel, doch in een complex van maatregelen, die gezamenlijk, als alle krachten worden bijgezet, in staat zijn aan de gemeenten haar zelfstandigheid en aan de besturen hun verantwoordelijkheid terug te geven. Bij het leggen van een nieuwe basis voor de financieele onafhankelijkheid der gemeenten zal noodzakelijk moeten worden rekening gehouden met de in totaal beperkte financieele mogelijkheden. Houdt men hiermede rekening, dan is aan beperking van de gemeentelijke uitgaven en, op zijn minst, voorkoming van verderen uitgroei, voorshands niet te ontkomen. Het is de stellige overtuiging van den minister, dat, juist omdat de omstandigheden thans nog zoozeer in beweging zijn, van een herziening van de financieele betrekkingen, geen afdoende en duurzame oplossing is te verwachten. De oplossing zal dan ook, naar zijn meening, in deze richting niet moeten worden gezocht. Wel kan hij er nog aan toevoegen, dat zijn streven er op zal zijn gericht, een zoo groot mogelijk gedeelte van de gelden, welke eventueel beschikbaar komen, langs objectieven weg den gemeentelijken budgetten ten goede te doen komen en derhalve het aantal gemeenten, dat daarna nog op steun uit 's Rijks kas zou zijn aajigewezen, tot het kleinst mogelijke te beperken, en bovendien om ook laatstbedoelde gemeenten, zoover de omstandigheden dit toelaten, zooveel mogelijk in de besteding van de haar toegemeten bedragen vrij te laten. DE LUCHTBESCHERMING. De beantwoording van de beschouwingen over het belangrijke onderwerp van de luchtbescherming wil de minister niet aanvangen, dan nadat hij als zijn Indruk heeft vooropgesteld, dat de juist achter ons liggende periode van spanning aan allen, die bij de luchtbescherming zijn betrokken, moet hebben geleerd, dat de voorziening, als geheel bezien, nog allerminst sloot, dat er nog zeer veel allerwege is te doen en te verbeteren. Dit te erkennen, is beter dan voor onvolkomenheden de oogen te sluiten. Daarnaast moge hij opmerken, dat observatie van de mate, waarin te dezen opzichte het buitenland was voorbereid, kan dienen om de meening te bevestigen, dat de grondslag van de organisatie hier te lande juist is en dat de juiste weg voor een oplossing van het vraagstuk is ingeslagen, zij het, dat men wellicht had mogen wenschen, dat reeds een grooter stuk daarvan ware afgelegd. Zonder krachtige ontwikkeling van het particuliere initiatief, zonder opbouw van de fcijde der gemeentebesturen (opbouw in organisatie allereerst, vervolgens in materiaalvoorziehing) kan intusschen hetgeen van de zijde van
het Rijk wordt bijgedragen, geen behoorlijke luchtbescherming in het heele land bewerkstelligen. De minister ontmoet met instemming de meening van leden, die, evenmin als de regeering, den sleutel van het vraagstuk der luchtbescherming in het bezit van een gasmasker zoeken Met de door deze leden voorgestane snelle outillage met maskers van de hulpdiensten wordt grooten spoed betracht. Voorts moet gesteund worden op goede organisatie en deugdelijke voorlichting van de bevolking. Een van de conclusies, welke voor de regeering vielen te trekken uit de Septemberdagen was. dat er een groot belang was gelegen in het scheppen van de mogelijkheid van een over en weer toenemend begrip tusschen gemeentebesturen en inspectie van de luchtbescherming. Tot dit doel heeft de minister besloten, de inspectie met sterkeren band dan tot dusver aan het departement te verbinden, in den vorm van een afzonderlijke afdeeling, die in samenwerking met de afdeeling binnenlandsch bestuur, de luchtbeschermingszaken voortaan departementaal zal behandelen. Begrooting van Economische Zaken. MEMORIE VAN ANTWOORD AAN DE TWEEDE KAMER. Aan de memorie van antwoord op het voorloopig verslag der Tweede Kamer over ae begrooting van Economische Zaken is het volgende ontleend: Uitbreiding van den expert. Inderdaad staat de regeering op het standpunt, dat de pogingen, om tot uitbreiding van onzen export te komen, door het veroveren van nieuwe en de herovering van verloren gegane markten, in de eerste plaats afhankelijk zijn van het particulier initiatief. De regeering wil dit initiatief echter krachtdadig steunen met de haar ten dienste staande middelen. Het ligt in de bedoeling van den minister, hierbij ook gebruik te maken van de diensten van de rijkscommissie voor de werkverruiming. Op welke wijze dit meer in concreto zal geschieden, maakt nog een punt van nader onderzoek uit. De ten aanzien van de economische samenwerking tusschen Nederland en NederlandschIndië bestaande mogelijkheden worden geregeld onderzocht, terwijl de verdere uitbouw dezer samenwerking alle aandacht heeft. Een beslissing op desbetreffende voorstellen zal spoedig worden genomen. Uitoefenen van beroepen en bedrijven door vreemdelingen. Naar aanleiding van de vraag om te worden ingelicht omtrent de resultaten van de toepassing van de wet tot regeling van het zelfstandig uitoefenen van beroepen en bedrijven door vreemdelingen, merkt de minister op, dat de gunstige werking van dergelijke maatregelen in het belang van het Nederlandsche bedrijfsleven niet concreet is aan te geven. In de gevallen waarin deze wet tot dusverre werd toegepast, was deze toepassing noodzakelijk om te voorkomen, dat het buitenlandsch element te veel concurreerende bedrijven stichtte, waardoor de bestaande Nederlandsche bedrijven in moeilijkheden zouden zijn gekomen. De minister kan mededeelen, dat het zijn voornemen is deze wet in de naaste toekomst in meer gevallen toe te passen. Middenstand. De minister meent vooralsnog geen aanleiding te kunnen vinden tot het nemen van maatregelen tegen het grootbedrijf. De rapporten van den accountantsdienst van zijn departement, welke een onderzoek heeft ingesteld inzake het cadeaustelsel, zijn onlangs uitgebracht. Dit onderzoek heeft uitgewezen, dat aan het cadeaustelsel, zooals het thans bestaat, minder bedenkingen kleven dan veelal
wordt aangenomen en dat het industrieel belang aan deze zaak verbonden, niet onbelangrijk is. Derhalve kan de minister thans geen aanleiding vinden met voorstellen voor een wettelijke regeling dezer materie te komen. Wettelijke regeling markt- en straathandel. De minister is van oordeel, dat een wettelijke regeling inzake den markt- en straathandel ernstige overweging verdient. De voorbereiding van een ontwerp van wet werd derhalve reeds geruimen tijd ter hand genomen. De samenstelling daarvan bracht, gezien de structuur van deze bedrijfstakken, veel moeilijkheden met zich mede en vereischte veel overleg, o.a. met zijn ambtgenooten van Binnenlandsche Zaken en Sociale Zaken; dit overleg is nog niet geheel beëindigd. De minister stelt zich voor, zoodra de noodige voorbereidingen voltooid zijn, spoedig een voorontwerp aan de verschillende adviesinstanties te kunnen voorleggen. Mochten d? adviezen het reeds thans gewonnen inzicht bevestigen, dan zal hij bevorderen, dat een ontwerp binnen niet al te langen tijd aan de; Kamer wordt voorgelegd. Accountantsberoep. De voorbereiding van de wettelijke regeling van het accountantsberoep vereischt een vrij uitvoerig overleg. Ofschoon dit overleg nog niet geheel is beëindigd, verwacht de minister toch, dat de indiening van een wetsontwerp thans spoedig zal kunnen plaats vinden. Jachtwet. De studie van de Jachtwet heeft zijn laatste stadium bereikt en de minister hoopt spoedig met een ontwerp gereed te kunnen zijn, dat zoowel aan het belang der tot het genot van de jacht gerechtigden als aan de gegronde wenschen van andere belanghebbenden en belangstellenden in jachtzaken zal kunnen tegemoet komen.
Aanvaring in de zeesluis te IJmuiden. Tusschen twee Nederlandsche motorschepen. Zaterdagavond zijn twee motorschepen in een der zeesluizen te IJmuiden met elkaar in botsing gekomen, tengevolge \fearvan beide schepen zijn beschadigd. Het eene motorschip, de „Hinde", lag reeds in de sluis om geschut te worden, toen het tweede vaartuig, de „Insulinde", er aan kwam eveneens met de bedoeling de sluis in te varen. Waarschijnlijk door een plotseling weigeren van den motor, kon de „Insulinde" niet tijdig genoeg worden gestopt en botste de voor steven van het schip tegen den achtersteven van de „Hinde". Laatstgenoemd vaartuig kreeg in het achterschip aan bakboordzijde een gat, terwijl de verschansing werd ingedrukt. Ook de „Insulinde" kreeg van voren eenige schade, terwijl het stuurboordanker afknapte en in de sluis verdween. Beide schepen, die van Nederlandsche nationaliteit zijn en uitgaande waren, zijn nabij de sluis blijven liggen.
"BINNENLAND Begrooting van Binnenlandsche Zaken.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
INGEZONDEN MEDEDEELING. HONIC 's KEUKENSTROOP^
"HONIG's KEUKENSTROOP iets bijzonders!". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
Wij weten niet waartoe het lijden ;; dient, maar wel is ons duidelijk, dat !' het ons moet dienen.
"Wij weten niet waartoe het lijden". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
Oorspronkelijke roman van FELICIA CORDEA. 4. Elvi werkte den geheelen middag door. De j* n deren kwamen terug, er werd thee gedrongen en toen Elvi eindelijk de brieven bij haar c nef bracht, knikten haar knieën. Maar het werk was goed en in mr. Furné's °ogen was een ondeugende schittering. Elvi schold in gedachten Angela uit. Zou die hem toch verteld hebben wat ze over Tiller J^d gezegd? Maar Zondag gingen ze samen zwemmen. Dol! Wat zou Furné er wel van zegeen, dat ze vriendschap met zijn dochter sloot? Maar dien Zondag regende het en Elvi moest oijna drie weken wachten, voordat Angela met naar per Risotta naar Scheveningen reed. ra. Angela remde met een ruk en Risotta bleef verontwaardigd staan. Risotta werd niet bijzonder goed door Angela behandeld. Angela's ?® v °elens jegens het kleine karretje waren het te vergelijken met die van een moeder, die dn u en zoon gewenscht had en die met twee afrij s verrast wordt. En ofschoon Risotta öur ^ ar k est deecl ' had Angela toch voortand iets op haar aan te merken. Dan eens
was de kleur te rood, terwijl ze toch uitdrukkelijk een roode wagen verlangd had, dan weer was de motor te luid, ofschoon Risotta zich altijd hevig inspande om zich geluidloos voort te bewegen. Maar de gespannen houding tusschen meesteres en wagen was niet altijd aan Angela te wijten. Was het soms Angela's schuld, dat ze den duren smaak van haar vader geërfd had? Kijk nu eens naar die Mercedes, waar Paps zelf in reed. Die lengte! Die kleur! Die geluidloosheid! Aan dien wagen was alles zooals het wezen moest en niets was er te, zooals bij dit kleine misbakseltje, dat er één van een duizendling was. Angela was nu eenmaal een wezen, dat ln ruime afmetingen dacht en voelde. En daar zat ze nu met dit kleine karretje opgescheept. En Angela weigerde beslist toe te geven, dat haar vader volkomen gelijk had. Goed, men gaf zijn dochter een wagen, als ze er zoo erg naar verlangde. Maar men gooide in dezen crisistijd geen geld over de boeg, door een onnoodig dure wagen te koopen. Angela daarentegen vond, dat indien men een eenige dochter had en gesitueerd was, zooals het met mr. Furné het geval was, men deze. dochter diende te verwennen, vooral wanneer men wist, hoe degelijk deze dochter in werkelijkheid was. Maar het eind van het liedje was, dat Risotta slecht behandeld werd. Nu bijvoorbeeld. Angela kwakte eenvoudig het portier dicht. Risotta trilde ervan. Zooiets ging haar door merg en been. Ze werd zoo mogelijk van kwaadheid nog een beetje rooder. — Als ze niet oppast, die hardhandige, die hartelooze Angela, zou ik haar op een eenzamen weg, ver van huis, wel eens een poets kunnen bakken, bromde het ding. — Risotta! Wel ja! Waarom maar niet direct macaroni? Die Angela denkt zeker ook „als het ding maar een naam heeft". Een Amerikaansch onderdaan een Italiaansch étiket om den hals te hangen! Het lijkt wel, of ze raar geworden is. Elvi wachtte in haar kamer Angela's komst af. Ze was gekleed in een allerdoddigst knalblauw badpak, dat onverantwoordelijk duur geweest was. Verder was ze gekleed ln een hevig gebloemde badmantel; ze zag er uit om op te eten. Ze zwaaide Angela met haar badmuts een welkomstgroet toe.
— Ben je zoo door het pension geloopen? vroeg ze aan Angela, die al even fraai uitgedost was. — Natuurlijk! Geen sterveling tegen gekomen. Vooruit, schiet op! Elvi greep haar tasch en holde Angela achterna. — Vooruit, marsch! zei Angela en gaf Risotta onbarmhartig gas. — Wat heb je tegen het karretje? vroeg Elvi lachend, Angela's kwaadaardigheid opmerkend. — Ik heb er het land aan. Het is een mispunt! Elvi schaterde. — Je bent niet goed. Ik vind het een dot! — Ik heb nu eenmaal een hekel aan alles wat klein is. Aan kleine huizen, kleine steden, kleine auto's, klein geld, kleine menschen. Ik ben nu eenmaal zoo. Ik heb ruimte noodig. Elvi wilde het graag gelooven. Er groeide iets warms in haar voor dit gave wezen, dat alle kleine dingen haatte en dat ruimte noodig had. — Zou niets voor jou wezen, wel, zoo'n heelen dag in een kantoor te zitten en brieven te schrijven, vroeg ze. — Kind! Ik brak de boel af. Zeg, ik heb een verrassing voor Paps. Ik ga leeren vliegen. — O, Angela, toch zelf niet vliegen? — Jawel dame. En eerst als ik mijn brevet heb, mag Paps het weten. — O, maar waarschuw me dan even als je zoover bent, wil je. Ik blijf in dat geval liever 'n beetje uit de buurt van mr. Furné en zendt Tiller zoolang naar boven. Angela lachte. — Zie je, zelf, Paps en ik zijn dol op elkaar. Maar we moeten ons altijd met elkaar meten om te zien wie het van den ander wint. In alle vriendschap natuurlijk. Soms wint Paps het. Soms win ik het. Met Risotta, dit kleine canaille heeft hij het gewonnen. Hij wist, dat ik een groote wagen wilde hebben. Ik zal nooit zijn gezicht vergeten, toen hij mij mijn teleurstelling zag inslikken en mij tegelijkertijd mijn bedankjes zag prevelen. Het moet inderdaad „a sight for the Gods" geweest zijn. Maar Elvi, liefje, dit keer win ik het, zijn lieve, kleine Angela. En reken erop, dat ik heel
scherp zal toekijken, wanneer Paps mijn brevet voor het eerst onder zijn oogjes krijgt. — Nou, jij doet maar! Wanneer je maar zoo vriendelijk wilt zijn er op te letten, dat je vader zijn eventueel daarop volgend slecht humeur op de rest van het personeel koelt en niet op mij. Op het strand was het reeds vol. Het was een heerlijke morgen. Er woei een stoere bries, die de zee deed bruisen en schuimkoppen. — Ken je op dit wereldrond een plaats waar je liever zou willen wonen, dan in dit onvolprezen Haagje? vroeg Elvi. — Denk eens aan, seaside, luxestad, duinen, kunst, muziek, alles in de holte van je hand. Me dunkt, ons historisch Haagje is een unicum op de landkaart van het heelal. — Vind je niet, dat je lichtelijk overdrijft, juffrouw Elvi? Ik zou je een andere lezing over je unicum kunnen geven. Natte winters, koude zomers, babbelzieke menschen. — Kom Ans, ga mee het water in! Je daast een beetje. Den Haag is eenig in zijn soort. — Mogelijk! Maar mij te eng. Als ik mijn brevet heb, word ik Oceaanvliegster. Angela keek omhoog. Ongetwijfeld zag ze zich zelf reeds, ginds, in de verre, wijde luchten. Alleen! In een pijlsnel vliegtuig! De wereld, de enge, babbelzieke wereld, ver onder haar. En om haar heen de ruimte, die ze noodig had. Haar oogen weerspiegelden haar verlangen. — Kom! zei Elvi, die geen lust had in sentimentaliteiten. — Wij gaan het water in! Het water was frisch en de branding hevig. Met moeite werkten ze er zich doorheen tot de boot, waarachter het water rustiger was. Angela zwom prachtig. Haar sterk, evenredig gebouwd lichaam was in het water volkomen in zijn element. Ze vormde een sterk contrast met Elvi, die uiterst rank en slank was. Aan Elvi's gestalte waren alle lijnen teer. Ze was als de schets van de hand van een groot kunstenaar. Weinig lijnen, maar volmaakt. Ze klauterde op den rand van de boot en riep Angela toe, die met een voornamen Spaanschen slag wegzwom. — Angela, kom hier terug! Laten we duiken! Angela zwom terug, heesch zich op en balanceerde zich naast Elvi op het uiterste puntje van de schommelende boot.
— Gelijk erin, riep ze en de beide meisjes doken. Angela bleef natuurlijk het langst onder. Elvi draaide zich om en liet zich drijven. Onder haar het deinende water. Op haar lichaam de warme zon. Ze zou zoo uren lang kunnen liggen. Een gevoel van tevredenheid met zichzelf en de rest van de schepping maakte zich van haar meester. Na een half uur gingen ze het water uit, namen 'n doche, maakten zich in hm koetsjes toonbaar, zochten een zonnig plekje op het terras van het restaurant uit en bestelden koffie en wafels met slagroom. — Word je dik van, beweerde Elvi, terwijl ze een groote hap nam. — Zul jij veel last van hebben. Ik heb nog nooit zooiets slanks gezien, zei Angela met jaloerschen blik op Elvi's figuurtje. Elvi lachte voldaan. Ze vischte altijd graag naar een complimentje. Haar figuur was werkelijk een groot zwak van haar. — En nu, Elvi, houd je goed vast en val niet flauw. Ik heb groot nieuws voor je. Maar het leek me verstandiger je eerst een beetje in zee af te koelen, voordat ik je de heuglijke tijding mededeelde. — Heugelijke tijding? Hoe kom je aan een heugelijke tijding voor me? — Heb je iets tegen een heugelijke tijding? — Ans, schiet op! Ik moet weten wat het is. — Ik geloof heusch, dat je eerst nog een keertje het water in moet, voordat ik ermee voor den dag kom. Nu, vooruit dan maar! Tiller komt niet terug. — Tiller niet terug? Onze teerbeminde brilslang? Waarom niet? Is ze dood? — Neen, liefje. Erger. Ze is verloofd! — Verloofd? Tiller? Maar wie ter wereld.... — Zeg het maar gerust. Wie ter wereld is daar ingevlogen? Dat wilde je immers vragen, nietwaar? Een Belgisch apotheker in zijn tweede jeugd, met vier kinderen, waarvoor Tiller een moeder wil zijn. — Je meent het toch niet! Maar wie komt er in haar plaats op het kantoor? — Juffrouw Elvi. — Vertel me nu eens alles van het begin tf. Ik geloof er voorloopig nog geen woord van. (Wordt vervolgd).
"FEUILLETON. DE SPRONG IN HET LEVEN". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
INGEZONDEN MEDEDEELING. ER IS IETS NIEUWS ONDER DE ZON! Goed nieuws I Niet zoo maar 'n nieuwe sie!«-~r, maar MUNDI VICTOR, zuiver handwerk volgens h ~..dinsiagmethode. MUNDI VICTOR is echt een sigaar naar Uw hart. Zachter en aromatischer bestaat er niet. Probeert U ze maar eens, U zult zien, 't is niet te veel gezegd. U doet U zelf te kort eiken dag dat U de kennismaking uitstelt.
"MUNDI VICTOR". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
INGEZONDEN MEDEDEELING. jjMQO MpcnTicutferJ MET GARANTIE INOBQS D.8LA2EQ t METZfIV-R'DAfi
"„MOOR"". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
CHR. GEM. KOOR „HOSANNA" MANNENKOOR „EXCELSIOR" Groote Societeit — Enschede Twee Enschedesche koren, het Chr. Gc "i. Koor „Hosanna" en net Mannenkoor „Exc..sior", beide onder leiding van den heer i. Reijns, concerteerden Zaterdagavond ë ec0 ; f bineerd in de Groote Societeit. Het feit, a. , twee zoo geheel verschillend georienteeri. zangvereenigingen gezamenlijk optraden, sten.* reeds tot voldoening. De heer G. Hagels. voorzitter van „Hosanna , releveerde dit op bijzonder hartelijke wijze ri z'n openingswoord, en sprak de wensch v,-.t, c.ec dit voorbeeld navolging moge vinden en teven een stimulans zijn zou voor net publiek om c.3 concerten beter te bezoeken. Over gebrek aan belangstelling had men gelukkig dezen avond niet te klagen; er was nagenoeg geen plaats onbezet gebleven. Excelsior" opende het verzorgde programma met „Gloria" van A. B. H. Verhey, een uitstekend geschreven koorwerk en het bekenc e „Het Hazegrauwt" van W. Landré, waarmer 3 men den laatsten keer op 't concours zulk ,1 opzienbarend succes oogstte. Beide nummei 5 gaven weinig reden tot opmerkingen. Technisch zeer beheerscht en muzikaal allesziiis verantwoord, verklonken deze liederen en ontlokten een geestdriftig applaus. Het p.p. had soms iets ronder gekund en het f.f. was af en toe scherp genoeg. „Hosanna" bracht allereerst „Omnes Amici Mei" van Palestrina ten gehoore, gevolgd door „Kerstnacht" van Joh. Wagenaar en het slotkoor uit „Isaak's Opferung" van Hermann Franke. Dit laatste werd met pianobegeleiding gegeven; aan den vleugel mevr. J. Kempers— Koster. „Hosanna" deed zich bij vernieuwing kennen als een voortreffelijk gemengd koor, dat door een langjarige scholing technisch volmaakt boven de materie staat. Alleen blijft het jammer, dat de sopranen soms te veel domineeren en de mannenstemmen in verhouding tot het dameskoor te zwak zijn. Vooral vóór de pauze was dit het geval. Na de pauze had men een eenigszins gewijzigde opstelling gekozen en was het euvel minder merkbaar. Door een sl te groote spontaniteit bleven de sopranen ook hier meer dan eens „den boventoon voeren". Overigens deed „Hosanna" uitzonderlijke dingen. We denken hierbij aan het prachtige „Nachtliedje" van Hubert Cuypers, waarin zonder moeite hoog bes gezongen werd, aan de buitengewone vertolking van het machtige „Najaarslied" van Galesloot en 't humoristisch getinte opus 76 van Bonset „Dorpsdans", waarmede men de volle zaal in ademlooze spanning hield. „Excelsior" had het zich na de pauze evenmin gemakkelijk gemaakt. „Feierliche Nacht" van Hildebrand,, dat meer dan eens 8-stemmig is b.v., was een prestatie op zich zelf, al kan de uitbeelding nog aan doorzichtigheid winnen. „Deep river" een geestelijk negerlied van Burleigh, waarmede men eveneens het repertoire had aangevuld, was voor Enschede een tweede nieuwigheid en openbaring tevens; het koor heeft met deze nummers zeer velen aan zich verplicht. Met „Der Wagen rollt" van Karl Kampf, nam „Excelsior" afscheid, om zich daarna saam te voegen met „Hosanna" tot een ensemble van ongekende grootte en mogelijkheden. Te zamen zongen beide koren het overbekende werk van Wagner „Aankomst der gasten" uit diens meester-opera „Tannhauser", in de Ned. bewerking van P. Zanen. Mevr. Kempers—Koster verzorgde ook hier de pianobegeleiding en deed dit volgzaam en met ambitie, zooals we dat reeds jaren van haaf kennen. De beide koren bereikten in dit grootsche werk hoogtepunten, die maar heel zelden te beluisteren vallen. Hoe voortreffelijk het dameskoor van „Hosanna" is, bleek hier wel heel duidelijk; met verbluffend gemak beheerschten de dames de situatie, niettegenstaande de mannenstemmen numeriek zeer sterk in de meerderheid waren in deze combinatie. Inderdaad dit was 'n concert dat aller aandacht verdient en wijde perspectieven opent. Met enkele welwillende woorden van den voorzitter van „Excelsior", den heer P. Luiten en den heer G. Hagels werd de geslaagde avond besloten. Telman.
"KUNST KUNSTAVOND.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005
De heer Arnold Meijer, de leider van „Zwart Front", die Woensdagavond wegens het gebruiken van opruiende taal door de politie te Nijmegen in arrest was gesteld, is, na Zaterdag voor den officier van justitie te Arnhem te zijn geleid, op vrije voeten gesteld.
"ARNOLD MEIJER OP VRIJE VOETEN GESTELD.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067543:mpeg21:p005