Eenige maanden geleden verwekte een min of meer officieele mededeeling uit Den Haag betreffende het verdwijnen van een froot aantal dossiers uit het lureau Nationale Veiligheid J (B.N.V.) te Scheveningen groot opzien in den lande. De heer W E. Sanders, hoofd van de afdeeling Opsporing van genoemd Bureau, werd beschuldigd van verduistering van deze bescheiden. Hij werd aangehouden, maar na zeer korten tijd weer op vrije voeten gesteld. Thans heeft de heer Sanders een zeer uitvoerig: geschrift uitgegeven, waarin bij wijze van spreken het geheele doopceel van het B.N.V. wordt belicht. Uiteraard is dit een verdediging van den heer Sanders en de lezer kan niet beoordeelen in hoeverre hier de zaken van één zijde worden belicht. Maar wel kan worden vastgesteld, dat de verstrekte gegevens een schril licht werpen op de toestanden bij het hoogste politieke opsporingsapparaat in den lande. Gevoegelijk kan worden geconstateerd, dat wanneer alles juist is, er „something rotten" is! Het geschrift begint met te constateeren, dat het bestaan van het B.N.V. een lijdensgeschiedenis is geweest, een gevolg van tekortkomingen bij de technisch onbekwame leiding, slechte organisatie en een onzuivere sfeer, waarin politieke en persoonlijke motieven een groote rol speelden. De oorzaak van alle ellende moet reeds in Londen worden gezocht, waar indertijd een Bureau Inlichtingen (B.I.) zetelde, dat nauwe betrekkingen met den z.g- Orde Dienst (O.D.) »in Nederland onderhield. Deze instanties deden al het mogelijke om bepaalde invloeden een overheerschende rol te laten spelen. De B.I. heeren zijn nog steeds aan bod, zoo constateert de heer Sanders in zijn verweerschrift. Achter de schermen zetten ze hun verderfelijke intriges voort. De topleiding van het B.N.V. heeft met hetzelfde geknoei er naar gestreefd een technischen dienst te misbruiken om een persoonlijke en reactionnaire politiek te steunen. Het doel van de oprichting van het B.N.V. was meer eenheid en systeem te brengen in het werk van de onafhankelijk van elkaar werkende opsporings- en inlichtingendiensten, die met spionnage- en contraspionnage-aangelegenheden bemoeiing hadden. Slechts een centrale organisatie zou er in kunnen slagen alle draden van het spionnage- en sabotage-net voor en gedurende den oorlog over Nederland gespreid in handen te krijgen. Voor de toekomstige veiligheid is dat van buitengewoon belang. Maar vóór slechts een fractie van dat doel was bereikt werd het B.N.V. opgeheven. Vier en een half millioen gulden werden aan het B.N.V. ten koste gelegd. Chef van het B.N.V. werd kolonel mr. L. Einthoven, oud-hoofdcommissaris van politie te Rotterdam en oud-lid van Het Driemanschap der Nederl. Unie. De heer Sanders werd belast met de leiding van de voornaamste der drie afdeelingen, n.1. den Opsporingsdienst. Het begin was al verkeerd, want de kolonel vertrouwde Sanders bij zijn indienststreding toe, dat hem een klein ongelukje was overkomen, waaruit moeilijkheden zouden kunnen voortvloeien. Op aanbeveling van prins Bernhard had hij een majoor Gerritsen aangesteld als sous-chef, tevens leider van den Opsporingsdienst. Men begon dus met twee leiders van één afdeeling. Het bleek, dat de majoor een gewezen boekhouder van de A.K.U. was, die van opsporingsdienst niet de minste notie had. Op grond daarvan zou hij na een paar maanden worden weggewerkt. Groote moeite kostte het inrichten van het Grand Hotel te Scheveningen, waarvan het interieur geheel was vernield, tot bureau. Ook vormde de aanstelling van persraeel een geweldige puzzle. Van eenheid in de samenwerking was geen sprake. Nadat overste Gerritse . was weggewerkt, bleef een deel der stoottroepen uit het Zuiden zelfstandig werken. Het bleek, dat ze er zelfs een internen spionnagedienst op na hielden, terwijl particuliere correspondentie uit het bureau van Sanders werd geroofd. De voornaamste zorg van den kolonel was om zoo vlug mogelijk van de gevangenen van het B.N.V. af te komen en hen te laten veroordeelen. De heer Sanders achtte dit volkomen onjuist omdat eerst alles minutieus moest worden onderzocht teneinde de draden van den spionnagedienst
in handen te krijgen. Zoo ontstond een zeer verwarde situatie, waardoor het B.N.V. onmogelijk aan zijn doel kon beantwoorden. Bovendien werkte de onderlinge spionnage heel fnuikend. Zoo kwam van de reconstructie van de vooroorlogsche spionnage, welke voor de nationale veiligheid in de toekomst van groot belang is, weinig terecht. CONTRA-SPIONNAGE. Bij het verhoor van Richard Protze, die men den vader van de Duitsche contra-spionnage zou kunnen noemen, gaf kolonel Einthoven opdracht hem niet te hooren over zijn vooroorlogsche activiteit, hetgeen een zeer merkwaardigen indruk maakte. De kolonel liet dezen Protze advies vragen over de organisatie van een nieuwen Nederlandschen geheimen dienst ter vervanging van het B.N.V. Thans loopt deze Protze, wien niets misdadigs ten laste kon worden gelegd, weer vrij in Duitschland rond. Hij is nu met de Nederlandsche contraspionnage precies op de hoogte en zal daarvan ten nadeele van ons land gebruik kunnen maken. De persoonlijke verhoudingen in het bureau B.N.V. waren niet zooals ze moesten zijn. Er werd een fluistercampagne tegen Sanders gevoerd; een bepaalde groep van den O.D. zoo zegt hij in zijn geschrift, wilden hem
compromitteeren. Op Sanders' verzoek om aan dit geïntrigeer een einde te maken, ging de kolonel niet in. Klachten over Sanders' extremistische politieke gezindheid hadden kolonel Einthoven, naar hij verklaarde, al herhaalde malen bereikt; waarop zij steunden wist hij niet, maar hij was niet bereid er een eind aan te maken. Minister Schermerhorn heeft Sanders medegedeeld, dat men ook hem over zijn verdachte politieke gezindheid had ingelicht. Toen Sanders op alle mogelijke wijze werd belasterd, kwam de kolonel niet tusschenbeide. De kolonel bleek overgevoelig te zijn voor geroddel uit een bepaalden kring. Een heele bloemlezing van gevallen wordt gegeven die de verhoudingen vertroebelden. Er gebeurden op het B.N.V. de vreemdste dingen. Op één afdeeling kon men zelfs gesmokkelde
sigaretten uit België koopen. Auto's werden voor privé-doeleinden gebruikt. Kuiperijen waren aan de orde van den dag, de eene afdeeling ontvreemdde docu. menten van de andere, kortom uit de mededeellngen van den heer Sanders kan men slechts één conclusie trekken: het was een janboel. Steeds weer moest worden geconstateerd, dat de Opsporingsdienst werd tegengewerkt. Bij de test van personeelsleden vroeg de kolonel onveranderlijk of de betrokkene ook lid der Unie was geweest! Ondanks alle tegenwerking werden door de afdeeling Opsporing toch nog opmerkelijke resultaten bereikt. De tegenwerking was zoo groot, dat men zelfs een vroegeren S.D? spionne in het geheim op het B.N.V. liet werken! HET GEVAL KOOS VORRINK. Behandeld werd vervolgens het geval Koos Vorrink. Deze was een goede bekende en vriend van Sanders. Een zeer verdachte S.D.-man legde valsche verklaringen af over Vorrink's houding in een concentratiekamp, waarop kolonel Einthoven ten aanzien van Vorrink opmerkte: „Wat een schoft!" (Vorrink heeft zich volgens het rapport Sanders in het openbaar ongunstig uitgelaten over het Driemanschap der Unie). Op alle mogelijke wijzen werd getracht Vorrink te compromitteeren, maar men kwam bedrogen uit. Zelfs heeft men geprobeerd den beruchten S.D.-leider Rauter tot het afleggen van een valsche verklaring te bewegen over welk feit Rauter zich zeer verontwaardigd betoonde. De feiten toonden juist aan, dat Vorrink als
een moedig man en een goed vaderlander haa gehandeld. DE SPION VAN DER WAALS. Sanders verklaart verder, dat de beruchte spion van der Waals opzettelijk aan hem als chef van den opsporingsdienst is onttrokken. Van meet af was bekend, dat van der Waals in Duitschland gevangen zat. Zoodra Sanders was weggewerkt, is de spion naar Nederland overgebracht. Het bericht, meldende, dat hij onder een valschen naam in Duitschland was ontdekt, is van a tot z gelogen. De kolonel koesterde volgens S. nog altijd de hoop van van der Waals compromitteerende verklaringen over Vorrink los te krijgen. In de zaak Arnold Meyer werd S. eveneens tegengewerkt en een onderhoud met hem en Meyer, hetgeen mogelijk zou zijn geweest, werd voorkomen. Het is duidelijk, dat op deze wijze van een vruchtbare samenwerking van de leiders van het B.N.V. met den chef geen sprake kon zijn. Uitvoerig wordt dan gesproken over de administratieve tekortkomingen. De administratie was één chaos. Vele stukken raakten door slordigheid zoek. Totale reorganisatie was daarom noodig. Een goede organisatie van den contra-spionnagedienst is een landsbelang van de allereerste orde. Coördinatie van de diverse diensten is dringende eisch, zoo constateert S. Reeds van Januari van dit jaar af deden geruchten over liquidatie van het B.N.V. de ronde. Het personeel verloor dientengevolge alle - erklust. Groote geheimzinnigheid werd betracht en het werd een vreemde situatie toen plotseling eenige honderden ambtenaren een goed heenkomen moesten zoeken. (Wordt vervolgd)
W. E. SANDERS.
"Verweerschrift van W. E. Sanders De verdwenen documenten van het Bureau Nationale Veiligheid Vreemde toestanden bij het hoogste politieke opsporingsapparaat". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Naar tiet Noorsch van öigne Treuborg 35) Payne rookte een pijp, die Olsen hem geleend had. Rooken was een troost en deed tegelijk den honger minder voelen. — Dus met andere woorden: wilt u zeggen, dat u een soort raadsel bent? opperde Payne, terwijl hij dikke rookwolken uitblies. — Je kunt het opvatten zooals je wilt, maar de dienst bevalt me. —, maar dat kan ik me best vooretellen. Ik hebb me nooit zoo gelukkig gevoeld als toen ik als vierde machinist een reis maakte op een vrachtboot in de Golf vah Florida. Maar daarom had ik toch liever niet de rest van mijn levensdagen In de machinekamer gesleten. — Ben je scheepsmachinist? vroeg Olsen belangstellend — Ik heb mijn diploma gehaald, alleen voor de mop. Ik heb altijd liefhebberij gehad voor techniek. Maar van mijn beroep ben ik leeglooperl De vuurtorenwachter lachte zóó hartelijk en natuurlijk, dat de jonge man zich gevleid voelde. Beleefd ongeloof kan een compliment zijn! — Een leeglooper? Ik geloof toch niet dat je jezelf daarmee geclassificeerd hebt. — Toch is het zoo. Mijn grootvader is zoo vriendelijk geweest een paar dollar te steken in een schapenfokkerij op ie
plaats, waar nu Manhattan Avenue is. Mijn oom erfde de eene helft; mijn moeder de andere. — Zijn je beide ouders overleden? — Ja, al jaren geleden. Ook op zee omgekomen: met het jacht van mijn vader. — Wat vreeselijk! — Ja, ontzettend. Ik was toen zes jaar Mijn oom verloor zijn vrouw en kind, toen de „Esmeralda" verongelukte. Het heeft jaren geduurd voor hij het te boven is gekomen. Maar sinds hij mevrouw Vansittart heeft leeren kennen, is hij weer aan hertrouwen gaan denken. Maar zooals ik al verteld heb, wil ze daar niet van weten, waarom weet mijn oom niet. Er schijnt iets geheimzinnigs in haar verleden te zijn. dat het belet. Maar dat neemt niet weg. dat mijn oom haar toegewijde vriend is; het feit, dat hij hier in de buurt is, bewijst dat voldoende. — A propos, nu je het toch over haar hebt: mevrouw Vansittart wou me gisteren spreken, maar ik kon geen oogenblik voor haar vrij maken en daarom heb ik haar maar een beleefde boodschap gestuurd. Ze vertelde aan Dagmar dat ze dacht, dat ze me kende. — Dat is niet heel waarschijnlijk, glimlachte Payne, als u bijna uw geheele leven op vuurtorens hebt doorgebracht! — Ik bedoelde niet dezen indruk bij je te vestigen! Maar jaren geleden heb ik iemand gekend, die net zoo heette als haaT overleden man. — Die was toch niet op de een of andere manier familie van u? — Hoe kom je daar bij? vroeg Axel Olsen verbaasd. — Het is gek, zei Payne langzaam maar het trof me, dat ze op uw dochter lijkt — op uw oudste dochter — niet zoozeer het gezicht, maar vooral de gestalte. Ze
hebben haast dezelfde gracieuse houding. — Dergelijke toevallige gelijkenissen komen veel voor- Zoo doet jouw uiterlijk me bepaald denken aan dat van Hildur. — U wordt bepaald complimenteus, scherste Payne. Het geloei van een stoomfluit bereikte zwak hun ooren — moeilijk herkenbaar tusschen het bulderen van den wind. — Een van onze bezoekers, zei Olsen, en wij zitten hier te praten alsof we gezellig met een whisky-soda in gemakkelijke stoelen bij den haard zitten. Hij ging haastig naar de galerij, terwijl hij een oliejas aanschoot.- Payne volgde hem. Nu was het de ,,IJgdra6il" alleen, die met behulp van een lantaarn seinde, dat het 't best was geoordeeld om verdere pogingen tot den volgenden middag uit te stellen. Het getij Dij het aanbreken van den dag zou er niet geschikt voor zijnDe boot wendde daarop den steven en de beide mannen keerden terug in de veilige beschutting van de dienstkamer. Olsen verbood verdere conversatie. Payne moest nu rusten en hem om drie uur aflossen. De jonge man had geen veeren bed noodig; hij lag nog niet goed en wel op den grond of hij sliep al. Het was nu stil geworden in den toren;
alles was in diepe rust en Olsen gaf zich over aan zijn gepeizenn. Hij overdabht den toestand van al die menschen, die hier aan zijn hoede waren toevertrouwd, hij overwoog de kansen op redding. Ook zijn eigen leven ging aan zijn geestesoog voorbij in dezen stormachtigen nacht, de oude dingen stonden op uit hun graven en wekten bitterheid en weemoed; maar ook aan betere dingen dacht hij; hoe zijn beide meisjes opgegroeid waren. En daarop kwam de folterende agnst weer dat zij beiden, door een allerongelukkigst toeval op den toren verzeild geraakt, daar een vreeselijken dood zouden vinden Hij schudde de nachtmerrie van zich af en zocht bezigheid in het controleeren en bijstellen der lamp Daarop ging hij naar de galerij om te tien, hoe het weer was. De lichten van het Lindeniis-lichtschip kon hij duidelijk zien. Dat was een goed teeken! De wind kwam daar vandaan en ofschoon hij met donderend geweld machtige golven voor zich uitdreef, was het toch een bevestiging van de hoopvolle beloften, die het weer van de laatste paar uur had gehouden. Toen Olsen uit de kamer was - gegaai had het binnenkomen van een Kouden tocht door de open deur Payne gewekt De jonge man was wreed gestoord in een zoeten droom, waarin Dagmar een rol van beteekenis had vervuld. Hij rekte zijn stijve ledematen uit en ging overeind zitten. Juist wilde hij in zijn zak naar zijn pijp voelen, toen hij het hoofd en de schouders van een vrouw boven de trap zag verschijnen. Hij dacht bij den eersten blik, dat het Dagmar was en hij vroeg zich af, waarom zij haar gezicht verborg in den hoogen kraag van een wijden mantel, maar de nachtelijke bezoekster aarzelde toen l
haar middel op gelijke hoogte was met den vloer. Zij uitte een lichten kreet van verbazing. >> — Jij, Charlie, vroeg ze, want ze had er op gerekend den torenwachter alleen te vinden en wenschte geen derde persoon bij hun onderhoud. — Ik dacht dat jij in de keuken sliep. — 1 Neen mevrouw Vansittart, ik ben hier bijna altijd, Maar wat ? — ik kan niet slapen, legde de dame haastig uit. Als ik nog langer bij al die vrouwen had moeten blijven, had ik het uitgegild Wat is het hier heerlijk rustig' Waar is mijnheer Olsen? — Ik denk, dat hij buiten is, om naar het weer te kijken. Maar komt u heelemaal binnen. Ik kan u een stoel aanbieden; mijnheer Olsen wil u ontmoeten en dit is een rustig uurtje om te praten. — Hoe kent hij mij? Wat zei hij? Mevrouw Vansittart drukte haar linkerhand tegen haar borst, met de andere hand hield zij den hoogen kraag over haar mond en haar wangen. Payne kon alleen maar de oogen zien en de uitdrukking van angst en schrik, die daarin lag deed zijn verwondering over haar onverwachte tegenwoordigheid nog toenemen — Het komt mij voor, Jai. ais u nog vier treden hooger Komt en op een stoel gaat zitien. o hem dat beter zelf kunt vragen! — Heb je ovef mij gesproken met hem" — Ik noemde toevallig uw naam — En zei hij, dat hij mij kende? — Neen, mevrouw. Hij zei niets van dien aard. Maar wat is er voot mysterieus aan dit alles? — Mysterieus? Hoe kom je daarbij? Ik heb me vergist. Ik heb hem nooit ontmoet. Ik kwam juist om hem dat uit te leggen. Oh...«
Ze dook plotseling omlaag, toen de deur van de galerij openging. Olsen zag alleen nog maar een verdwijnende gedaante. — Wie was dat? vroeg hij. Payne had zijn pijp gevonden en was bezig die te stoppen. — Mevrouw Vansittart, antwoordde hij— Zeker om haar lang-aangekondigde bezoek te brengen. Ik moet zeggen, dat ze een raren tijd heeft uitgezocht. — Dat dacht ik ook al Maar ze stak juist haar hoofd boven de trap om te vertellen, dat ze ü op stuk van zaken heelemaal niet kent. Olsen glimlachte. — Arme ziel! zei hij. — Ze is van streek en in de war; maar dat zijn we tenslotte allemaal. Maar ze lijkt me van nature wel erg nerveus. Als hij mevrouw Vansittart had gezien, geknield achter de deur van haar verblijf, zou hij niet zoo gemakkelijk een oplossing van 't mysterie van deze vrouw hebben gevonden. Ze schreide zachtjes; het gezicht verborgen in haar handen HOOFDSTUK XIV. Zeehelden. Payne kwam de keuken binnen om de meisjes het laatste nieuws te berichten. — Er zijn twee sleepbooten de IJgdrasil" en een dienstvaartuig van de kustverlichting op een halven mijl afstand en de dichtsbijzijnde klippen staan ?wart van de menschen Bij half-tij zullen ze een nieuwe poging ondernemen hebben ze geseind. (Wordt vervolgd).
"Feuilleton. HET HUIS gebouwd op een Rots". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Al spoedig had Lorre zijn vriend ingehaald. „Dan knappen toe 't maar alleen op" hijgde Leo, toen hij hoorde dat de spoken als versteend waren achtergebleven. Ze sloegen weer een hoek om en zagen dat de waard juist de trap op zweefde. „Hij zet er vaart in" schreeuwde Lorre. ,Jitraks halen we hem wel in met onze motor" riep Leo terug. De waard zweefde door het luik zijn eigen herberg binnen. Even late■* kwamen ook de twee vrienden hijgena
in „De Zwarte Kater" aan. De voordeur stond open.... Even keken ze nog rond of de waard soms een schuilplaats had gezocht in eigen huis, maar al spoedig ontdekte Leo door het raam, dat hij een heel eind verder over den weg zweefde. „Daar gaat die boef t" schreeuwde hij. Lorre stond direct naast hem en ja hoor, heel in de verte zag hij het zwarte namaak-spook gaan. „Naar de motor, geen minuut mag verloren gaan" riep
Leo en stormde, gevolgd door Lorre t de herberg uit naar het schuurtje. Fluks pakten ze de motor, sloegen hem aan en . .. rrrttt... daar gingen ze. De achtervolging van den waard was begonnen! Ze waren nog maar pas op weg, toen Leo zag, dat de waard tussen de bomen door omhoog zweefde. Lorre keek over Leo's schouder en zei verbaasd: „Hé, hij gaat de lucht in. Ik ben benieuwd of er zoveel zweefkracht
m zijn spokenjae zH, dat hij dat hen volhouden. Maar de waard steeg hoger en hoger. „We moeten hem achterna" krijste Lorre, „we mogen hem niet uit het oog verliezen, want anders krijgen we de perkamentrol van Ridder Radbout nooit in handen. Wij moeten óók omhoog!** „Kan gebeuren" riep Leo geestdriftig, ,,we gaan vliegen". En hij haalde vlug twee lege rubbervleugels uit de motortoe. (Word vervolgd.)
"Leo & Lorre helpen Ridder Radbout". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Het Tweede abonnementsconcert van Kunstgenootschap bracht „Het Twentsch Philharmonisch orkest'' o.l.v. Klaas de Rook met Samuel Brill als cello-solist, en was tevens binnen een maand de tweede gelegenheid om kennis te kunnen nemen van de prestaties van het gemetamorphoseerde Twentsch Kamerorkest. Het programma bestond uit een vier-tal repertoire-stukken, die bij voorbaat reeds een succes waarborgden, mits natuurlijk de reproductie aan de gestelde eischen voldeed. Wie na afloop hiervan nog mocht twijfelen? Niemand! Heel den concertavond heeft het orkest bewezen tot groote dingen in staat te zijn. Reeds dadelijk in de „Sinfonia" van Joh. Chr Bach, den jongsten zoon van Joh. Seb. Bach, was er stemming en sfeer en plaatste De Rook en de zijnen deze verrukkelijke muziek op een fraai niveau. Voor verwende ooren moge er nog aan fleur en souplesse te winnen zijn, dit neemt niet weg dat er ge_ musiceerd werd met élan en toewijding, die alleen bewondering en waardeering verdient. Het veel gespeelde cello-concert van Haydn met z'n rijke melodiek was bij Sam. Brill, onzen Nederlandschen meestercellist, in uitstekende handen. Zijn technisch volmaakte spel, robust in de markante uitvallen en teer in de lyrische episoden, getuigt van juist inzicht en groote muzikaliteit. Geen wonder dat de volle Schouwburgzaal hem een enthousiaste
hulde bracht, waarin hij zeer terecht orkest en dirigent liet deelen voor hun geacheveerde accompagnement. Na de pauze stond het gebodene muzikaal op nog hopger peil dan in het voorprogramma's. r am Bril demonstreerde hier zijn volle persoonlijkheid als uitvoerend kunstenaar bij uitnemendheid in het verrukkelijke cello-concert van Saint Saëns (opus 33), dat in bouw en conceptie misschien wel het summum aller wenschen op dit gebied vertegenwoordigt. In de begeleiding, vooral van het sereene middendeel (quasi menuetto) overtrof het orkest zichzelf en vormde met den solist een ideaal geheel. Met de „Petite Suite" van Debusey toonde het orkest op alles overtuigende wijze zijn rijpheid als concerteerende instelling, waarop Twente trotsch kan zijn. Muziek-historisch heeft dit opus, dat om zijn rijken inhoud alleen reeds tot de belangwekkendste orkestmuzieken behoort, nog een bijzondere eigenschap. Het werk levert n.1. het bewijs dat een arrangement niet altijd een verzwakking van het origineel behoeft te zijn. Door de brillante instrumentatie van een leerling van Debussy heeft de „Petite Suite", die oorspronkelijk voor piano k quatre mains was geschreven, aan charme en uitdrukking alleen maar gewonnen. Van de hand van den organist-cantor uit Lochem, Joh. Legêne, was het programma van een gedocumenteerde toelichting voorzien, die de paedagogische waarde van het concert in belangrijke mate verhoogde.
"KUNST Het Twentsch Philharmonisch Orkest concerteerde voor Kunstgenootschap Enschede Twente kan trotsch zijn op dit orkest.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Zooals we gisteren reeds in een deel onzer editie meldden, heeft de minister-Dresident, dr. Beel in de vergadering van de Tweede Kamer de opmerkingen beantwoord, gemaakt bij de algemeene beraadslagingen over de rijksbegrooting 1946 en 1947. Na den ministerpresident kwam minister Lieftinck aan het woord. De heer SCHOUTEN (A.R.) herinnerde bij de replieken aan de woorden van den minister-president, dat door de nieuwe constructie der CommissieGeneraal het Koninkrijk niet wordt gebroken of vermoord, maar dat het anders wordt geordend naar de eischen van den tijd. Hij betoogde, dat men hier niet te maken heeft met een andere ordening van het Koninkrijk, maar met ontbinding van het Koninkrijk of met losmaking uit het Koninkrijk van het zeer belangrijke gebiedsdeel Nederl.Indië. Het Koninkrijk wordt gecontinueerd door Nederland, Suriname en Curacao en daarnaast komen te staan de Vereenigde Staten van Indonesië en tusschen die beide komt een Unie. Bij die Unie gaat men er toe over een Kroon in het leven te roepen. Dat is niet de Kroon, waarover de grondwet spreekt. Spr. herhaalde, dat het Koninkrijk wordt vermoord Overigens was spr. van oordeel, dat weer vooruitgeloopen wordt op het overleg met de Staten-Generaal. De Commissie-Generaal heeft gehandeld zonder overleg met de regeering. De mogelijkheid bestaat dat teruggekomen moet worden op iets, dat is aangeboden. De regeering wenscht geen verdere mededeellngen te doen. In het verzoek om er niet nader op in te gaan, kunnen we toch niet treden, aldus spr. Nu derden wetenschap hebben en erop voortborduren, moet de regeering de Kamer inlichten. Als de regeering dat nalaat, bevordert zij zelf dat zich allerlei fantasieën gaan vormen. De Kamer kan niet volstaan met de gegevens, die haar via de Commissie voor de Indische Zaken bereiken. Nogmaals dringt spr. aan op openbaarheid en hij roept de regeering toe niet verder te gaan op den ingeslagen weg. De heer TILANUS (C.H.) sprak de hoop uit, dat de voorstellen ten aanzien van Indië nog niet definitief zijn. Als er gesproken wordt over instemming der Indonesiërs wie zijn dat dan? Is dat de kleine groep, waarmede dr. van Mook en de Commissie-Generaal
spreken. Men houde rekening met de bevolkingsgroepen in Indië. Hier wordt zonder het volk geoordeeld. De Commissie-Generaal komt voor nader overleg naar hier. Laat de regsering zich nu vooral niet door tijdnood laten dringen, adviseerde spr. De heer Tilanus acht de constructie van een Unie in plaats van een Koninkrijk toch het breken van het Koninkrijk. De heer VONK (P.v.d.V.) gaf te kennen, dat z.i de vraag gerechtvaardigd is of de regeering apprioristisch op de hoogte is geweest van de plannen der Commissie-Generaal. Het Koninkrijk beteekent volgens de grondwet niet wat de Commissie-Generaal er van wil maken. Een overeenkomst, welke het Koninkrijk breekt, kan nooit een redelijke overeenkomst ziin. De heer ROMME (K.V.P.) verklaarde ten aanzien van de opmerkingen van den heer Schouten over de Indische kwestie, dat, zoolang de besnrekingen niet zijn afgesloten, het twijfelachtig is, of een debat in het openbaar gewenscht is. Hij zou het niet verantwoord achten a en openbaar debr t te houden op een oogenblik, dat voor een oplossing niet bevorderlijk zou zijn. De heer Romme zou het wel op pn.is stellen, als de regeering een weg zou kunnen vinden om een uiteenzetting te geven hoe de verhouding tusschen de Rijksconferentie en de voorbereidende besprekingen wordt gewenscht. Voor een definitief oordeel over de voorstellen is het z.i. thans te vroeg, want hoe is het wellicht nog veranderd? Afgewacht moet worden tot de zaak voor ons ligt Tegenover deze aangelegenheid staat spr. met zeer groote reserve; hij behoudt zich volledige vrijheid van beoordeeling voor en hij ziet geen enkele aanleiding — en hh" is dat ook niet voornemens — om een andere maatstaf bij de beoordeelin** aan te leggen dan de erondgedachte van de Koninklijke rede. De voorzitter schorste de openbare vergadering tot hedenmiddag.
"Tweede Kamer. Oppositie blijft destructie van het Koninkrijk vreezen K.V.P. gereserveerd ten aanzien der Indische kwestie". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
De Spaansche componist Manuel de Falla is te Buenos Aires overleden De Falla is in 1876 te Cadiz geboren. In 1905 behaalde hij den eersten prijs voor een nationale operaprijsvraag met zijn opera „La Vida Breve". Tot zijn composities behooren de balletten „El Sombrero de tres picos" en „El Amor brujo". Hij schreef verder orkesten en impressies voor solo-instrumenten met orkest, verder liederen voor gitaar. Tijdens zijn verblijf in Parijs is de Falla bevriend geweest met Debussy, Ravel en Dukas.
"Manuel de Falla †". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
De Zweedsche Academie heeft den Nobel-prijs voor letterkunde toegekend aan Hermann Hesse, een in Zwitserland geboren Duitsche schrijver. Hesse is negenenzestig jaar oud en woont sinds 1912 in Zwitserland. Hij heeft gedichten, romans en essays geschreven. Zijn „romantische Lieder" verschenen in 1899. Nadien publiceerde hij o.m. „Peter Camenzwind" (1904), „Der Kurgast" (1925), „Fabulierbuch" (1935) en de „Gedenkblatter" (1937).
"HERMANN HESSE KRIJGT NOBELPRIJS VOOR LITTERATUUR.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Hilversum I, 301,5 m. — 7.00 Nieuws. — 8.00 Nieuws. — 10.00 Morgenwijding. — 12.00 Johan Jong. — 12.35 Eddy Walis — 13.00 „Turf in je ransel". — 14.45 Radio Philharm. Ork. — 17.05 Boyd Bachman. — 18.00 Nieuws. — 18.15 „Wij sluiten U aan met " — 19.00 Amsterdamsch Strijkkwartet. — 20.00 Nieuws. — 20.20 Metropole-Ork. — 20.50 Socialistisch commentaar. — 21.05 Brieven aan iedereen — 21.30 Jane Eyre. — 22,05 Gevarieerd progr. — 23.00 Nieuws. — 23.15 Hobby-Hoek. — 23.30—24.00 Nachtvoorstelling. Hilversum II. 415,5 m. — 7.00 Nieuws. — 7.30 Morgengebed. — 8.00 Nieuws — 8.15 „Pluk den dag". — 12.30 Dansork. „The Kennedy's". — 13.00 Nieuws. — 13.45 „De Tooneelkijker" — 14.0» „De band v. d. week". — 14.15 Engelsche les. — 14.45 The r ."ills Brothers. — 16.15 „Doode oogen". — 18.15 Journ. weekoverzicht. — 18.35 Dinermuziek. — 19.00 Nieuws — 19.15 Joseph Gchmidt zing' — 19.30 Buffalo Bill. -- 20.00 Nieuws. - 20.30 Henri de Greeve. — 22.00 Nie'ws. — 22.35 Avondge' ec — 23.15 Ork. Jaap Meyer
"RADIO-PROGRAMMA ZATERDAG 16 NOVEMBER". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
De heer W. E. Sanders, vroeger inspecteur van politie te Enschede, tijdens den oorlog een bekende illegale werker en daarna hoofd van de afdeeling Opsporing van het Bureau Nationale Veiligheid, heeft een zeer uitvoerig verweerschrift uitgegeven'naar aanleiding van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen. Wij zullen in een tweetal artikelen de voornaamste punten van dit verweerschrift vermelden.
"De heer W. E. Sanders, vroeger". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Het is overvol op den vuurtoren bij Christiansand. Tachtig schipbreu kelingen verblijven er; voedsel is er vrijwel niet, maar Axel Olsen, de wachter, zijn dochter Dagmar, aangenomen doc-hter Hildur en de Amerikaan Payne doen wat zij kunnen. Desondanks dreigt rebellie....
"Uit het voorafgaande.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003
Op verzoek van den bedrijfsraad voor het bouwbedrijf heeft het college van rijksbemiddelaars goedgekeurd, dat werkgevers in het bouwbedrijf, die zulks wenschen, aan hun arbeiders, die in verband met het daglicht geen 45 uren per week arbeid kunnen verrichten, niettemin maximum 45-uren loon betalen. Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden op 4 November 1946. Nobelprijzen 1946. De Zweedsche academie voor wetenschappen heeft de Nobelprijs 1946 voor den vrede toegekend aan de Amerikanen: Emily G. Balch en John Mott. Deze prijs bedraagt 121.000 Zweedsche kronen. De Nobelprijs 1946 voor scheikunde werd voor de helft toeg('-pnd aan dr. James B. Sumner van de Cornell University (Ver. Staten). De andere helft is toegekend aan twee geleerden van het Rockefeller instituut voor medisch onderzoek in Princetown (Ver Staten), dr. Wendell M. Stanley én dr. John. H. Northrop. De Nobelprijs voor natuurkunde voor 1946 is toegekend aan prof. Percy William Bridgman van de universiteit van Harvard (V.S.) Bridgman heeft de prijs ontvangen voor „het uitvinden van een toestel voor het tot stand brengen van buitengewoon hoogen druk en voor ontdekkingen die daarmee gedaan zijn op het gebied van hooge-druk-physica".
"LOONEN ARBEIDERS IN HET BOUW BEDRIJF.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1946/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067918:mpeg21:p003