EMjkgmlddelen. Over de maand Juli 1918 toonen de njksmiddelen een kleine vermeerdering aan bij 1917. Bedroeg Werleden jaar de opbrengst f 22 136 868.23Yj, de afgeloopen maand bracht f22 324 382.161/, in de schatkist. De grondbelasting gaf een grooter inkomst aan van f 213 184 51%, doch de personeele belasting verminderde daarentegen met f 958 983 25. De inkomstenbelasting verminderde eveneens en wel met f 560.186 96. De vermogensbelasting bracht f 79.789.12Yj meer op. Ook de suikeraccijns vertooade ’n verhooging van f 1.279.221.84. De wijnacoijns verminderde met f 7.313,79. De accijns op binnen- en buitenlandsch gedistilleerd bleef f 648.649.01 achter bij Juli 1917. De zoutaecijns steeg met f 120.926 07, doch die op het bier daalde met f 117 696.19 en die op het geslacht met f 358.912.54. De zegelrechten verminderden met f283 697.45% tegenover dezelfde maand van het vorig jaar. De registratierechten waren echter f 880.106.29Ya hooger. De successierechten bleven f246.480.44 ten achter bij Juli 1917 ; de invoerrechten zetten hun achteruitgang voort met f 295.913 87. De belasting op gouden en zilveren werken was weer stijgend en bracht f 14 406 82Yg meer op. Het statistiekrecht gaf een daling van f 51 807.53; de domeinen brachten evenwel f 14 614 95Yj meer op. De Staatsloterij ging met f 75 045 achteruit, doch de jacht- en visohakten brachten f 40.356 meer op. Ook de slotpost der
rubriek, de opbrengst der loodsgelden toonde een achteruitgang van f 9.210.90. Over de eerste zeven maanden is thans ontvangen f 146.746,171.37Y« tegen f 135 710.4l3.38Yj in hetzelfde tijdvak van 1917, dus f 11.025 758 19 meer, terwijl de raming f 126.457.330 31 bedraagt. De belastingen in verband met de buitengewone omstandigheden hebben in de eerste zeven maanden f 137.507.508,13Yj opgebraeht; aan opcenten voor het leeningsfonds 1914 is ontvangen f 25 096 504,94. (D. Ct.) Verkiezing voor de Tweede Kamer. De heer Mr. Th. Heemskerk heeft de benoeming tot lid van de 2e Kamer niet aangenomen. In zgn plaats is door het Centraal Stembureau benoemd verklaard de heer J. F. Heemskerk, Rijksbetaalmeester te Middelburg. Zeven visschersvaartuigen in den grond geboord. Een Duitsche duikboot heeft weer eens huisgehouden onder onze weerlooze visschersvaartuigen. Zeven loggers, de KW 125, KW 26, KW 169, KW 175, KW 54, KW 38, IJM 237 en de motorboot KW 175 De bemanningen van alle schepen zijn behouden binnengebracht. Het weerzinwekkend vernielingswerk heeft plaats gehad Zaterdagmorgen, ter hoogte van het Haaksvuurschip. Gelukkig was het dag, tusschen 6 en 9 uur ’s morgens, toen de duikboot opereerde, waardoor de opvarenden gelegenheid hadden, zich in de booten te
redden. De schepen waren door wind en stroom enkele mijlen in het versperde gebied gedreven, hetgeen van i Duitsche zijde natuurlijk als rechtvaardiging voor dit vandalenwerk zal wor- j den aangevoerd, hoewel de schepen voor onze binnenlandsche voedselvoorziening vischten. | De duikbootheld toonde aan andere loggersohippers een lijstje van de door i hem vernielde schepen. Men meende i er 8 of 9 op te zien. Het is dus niet onmogelijk, dat er nog meer dan zeven schepen als slachtoffer zijn gevallen. ] Bede om financleele onder- < steunlng. < Enkele weken geleden heeft er op < het Schietterrein te Oostvoorne een j ontzettend ongeluk plaats gehad. Bij i het laden van een kanon is een gra- s naat gesprongen, waardoor drie jonge soldaten zoodanig werden gewond, dat , er een spoedig ter plaatse overleed en de beide anderen met afgerukte lede- j maten werden neergeslingerd. Beiden , werd een arm afgerukt, terwijl van de , andere armen de handen geheel, of nagenoeg geheel werden vermorzeld, j Ondanks deze verschrikkelijke havening is echter, dank ook zij de zorg- j vuldige verpleging in het Militaire Hospitaal, na verloop van eenigen tijd de , toestand der beide ongelukkigen van j dien aard geworden, dat hun terugkeer ( in de burgermaatschappij verwacht mag worden. Maar hoe zullen deze beide slacht- 1 offers van den dienst voor het vader- . land terugkeeren in de maatschappij en 1 in hun omgeving P Wie er zich een 1 oogenblik in denkt met wélk gevoel 2 van namelooze ellende en veilatenheid <
deze verminkten het hospitaal zullen uitgaan, met welk een troosteloosheid zij de toekomst van hun jonge leven voor zich zullen zien, die zal met ons instemmen dat er hier iets gedaan moet worden. Door een commissie wordt nu een beroep gedaan op uw steun. Mr. L. Trouw, advocaat en kassier te Brielle, zal alle giften, klein of groot in ontvangst nemen. — Te Oude-Pekela heeft Zaterdagnacht een ernstige aanslag plaats gehad. Er werd met een geweer door de ruilen geschoten bij G. Dijk, wonende aan den Oudewijk. De man, de vrouw en de dochter werden door de hagelkorrels gewond, zoodat de hulp van Dr. Boewijk moest worden ingeroepen. De politie stelt een onderzoek in. — Vrijdagnacht omstreeks half 2 werd door twee jongelui uit Bussum, die per flets van Laren naar Bussum reden, een man gevonden aan den kant van den weg, welke persoon zwaar verwond bleek te zijn en naast een rijwiel lag. De man was bewusteloos. Bij onderzoek bleek, dat hij een ernstige schotwond aan het hoofd had bekomen; vermoedelijk is de man geraakt door een kogel, die bestemd was voor een militair, die uit de provoost in het Laarderkamp wilde ontvluchten en op wien na sommatie gevuurd was. — Zondag werd in zijn woning te Nieuwer-Amstel dood gevonden de 20-jarige 8. F. Bij nader onderzoek bleek, dat hij een schotwond in het hoofd had. De politie stelt een onderzoek in. De man laat een vrouw en een kind achter.
— De heer J. de Graaf, eigenaar van de veevoederfabriek De Zijlstroom aan den Zijlweg te Leiderdorp was er van ingelicht, dat er Woensdagnacht bij hem veevoeder zou worden gestolen. Hij stelde zich met eenige mannen van zijn personeel, allen met een geweer gewapend, verdekt op. Tegen half twaalf verschenen er vijf personen, die de fabriek binnen gingen en spoedig daarna daaruit kwamen, elk met een zak veevoeder op den rug, dien zij in een gereed liggende groote sohuit laadden, toen de heer De Graaf en zijn helpers te voorschijn traden en de dieven sommeerden zich over te geven. Toen deze daaraan geen gehoor wilden geven, losten de heer de Graaf en zijn helpers eerst eenige schoten om schrik aan te jagen, en daarna, toen de inbrekers een dreigende houding begonnen aan te nemen, eenige schoten ter zelfverdediging. Hierbij werd de inbreker J. v. D., gehuwd en vader van zes kinderen, in de buik getroffen. Van de andere inbrekers, allen Leidenaars, kreeg G. L. een schot in de kaak en O. een schot in het been. Het gelukte toen den heer De Graaf en zijn personeel de inbrekers te overmannen, met uitzondering van één, die met behnlp van een roeischuitje wist te ontkomen. Hij is echter bij de politie bekend. J. v. D. bleek bij aankomst der inmiddels ter assistentie geroepen politie reeds te zijn overleden. Zijn lijk werd naar het academisch ziekenhuis te Leiden overgebracht. Ook L. is daarheen vervoerd. C. en de nietgewonde inbreker zijn naar het politiebureau te Leiderdorp gebracht.
"GEMENGD NIEUWS.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1918/08/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000502114:mpeg21:p00001
JBlijdeHarten. Novellette van WILLY KERR. (Nadruk verboden). 16) (Slot). Er ging een stormachtig en onbedaarlijk gelach op, gelach in alle toonaarden en hoogten. Zakdoeken kwamen in menigte voor den dag om biggelende tranen op te vangen, Al dien tijd stond Dirk als een standbeeld met opgeheven arm en uitgestoken vinger naar die torenspits te wijzen. Eindelijk kon hij voortgaan : „Toen is hij op zee gekommen En werd met roem bezaaid.” — «Hoera 1” schreeuwde het publiek, dat geen rem meer gevoelde en behoefte aan meedoen had gekregen. Dirk waohtte met over de wijde zee uitgestrekte armen. „Hij wou ’t er niet bij laten, En heeft Saleb geveld ! Toen hebben Heeren Staten Hem aangesteld tot held.” — z/Hoera, hoera 1 Hiep, hiep, hoera 1” „Toen is hij aangekomen In ’t roofziek Engeland ; Dat heeft hij zonder schroomen Veroverd en verbrand.” — «Hoera 1” Razend handgaklap en voetgetrappel. „Hij beeft veel Christenslaven Met vrijheid overstrooid; Toen hebben Neerland* braven Zijn ruiten ingegooid.” — //Smeerlappen 1” riep Notaris Bosboom. //Janhagel, gespuis 1” klonk het van alle kanten. „Tot schrik van elk verrader, Toen bij de zee bevoer, Was zijn naam bestevader, Zijn vrouw was bestemoer.” ■— //Hihihie!” gierden de meisjes. „Hij gaf de eer den Heere Én was als Christen groot I”
— //Juist,” riep Kees, //bravo, zoo wil ik ’t bijsgelijk hooren !” „Toen kreeg hij door zijn kleere n Een kogel! En . . . was dood.” — z/Och arme,” zei Vrouw Ruizeweg, wdat is jammer!” De onderbreking was maar kort. Dirk schepte adem. „O Menschan, wilt niet weenen Om Micbiel zijn wereldscb lot! Sinds hij raakte van de beenen, Zit zijn ziel naast Neêrlands God I” — //Eerlijk verdiend I Loon naar 1 sverken I” oordeelde een stem op den 1 achtergrond. ^ „Zijn lijf ligt nog te pralen 1 In een groote kerk van marmebteen ; < Kinderen, keizers, kardinalen Brengen er dagelijks kransen heen.” — //Hoera, hoera! Lang zal die i leven, lang zal die leven, lang zal die 2 leven in de gloria!” zong het publiek. Piano, viool, fluit en trom begeleidden 2 ie wijs en men zong ze, tot het niet 1 neer uit te maken was, of het gejuich Miohiel De Ruyter gold dan wel Dirk Ruizeweg. Dat werd beslist door een paar meisjes, die inzetten: — z/Rui-ze-weg gaat nooooit verlo-ren, falderalderiere, falderaldera 1” 6 «vat de muziek ook weer dadelijk op- *• ratte en driemaal liet herhalen. ’ — z/Wat zeg je daar nn van, Eefje P” 1 vroeg Vader Ruizeweg. — //Wel, dat is al sedert jaren hettelfde. Dat noemen ze de kloe 1” lachte tiet meisje. //Dirk wil dat vaars nooit s srgens anders of op een anderen tijd 1 neggen. Het behoort bij Kerstmis Twee, « meentie. Hij doet het eenig, hé P” t — //Hij is allerkoddigst van ernst, t Zoo kunnen ze niet lachen of roepen, 1 lat hij een spier vertrekt.’” I — z/Die het hem nadoet, moet nog I geboren worden, als ’t niet Levi de c paardenkooper is, heb ik altijd gedacht.” « — //Polonaise 1” riep Dirk, die bij « Eefje terugkeerde en haar deed opstaan. /Stoelen en tafels naar de wanden 1 Plaats voor den optocht 1” Hij had Eefje’s arm al onder den nijnen genomen; Geertje greep dien t van Kees en noodigde haar ouders uit e
>m ook zoo gepaard mee te gaan wanlelen. De muziek begon met een statigen narsch, die geen stoelvastheid mogelijk iet; zelfs de oude heer Tulling schreed irnstig mee met de zuster van ontvanger 3-isbers aan zijn arm. Maar geleidelijk >iog ’t al vlugger en ... daar kittelde iet zachtjes: Jan Piedewiet, Jan Piedewiet, Jan Piedewiet bombom ! — z/Maais,” riep Ruizeweg, „dat is le alleroudste Sehotsche Drie! Motje liet ’ns f" De trom vroeg het ook, en zoo dringend, dat de vrouw geen weerstand son bieden. Heel de familie Ruizeweg lanste, Kees Tulling danste, zijn vader lanste, het heele gezelschap danste; lie het eerst moe waren, dribbelden of naakten reuzenschreden; stilstaan of sitten kon niemand. — «O die trom, Aai! Dirkzegt.dat se hem behekst; ze behekst mij ook,” ïijgde vrouw Ruizeweg. „Meisje, wil je met mij verkeeren, Dan zal ik jou de polka leeren. Neen, meneer, ik dank je zeer, De polka is geen mode meer I” ipeelden ze op het tooneel. Maar dat iracht geen gehuppel meer voort: allen vandelden, tot de viool heel zacht, als lit de verte, lokte : „Van je beela, boola bossen moet je maar I” Toen brulden de opgewonden menchen het erfelijke lied van ganscher larte en ze sprongen, dat alles daverde; >n al luider gingen de vier instrumenen, tot de algemeene vermoeienis na>ij was: alleen het jonge volk zong log mee van den lepel en den breipot. Sr waren onverzadelijke meisjes: ze tadden Dirk en Eefje tegen elkaar geIrukt in haar midden en het kluwen Iraaide rond, terwijl de muziek nog sens opvlamde: Bendorp, dat gaat nooit verloren ! Ealderalderieie falderaldera 1 Waarna ze zich scheen te verwijderen, erwijl het gordijn langzaam zakte en tene stem daarachter riep :
— „De zes pulletjes Bourgogne staan n debet, Dirk I” — „Thee of koffie, cognac, mantels, toeken, hoeden, jassen 1” beval Dirk, >p zijn manier de ceremoniën leidende. „We gaan nog niot naar huis, nog lang nietl” lieven enkelen aan. Maar een groot iwartier later zat toch secretaris Schot, lie niet vroeg op behoefde te staan, iog slechts een zestal jonggezellen te iresideeren, die er „nog ééntje” en laarna „een slaapmutsje” nemen moesen, omdat, zooals een rederijker zei, het einde van het dit jaar zoo bijzonler mooie Kerstfeest niet ongemerkt roorbij mocht gaan.” Tegen elf uur was overal het licht lit behalve op Meerwaard, waar de amiliën Ruizeweg en Tulling zaten te ivondmalen met „boerenbrood, dat /Vigland niet eiken dag kreeg,” „ham ran een big, die met erwten en roggeneel extra voor het huis was gemest,” in melk naar believen, gekookte, vol;ens de verzekering van Moeder Ruizeveg, die verklaarde altijd te bedenken, lat gezondheid de grootste schat is en lat er in melk veel ziekte kan zitten, mdat men een levende koe toch maar tooit van binnen kan bekijken. Dirk erzoeht zijn vader, een flesoh sjampie e schenken ter viering van de heugijke gebeurtenissen en een flesch panje er eere van Kees Tulling, die op dezen euvyig onvergetelijken dag zijne be;inselen wel met den mantel der liefde tad willen bedekken. De flesschen werden gehaald, de kur:en knalden, de glazen schuimden, )irk verklaarde zich hoogst tevreden ver zijn dierbare familie en haar toe;omstig lid Wigland, hoogst dankbaar egens de familie Tulling, die met de tuizewegs een eeuwig verbond had ;esloten, en genoopt om de jonge gebeente uit te noodigen tot het aanhefen van den slotzang: „’t Ia mooi geweest, ’t is mooi geweest, ’t Is bliksems mooi geweest 1” ie al tweemaal volbracht was, vóór lees had kunnen voorstellen, het woord bliksems”, dat toch een vloek was, loor het betere „zeldzaam” te vervangen. Hij moest gewetenshalve het woord, dat hij niet wilde nazeggen, bijsgelijk afkeuren. Wigland troostte hem met de opmerking, dat de schuld lag bij de Batavieren, die hun Joelfeest bij het begin der dagverlenging altijd vierden met vuur en veel bier en dat de Kerstboomen en het Kerstlawaai daarvan overblijfsels waren, die in het bloed van de nakomelingen onweerstaanbaar nawerkten. En nakomelingen van de Batavieren waren al de aanwezigen blijkens hunne echt Bataafsche namen. Een Bataaf wilde Kees wel wezen en daaruit begrijpen, waarom hij vandaag zooveel had gedaan, dat in strijd was met zijne beginselen als Christelijk huisman. — „Op den vrede, de vriendschap, de vrijheid en de vreugde 1” sprak Wigland, vóór hij het laatste teugje nam uit zijn laatste glas. Toen werd afscheid genomen. Dirk vergezelde Eefje naar huis, om het daar nog even te herhalen. Er is was nog velerlei dank, belofte en afscheid, waarvan het laatste werd bewerkstelligd met een zakdoek, waarmee Wigland ’s anderendaags bij Meerwaard wuifde uit een raampje van den trein, die hem aan de halte Ritseldijk had opgenomen. Einde van de eerste film. De operateur verzoekt om eene pauze van twee termijnen. Critiek van de toeschouwers. — „Wel, wel, wat een zoetigheid, wat een brave Hendrikken, wat een saaisokken! Alleen bet afscheid van Trui van Zijl en Sien Homan ia tamelijk ; bet doet je ten minste een kleine afwijking van bet pad der deugd vermoeden.” •— „Ja. niets van moord, brand, echtbreuk, inbraak, diefstal of verraad, niets van hoovaardigheid, gierigheid, onkuischheid, nijd, gulzigheid, gramschap of traagheid, niets van tooverij, heksenwerk, wonderen of rampen 1 En daarvan wil je toch maar hooren, zien en lezen. Zonder de ondeugden, zonden en laagheden zou de wereld te doodelijk vervelend zijn om er in te leven. Dat merk je hier op. Aan braafheid is niets te genieten.” — „En wat spreken al die menschen wijs en goed! Als candidaten voor de Tweede kamer.” — „Dte Willy Kerr kent van de wereld geen snars ! ’t Is een onnoozele bloed, een hals I”
"FEUILLETON.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1918/08/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000502114:mpeg21:p00001