Dezer dagen werd de wereld verrast met een voorstel van den Amerikaanschen Minister van Buitenlandsche Zaken Kellogg, om afstand te doen van den oorlog als middel ter bereiking van nationale of politieke doeleinden. Ofschoon de grondgedachte in deze van Briand is uitgegaan, hebben toch de meer practisch aangelegde Amerikanen gezorgd voor de formuleering van een voorstel en Idaarmee de traditie hoog gehouden, dat zij feitelijk degenen zijn, die in de huidige wereldpolitiek de touwtjes in handen houden. Hoe het met die Amerikaansche leiding in werkelijkheid gesteld is, wordt voldoende geïllustreerd door er aan te herinneren, dat de Amerikanen: het verdrag van Versailles in het leven hebben geroepen, maar... het niet onderteekenden, den Volkenbond stichtten, maar... er geen lid van werden, en de conferentie tot vlootvermindering organiseerden, maar ... zelf hun vlootprogram uitbreidden. Zouden we hier in de toekomst aan toe moeten voegen, dat zij den oorlog buiten de wet stelden maar zelf het eerst naar de wapenen grepen? Ónmogelijk is het niet, want Amerika doet inderdaad eenigszins denken aan een verwend wispelturig kind, overbruisend van levenskracht, van plannen en voornemens, maar veranderlijker dan het klimaat in ons land. Alles wil Amerika regelen, ordenen, tot oplossing brengen, het springt van den hak op den tak, bemoeit zich met zaken waar het niets mede te maken heeft, maar het maakt niets af, het werpt de pas opgevatte plannen weer weg, richt zijn aandacht op iets anders en wordt zoodoende een onberekenbare factor in het wereldhuishouden. Maar... een factor van meer dan 100 millioen bewoners en met financieele en 'materieele hulpbronnen, krachtiger dan ergens anders ter wereld. Met zulk een factor dient men rekening te houden of men wil of niet en de vreemde sprongen van Amerika moet het oude, vermoeide Europa wel volgen, al kost het soms groote moeite. Pas heeft Engeland dat ondervonden, toen Amerika weigerde zijn vrijheid prijs te geven inzake den bouw van snelle, lichte kruisers. Voor Engeland is de beperking van dit wapen ter zee een levensvraag. Stel u voor een oorlog, waarin Amerika niet aan Engeland’s zijde staat en denk u dan de zeeën onveilig gemaakt door tientallen vlugge Amerikaansche kruisers van 10.000 ton! We herinneren ons nog hoeveel moeite het Engeland gekost heeft in den oorlog den Duitschen kruiser „Embden” onschadelijk te maken. Welnu dit gevaar zou eenvoudig verdertigd-, verveertigd-voudigd worden en de aangerichte sciiade evenzeer. Dat zou niet meer of minder beteekenen dan dat Engeland in korten tijd was uitgehongerd. Nu is ’t wel waar, dat men te Londen de Amerikanen niet al te serieus neemt en inziet hoe nationale trots een woordje meespreekt bij voorstellen en plannen van Washington, maar toch ,.... Dergelijke voorvallen stemmen de wereld eenigszins sceptisch tegenover Amerikaansche • voorstellen, ook als deze —■ zooals bij ’t voorstel-Kellogg — iets goeds inhouden. Hoe aanlokkelijk het ook moge klinken: de oorlog wordt buiten de wet gesteld, wat er ook gebeurt, welke verschillen er ook mogen rijzen, nimmer zal men meer tot oorlog zijn toevlucht nemen, ter oplossing van hangende kwesties, voorloopig zal dit alles nog wel een toekomstdroom blijven, zij het ook een schoone droom.
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 10-01-1928
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 10-01-1928
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5195
- Jaargang
- 51
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Een schoone droom.
Buitenland.
Politiek Overzicht. Het voorstel van den Amerikaanschen minister van buitenlandsche zaken. — Moet men de Yankees op dit punt serieus nemen? — De a.s. Duitsche parlementaire verkiezingen. — Een Russische bedreiging tegen het Westen. — De eventualiteit eener herziening van ’t plan-Dawes. — De proefballons van den laatsten tijd. Het Amerikaansche voorstel om het arbitrage-verdrag tusschen Frankrijk en de Vereenigde Staten uiit te breiden ook tot de voornaamste mogendheden in en buiten Europa, die daarvoor tets gevoelen, wordt door Frankrijk beantwoord met een tegen-voorstel in den vorm van een „inlasch”, n.1. dat: om in een eventueel accoord alleen sprake te doen zijn van aanvalsoorlogen. 'Men wil te Parijs Kellogg’s denkbeeld niet eenvoudig vierkant beetpakken en verwerpen, doo'h tracht het nu langs een omwegje weg te werken, omdat — dit is reeds aanstonds van Amerikaansche zijde gebleken •—■ men te Washington in de toekomst van geen eindelooze discussies over de vraag wie in casu als „aanvaller1” te qualificeeren zou zijn, weten wil. Heef de. houding van Frankrijk wordt ook in deze quaestie al weer beheerscht door wantrouwen tegen en vrees voor Duitschland, terwijl Amerika ook hier zegt: „allemaal nonsens”. Waarschijnlijk komt er dus van het voorstel niets terecht, te minder , omdat ook de regeering te Londen er weinig voo-r schijnt te gevoelen. ^ * * V GroobBrittannië heeft op het oogenblik met de Vet. Staten twee verdragen van arbitrage en verzoening — ’t verdrag-Root van 1908 en het verdrag van Bryan van 1914. Door het eerste verdrag worden geschillen van juridischen aard of die betrekking hebben op de interpretatie van verdragen mits zij niet raken de levensbelangen, de onafhankelijkheid of de eer van beide contracteerende partijen en ook niet de belangen van derden betreffen, verwezen naar het in 1899 gestichte Haagsclhe Hof van Arbitrage. Het kan elke vijf jaar verlengd worden, hetgeen reeds driemaal is gebeurd en zou dit jaar verlengd worden voor de vierde maal. Doch nu voorziet men te Londen dat er aan Groot-Brittannië wellicht wijzigingen zouden worden voorgesteld in denzelfden geest als de aan Frankrijk gedane voorstellen met het doel den omvang er van uit te breiden. Volgens ihet verdrag v;an Bryan — September 1914 — zou een permanente internationale commissie worden ingesteld met het doel adviezen te. geven inzake de bijlegging van geschillen, welke tusschen beide landen zoudten kunnen rijzen, Doch van de vorming dezer commissie is in werkelijkheid' niets gekomen, evenmin als van een in 1912 door Grey ais minister van buitenilandsche zaken voorgesteld arbitrage %erdrag van vèr'strekkendën omvang, dat door de Ver. Staten werd aanvaard, maar nimmer in werking trad, daar het doo.r den Senaat werd verworpen. Daarenboven is Groot-Britannië evenals Frankrijk gebondén door de bepalingen van hét Couvenant van den Volkenbond, waarbij machtiging tot een oorlog wordt gegeven als uitvloeisel van Volkenbondsmaatregelen tegen een aanvaller en heeft het evenals alle andere leden van den Volkenbond op de jongste Volkenbondls vergadering te Genève een verklaring afgelegd tegen een aanvalsoorlog. De Europeescthe staten beroepen zich tegenover Washington telkens en telkens op den Volkenbond en de Yankees blijven dezen practisch vrijwel ignoreeren als een „quantité négligeable”. * * * In het Volkenbonds-teeken en in dat der buitenlandsche politiek zuien de a.s. Duitsche parlementaire verkiezingen staan. Dr. Wirtz meent dat Stresem'ann voor zijn politiek steun zal vinden enkel en alleen bij de Linkerzijde en hij verklaart daarom dringend een vergelijk te wen schen tusschen Linkerzijde en Centrum. „Wij staan”, aldus merkt hij op, „thans- voor het merk waardige geval, dat het Centrum en rijkskanselier1 Marx ijverig in de weer zijn om een eenheidsfront van Rechts te bewaren en voortdurend verzekeren, dat aan RijksdagontbindTng niet te denken valt, terwijl hum coalitiegenoot Stresemann reeds de omtrekken van een nieuw front voor de oogen zijns geestes heeft”. Duits-cihland’s buitenlandsche politiek zal het ook nopen op voet van goedé kameraadschap te leven met de Russische Sovjet-regeering, die zich dezer dagen ter gelegenheid der „feestelijke” viering van het tienjarig bestaan der Russische „Tsjeka” (de „leeren jekkers”) thans „Gepoe” geheeten, weer eens in haar afschuwelijkheid heeft deeren kennen. Boecharin, dé tegenwoordige leider der Komintern, hield bij dié gelegenheid een lofrede op de moordenaars en beulen, aan wier bloedig werk het voor een groot deel te danken is — aldus Boecharin — dat het type van den ouden Rus is uitgestorven en een niéuw, verjongd Rusland is ontstaan, vurig en energiek, en dat gereed staat om in de naaste toekomst niet alleen de hoofden van zijn eigen bourgeoisie, maar ook die van de internationale contra-revolutie af te hakken. Een bedreiging tegen het Westen, tegen de beschaafde staten! Waarmede die (lieden, druipende van bloed, en de verpersoonlijkte beestachtige wreed heid, goddeloosheid en valschheid, goede economische betrekkingen willen onderhouden en .. . gel'dleeningen willen sluiten. Uitlatingen als die Boecharin moeten Duitschland wel vervullen
met walging voor zulk een „handelsrelatie . Doch de ontwikkeling der gebeurtenissen heeft Berlijn genoodzaakt tegenover Rusland op handelsgebied (en, als uitvloeisel daarvan, gedeeltelijk ook op politiek gebied) een andere, houding aan te nemen da;n Frankrijk en Engeland. Het is voor Germania een harde, doch noodzakelijke wet. Ligt in deze Duitsche oriënteering naar het Oosten, naar dit Rusland ook weer niet grootendeels de schuld bij het slordig, wraakzuchtig en onverstandig in elkaar geflansde verdrag van Versailles? Als et sprake is van verjonging, vervanging van uitgestorven volkstypen door nieuwe, dan denkt men toch — in tegenstelling met Rusland — veel liever aan hetgeen het fascistische .regiem tot stand bracht door de herschepping van het oude Italië tot een nieuw. Mussoli’ni regeert met straffe hand', doch mensebelijk en beschaafd. De fascistische evolutie op één lijn te willen stellen met het Leninistische misdadigers-regiem en zijn afgrijselijke uitwassen ware een grove onbillijkheid! * * * In den laatsten tijd wordt meermalen de eventualiteit eener herziening van ’t plan-Dawes, dat regelingen bevat voor het betalen dér Duitsche herstelschuld, ter sprake gebracht. Het regent beweringen en tegenspraken en vooral de Amerikaansche pers houdt zich met de aangelegenheid bezig. Natuurlijk wordt in die berichten ijverig gecombineerd en gefantaseerd, maar alle beteekenis mag men nochtans aan deze discussies in de bladen niet ontzeggen, omdat zij zeer stellig kunnen worden beschouwd als proefballons. Dé voornaamste inhoud dér tallooze berichten is, dat binnen afzienbaren tijd het planHDawes zal worden herzien en wel in dien ziin, dat niét alleen de Duitsche schadevergoeding,sschuld definitief zal worden vastgesteld, maar bovendien in belangrijke mate verminderd; dit zou kunnen geschieden door het vraagstuk der herstelbetalingen tegelijk met dat van de schulden dér geallieerden ónderling te regelen. In Amerika zijn velen, die een revisie van hei plan-Dawes noodzakelijk achten, omdat zij van oordeel zijn, dat de bedragen, die Duitschland moet betalén, te hoog zijn, dan dat een staat die zou kunnen dragen. In uitgebreide Amerikaansche financieele en economische kringen zou aan een voorstel, om het plan-Dawes te herzien, dan ook stellig een gunstig onthaal te beurt vallen. Tot dusver heeft de Amerikaansehe regeering ten aanzien van de suggesties, om tusschen het probleem der oorlogsschulden en dat dér' Duitsche schadevergoeding het bovenbedoelde nauwe verband te leggen, een afwijzende houding aangenomen, maar men krijgt niettemin den indruk, dat voortdurend sterker pressie op (haar wordt geoefend, om het standpunt, hetwelk ze tot dusver inneemt te laten va,ren. De levendigheid', waarmee met name aan dé overzijde van den Atlantischen Oceaan het herstel- en schuildenvraagstuk wordt besproken, i,s stellig niet in de allerteerste plaats te danken aan de omstandigheid, dat momenteel1 Parker Giibert, de Amerikaansche agent-generaal voor de schadevergoeding, zich in Amerika bevindt, waar hij van gedachten (heeft gewisseld met tal van regeerings-autoriteiten. Aangezien nu Parker Giibert lm zijn jongste .rapport zelf enkele wenken heeft gegeven, die uitgelegd kunnen worden als een pleidooi ten gunste eener herziening, ligt het voor de hand, dat zijn aanwezigheid in Amerika aanleiding heeft gegeven tol allerlei beschouwingen, waarin fantasie en werkelijkheid wonderlijk dooreen zijn gemengd. * * * Het meest sensationeele bericht was dat var het Journal of Commerce, hetwelk wist mee te deelen, dat de Amerikaansche regeering voornemens was met een plan inzake volledige her'ziening van het plan-Dawes en het vraagstul der intergealllieerde schulden voor den dag te komen. Op een internationale conferentie zoi de aangelegenheid dan verder worden behandeld. Dit bericht heeft nog al wat beroeriinj 'gewekt, zoowel in die Vereenigde Staten zei: als in Europa, maar verscheidene Amerikaansche officieele instanties hebben inmiddels de juistheid van ’t bericht reeds geloochend. Zoc werd dit o.a. ook gedementeerd door Mellon den Amerikaanschen minister van financiën. Hieruit mag echter nog niet dadelijk worder geconcludeerd1, dat dé Amerikaansche autoriteiten in beginsel vijandig staan tegenover een hei ziening. Integendeel: het is algemeen bekend dat verscheidene autoriteiten op financieel ei economisch gebied in (de Vereen. Staten van oo: deel zijn, dat het plan-Dawes na 1929 dooi Duitschland niet meer, zulks in verband met d< igroote sommen die dan worden gevraagd, ter uttvoer gelegd kan worden. Het schijnt echter dat men eerst wil afwachten, of dit oordeel juis
is en tot zoo (lang het vraagstuk wil laten rusten,. Bovendien moeten dit jaar in Amerika verkiezingen voor (het presidentschap worden gehouden, zoodat de tijd, om het belangrijke vraag stuk der herstel- en oorlogsschulden op een internationale conferentie te bespreken, thans min der geschikt is. In Duitschland hoopt men, dat 'Hoover de opvolger' van Coolidge zat worden. Wanneer’ diit geschiedt, is het zeer waarschijnlijk, dat de conferentie inderdaad zal worden gehouden, omdat Hoover gewoon is economische vraagstukken te beoordëelen in hun internationaal verband'. Men mag ondertusschen aannamen, dat er voorloopig ten aanzien van de Duitsche schadevergoeding .niets feitelijks zal gebeuren, maar even zeker is het, dat tezelfdertijd de noodzaak eener herziening van (het plan-Dawes ijverig zal worden gepropageerd.
Uit eigen land.
i Het vergaan van de „Mafalda” en de dappere houding van de bemanning van het Nederlandsche stoomschip „Alhena”. — Thans heeft Nederland op ondubbelzinnige wijze getoond hoe het de flinke plichtsbetrachting van zijn zeelieden weet te waardeeren. — De redders op waardige wijze , gehuldigd. — Datzelfde Nederland berucht om zijn straatschenderij. — Wat er tegen te doen? — „De Kampioen” doet een middel aan de hand. De rolprent van het wereldgebeuren draait te snel! Ons oog kan de afzonderlijke beelden niet meer volgen en onze herinnering heeft geen heugenis meer van de tooneelen, die voorbij flitsten. Daaraan is het te wijten, dat een voorval als de ondergang van het Itaiiaansche stoomschip „Mafalda” alweer bijna vergeten is, ofschoon bijna 400 personen daarbij het leven lieten. Vergeten ook bijna is de rol, die de bemanning van een Nederlandsch schip, de „Alhena” bij de redding der schipbreukelingen heeft gespeeld. Maar Zaterdag kwam de „Alhena” terug in het vaderland en daarom willen we thans op deze plaats een eeresaluut brengen aan de eenvoudige, bescheiden Hollandsche zeelieden, die den naam van ons volk en ons land weer op zoo heerlijke wijze hoog gehouden hebben. Toen de marconist der „Mafalda” zijn S. O. S.-sein de wereldruimte had ingeslingerd, haastte zich elk schip, dat zich binnen niet al te grooten afstand van het zinkende Itaiiaansche stoomschip bevond, naar de „Mafalda” toe. De draadlooze ;gaf dan ook kort daarna verslag van de pogingen tot redding en vermeldde de namen der schepen, welke aan deze redding deelnamen. Bij die namen miste men aanvankelijk dien van de „Alhena”. Naar later bleek, omdat de kapitein van dit schip op alle vragen van persagentschappen en anderen in ’t zuiverste Nederlandsch zweeg. Hij liet z’n ketels opstoken en trachtte zoo snel mogelijk het zinkende schip te bereiken, onderwijl aan boord van zijn eigen vaartuig alles in gereedheid brengend voor de redding. Voor draadlooze berichten had hij geen tijd, dat liet hij over aan de andere „redders”, die ten slotte heel weinig gered hebben. Bij de „Mafalda” gekomen bleek het onmogelijk dit schip dicht te naderen, doordien de zee bedekt was met over boord gesprongen schipbreukelingen. Een Italiaan en in ’t algemeen een bewoner van Zuidelijke landen is nu eenmaal geen Hollander en raakt wat eerder zijn hoofd kwijt dan wij. Toen dan ook de „Mafalda” begon te zinken, brak er op dit vaartuig een 'ontzettende paniek uit en ofschoon de passagiers der eerste klasse kalm bleven en de officieren als dappere mannen hun plicht deden, zélfs met den revolver in den vuist de orde trachtten te herstellen, opdat de vrouwen en kinderen het eerst gered konden worden, bestormden de uitzinnige passagiers de booten, die ■ veel te vol geladen werden en daardoor omsloegen. Honderden geraakten dientengevolge te water en de „Alhena” moest eerst' trachten deze drenkelingen te redden. Ongeveer 300 heeft zij er opgepikt, toen eerst kon de kapitein met uiter• ste voorzichtigheid en veel zeemanschap pro; beeren zijn schip boord aan boord van de „Mai falda” te brengen. Maar toen was het te laat! Waren de opvarenden van het Itaiiaansche vaar■ tuig kalm aan boord gebleven, de Hollander had i ze allen gered. Nu mislukte de heldhaftige po, ging en kond de „Alhena” slechts met levensgevaar voor de eigen bemanning booten uitzetten. i Aan boord van de „Mafalda” sloeg men den ■ strijd van het Nederlandsche schip met de woe• lige golven met spanning gade. Men wuifde de , „Alhena” toe, helaas het was een laatste afï scheid. Even later ging het Itaiiaansche schip • naar den kelder met den kapitein — zooals ’t be■ hoort — op de brug. Op dat oogenblik bevond : zich stuurman Bakker van de „Alhena” met een i boot langszij der „Mafalda”. Om deze boot te , waarschuwen, dat zij zich verwijderen moest, t liet de Itaiiaansche kapitein drie stooten met de
stootiifliilt 'geven. Stuuïnian Bakker is in "de nabijheid gebleven, al liep liij groot gevaar door de zuiging mede naar de diepte te worden getrokken, en is er in geslaagd nog 25 personen te redden. Hiermede steeg 'het aantal geredden aan boord der „Alhena” tot ongeveer 600. Liefderijk zjjn deze ontvangen en verpleegd op het Hollandsche Jfeehip officieren en passagiers stonden hun hutten ai dag en nacht werd er gewerkt om de sohipbreukd lingen van voedsel te voorzien. De huldiging te Buenos Ayres van de Hollandschj bemanning ligt alweer zoo lang achter den rug, i bijna weer vergeten. Niet is dit het geval met d grootsche huldiging, welke de bemanning van dl „Alhena” Zaterdag en Maandag te Rotterdam teil deel is gevallen. Bij deze gelegenheid heeft Neder! land op ondubbelzinnige wijze getoond hoe het dl flinke plichtsbetrachting van zijn zeelieden weet te waardeeren. Zoolang Nederland zulke mannen heeft, is het niet dood. Zoolang men mannen als de bemanning van de „Alhena” onder zijn landgenooten telt, is men er trotsch op Nederlander te zijn. Een traditie blijft levend alleen door de daad. En die daad volbrachten deze zeehelden. Ons allen tot voorbeeld! * * ■> * Minder mooi is het, te moeten zeggen dat datzelfde Nederland berucht is om zijn straatschenderij.. Eenige j aren geleden heeft een Nederlandsch journalist zich op een mooien zomerdag in min of meer buitennissig costuum gestoken en heeft, vergezeld van zijn vrouw, het bestaan aldus een tochtje te maken door ons land. Van zijn wedervaren heeft 'hij later. verslag uitgebracht: het was ’n aaneenschakeling van gespot, gejouw, gescheld, van hinderlijk volgen en werpen met vuil. Een Fransche dame, die onlangs te paard ons land doorreed, werd ergerlijk gemolesteerd, een Britsch geestelijke, Chineesche afgevaardigden, de vorst van de neger republiek Liberia, Amerikaansche landbouw-excursionisten, ze zijn allen aangegaapt als wilde dieren, uitgejouwd en nageschreeuwd. Engelsche watertoeristen, die een brug onderdoor varen, worden bespuwd, buitenlandsche auto ’s werpt men steenen na ... In bladen en tijdschriften is honderden malen gewezen op deze tuchteloosheid van een deel onzer bevolking. Nu weer wjjdt „de Kampioen” er een hoofdartikel aan, waaraan het blad de vraag vastkoppelt: „Wat er tegen te doen?” „De Kampioen” raadt dan aan, dat ieder bondslid van den A. N. W. B. zich zal beijveren desnoods actief op te komen voor de eer van zijn land, en voortaan elke paardrijdende dame, eiken Engelschen geestelijke, eiken Amerikaanschen farmer, eiken vreemdeling onder zijne onmiddellijke bescherming te nemen. Dit voorstel is niet nieuw, sterker nog, jaren geleden hebben we het zelf eenmaal toegepast. We verrasten een troepje jongens, van wie er een in een boom geklommen was om een nestje uit te halen. In onbezonnen ijver hebben we toen dat jongmensch naar beneden gecommandeerd en hem met een draai om z’n opren uit wandelen gestuurd. En het resultaat? Dat we onder een soort trommelvuur van halve baksteenen de vlucht moesten nemen. Nog zonderlinger ervaringen deed onlangs iemand in de Residentie op, die een jongen in den kraag pakte, omdat deze met een steen naar een auto wierp. Een-agent bemoeide zich met het geval, deftig staptp hij op den ijverigen burger toe, stelde zich op de hoogte der gebeurtenissen, haalde het bekende boekje te voorschijn en maakte proces-verbaal op. Tegen 'dén kwajongen? Neen, tegen den man die hët brullende jongmensch eenigszins hardhandig had aangepakt. Op dit proces-verbaal is een vervolging en een veroórdeeling gevolgd. Ziet, dérgelijke ervaringen zijn niet bijzonder geschikt om het publiek den raad van „de Kampioen”, te doen volgen. Ons lijkt — voor wat de groote stedgp betreft — de eenige oplossing een speciale, in burger gekleede politiedienst, die zich vooral met de tuchtelooze jeugd bezig houdt en daarnaast de beschikbaarstelling, zoo mogelijk van gemeentewege van nog meer speelterreinen. Als deze twee middelen goed worden toegepast kan het jongere geslacht wellicht opgroeien tot vaders en moeders, die zelf de tuchteloosheid-bij hun kinderen zullen tegengaan. Is dat eindelijk bereikt, dan is het pleit gewonnen, want we dienen wèl te bedenken, .dat iedere bestrijding van deze ondeugd onzer natie ten slotte op niets moet uitloopen, indien men daarbij niet den steun krijgt van de ouders.