De uitslag van den stembus-strijd in Duitsch- t land zou, indien de gang der gebeurtenissen tot | versnelling van een vasten vrede in Europa aanleiding zou geven, inderdaad een feit zijn, waar- 1 over ieder weldenkende zich had te verheugen, j Wie echter zich rekenschap geeft van de wis- r selende volksgunst bij onze buren, en wie het 5 moeilijk samenstel van motieven zou onderzoe- j ken, dat tot zulk een stembusuitslag leidt, — 1 hij geraakt wellicht tot een getemperder opti- i misme. En in ieder geval zal hij voor wat b.v. < de nederlaag der Duitsch-nationalen betreft, 1 niet onvoorwaardelijk verheugd zijn. Als goede ' Nederlanders hebben wij met velerlei streving | in het Duitsche nationalisme aanwezig, maar , weinig op. Zelfs achten wij hét anti-semitisme j dat dat Duitsche nationalisme helaas maar al ( te vaak kleurt, een vloekwaardige en zijn dra- < gers compromitteerende richting. Maar tegenover dat afschrikwekkend element, bezit het 1 Duitsche nationalisme één eerbiedwaardige zij- 1 de, die door een nivelleerend cosmopolitisme wordt miskend, en die toch door allen wien de vrede en het recht in Europa ter harte gaan, behoort te worden opgemerkt. Nimmer kan ware vrede ontstaan door concessies. De eenig mogelijke vrede is die, welke de gelijkwaardigheid en de gelijke rechten der natiën erkent. Het is geen vrij Duitschland dat thans vredespolitiek wil voeren, en het feit dat Duitschlands vroegere tegenstanders juichen over de zege der thans aan het bewind komende groepen, beteekent voor die groepen geen compliment. Wij gelooven niet dat er een ernstig mensch in Duitschland woont, die thans belust is op monarchistische avonturen, en wij had den van eene Duitsch-nationale overwinning geen schade geducht voor de republiek. Maar indien de uitslag dezer verkiezingen waarlijk zou duiden op een achteruitgang van het nationaal bewustzijn in een zoo bij uitstek nationaal gevoelend land als dat onzer buren, dan zou dat voor wie aan geen vrede gelooft en aan geen internationale toenadering dan tusschen vrije, zelfbewuste landen, geen reden zijn tot verheugenis. Wij wachten met spanning den groei der gebeurtenissen af in het groote Rijk beoosten onze grenzen. Wij hopen dat zij zuilen brengen dien vrede en die eensgezindheid in Europa, waarnaar velen met ons verlangen. Maar wie thans reeds juicht over de nederlaag der Duitsch-nationalen juicht te vroeg.
Nieuwe Vlaardingsche courant
- 30-05-1928
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuwe Vlaardingsche courant
- Datum
- 30-05-1928
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Dorsman & Odé
- Plaats van uitgave
- Vlaardingen
- PPN
- 421046481
- Verschijningsperiode
- 1887-1943
- Periode gedigitaliseerd
- 1 juli 1879 - jrg. 66, no. 7223 (28 mei 1943)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Vlaardingen
- Nummer
- 5235
- Jaargang
- 51
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Niet te vroeg gejuicht!
Buitenland.
Politiek Overzicht. De noodlottige explosie te Hamburg. — Kritiek op de autoriteiten. — Waren er wel voldoende voorzorgsmaatregelen genomen en is de controle wel steeds voldoende geweest? — Het gebeurde in verschillende staten argwaan gewekt. — Worden in Duitschland, zulks in strijd met de Versailles-bepalingea, groote quanta gifgassen opgeslagen? — Duitschland’s verhouding tot Rusland. — De groei van het communisme in Duitschland. Te Hamburg heeft enkele dagen geleden een ontzettende ramp plaats gehad, die algemeen de aandacht heeft getrokken: er is ml. een groote hoeveelheid phosgeengas ontploft, dat tot ver van de plaats der explosie zijn noodlottige uitwerking deed gevoelen: niet alleen kostte de ramp aan ongeveer tien personen het leven, maar bovendien deden bij enkele honderden per sonen zich zulke ernstige vergiftigingsverschijnselen voor, dat men nog steeds aan het bahoud van sommiger leven twijfelt. In Duitschland zelf heeft, zooals te verwachten was, de ramp groote beroering gewekt. Niet alleen kwam een gevoel van deernis tot uiting' met de slachtoffers, maar ook gaf het gebeurde aanleiding tot kritiek op de autoriteiten, aan wie o.a. de vraag is gesteld, of er wel voldoende voorzorgsmaatregelen waren genomen en of de controle wel steeds voldoende is geweest. Intusschen is reeds een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de noodlottige ontploffing. Beweerd' wordt nu, dat er dagelijks een nauwgezette inspectie werd gehouden en dat het weerstandsvermogen van de tank, die het
gevaarlijk phosgeengas bevatte, tien maal groo- \ ter was dan voor de vulling ervan vereischt j; werd. Wellicht, zoo redeneert men, heeft een I materiaal-fout de ontploffing uitgelokt. Van een £ buitengewoon hooge gasspanning zou derhalve c geen sprake zijn geweest. Trouwens, de Ham- 2 burgsche arbeidsinspectie laat uitkomen, dat zij 1 den opslag van ’t gas slechts had toegestaan £ op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat alle moge- ( lijke veiligheidsmaatregelen zouden worden ge- { nomen en dat een dagelijksche strenge controle 1 zou worden toegepast. Bovendien was de ver- t gunning slechts tot 30 Sept. van dit jaar ver- t leend, zoodat, al was de firma Stolzenberg niet it in liquidatie geweest, toch over enkele maan- 1 den de gastanks uit Hamburg zouden zijn ver- 1 wijderd. In ellk geval zullen nu de nog aan- ; wezige voorraden — blijkbaar langs chemischen ' weg — in allerijl worden vernietigd. De auto- 1 riteiten zullen hiertoe te eerder overgaan, daar 1 van de zijde van ’t publiek met klem werd aan- 1 gedrongen op het opheffen der bedrijven, waar 1 de gevaarlijke gassen worden geproduceerd. 1 Ook de rijksregeering is er van pacifistische zij- : de reeds op gewezen, dat het vervaardigen en I opslaan van gifgassen in Duitschland niet is toegestaan. Ondertusschen heeft het gebeurde ook de aan dacht van het buitenland getrokken en in verschillende staten argwaan gewekt. De vraag wordt dan ook reeds hier en daar gesteld, of de Duitsche legerautoriteiten wellicht in stilte groote quanta gifgassen, zulks in strijd met het verdrag van Versailles, hebben opgeslagen. In het Britsche Lagerhuis heeft men er zelfs bij Chamberlain, den minister van buitenlandsche zaken op aangedrongen de zaak bij den Volkenbond aanhangig te maken, opdat deze na zal gaan of Duitschland niet buiten zijn boekje is gegaan. Chamberlain wilde echter niet overhaast te werk gaan, omdat nog niet voldoende officieele gegevens ter beschikking staan en protest alleen gebaseerd kan worden op concrete feiten. Ondertusschen trekt het de aandacht, dat juist in Londensche berichten ervan wordt gerept, dat het geenszins is uitgesloten, dat de Volkenbondsraad' zich eerlang met de ontploffing te Hamburg bezig zal houden. Dat rnen in Frankrijk buitengewoon argwanend is, behoeft niet uitvoerig uiteen te worden gezet. Ook daar te lande bepleit men een serieus onderzoek, dat moet uitmaken, of de gifgasvoorraden te Hamburg alleen voor ind'ustrieele doeleinden werden gebruikt, dan wel’, oif zij ook hadden moeten dienen om Duitschland bi militaire operaties een geducht wapen in handen te geven en op een geraffineerde wijze den chemischen oorlog te voeren. Van officieele Duitsche zijde laat men ondertusschen uitkomen dat er heelemaal geen aanleiding is, dat de Volkenbond zich met de kwestie bezig houdt; het wordt n.I. voorgesteld, alsof de phosgeenvoorraden der firma Stolzenberg slechts oorlogsrestanten waren, die ten behoeve van de kleurstofnijverheid werden gebruikt. Of het muisje nog een staartje zal hebben en of Duitschland, wanneer het buitenland zulks verlangt, op overtuigende wijze duidelijk zal moeten maken, dat het niets in zijn schild voerde en de aanwezigI heid der gasvoorraden niets te maken had met minder vredelievende plannen, moet worden afgewacht. * * * Naast de herleefde bekommernis over Duitsch land’s veronderstelde, in ’t geheim voortgezette , bewapening en schennis van de Versailles-bepalingen, komt de vreeis voor het in aantal Rijksdagzetels sterk gegroeide communisme de ge■ moederen in Frankrijk ietwat verontrusten. Is het wonder, dat de oud-minister van onderwijs De Monsie, een der kampioenen voor internati1 onale toenadering met speciaal bevoorrechte po: sitie voor Frankrijk, in de „Tagliche Rundschau” : een klaagmuur heeft gevonden om daartegen r zijn angst en verdriet over Duitschland’s ver- houding tot Rusland uit te weenen! In dat blad : bespreekt hij na de arrestatie van IBela Kun te , Weenen ook de gunstige resultaten voor de r communisten, bij de verkiezingen in DuitsCH- land. De groote moeilijkheid in den strijd tegen 1 de bolsjewistische propaganda acht hij daarin gelegen, dat men op grond van „Real”-politiek - betrekkingen wenscht te onderhouden met Sowt jet-Rusland doch het communisme in eigen land i bestrijden moet. Alle met Rusland gesloten s niet-inmengingsverdragen staan slechts op pa1 pier. Het hernieuwde opduiken van Bela Kun - te Weenen maakt het bestrijden van het comf munisme weer moeilijken En daarom moet het vraagstuk der verhouding van West-Europa tot i Rusland en tot het communisme thans onvoor- waardelijk opgehelderd worden en duidelijk wor 1 den vastgestdd wat West-Europa aan Duitscht land in zijn verhouding tot Rusland' eigenlijk t heeft. Als de heer De Monsie toch aan het ad-
nseeren en eischen gaat, had hij ook wel mo- t ;en wijzen op het bepaald ergerlijk feit, dat de s >ressa-tentoonstelling te Keulen door voor deze t gelegenheid expressclijk — en gemakkelijk — ' jvergekomen Bolsjewistische agenten aanleiding i :al worden dat dezen zomer vermoedelijk in ge- j ïeel Duitschland sterke communistische propa- < ?anda zal worden gemaakt, hetgeen des te be- 1 ienkelijker is met het oog op den aanwas van I jolitieken invloed der links-socialistische ele- : nenten in het rijk en ook op de positie der com- 1 nunistisch-gezinde soc. democraten in Oosten- 1 •ijk. Wat de houding der Duitsche „Genossen” j :egenover het denkbeeld van een herstel der 1 groote coalitie betreft — men schijnt daarvoor ] zeel te gevoelen en zelfs de radicale Saksers j mllen vermoedelijk in allerlaatste instantie nog 1 vel met zich laten praten. Want de positie, ; waarin de Duitsche sociaal-democratie thans zerk eert, is een geheel andere -als die van een paar jaren geleden. Men wilde toen — als nog i liet overwegend sterk genoeg — het liefst in : ie oppositie blijven en stelde dientengevolge : zijn eischen aan de Duitsche Volkspartij zoo ■ hoog, dat zij door laatstgenoemde niet konden l worden aanvaard. Doch het ophouden van het politiek fatsoen tegenover de eigen kiezers maakt na Zondag 20 Mei 1028 een afzijdig blijven van de deelneming aan de regeeringstaak onmogelijk. En die deelneming kan alleen in de groote coalitie geschieden. '—o
Uit eigen land.
De vervroegde wederinvoering van den zevenjarigen leerplicht. — De Christelijk-Historischen ertegen. — Waarom de anti-revolutionnalren niet tegen stemden. — De maatregel verdedigd door sprekers van de overige fracties en door Minister Waszink. — „Als je een spijker stevig in een plank wil slaan, komt het aan op den laatsten slag”. — Het wetsontwerp aangenomen. In de Eerste Kamer is aan de orde geweest het wetsontwerp om met 1 Juli a.s. den 7-jarigen leerplicht, die in 1921 in de wet was opgenomen, doch om financieele redenen in 1924 was geschorst tot 1 Januari 1931, weder in te voeren. Aangezien de anti-revolutionnairen prin cipieele tegenstanders van den leerplicht gebleven zijn, was het te verwachten geweest, dat indien er tegen dit wetsontwerp verzet kwam, dit in de eerste plaats zou zijn gekomen uit den anti-revolutionnairen hoek. Doch het liep anders. Van anti-revolutionnaire zijde kwam, als laatste spreker vóór den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de heer De Veer verklaren, dat hij en zijn politieke vrienden vóór het ontwerp zouden stemmen. Immers bij dit wetsontwerp was de principieele quaestie van den leerplicht niet aan de orde: het ging hier alleen om de vraag, op welken datum de zevenjarige leerplicht behoorde te worden ingevoerd. Waar nu de Tweede Kamer dit wetsontwerp met groote meerderheid had aangenomen, lag het z. i. niet op den weg der Eerste Kamer er zich tegen te verzetten. Deze houding dunkt ons zeer correct. Dat intusschen een aantal sprekers aan den heer De Veer is voorafgegaan, was het gevolg van de omstandigheid dat aanstonds nadat de behandeling van het ontwerp aan de orde was gesteld, de heer Van der Hoeven namens de Christelijk-historische fractie kwam verklaren, dat zij tegen het ontwerp zou stemmen. AI erkende de heer Van der Hoeven dat de strijd over den leerplicht feitelijk is beslist, toch bleek hij zelf er een tegenstander van te zijn, dat men de ouders verplichtte hun kinderen op zevenjarigen leeftijd naar school te sturen. Zijn hoofdbezwaar tegen dit wetsontwerp was echter van financieelen aard. Zijns inziens zijn de belastingen nog altijd veel te hoog en was de tijd dus nog niet aangebroken op financieel gebied de teugels te vieren. Dit ontwerp nu zou een verhooging van kosten, als gevolg van de vervroeging van den termijn als wederinvoering van den leerplicht, na zich sleepen van 4y2 miilioen gulden. Feitelijk richtte deze oppositie zich dus over het hoofd van minister Waszink tegen minister De Geer, die door min of meer toe te geven aan de motie-Suring de verdere belastingverlaging eenigszins had gehandicapt. Intusschen liet de heer Slingenberg (V. D.), die na den heer Van der Hoeven aan het woord kwam, niet na, in het licht te stellen dat er toch ook reeds een belangrijke belastingverlaging heeft plaats gehad: de successiebelasting is verlaagd evenals
ie personeele belasting. En vooral de inkomitenbelasting is verminderd, door afschaffing ;erst van de 25 opcenten, en vervolgens door /erlaging van de hoofdsom met 20 pet. Maar ie grief van den heer Van der Hoeven, bij re» )liek nog door hem herhaald en aangedikt, was, iat toch nog het geheel der belastingen, dat nen te betalen heeft, veel te hoog is. Daaraan ladden vooral ook de gemeentebelastingen schuld. In welke groote gemeente — vroeg de reer Van der Hoeven — is de belasting veraagd? Men zou hebben kunnen antwoorden, dat uist dezer dagen de Haagsche Raad de zakeijke bedrijfsbelasting heeft afgeschaft. Maar de beer Van der IHoeven doelde blijkbaar op de gemeentelijke inkomstenbelasting en klaagde er iver, dat de groote gemeenten haar hervormingen voortdurend uitbreiden, zoodat van belastingverlaging geen sprake is. Goed, zeide de heer Slingenberg; ook mijn ideaal is: liefst heelemaal geen belastingen; maar mag men daarmee aankomen om een nood zakeiijken socialen maatregel te bestrijden? Nu was echter juist het groote verschil tusschen den heer Van der Hoeven en den heer Slingenberg hierin gelegen, dat de heer Van der Hoeven en zijn politieke vrienden den maatregel niet noodzakelijk achtten. Maar — zooals ook door de heeren De Jong (R. K.) en Ossendorp (S. D.) in het licht werd gesteld, — hier reageerde de heer Van der Hoeven tegen een voldongen feit. De zevenjarige leerplicht — wij herinnerden hier boven eraan — stond reeds sinds 1921 in de wet. Destijds hadden in de Eerste Kamer alleen de anti-revolutionnairen zich ertegen verzet. Sterker nog: de maatregel was afkomstig van den christelijk-historischen minister van onderwijs, dr. De Visser, die hem met geestdrift had verdedigd en later „met bloedend harte” kwam voorstellen den zevenjarigen leerplicht om redenen van financieelen aard tot later uit te stellen. De heer Slingenberg sprak dan ook zijn verwondering erover uit, dat dit verzet juist van christelijk-historische zijde kwam. De heer Van der Hoeven heeft bij repliek hierop wel geriposteerd, dat hij steeds frank en vrij zijn meening wilde zeggen, ook waar deze afweek van die van geestverwanten. Maar het is dan toch maar een feit, dat in 1921 in de Eerste Kamer geen enkele christelijk-historische stem zich tegen den zevenjarigen leerplicht heeft verheven. Bovendien wees de heer Ossendorp erop — en minister Wassink onderschreef volkomen dit betoog — dat in 1924 de stopzetting heeft plaats gehad tot 1931, alleen omdat men destijds meen de, dat eerst in dat jaar de financieele toestand zoodanig zou zijn verbeterd, dat van invoering van den maatregel sprake kon zijn. Nu blijkt, dat dit reeds eerder het geval is, dient de invoering te worden vervroegd. Maar waartoe is dit noodig? had de heer Van der Hoeven gevraagd. De gemeenten zijn toch reeds verplicht voor een zevende leerjaar te zorgen. De heer De Jong antwoordde hierop, dat reeds thans gebleken is, dat slechts de helft der kinderen, voor wie dit zevende leerjaar bestemd is, daarvan gebruik maken, juist als gevolg van het feit, dat de leerplicht thans voor dit zevende jaar ontbreekt. Waarom niet liever de leerlingenschaal verminderd? Ook dit punt, door den heer Van der Hoeven even aangeroerd, is in den breede besproken. Allen waren het er over eens, dat invoering van den zevenjarigen leerplicht diende voor te gaan, aangezien daardoor het hiaat tusschen Leerplichtwet en Arbeidswet werd verkleind. Daarom gaf ook Minister Waszink aan de thans gevolgde methode de voorkeur. Nog een ander argument voor den zevenjarigen leerplicht als eerst-noodige maatregel is door den grijzen voorvechter van den leerplicht, den heer Smeenge (lib.) aangevoerd. Thans blijkt de ontwikkeling van de schooljeugd vaak onvoldoende om met vrucht voortgezet onderwijs, als b.v. ook onderwijs, te volgen. Met instemming citeerde de heer Smeenge een uitspraak van den bekenden paedagoog prof. Casimir: „Als je een spijker stevig in 'een plank wilt slaan, komt het aan op den laatsten slag”. Het wetsontwerp is ten slotte aangenomen met slechts 4 stemmen, die der aanwezige christelijk-historischen, tegen.
Buitenland.
DOOR DEN BLIKSEM GETROFFEN. Vijf en twintig dooiden gewoniden. Nabij Zanzin in het district Landsberg a/d. Warthe (Brandenburg) sloeg de bliksem in een groep arbeidsters, die onder een boom beschutting tegen het onweer hadden gezocht. Acht vrouwen werden hierbij gedood, terwijl twaalf zwaar en vijf Jicht gewond werden.
OPENBARE KENNISGEVINGEN VAN HET GEMEENTEBESTUUR. RAADSVERGADERING. De Burgemeester der gemeente Vlaardingen brengt ter openbare kennis, dat een vergadering van den Raad dezer gemeente is belegd tegen Donderdag den 31 Mei aanstaande, des namiddags te 7.30 uur precies.