De voormalige hoofdcommissaris van politie te Batavia. — Ontslagen wegens benadeeling van ’slands kas voor zeer aanzienlijke bedragea — Later in ’s lands dienst hersteld. — Straks gepensionneerd op basis van het hoogste salaris, dat hij als hoofdcommissaris van politie genoot. — Is dit wel de juiste methode? — Wordt het aanbevelenswaardig voor een Indisch lands dienaar om wat „op zijn kerfstok” te hebben? — Het Indische Gekkenhuis in optima forma. — De aanwijzing van den heer H. Colijn als opvolger van dr. Scheurer tot lid der Tweede Kamer. — Is deze beslissing van het Centrale Stembureau wel juist? — Hoe de heer Vliegen hierover denkt. Toen enkele jaren geleden over de ambtenaarswereld i,n Ned.-Indië een ware fraude-golf ging, werd ook de toenmalige hoofdcommissaris van politie te Batavia, v. R., hierdoor medegesleept. Een onderzoek wees uit, dat hij 's lands kas voor zeer aanzienlijke bedragen had benadeeld. Dit vergrijp heeft de betrokken functionaris moeten boeten met verlies van zijn betrekking en een gevangenisstraf, die weliswaar naar veler meening niet in juiste verhouding stond tot den ernst van het gepleegde misdrijf, maar dre in elk geval een man, een ambtenaar van zijn positie voor heel het verdere leven den weg naar een openbaar ambt afsneed. Althans dat meende men. De uitkomst was echter anders dan verwacht werd. Want ziet, toen v. R. zijn vergrijp in de gevangenis geboet had, werd hij na verrassend korten tijd in ’s lands dienst hersteld, niet in zijn vroeger ambt, maar in de meer ondergeschikte positie van commies. De reclasseering is een mooie instelling, maar toch vroeg men zich af of déze wijze van reclasseering wel aan bevel-enswaardig was, of het wel in het belang van den dienst in ’t algemeen was een man, die zich vergrepen had aan ’s lands gelden aldus te plaatsen op een post, waarbij hij naast, ja boven tal van eerlijke, betrouwbare collega’s kwam te staan. Dat v. R. geholpen werd op zijn verder zoo doornig levenspad, uitstekend, maar het ware verstandiger geweest dit op een andere wijze te doen. De benoeming was nu eenmaal geschied en de verbazing er over luwde vrij spoedig. Had de Regeering zich nu verder ten aanzien van
den aldus gereclasseerde onbetuigd gelaten en dezen in stilte zijn werk laten doen, niemand zou er zich verder aan gestooten hebben. Doch ziet, nog eenmaal is de figuur van v. R. uit de vergetelheid naar voren gebracht en weer verbaast men zich over de geheime krachten, die in het belang van dezen man werkzaam blijken te zijn. Naar het „Nieuws van den Dag van Ned. Indië” meldt zal v. R. binnenkort gepensionneerd worden op basis van het hoogste salaris, dat hij als hoofdcommissaris van politie genoot! Deze man, die eerst het Rijk voor •tienduizenden bestal, die daarop een betrekking kreeg welke velen hem benijdden, zal tenslotte den dienst verlaten met een pensioen van duizenden ’sjaars! Is het wonder, dat men zich afvraagt of dit wel de juiste methode is? Langzamerhand schijnt het aanbevelenswaardig voor een Indisch landsdienaar om wat „op zijn kerfstok ’ ’ te hebben, want in de eerste plaats heeft hij dan een goede kans, dat zijn misdragingen niet ontdekt worden, zoodat hij rustig van zijn oneerlijk verkregen duiten kan genieten, maar zelfs al komt zijn fraude uit, dan is hij nog niet verloren, integendeel, nadat hij zijn vergrijp geboet heeft, wordt hij omringd door de teedere zorgen der reclasseering. Nn reeds is het een feit, aldus het „N. v. d. D. v. N. I.”, dat zoowel hij promotie als bij sollicitatie veelal aan gereclasseerden de voorkeur wordt gegeven. Het toppunt is wel een gevalletje, dat zich onlangs heeft voorgedaan: Een lager ambtenaar solliciteerde naar een ihoogere betrekking en kreeg het bescheid, dat een gereclasseerde in de door hem geambieerde functie was benoemd. En toen de ongelukkige sollicitant in begrijpelijke verbijstering uitriep : „Maar moet ik dan eerst gegapt en in de kast gezeten hebben, om vooruit te kunnen komen!” luidde het laconieke antwoord: „Ja, meneer, dan kunt u zich bij den reelasseeringsambtenaar vervoegen ’ ’. Het Indische Gekkenhuis is optima forma. • * • De aanwijzing van den heer H. Colijn als opvolger van dr. Seheurer voor het lidmaatschap der Tweede Kamer, vraagt nog steeds aandacht in de pers. Omdat de vraag kon rijzen, of de beslissing van het Centrale Stembureau wel juist was. Het feit op zich zelf, dat de voorzitter van het Centraal Stembureau een toelichting publiceerde tot het besluit van dit bureau, is daarvoor reeds een aanwijzing. Een ingezonden stuk van den heer Coops in verschillende bladen heeft dan ook 'betoogd, dat niet de heer Colijn maar Heukels op grond van de Kieswet had moeten zijn aangewezen. In het „Volk” stelt de heer Vliegen, ondervoorzitter van het Centraal Stembureau, deze kwestie zeer, eenvoudig: „De anti-revolutionaire partij had hij de algemeene verkiezingen van 1925 in de verschillende kieskringen candidatenlijsten ingediend, waarop over het algemeen, behalve de onderste, wel dezelfde namen voorkwamen, maar niet in dezelfde volgorde. Evenwel stond op al de lijsten, zonder uitzondering, de lieer Colijn als no. 1. Wijl de anti-revolutionaire lijst 13 zetels kreeg, was dus de heer Colijn in een aantal kieskringen gekozen. Bij loting werd daarop één bepaalde lijst van één bepaalden kieskring aangewezen, waarop hij gekozen werd verklaard. Dit is noodig om de rangorde der opvolging te bepalen. Wanneer nu een Kamerlid bedankt, een betrekking aanneemt, die met het Kamerlidmaatschap onvereenigbaar is, of om; eenige andere reden ophoudt Kamerlid te zijn, kan hij aan het Centraal Stembureau het verlangen te kennen geven te worden gehandhaafd op de lijst, waarop hij is gekozen verklaard, om eventueel, bij het ontslag eener vacature, weer te kunnen invallen. Dit is door den heer Colijn gebeurd. En nu is de heele vraag eigenlijk deze: welke is die lijst? Is dat de lijst van vóór of is het die van na de loting? De heer Colijn was gekozen op alle anti-revolutionaire lijsten, aan welke een of meer zetels waren toegevallen en alleen voor de aanwijzing van de verdere gekozenen is het noodig, dat zóó iemand gekozen wordt verklaard op de lijst van een bepaalden kieskring of combinatie van kieskringen. De voorzitter van het Centraal Stembureau heeft nu beslist, dat met die lijst in dit geval bedoeld moet zijn de algemeene anti-rev. lijst, de lijst van vóór de loting. Dat acht de heer Vliegen juist. „•Ook hierom, wijl, waar de wet niet uitdrukkelijk zegt, welke lijst bedoeld is, voor de hand ligt, dat de meest logische oplossing is die, welke ligt in de : uitspraak van de kiezers. En waar dezen den heer j Colijn op alle anti-rev. lijsten als no. 1 verkozen, 1 ligt het in de rede, dat hij ook op al die lijsten no. 1 pan de plaatsvervanger werd, toen hij gebruik maakte van zijn recht om weer op de lijst te wor- : ien geplaatst, zooals art. 130 der Kieswet dan voor-1 schrijft.” — ; —■ i _ j
"Uit eigen land.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504084:mpeg21:p00001
c Minister Hijmans spreekt over het vraag- c stuk der Belgisch-Nederlandsch betrekkin- s gen. — Een in zachten, maar toch goed r waarneembaren vorm gekleede bedreiging. c — De nieuwe Duitsche regeering aan den j. arbeid. — Het einde van het Sjachty-proces. j, — De terdoodveroordeelingen. — De vrijspraak der Duitschers. — De invloed van r het proces op de Duitsch-Russische betrek- £ kingen. — De Grieksche regeeringscrisis j; opgelost. — Venizelos heeft de teugels j weer in handen. — Zal hij Griekenland op- s nieuw in avonturen storten? z v In de Belgische Kamer heeft de heer Hijmans c i een breedvoerige uiteenzetting gegeven om- f trent het vraagstuk der Belgisch-Nedierlandsche c betrekkingen. Vermeld dient — óók wegens de r internationale metamorphose van het vraag- r stuk, waarmede gedreigd wordt — nog eens de c ! samenvatting door den heer Hijmans van de v ; drie bekende Belgische eischen. Vooreerst: de c organisatie van de rivierdiensten, op zulk een c wijze, dat de belangen van het verkeer niet be- j, lemmerd kunnen worden door een staat, die er ^ geen onmiddellijk belang bij heeft; vervolgens c de verplichting van Nederland om den water- v weg te onderhouden, in verband met nieuwe c eischen, die het gevolg zijn van den vooruit- a gang van den schepenbouw en het groeiende p .verkeer; en ten slotte het aanleggen van zijwegen o,f aanvullende waterwegen met het doel, te voorzien in de gebreken, die bij het bestaande verkeer met den Rijn worden ondervonden. s Ziedaar.— aldus ongeveer den heer Hijmans c — eischen van nationaal Belgisch belang, maar v die toch ook, zooals hij betoogde, onder geen _ enkel opzicht in strijd komen met het algemeen q belang der internationale scheepvaart. Boven- z dien, aldus doceerde de minister, heeft de oor- z log en zijn na-periode de algemeene wereld- ; opinie geleerd, dat grootere solidariteit en sa- ^ menwerking tusschen de, volken noodig is, ter- n wijl er hier van botsing tusscihen de belangen r der Rotterdamsche en Antwerpsche havens geen sprake krfn zijn, daar deze belangen, goed be- r grepen, elkaar aanvullen, zoodat voor de beide c staten slechts rest een politiek van samenwer- p king en niet eene van louter eigenbelang. En a aan het slot zijner rede kwam na herhaalde ver- \ klaringen over den goeden wil der Nederland- e sche regeering, de in zachten, maar toch zeer r goed waarneembaren vorm gekleede bedrei- e ging. Mocht thans blijken, aldus de heer Hij- ,j mans, dat een betere betrekking tusschen België en Nederland niet mogelijk is, dan zou de s atmosfeer ongezond worden en een pijnlijke ma r laise de betrekkingen tusschen de beide landen ,c beheerschen. Dan zou België zijn transport- en j verkeerspolitiek moeten doorvoeren uitsluitend met de inachtneming van zijn eigen belangen f en aan den anderen kant ertoe genoopt worden \ op internationaal gebied waarborgen te zoeken, r die het in een onderling accoord niet had kun- c nen vinden. Laten wij echter blijven vertrou- v wen, aldus eindigde de heer Hijmans. Oud-minister Van der Velde verklaarde zich v met een te grootere openhartigheid en beslist- s heid aan de zijde van Hijmans te kunnen scha- f ren, wijl hij bekend stond als een tegenstander t van elke annexatie van INederlandsch grondge- t bied. Doch hij was niet gerust op de,stemming t < der Nederlandsche Staten-Generaal, daar de e quaestie der Nederiandsch-Belgische betrekkin- c gen voor-het Nederlandsche volk een gevoelsquaestie is geworden, 'zoodat het volgens de meening van een voorname Nederlandsche persoonlijkheid misschien noodig zou zijn met heel £ de quaestie naar Genève te gaan, ze te laten r oplossen door den Volkenbond bij arbitrale be- r slissing. Zoo zou men dan weer terecht ko- f men bij het middel, waarmede men van Belgi- j sche zijde reeds herhaaldelijk gedreigd iheeft — < de hulp der groote broers in een zaak, die (en e dezen kant van de quaestie vinden we in mi- \ nister Hijman’s exposé niet sterk belicht), toch j ook de Nederlandsche souvereiniteit raakt. c * * 2 * • s De nieuwe Duitsche rijksregeering heeft voor r haar bestaan en voor haar arbeidsprogram de j goedkeuring van den Rijksdag verkregen met r 261 tegen 134 stemmen — een zeer behoorlijke ( meerderheid. Het was te verwachten, dat rijks- i kanselier Miiller nijdig van zich zou afbijten in j de richting der Duitsch-Nationalen en der com- 5 munisten, en hij deed dit dan ook. Graaf Wes- j tarp werd even aan het verstand gebracht dat 1 de zoozeer door hem gehekelde grondwet van 1 Weimar Duitschland toch maar uit de ellendige i periode der staatsgrepen en uit den smadelij- :
ken tijd der inflatie had geholpen en dat — dit kreeg partijgenoot Breitscheid te hooren — al is het tegenwoordige kabinet niet op eenige coalitie gebaseerd, al zijn de ministers niet cle officieele vertegenwoordigers hunner fracties, de regeering toch het voornemen koestert zoo spoedig mogelijk tot een wijziging in haar sa[ menstelling over te gaan, zoodat zij metterdaad! de groote coalitie achter zich zal krijgen. De regeering gaat aan den arbeid voor het 1 heil van het geheele Duitsche volk en geheel ■ het Duitsche vaderland. Even strijdlustig en paraat toonde zich de 1 nieuwe titularis voor financiën, dr. Hilferding, die zich vooral te verweren had tegen de Duitsch-Nationalen en de communisten. Hij be1 toogde, dat volstrekt niet alleen aan den 1 Duitsch-Nationalen dr. Helfferich de eer van de stabilisatie der mark toekiwam, doch dat hij zelf, toen het kabinet-Cpno ten val gebracht was en in Duitschland ide chaos dreigde, met dr. Helfferich heeft samengewerkt om de markt te herstellen, en dat hij het geweest was, die daarbij heeft weten te voorkomen dat Helfferich’s zoogenaamde „roggemark” werd_ aangenomen, die de gevaarlijke grondgedachte had, dat de souvereiniteit van het Rijk op het gebied van het geldwezen werd uitgeschakeld. De communisten maakten hierbij een kabaal dat ongeveer gelijk 'wasi aan de kwajongensachtige houding welke in de Belgische Kamer dezer dagen de socialisten aannamen, toen zij minister de Broqueviile’s uiteenzetting van het wetsontwerp op de legerreorganisatie doodspektakelden, zoodat de spreker zijn rede feitelijk slechts aan de hem omringende stenografen kon dicteeren. * * * Intusschen — de nieuwe Duitsche regeering staat op- haar.beenen en heeft in het buitenland over het algemeen een vrij goede pers. Men weet dat zij —- dat kan natuurlijk niet anders! — ook zeer sterk den nadruk heeft gelegd op de noodzakelijkheid der ontruiming van het bezette gebied, nu algemeen erkend wordt — zelfs Poincaré deed dit onlangs — dat Duitschland zijn verplichtingen vervult en het republikeinsche regiem er gevestigd is. De Fransche minister van Buitenlandsche Zaken Briand, vorige week in den Senaat het plan-Dawes en de intergeallieerde schuldcontractén besprekende, meende er nogmaals op te moeten wijzen, dat de quaestie eener vervroegde ontruiming van het Rijnland niet 'zoozeer een Fransche quaestie als wel eene van de gemeenschappelijke geallieerden is. Dat heeft Briand al meer gedaan en Chamberlain eveneens. Omdat het zoo gemakkelijk is wanneer de een het odium voor een blijvenden bezetlingsmaatregel afschuift op den ander! Wat betreft de onderhandelingen over de po. sitie der groote mogendheden te Tanger -— men kan volgens Briand erop rekenen, dat eerst daags de nieuwe Fransch-Èngelsch-SpaanschItaliaansche conventie zou worden onderteekend. En daarbij was 'het als een heugelijk feit te beschouwen dat de betrekkingen tusschen Frankrijk en Italië een beslist bevredigend karakter dragen en de ingeleide besprekingen goe den vooruitgang maken in, vriendschappelijken vorm. Kon dat vriendschappelijk karakter ook maar worden geconstateerd voor de verhouding tusschen Rome en Parijs in Midden-Europa, bepaaldelijk wat Hongarije en de Kleine Entente betreft — Hongarije, Italië’s en de Kleine Entente Frankrijk’s beschermeling, en die beide — beschermden en beschermelingen *— met hun, eischen en toekomstplannen en, intriges tegenover elkander staan. * * * Aan het langdurige en voor de beklaagden afmattende Sjachty-proces is een einde gekomen. iMen herinnert zich de uitspraak: terwijl ruim 30 beschuldigden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, wisselend van één tot tien jaar, luidde de uitspraak tegen een elftal: terdoodveroordeeling. Het hof te Moskou wil 1 echter de mogelijkheid scheppen, dat een zestal ■ hunner den dans nog ontspringt: het heeft bij. 1 het centraal uitvoerend comité der Sovjet-unie clementie bepleit en voorgesteld de straf eenigs zins te verzachten. Wanneer de Russische staatsautoriteiten dus mild- gestemd zijn, is het ' niet uitgesloten, dat slechts een vijftal wordt : geëxecuteerd en in beginsel kunnen ook deze t nog te elfder ure worden begenadigd. De ver: dedigers hebben gratieverzoeken ingediend - voor hun cliënten en is er sprake van, dat het 1 presidium van het centrale uitvoerende comité ■ zal overwegen, of het vonnis moet worden uit- gevoerd dan wel tegemoetkomendheid dient te t worden betracht. Voor Ruslands naam is het 1 te hopen, dat het sovjet-regiem geen nieuwe ; slachtoffers maakt; anderzijds is echter te vree- zen, dat de autoriteiten, die zoo’n ophef hebben gemaakt van de misdaden der beschuldigden,, een voorbeeld zullen stellen, al was het alleen maar ter handhaving van hun prestige. Men weet, wat den beklaagden voor de voeten werd- geworpen: men beschuldigde hen van deelneming aan een economische contra-revolutie, die vooral krachtig georganiseerd was in het Donetsgebied, een industriestreek derhalve. iMaar de beweging had verscheidene vertakkingen, zoodat zich, ook te Charkof en Moskou centralen bevonden. De personen nu, die bij de geruchtmakende zaak betrokken waren, bezondigden zich aan ernstige sabotage-handelingen, waardoor Rusland’s economische weerbaarheid werd aangetast. Achter deze handelingen, die de Russische autoriteiten zeer laakbaar achten en beschouwen als een bedreiging van den Sovjetstaat, moeten — naar de Russische autoriteiten beweren — de vro/gere mijneigenaren, die thans in het buitenland wonen, staan. Ook zekere instituten van enkele buitenlandsche staten, moeten de economische contrarevolutie financieel hebben gesteund. Rusland voelt zich uit dezen hoofde door monarchisten en kapitalisten belaagd en meent, dat de willige werktuigen van deze kringen voorbeeldig dienen te worden gestraft. :Jc * * Ondertusschen trekt het de aandacht, dat de Duitschers, die bij het proces waren betrokken, in vrijheid zijn gesteld, omdat de beschuldiging, dat ook zij de hand hadden gehad in de economische samenzwering, niet gehandhaafd kon worden; hoogstens waren zij op ondergeschikte punten eenigszins in verzuim geweest. Natuurlijk is men in Duitschland met den afloop van het proces, vooral met betrekking tot de beschuldigde landgenooten, ingenomen, maar dit neemt niet weg, dat men de houding der Russische autoriteiten gispt, omdat deze al te voorbarig Duitsche staatsburgers, die de Russische nijverheid hielpen opbouwen, vervolgden en den naam van Duitschland daardoor noodeloos in opspraak brachten, vooral ook omdat Duitsche industrieele ondernemingen in ’t geding werden gebracht. Toen de Duitschers indertijd werden aangehouden, geschiedde dit net op het moment, dat er tusschen Berlijn en Moskou van gedachten werd gewisseld over een revisie van het tusschen beide landen bestaande handels- en vestigingsverdrag. Duitschland voelde in verband met de arrestaties er niet voor met Rusland verder te onderhandelen en zoodoende werden de besprekingen afgebroken. Thans, nu een vrijspraak voor de Duitschers is gevolgd, mag men aannemen, dat opnieuw tusschen vertegenwoordigers der beide landen zal worden geconfereerd, maar men kan er vara op aan, dat Duitschland bij deze gelegenheid bepaalde garanties zal vragen. Het kan niet gedoogen, dat een herhaling ■van het gebeurde plaats vindt en daarom moei Rusland er voor instaan, dat Duitsche industrieele vertegenwoordigers in den vervolge niel weer het slachtoffer kunnen worden van lichtvaardige arrestaties. Trouwens: de bereidheid van industrieele ondernemingen in Duitschland, om Rusland voortaan bij zijn economische reconstructie bij te staan, is er, wat begrijpelijk Is. niet grooter op geworden. Alen begeeft zich nu eenmaal niet gaarne in wespennesten. • * * Griekenland heeft reeds zijn nieuwe regeering, Kondoeritis, de president der republiek, aanvaardde het ontslag der coalitie-regeering en droeg tegelijkertijd Venizelos op een nieuw ministerie samen te stellen, waarmede deze in eer vloek en een zucht gereed was. Op een drieta! ministers na. zijn alle medewerkers van den eersten minister uit de liberale partij, Venizelos partij, gerecruteerd. Van een voorstelling van »le regeering aan de Kamer komt niets, daar Ve«izelos gemachtigd is het parlement te ontbinden, hetgeen dezer dagen zal geschieden. Dooi een en ander worden nieuwe verkiezingen noodzakelijk, die vermoedelijk in de tweede helft dei volgende maand! zullen worden gehouden. De oppositie was wel van oordeel, dat niet de staats president, maar slechts de Kamer het recht bezat om tot ontbinding van ’t parlement over te gaan, doch met deze verlangens is niet rekening gehouden. Na vier jaren neemt Venizelos dus thans, weei actief deel aan de politiek en het is nog moeilijl te zeggen, of zijn bewind Griekenland ten goede zal komen dan wel dezen staat in verdere moeilijkheden zal brengen. Op bimnenlandsch politie! gebied mag men echter aannemen, dat de tegenstellingen weer in aanmerkelijke mate zuller worden verscherpt en dat het met den godsvrede voorloopig in Griekenland is gedaan. Ofschoon Venizelos heeft verklaard de buitenlandsche politiek van Griekenland niet in andere banen te zullen leiden, dient toch afgewacht t< worden, of zijni daden in overeenstemming zullen zijn met zijn woorden. In elk geval staa Venizelos bekend als een groot vriend der geallieerden. Zoo is het ook aan zijn ijveren te
danken geweest, dat Griekenland in den oorlog zijn neutraliteit liet varen en zich aan de zijde der Entente in den strijd wierp. Venizelos heeft van dit partij-kiezen veel voor Griekenland verwacht. De Geallieerden waren dan, ook werkelijk dankbaar voor den steun, dien Griekenland hen verleende en beloonden dezen staat met een aanzienlijke gebiedsuitbreiding, die vooral ten koste van Turkije verwezenlijkt werd. Maar in dit land ontwaakte een krachtig nationalisme, vooral belichaamd in de krachtige figuur van Moestapha Kemal Pasja. Aan de macht, die -deze ontplooide, was het toe te schrijven, dat de aanvankelijk zegevierende Grieken geducht klop kregen, zoodat het verdrag van Sèvres als een vodje papier door Turkije’s successen werd verscheurd en Turkije heel wat terug won van hetgeen dit land was afgetroggeld. De ontwaking uit den Groot-Helleenschen droom was dan ook wel ontnuchterend! Voor Venizelos was de loop van zaken dan ook één bittere teleurstelling, vooral daar het échec, dat de Turken den Grieken bereidden, zijn populairiteit snel deed tanen. Hij trok zich uit de politiek terug en sleet zijn leven buitenslands. In Griekenland ging .het echter langen tijd niet naar wensch; de nederlagen hadden het land in economisch opzicht geducht geschaad; er heerschte een politieke onrust, die aanhoudend tot revoluties en staatsgrepen leidde; de monarchisten en republikeinen stonden bij voortduring fel tegenover elkaar. Voor Griekenland scheen een eenigszins betere tijd aan te breken, toen men ten slotte van den al te feilen partijstrijd afzag en de staatkundige groepen de handen in elkaar sloegen, teneinde te trachten Griekenland van den economischen ondergang te redden. Tijdens het bewind van Zaïmis heerschte dan ook een betrekkelijke rust, al werd in stilte door malcontenten wel gewroet en geïntrigeerd. De tijd zal nu leeren, of Griekenland, nu Venizelos weer de teugels in handen heeft, zich in nieuwe avonturen zal storten, dan wel door een wijs beleid der nieuwe mannen langs vreedzame wegen een gelukkige toekomst tegemoet zal schrijden.
"Buitenlandsch Overzicht.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504084:mpeg21:p00001