Eerste Blad.
j Een dezer dagen was het tien jaren geleden, 1 dat In een kelder in Siberië Czaar Nicolaas II i van Rusland met zijn geheele gezin en eenige 1 getrouwen wesd neergeschoten. Niet echter 1 over den moord op de Czarenfamilie willen v/ij 1 het thans hebben, doch over de gevolgen vain ' dien moord. Weliswaar is de verdwijning van Czaar Nico- ' laas slechts een incident in de rij van geweldige ’ gebeurtenissen, welke de woelige dagen van 1918 kenmerkten en heeft deze moord op zichzelf al evenmin den loop der gebeurtenissen bepaald als dit tijdens de Fransche revolutie de terechtstelling van Lodewijk XVI en Marie Antoinette deed, maar voor het nageslacht blijft toch een dergelijke vorstenmoord een der mijlpalen van de geschiedenis van een revolutie, omdat hij toch in ieder geval manifesteert, dat het oude regiem heeft afgedaan en een nieuw de teugels in handen heeft genomen. Nu zijn tien jaren een vrij korte tijd in de ontwikkeling van een land, maar aan den anderen kant is deze tijdsduur van 10 jaren toch ook weer lang genoeg om ons te doen zien. langs welke lijmen de revolutie van 1918 van Rusland zich ten slotte zal consolideeren. Dat deze uitkomst ten slotte totaal anders zal zijn dan degenen, die de revolutie „maakten”, zich deze dachten, kan het ons eigenlijk wel verbazen? Is dat niet het lot van elke revolutie? En zouden een Robespierre, een Dainiton, indien zij nog eens weer konden keeren op aarde, niet met spraketooze verbazing gadeslaan, wat er tenslotte uit hun werk is voortgekomen? Welnu, de thans verloopen 10 jaren hebben ons i*eeds bewezen, dat het in Rusland precies denzelfden kant opgaat, m. a. w., dat het ideaal, dat den revolutionairen van 1918 voor oogen stond, in de practijk onbereikbaar is gebleken, zoodat het 'jaar 1928 feitelijk reeds de nederlaag, de mislukking van de revolutie van 1918 laat zien. Hiermede willen we niet zeggen, dat die revolutie tenslotte geen gevolgen zal hebben. Ver van dien! Zooals ten slotte uit de Fransche revolutie, uit dat tijdperk van misdaad, wreedheid en onrecht, een geordende maatschappelijke toestand is voortgekomen, zoo zullen we ook de Russische revolutie hebben te aanvaarden als een tijdperk, op zich zelf vol onbeschrijfelijke wreedheid, een tijdperk van moord en jammer, maar tevens als de inleiding tot een geregelde staatkundige periode, die anders zal blijken dan de voorafgaande. Zoo opgevat ver" liezen de revoluties haar directe beteekenls en blijken zij alleen van belang om hetgeen er ten slotte uit voortkomt, al wijkt dat ook hemelsbreed af van de idealen, waarvoor de revolutie • werd ontketend. Dat er ook uit de Russische revolutie iets voort zal komen, men moet wel blind zijn om dat niet in te zien. Dat volk, dat gebroken heeft met alle vroeger geldende wetten, moraal en door traditie geheiligde instellingen, staat 'tegenover het leven anders dan wij en ai zullen deze tien jaren Russische geschiedenis in het boek der historie ten allen tijde in bloed aangeteekend blijven, precies zooals de Fransche revolutie in bloed is opgeteekend, toch zullen we eenmaal op zeer verschillend gebied de gevolgen dier re-j volutie kunnen constateeren.
"De Russische revolutie.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504088:mpeg21:p00001
"Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504088:mpeg21:p00001
1 Het anti-oorlogsverdrag. — Door Frank- ■ rijks antwoord de beteekenls van dit pact aanzienlijk gereduceerd. — Het heele Kei- , logg-pact tot een comedlespel gemaakt — Valsche schijndemonstraties, die de wereld- ( vrede niet dienen. — Beschamende tooneelen In België. — De quaestie van de ont- , ruiming van het Rijnland. — Berlijn blijft taai volhardend In zijn elsch tot ontruiming. — Even vastgeroest Is Frankrijk In het denkbeeld van de noodzakelijkheid eener voortgezette occupatie. Het antwoord van de Fransche regeering, waarin deze zich bereid verklaard het antloorlogspact van den Amerikaanschen Minister
Kellogg te onderteekenen, is dezer dagen gepubliceerd en laten wij er maar onmiddellijk aan toevoegen, dat dit antwoord de beteekenis van het anti-oorlogsverdrag wel zeer aanzienlijk reduceert In de nota, door Brland aan zijn Atnerikaanr sche collega overhandigd, lezen we o.m., dat de Fransche «Regeering, na inzage te hebben genomen van de laatste nota van Kellogg, gelukkig is geen bezwaar meer te moeten opperen tegen de ratificatie, wijl de Amerikaansche regeering de Fransche opvatting in aanmerking heeft genomen. En dan lezen we, dat die Fransche opvatting daarin bestaat, dat het verdrag niet het recht van zelfverdediging verwerpt tegen een aanval, terwijl elke natie alleen competent is om zelf uit te maken of in een bepaald geval van een zelfverdedlgingsoorlog kan gesproken worden, ja of neen. Het behoeft geen betoog meer, dat met deze interpretatie het heele Kellogg-pact niet anders is dan een comediespel, waarvan men zich alleen afvraagt, wat zit er toch bij de heeren diplomaten voor om op die wijze met een zoo belangrijk vraagstuk als oorlog, of vrede te sollen en het publiek zand in de oogen te strooien. Men kan toch op zijn klompen voelen, dat een dergelijk anti-oorlogsverdrag van nul en, geener waarde is en terecht kan dan ook de Fransche regeering in haar antwoord verklaren, dat het Kellogg-verdrag zoo opgevat geheel ligt In de lijn van de Fransche politiek en volkomen In overeenstemming is met de Volkenbondspolitiek. Er is dus niets veranderd met dit Kelloggpact, de wereld, die verlangt naar vrede, is weer blij gemaakt met een doode musch, een luguber spelletje, waar de heeren diplomaten in de laatste jaren de menschheid mee stilhouden en de aandacht afleiden van de werkelijke pogingen, die moesten worden gedaan, om daad werkelijk Iets voor den wereldvrede te berei-t ken. • • * Immers, door deze bereidverklaring van Frankrijk hebben thans Engeland, Amerika, Italië, Spanje, Duitschland en Frankrijk besloten voortaan elkander niet meer aan te vallen, tenzij het een verdedigingsoorlog geldt of een tehulp komen van bondgenooten, met wnen een z.g. militair verbond is gesloten. Alleen reeds het feit, dat de verdedigingsoorlog buiten het pact blijft, is al een zeer zwakke plek in de nieuwe overeenkomst, want wij weten nog uit de ervaringen van 1914, ‘hoe ieder land voor zich heilig overtuigd was, dat het een verdedigingsoorlog voerde. Von Bethmann Hou weg zeide in den Duitschen Rijksdag, dat Duitschland van alle zijden door vijanden werd besprongen en hij voegde er aan toe, dat de wapens den Duitschers in de vuisten werden gedrongen. Maar in Parijs en Petersburg werd precies hetzelfde verklaard. Er zou intusschen nog iets voor het recht der verdedigingsoorlog te zeggen zijn, indien vóór de wapenen werden opgevat, er een onpartijdig college zou zijn, bijv. het Internationaal Hof van Arbitrage, dat zou uitmaken of er in een bepaald geval sprake zou zijn van een verdedigings- of een aanvalsoorlog. Maar ook die mogelijkheid heeft Frankrijk zelfs uitgeschakeld, want in het antwoord van Kellogg staat duidelijk, dat ieder land voor zich zelf bepalen zal of het een aanvals- of verdedigingsoorlog gaat voeren. M. a. w. Frankrijk wenscht volkomen vrij te blijven, ondanks het pact, de wapenen op te nemen tegen welk land en in welke omstandigheden ook. Als Frankrijk meent, dat het wordt bedreigd of een van Frankrijks bondgenooten meent dat zulks het geval is, dan is Frankrijk volkomen vrij om de wapens ter hand te nemen, geen Volkenbondsverdrag, geen Kellogg-pact kan dan iets verhinderen. Het oorlogsgevaa. In Europa wordt dus dooi het Kellogg-pact niet het minst verminderd; want wanneer Frankrijk een oorlog zou willer voeren, dan zal het natuurlijk niet zeggen: Zie wij willen ons land eens wat vergrooten of wij willen aan de macht van die steeds gevaarlijkei : wordende tegenstander een eind maken alvorens hij ons over het hoofd groeit. Zoo openlijk heeft nog nooit een staatsman een oorlog gemotiveerd. Neen, dan zal Frankrijk zeggen: Wij, Franschen, worden aangevallen, wij worden in om : bestaan door dien staat bedreigd, ons rest niets 1 anders dan een oorlog om ons te verdedigen. En als men dan zegt, bewijst dit, of laat deze ' quaestie beslechten door onpartijdigen, dar wi st men dit af en zegt, deze zaak is er een var zu k een groot nationaal belang, daarin kunner wi geen inmenging van derden dulden. Wi noemen hier Frankrijk, we zouden misschiet
nog met meer recht Italië of Engeland kunnen noemen. «Straks, als er nog meer onderteekenaars zijn en waarom niet, dit verdrag kan iedereen onder teekenen, zal te «Parijs de onderteekening plaats hebben op «feestelijke wijze. Er zal veel recla- , me worden gemaakt, er zal weer gejubeld wor- . den, maar de wereldvrede zal door dit weinig eerlijke diplomatieke spel meer geschaad dan behartigd worden. ■ Want het was voor den wereldvrede beter, dat dergelijke valsche schijndemonstraties echterwege bleven. , Daarmede wordt wel den oorlog, maar niet den vrede gediend. Die kan alleen geholpen worden met een eerlijk oprecht streven naar internationale toenadering. De ontnuchtering later zal echter vreeselijk zijn. • * Want hoe verhit de gemoederen nog zijn, hoe vergiftigd het volk wordt door deze nationalistische politiek bleek nu pas weer in «België, bij de beschamende tooneelen die zich afspeelden rond de nieuwe bibliotheek van de (Leuvënsche Universiteit. De geschiedenis is deze. De nationalistische kliek wilde een ballustrade, waarin ten eeuwigen dage een haat zou gepredikt worden tegen Duitschland. Het bestuur der Universiteit weigerde daaraan te voldoen, en zoo kwam een gedenksteen waarin alles wat naar haat zweem dej zou wegblijven. Welnu, dezer dagen hebben de nationalisten, die de nationale haat aankweeken, zich niet ontzien om op een werkelijk furore wijze te getuigen van hun haat en zij hebben de nieuwe Ballustrade met een ijzeren hamer totaal doen vernielen. Twintig minuten hebben zij noodig gehad om dit vandalenwerk te verrichten. Dit optreden wijst ook op de gevaarlijke men taliteit die in België nog altijd heerscht, want dezelfde pers die ophitste tegen het bestuur der Universiteit, «is ook de pers, die het Vlaamsche leven in België onderdrukt en een lastercampagne tegen Holland voert. Dit is het groote gevaar van de versterking van het anti-Vlaamsche element, een versterking waaraan zoovelen ten onzent nog meedoen, zooals nu weer blijkt door de deelname onzer regeering aan de Belgische tentoonstelling, die de honderd jaren Belgisch-Fransche overheersching moet vieren. «Misschien dat deze menschen, door wat nu weer in Leuven gebeurde, hun oogen weer eens open laten gaan. En wellicht is dit voorbeeld ook nog leerzaam voor de Vlaamsche leiders, die nu weer door mee te werken aan de versterking van het inilitairisme in België, deze gevaarlijke nationalistische en anti-vredesstrooming, zoo versterken. • * * Diezelfde antl-vredessfroomlngen openbaren zich in de omstandigheid dat de ontruiming van het 'Rijnland nog steeds het grondprobleem blijft van de betrekkingen tusschen de verschillende groote landen, daar zij onmiddeHijk verband houdt met de positie van Polen, Oostenrijk, Hongarije, de politiek van Italië, den terugslag daarvan op de verhoudingen in den Balkan en zelfs de Duitsch-Russische relaties. Vooral na de verklaringen van den nieuwen rijkskanselier Hermann Müller is deze ontruimingsquaestie weer op den voorgrond getreden van alle besprekingen der internationale diplomatie. De rijkskanselier noemde het immers „een veronderstelling die van zelf spreekt”, dat de «Duitsche buitenlandsche politiek er naar streeft, zoo spoedig mogelijk de ontruiming van het Rijnland te bereiken. Hij bewees daardoor, dat er, wat deze quaestie betreft, in Duitschland gèen onderscheid bestaat tusschen links en rechts. Men weet dat uit Frankrijk, maar vooral uit Engeland en Amerika luide stemmen worden vernomen, die voor de ontruiming van het Rijnland pleiten wijl men „de Duitsche politiek, die op het oogenblik ernstig naar een goede verstandhouding streeft, moet tegemoetkomen : en steunen”. Ook de redevoering van den vroegeren Belgischen minister van Buitenlandsche, Zaken, Vandervelde, waarin hij de Rijnlandbezetting van het standpunt van veiligheid en re■ paratie-betalingen waardeloos heeft genoemd, heeft in Duitschland sterk de aandacht getrokken. „Blijft het Rijnland bezet", aldus Vandervelde, dan zal daarvan een vermeerdering van ■ bewapening in Europa het gevolg zijn. Hij ver; langt het einde der bezetting en een daarmee i gepaard gaande politiek van ontwapening. Vandervelde heeft er ook op gewezen, dat er nu in ! de Duitsche regeering mannen zitten, die onge1 twijfeld een goeden wil hebben en die werken 1 voor de Duitsche republiek en den vrede, zoo1 dat België dezen mannen zijn goeden wil moet j toonen. Maar ach, Vandervelde is op dit oogen1 blik niet meer dan — dc oud-minister-in-oppo-
sitie. En zelfs indien hij weer eens de leiding der buitenlandsche politiek in handen zou krijgen, zou dan «deze „«grand orateur”, zooals Koningin «Elisabeth hem eens qualificeerde, toen haar oudste zoontje, de tegenwoordige hertog van Brabant, bij de opening der Kamers, welke plechtigheid hij mocht bijwonen, vroeg: „Mama, wie is toch die meneer, die zoo tegen papa uitvaart?” — zou dan deze vredesvriend België metterdaad kunnen verlossen uit zijn ietwat smadelijken toestand van „prolongement de la France” — verlengstuk van Frankrijk? Immers neen! In de meerderheid der Fransche bladen valt óók tegenover het kabinet-Müller geen wijziging van houding inzake de Rijnland-quaestie te bespeuren. De voornaamste reden voor de houding van deze Fransche kringen schijnt de wensch te zijn, om het Rijnland als handelsobject in handen te houden. Even taai als Berlijn vasthoudt aan den eisch tot ontruiming in het belang van de toenadering tusschen de beide volken, en in dat van den vrede voor geheel Europa, even vastgeroest toont zich /Parijs in het denkbeeld van de noodzakelijkheid eener voortgezette occupatie tot een liefst zelfs niet bij benadering aan te duiden tijdstip. Dat blijft voor de wereld nog altijd de groote teleurstelling. In de internationale politiek zomert het volstrekt niet op. De schoone Irene oftewel de godin des Vredes durft zelfs geen lenteliedje neuriën. En indien zij bij tijd en wijle iets waagt wat daarop gelijkt, zingt zij duidelijk hoorbaar valsch! irt
"Buitenlandsch Overzicht.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504088:mpeg21:p00001
CMAXIX. 'Den eersten heeten Zondag hebben wij gehad. Snikheet zelfs was het, ook daar waar men de weinige luwte zocht die er haast niet te vinden was. Wat is dan de nabijheid van de zêe een groot bezit, ’t Was langs de kust weer de groote volksverhuizing en de schatting van het aantal menschen dat hier vertoefde gaat over de vijftig duizend uit. Op sommige plaatsen stonden de linnen tenten vier en vijf rijen dik en er was geen plaatsje meer onbezet. Zoo was het Zondag Js morgens om zes uur al. Toen de politie om zeven uur haar post betrok was'het er al overvol en tot elf uur bleef het onafgebroken stroomen. Tegenwoordig zijn er een viertal wegen door de duinen en langs alle vier kwamen ze op zetten, met wagens en fiet-, sen. Het was om één uur in den namiddag hoog water en dus wilde ieder vóór dien tijd met zijn tent gereed zijn omdat anders het, strand onbegaanbaar is en er zelfs geen ruimte is om te loopen, want de eerste rij tenten staat vlak langs de hoogwaterlijn, die aangegeven wordt door de palen van de reddingslijnen. Daarvóór mag niemand staan. «Het aangeven van deze lijn is de oplossing geweest voor den algemeene vrede op het strand. Wie het eerst komt plaatst zijn tent langs die rooilijn en hij weet dan ook dat niemand meer voor zijn neus kan komen te staan. Van den top van het duin heeft men een overzicht over deze tenten-stad, waarin de tienduizenden krioelen. Het is bijna overweldigend zoo’n volte. En er wordt geen, wanklank gehoord. Nog nooit is op dit strand ruzie ontstaan, nog nooit is er één geval van dronkenschap voorgekomen en nog nooit is er één proces-verbaal voor wat ook opgemaakt. Deze wonderlijke .feiten mogen wel eens gememot reerd want zij bewijzen welk een verruimenden ■ invloed er ook op het gemoed van deze bizon• dere badgasten uitgaat.
Ana het fcudert 4*«£ v*s Scfc*v®niag*n is het natuurlijk ook ontzaglijk vol geweest. Hier komt een heel ander publiek. Op Zondag Is het niet de „chique” die hier den tijd passeert maar wel een kwasi-voornaam doend middenstands- en klein burgerlijk publiek, dat in zijn opgeprikte en opgedirkte kleeren rondwandelt en in de café’s zit om daar wat uit te blazen en zich te vermaken met kritiek op de wandelaars en hun kleeren. Toevallig waren wij dezer dagen nog eens in Noordwijk. Merkwaardig hoe men daar de combinatie ziet van de twee gedeelten strand gelijk wij in den Haag die gescheiden kennen. Het publiek was er veel meer ingesteld op het vrije leven en er wordt daar veel meer van de zee en het strand genoten dan aan het Kurhausstrand in Scheveningen. Men dirkt zich niet op met mooie kleeren en men geniet er veel meer. Het natuurkarakter van het strand is er meer behouden: de harde steenen boulevard die Scheveningen ontsiert is er niet. In verband met de zee klinkt het wat zonderling als wij zeggen dat het er „landelijker" is. Jammer alleen dat het Kurhaus er de passage belemmert van het ééne deel naar het andere van de boulevard. Vreemd toch dat men nergens eens onder den boulevard door een verbinding van de hotels met het strand heeft gemaakt. In het buitenland bestaat dat dikwijls en het maakt dat men direct uit de hotels in het bad kan komen. Desnoods zou het ook met bruggen over de boulevard heen mogelijk zijn. Nu ligt altijd de strandweg tusschen de hotels en de zee en dat is en blijft onpraktisch. Noordwijk concurreert heel sterk tegen Scheveningen en het lijkt ons dat het voordeelen heeft voor wie nog eens echt van 'de zee wil genieten. Het is er niet zoo deftig en voornaam, maar toch allerminst een algemeene boel. In Scheveningen is alles te veel georganiseerd, als gevolg van de oppermacht van Zeebad, die het bad exploiteert. Een niet-alledaagsch geval doet zich hier ter stede voor n.1. dat een kerk te koop is. Voor wie eenigszins op de hoogte is van de toestanden is het een begrijpelijk verschijnsel. In de middenstad wonen hoe langpr hoe minder menschen. Niet alleen dat er heel veel woonhuizen zijn afgebroken om breede verkeerswegen te maken maar bijna alle overblijvende zijn winkels geworden. Was het oudtijds de gewoonte dat de winkelier bij zijn zaak woonde, ook dat is niet meer het geval. Wie maar even kan, gaat irf de frissche buitenwijken wonen. De groote kerkgebouwen staan heel dicht op elkaar in de oude stad maar sedert in alle buitenwijken nieuwe kerken zijn gebouwd, trekt men Zondags niet naar de oude stad. Het behoeft dus niet te verbazen dat de kerken in het oude gedeelte slecht bezet zijn. Men wil er nu alvast één verkoopen en het is wel merkwaardig dat geen enkel kerkgenootschap lust heeft het gebouw te koopen. Een papiergroothandel deed er een bod op om er een papierpakhuis van te maken. Het zou ons niet verwonderen of spoedig zal een tweede onder den hamer komen, want naar men ons meedeelde, zijn de zes protestantsche kerken die in het oude centrum staan Zondags gezamenlijk niet voldoende bezet om er twee of drie mee te vullen. Ja, wanneer een geliefd . predikant in één ervan optreedt, komt er nog i wat publiek maar dan zijn de vijf andere ook zeer schaarsch bezet. Het is een eigenaardig gevolg van de ontwikkeling van de stad' en te voorzien is dat , daarin nog meer maatregelen zullen noodig zijn. De hooge kosten van onderhoud zullen i wel dwingen tot het besluit om eenige kerken ( te sluiten en te verkoopen al gaat het den be- ] zitters misschien aan het hart dit te moeten i doen. In de laatste jaren, sedert 1918, zijn zeer veel kerken van allerlei richting in de buitenwijken gesticht en het ligt voor de hand dat die eer de „klandizie” krijgen dan de oude die vèr-weg liggen. Veel architectonisch schoon zal met het verdwijnen van de meeste niet verloren gaan. Alleen de groote en de nieuwe kerk hebben waarde, de rest is koekebakkers-stljl. Uit dit oogpunt behoeft dus geen traan te worden gelaten. HAGENAAR. t i
"Brieven uit de Hofstad.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504088:mpeg21:p00001
Is het U bekend: dat er in Engeland 70 menschen (particulieren) zijn, die een vliegmachine bezitten en zelf vliegen? dat het Baikal-meer in Siberië 1500 M. diep is? dat het ruim f 100 per maand kost om een olifant in den dierentuin te eten te geven? dat de Londensche politie een leger van 900 detectives heeft tegen 15 in 1877? dat onze waarde niet schuilt in onze afkomst, maar in wat wij zijn naar verstand en hart? dat ongezonde gedachten evenzeer het brein wonden, als een snede door eigen of anderer schuld toegebracht een wond veroorzaakt, die pijn doet?
"Wetenswaardigheden.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/07/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504088:mpeg21:p00001