Eerste Blad.
De Dinsdag ingediende millioenennota bevattende het overzicht van de begrooting van 1920, bewijst dat Nederland langzamerhand de moeilijkheden te boven komt, die voortvloeien uit de te sterke uitzetting van de uitgaven in de eerste na-oorlogsche jaren. In zijn toelichting op de zee van cijfers waarschuwt de Minister van Financiën tegen „te groot optimisme”, waarmede de heer De Geer blijkbaar wil zeggen, dat er voor optimisme wèl reden is. J Terecht, want de magere jaren schijnen tot het verleden te behooren. Zijn de magere jaren in werkelijkheid er wel geweest? Sommigen betwisten het. Zij meenen, dat dé Ministers van Financiën, de heer De Geer allereerst, daarna de * heer Colijn, den toestand te somber hebben geschetst, om diepingrijpende bezuinigingsmaatregelen aannemelijk te maken, terwijl de overschotten op den gewonen dienst van de achterliggende jaren aantoonen, dat er aan geld geen gebrek was. Minister De Geer voert hiertegen aan, dat de raming der middelen irni die jaren meermalen belangrijk overschreden is tengevolge van het toen maals gevolgde stelsel van ramen. Ook de uitkomst van den dienst van 1927 vertoont daarvan weer de sporen, doch met ingang van 1 Januari 1928 is met dat stelsel gebroken. Bovendien worden ook de uitgaven thans scherper geraamd. In 1927 is ongeveer f 27 millioen minder uitgegeven dan op de begrooting was toegestaan. Op zich zelf is dit natuurlijk een gunstig verschijnsel, dat voor een niet onbelangrijk deel Is toe te schrijven aan een verscherpt begrotingsbeheer en allerlei voorzieningen, welke ter besparing getroffen zijn. Het spreekt dan ook van zelf, meent de Minister, dat ook in de toekomst krachtig in die richting zal moeten worden gestreefd. Maar evenzeer ligt het voor de hand, dat, wanneer gedurende enkele jaren langs dezen weg goede uitkomsten bereikt zijn, deze allengs bij de samenstelling der begrooting hun invloed döen gevoelen. Ook mag in dit opzicht op „hooge meevallers” in de toekomst daarom niet meer gerekend worden. Het komt den Minister dan ook voor, dat wel verre van op de gunstige saldi over de achterliggende jaren onze toekomstige finandeele po-, litiek te bouwen, er veeleer aanleiding bestaat te zeggen: „Neemt uw hoed af; gij zult het (in dezen vorm) niet terugzien Zoo stapt de Minister af van het verleden om de verdere vooruitzichten te schetsen. Deze zijn wèl rooskleurig. De vrees voor tekorten is geheel geweken. Niet alleen zal men het normaal accres der uitgaven kunnen opvangen, maar bovendien zullen op het budget van 1929 een aantal nieuwe lasten drukken, met name: f 4.2 millioen wegens de ingevolge de wet verhoogde bijdrage aan het Invaliditeitsfonds; f 1 millioen saneering vam de waterstaatsuitgaven; f 3.3 millioen pensioensaneering, waartoe bij de jongste herziening der Pensioenwet besloten werd; klein , f 1 millioen voor het zevende leerplichtjaar; f i/2 millioen bijdrage aan de stichting voor oud-ge- , pensionneerden; f 8 millioen (voorloopig als j „overschot” geboekt) deels voor de verhoogde ] kosten der Zuiderzeewerken, deels voor de tech- < nische herziening der ambtenaarssalarissen; en 1 f 5 millioen voor de doorwerking van de veria- 1 ging der inkomstenbelasting. Gezamenlijk maakt > 'dit f 23 millioen, In 1930 zal er nog meer noodig zijn: f 1 mil- j lioen voor de voort te zetten waterstaatssanee- \ ring en f 2 millioen verdere uitgaven voor het ‘ zevende leerplichtjaar. Bovendien vervalt in dat \ jaar de bezuinigingswet op het lager onderwijs, j waardoor, tenzij nieuwe voorzieningen worden c getroffen, de oude leerlingensohaal weer in wer- I king treedt. Verder zal, zegt de Minister, ook „de f herziening van de finainicieele verhouding tus- c schen het Rijk en de gemeenten in de toekomst v hare eischen stellen.” j De millioenennota geeft dus aanleiding tot op- j. timisme in zoover als wij er naast een bewijs r van een gestadigen welvaartsvooruitgang kun- z nen uit aflezen, dat de Nederlandsche Maat- « schappij bezig is haar evenwicht terug te vin- \ den, al kan men niet zeggen, dat dit punt reeds I is bereikt. c c 8
"De Millioenennota.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/09/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504116:mpeg21:p00001
Een principieel accoord in zake de ontruiming van het Rijnland. — Amerika’s houding in deze kwestie van het grootste belang, — Zal het bereid zijn vlotte regelingen in de hand te werken? Andere elementen van onzekerheid. — Het vraagstuk der ontwapening. — Jhr. Loudon pakt te Genève de koe bij de horens. — Diens optreden een groote verrassing voor de machtige heeren. — Engeland gedwongen open kaart te spelen. — Selpel’s haastig vertrek uit Genève. — Geen ongerustheid voor wat de binnenlandsche toestand van Oostenrijk betreft — Nog eens de kwestie van den „Anschluss”. Te Genève is inzake de ontruiming van het Rijnland een z.g. „principieel accoord bereikt. Dit geschiedde dezer dagen ier gelegenheid van een nieuwe samenkomst in de vertrekken, waar de Engelsche Volkenbondsafvaar diging onder leiding van lord Cushendun is ondergebracht. Na afloop der besprekingen is een communiqué uitgegeven, hetwelk o.a. behelst, dat naar aanleiding van ’t verzoek, door Hermann Müller ingediend inzake de ontruiming van ’t Rijnland op een vroeger tijdstip, dan in ’t verdrag van Versailles is vastgesteld, officieele besprekingen zullen worden ingeleid. De onderhandelende mogendheden waren het er over eens, dat het noodig was, dat het vraagstuk der schadevergoeding thans definitief geregeld werd en dat te dien einde een commissie moest worden gevormd van financieele deskundigen, waarin vertegenwoordigers van Engeland, Frankrijk, Duitschland, Italië, België en Japan zitting zullen nemen. Ook zal aan een z.g. vaststellings- en verzoeningscommissie het | aanzijn worden gegeven. De zes regeeringen zullen nog nader de werkwijze, het doel en den 1 duur dezer commissie overwegen. 1 Al is het communiqué zeer beknopt gesteld, 1 niettemin ziet men reeds uit het bovenstaande, 1 dat het overleg reeds heeft geleid tot een voor- 1 loopig resultaat, waarvan de beteekenis niet 1 mag worden onderschat, omdat het accoord het ! streven belichaamt den oorlog thans volkomen 1 te liquideeren. Immers: wanneer er geen kink s in den kabel komt, zal binnen afzienbaren tijd ( ;en oplossing worden gevonden van twee be- \ angrijke problemen. De buitenlandsche troepen 1 sullen het Duitsche grondgebied verlaten en het /raagstuk der door Duitschland aan de gealll- 1 :erden te betalen vergoedingen zal worden ge- r •egeld op een wijze, die voor Duitschland veel c Drettiger is, omdat een definitieve som zal wor- 7 ien vastgesteld. Men krijgt den indruk, dat I ■rankrijk bij de bepaling van het eindbedrag ^ genoegen zal nemen met een som, die dit land v veroorlooft daarmee niet alleen het herstel der ' verwoeste gebieden te betalen, maar tevens de c jedragen, waarvoor het bij Amerika en andere v geallieerden in ’t krijt staat. Vermoedelijk zal tan de regeling der schadevergoedingskwestie ® even^, indien eenigszins mogelijk, een regeling ran de schulden der geallieerden onderling ver- c tonden worden. s Het is niet aan twijfel onderhevig, dat, wanleer op den grondslag van het in het commu- £ liqué vermelde accoord in denzelfden geest ver- L Ier wordt gearbeid en de geest van Locarno s, iij voortduring levend blijft, men een belang- ^ ijken stap in de richting van een waarachtigen j' rede zal hebben gedaan, temeer daar Duitsch- {! and, zooals uit verschillende berichten afgeleid L an worden,, bespaard zal blijven voor verdere ” ervituten en geen onteerende voorwaarden beoeft te aanvaarden, die zijn souvereiniteit aan- s asten. Bizonderheden dienaangaande zijn nog c iet bekend, maar het is niet uitgesloten, dat de J1 westie van de handhaving der controle op het lijnland, die _ door de Fransche nationalisten t( tèeds zoo vurig is bepleit en door Duitschland n teeds even hardnekkig van de hand is geween, derwijze wordt geregeld, dat een „zeker aezicht” op het thans nog bezette gebied zal lijven bestendigd en wel tot een tijdstip, waar- d p anders de bezetting zou worden opgeheven, si ioe dit ook zij, de vooruitzichten lijken niet on- v unstig en de hartelijkheid en welwillendheid, D ie de besprekingen kenmerkten, beloven veel b oor de toekomst... mits Amerika zich van ri oeden wille toont. Hoe dit land zich in de w jekomst tegenover Europa zal gedragen is van di et grootste belang. Zal het bereid zijn vlotte m :gelingen in de hand te werken? Dit is toch m I van zeer groot gewicht: bij de Vereenigde taten staan verscheidene overwinnaars uit den g» ereldoorlog voor groote bedragen in het krijt. d< e geallieerden —■ Frankrijk met name — zou- D en de kwestie der schulden gaarne zóó zien' w pgelost, dat de Duitsche schuld gelijk wordt M in die der geallieerden gezamenlijk aan Ante- k1
rika. Wanneer dit laatste land dus over de brug zou komen en een deel zijner vorderingen zou laten vallen, zou Duitschland er eerder voor te vinden zijn de oplossing der herstelkwestie te aanvaarden. 'Een voordeel voor Duitschland zou in elk geval zijn, dat de bepaling van ‘een definitieve herstelschuld dit land grooter zekerheid zou verschaffen dan thans het geval is. Een oogenblikkelijke beslissing van Amerika, dat de presidentsverkiezingen voor den boeg heeft, kan uit dezen hoofde dan ook niet verwacht worden. Amerika speelt ondertusschen een groote rol in de Rijnlandkwestie, want het heeft in zijn macht de schuldenkwestie, welker regeling Frankrijk tot voorwaarde stelt voor de opheffing der bezetting, al dan niet een toeschietelijke manier te behandelen. Men ziet dus, dat er nog allerlei elementen van onzekerheid bestaan. • * • De indruk in Frankrijk over het resultaat der Geneefsche conferentie is gunstig. In beginsel, zoo wordt gezegd, zijn Frankrijk, Duitschland, België, Engeland, .Italië en Japan het over de kwestie van den Rijn eens geworden. Een mogelijke vervroeging van de ontruiming, een afdoende regeling van de herstelbetalingen, de kwestie van de schulden tusschen geallieerden en de waarborgen van de veiligheid zijn hiermede aaneengekoppeld. De heeren zijn als goede vrienden gescheiden. In linksene kringen legt men den nadruk op wat er positief bereikt werd. De Fransche nationalisten zijn blijde, dat Briainid niet meer van het Fransche standpunt prijsgegeven heeft. Van weerskanten is men elkaar tegemoet gekomen. Briand drukte dit aldus uit: „Wij hebben een einde gemaakt aan de onzekerheid van Frankrijk op het stuk van de betalingen en aan de onzekerheid van Duitschland op het stuk van zijn financieele verplichtingen.” » Ook in Engeland is met voldoening de overeenstemming_ te Genève ontvangen. De „Daily Telegraph” 'ziet in de overeenkomst een accoord, volgens hetwelk de ontruiming een handelsobject kan uitmaken. Ook gelooft zij, dat de Fransche houding minder hardnekkig geworden is. Zoo merkt ze op, dat Frankrijk nu voor definitieve vaststelling van het totaal bedrag der schadeloosstelling gevonden is, waar Poin- \ caré tot nu toe steeds tegen gekant was. Inzake : het werk der in te stellen financieele commis- i sie, is het blad sceptisch. Zelfs wanneer het enkel om een bedrag van 100 millioen pond ( sterling voor Frankrijk alleen te doen zou zijn, j acht het verhandeling van spoorwegobligaties ] tot dat bedrag in de gegeven omstandigheden ] uiterst twijfelachtig. Maar, zooals haar diplo- j matieke medewerker becijfert, daar andere landen en ook Groot-Brittannië hun eischen niet ( zullen laten varen, zou zeker een 200 millioen ( pond sterling noodig wezen. De „Daily Tele- 3 graph” gelooft ook niet dat de schuldenkwestie, s wat de Ver. Staten betreft, heropend kan worden i vóór de verkiezing van den president achter ( den rug is, terwijl ze ook niet ai te zeer aan hef welslagen van een dergelijke poging gelooft. , En in Duitschland? Aanvankelijk was de ^ stemming gunstig en men constateerde, dat nu r tenminste niet meer de gedachtenwisseling over ^ de ontruiming kan inslapen. Maar bij nadere beschouwing, is toch ook teleurstelling boven, ge- jkomen. Toch verklaart men — en daar schuilt c töch wel een beetje zelfbedrog in — dat de e Duitsche delegatie op haar standpunt is blijven staan en geen- enkele concessie heeft gedaan. In j, dit verband is men er niet zoo zeker van, of de ^ te volgen diplomatieke onderhandelingen wel j tiet resultaat zullen opleveren, hetwelk men van r Duitsche zijde zoo gaarne wenscht. Er bestaan log altijd diepgaande meeningsverschillen om- ^ trent den duur van de toekomstige controle, de d samenstelling van de zoogenaamde verzoenings ^ commissie en andere vraagstukken, in verband jj net de ontruiming van het bezette gebied. Het g gereikte resultaat doet niet zien, op welke wijze jj :ot een definitieve oplossing kan worden gekonen. g « * _ * h De Nederlandsche diplomatie heeft de aan- h lacht der geheele wereld geëischt voor het vraag s ituk der ontwaperiing, door een moedige rede g 'an jhr. Loudon, onzen gedelegeerde te Genève. v )e heer Loudon, die als oud-minister in de mo- g Jilisatiejaren en daarna als onze gezant te Pa- v ijs, een zeer goeden naam heeft weten te ver- e< verven bij de groote mogendheden, bekleedt len hoogen post van voorzitter der derde com- d nissie van de Volkenbondsvergadering, de com- d nissie voor de ontwapening. p Nu weten onze lezers, dat er in Genève reeds b [eruimen tijd beraadslaagd wordt om een midlel te vinden, dat tot ontwapening kan leiden. ,sj )och hoe meer er over gepraat werd, hoe ver- ,g varder en duisterder de situatie bleek te zijn. k 4en kwam er niet uit, eenvoudig omdat aan de g iwestie der ontwapening, de nog gewichtiger
kwestie der veiligheid vastgekoppeld zit. Als Nederlander, dus als neutraal persoon en ook begaafd met den critischen zin, ons volk eigen, verdroot het jhr. Loudon reeds lang, dat er maar geen practische resultaten bereikt werden, omdat de zaak vertroebeld werd door niets zeggende algemeenheden. Hij besloot nu de koe bij de horens te pakken en daarvoor kreeg hij gelegenheid, toen Woensdag de derde commissie haar voornaamste taak ter hand nam, n.1. de bespreking van het werk der voorbereidende ontwapeningscom missie. De situatie is momenteel zóó, dat deze voorbereidende commissie een besluit moet nemen, of en wanneer zij wederom bijeen zal komen teneinde de laatste hand te leggen aan het ontwerp van een ontwapeningsconventie, waardoor weer het spoedig bijeenroepen van een eerste ontwapeningsconferentie mogelijk zal zijn. Men ziet, dat de moeilijke zaak grondig en niet in een amerijtje voorbereid wordt. Maar juist die grondigheid veroorzaakt den tragen. gang van zaken, welke eigenlijk niemand bevredigt, doch die door het ingewikkelde diplomatieke raderwerk onvermijdelijk is. Op jhr. Loudon rustte nu de moeilijke taak om er schot in te brengen, zonder de velerlei gevoeligheden tusschen de naties te kwetsen. Het oogenblik is gunstiger, dan een jaar geleden, want we hebben immers een Kellogg-pact gekregen! Daarom besloot jhr. Loudon z’n slag te slaan, doch deze slag is een groote verrassing voor de machtige heeren geworden. Hij bracht n.1. zeer handig de bekende vlootovereenkomst tusschen Engeland en Frankrijk in het geding, daar bij tevens doelende op de opschudding, welke daardoor in Amerika en Italië veroorzaakt is. Onder de huidige omstandigheden was hij er van overtuigd, dat het onmogelijk is een nieuwe zitting der ontwapeningscommissie bijeen te roepen. Eerst moeten de groote maritieme mogendheden het eens worden. Jhr. Loudon kondigde daarna tot groote verbazing van de meeste leden der commissie aan, dat hij voornemens is binnenkort te Parijs of elders de vertegenwoordigers der vijf groote mogendheden, Engeland, Frankrijk, Amerika, Japan en Italië bijeen te roepen om te trachten in een zitting met gesloten deuren de nog bestaande meeningsverschillen uit den weg te ruimen. | •» t j Wilde de Volkenbondsvergadering nu reeds den datum vaststellen voor de volgende zitting der commissie, dan zou hij zich daaraan houden, doch hij zou daarvoor geen verantwoordelijkheid kunnen aanvaarden. De Nederlandsche gedelegeerde was overtuigd, dat de voorbereidende commissie slechts dan met groote kans op succes kan bijeenkomen, als de groote mogendheden het eens zijn geworden. De Fransche gedelegeerde Paul Boucour was het met jhr. Loudon volmaakt eens en huldigde' hem voor zijn moedig optreden, doch de Engelsche gedelegeerde lord Cushendun bleek, een tegenstander te zijn. Hij geloofde niet, dat het roorstel een gunstig onthaal zou vinden bij de groote mogendheden, omdat ’t z. i. slechts een /ervroegde vlootconferentie van Washington om ;en bespreking der vlootsterkte zou beteekenen. Jhr. Loudon hielp den lord echter uit dien iroom en verklaarde, dat hij slechts had beioeld een particuliere bespreking van liet Ïransch-Engelsch vlootaccoord, met de andere lelanghebbende mogendheden. Op dit gewichtig moment werden de discussies tot den volgenden dag onderbroken, om de gedelegeerden van hun verrassing te doen becomen en overleg te plegen met nun regeeringen. Dit staat o. i, vast, dat de handige ze! van Jhr.
I Loudon de situatie kan verhelderen, omdat het Engeland zou dwingen open kaart te spelen, daar het thans gelegenheid krijgt om zijn zegel te hechten aan het vredespact. * * • Bondskanselier Seipel heeft te Weenen tegenover de pers zijn verbazing uitgesproken over het feit dat men gesproken en [geschreven heeft over zijn haastig vertrek uit Genève in verband met den binnenlandschen toestand van Oostenrijk (bedoeld is natuurlijk de naderende dreigende Zondag van 7 October en de toebereidselen daarvoor gemaakt door den rooden republikeinschen „Schutzbund” eener- en de „Heimatwehren” anderzijds). Hij was, verzekerde de bondskanselier, vertrokken • precies op den daarvoor in zijn program aanvankelijk vastgestelden datum, en had aan geen onrust of onlusten of iets dergelijks als motief daarvoor gedacht. Dr. Seipel is en blijft de kalmte in persoon — of men hem vóór of na Genève hoort spreken. Vandaar dat hij ook met een bijna aan komisch laconisme grenzende vriendelijkheid verzekerde, dat de quaestie van den „Anschluss” niet de minste ongerustheid behoefde in te boezemen noch aan Duitschland en Oostenrijk, noch aan de oude tegenstanders, want op den duur zou alles terecht komen, als men maar eerst de zenuwachtigheid en het wantrouwen tot bedaren liet komen en uitsterven. Het Duitsche element in Oostenrijk was immers zóó sterk, dat het van een uitstel niets behoefde te yreezen voor eén afstel. Dr. Seipel weet op datzelfde thema, zoo dikwijls men hem daarover een verklaring ontlokken wil, bewonderenswaardig te moduleeren zonder één valschen toon voort te brengen! in zijn uitlating — tegenover den medewerker van het Londensche blad „Referee” —aangaande den persoon va'n Briand, was de bondskanselier één en al waardeering. Hij verklaarde ten volle te begrijpen en te billijken, dat Briand gewezen had op de moeilijkheden van een volledige ontwapening. Voordat de algemeene geest onder de volken een geest zou zijn geworden van vredelievendheid en dit te meer, zoolang een groote mogendheid, die geen lid van den Volkenbond is, ja niet eens behoort tot de familie der volkeren, „de wereld bedreigt met een oorlog, die door geen Kellogg-pact kan worden verhinderd”. Hier werd blijkbaar Rusland bedoeld. En als men den zegsman*van de „Referee” géloóven mag, zou dr. Seipel (Briand in den verderen loop van het gesprek „de grootste figuur van den Volkenbond” hebben genoemd. Jammer, dat Briand zoo weinig zijn invloed kan (zou hij, indien dit kon, het ook werkelijk willen?) doen gelden in de derde com missie, n.1. die der ontwapening, welke commissie thans niets anders heeft kunnen tot stand brengen dan het beginsel aanvaarden van de publiciteit betreffende de staatswapenfabricage. Echter zonder het over de toepassing van dit beginsel eens te worden.
"Buitenlandseh Overzicht.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/09/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504116:mpeg21:p00001
Is het U bekend: dat een stemvork, die men in een luchtledige ruimte laat trillen, geen geluid zal geven? dat dit zoo is, omdat geluid niets anders is dan de indruk van luchttrillingen op het oor? dat er in het begin van dit jaar over de heele wereld verspreid: 1.944.000 motorfietsen waren? dat het beter is, zichzelf te beheerschen, dan door anderen beheerscht te worden? dat een gezonde geest een gezond' lichaam schept? dat hij, die, mits de noodige zelfcritiek, zijn eigen overtuiging vrijelijk durft belijden, die de kracht bezit de onwaarachtigheid te trotseeren, altoos zal slagen?
"Wetenswaardigheden.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/09/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504116:mpeg21:p00001