Eerste Blad.
. u De ramp van het Engelsche stoomschip Vestris s heeft de wereld diep geschokt. Gebeurtenissen d als het vergaan van groote schepen maken v steeds diepen Indruk door den omvanig van den ° ramp. Maar ook door den aard van de gebeur- ^ tenis die zoo heel tragisch is. Ook bij dit ongeluk hebben de helden niet ont- ^ broken. De scheepsofficieren die in ’taange- j zicht van den dood deden wat zij konden, om d zooveel mogelijk menschenlevens te redden. Maar boven deze figuren rijzen uit de helden- d beelden van den marconist en de gezagvoerders, v die tot het laatst op hun post bleven, en als ,z slachtoffer van hun plicht stierven. De marco- | nist heeft tot het allerlaatste moment de nood- r seinen uitgestuurd. Toen de reddingsbooten n reeds wegvoeren, bleef hij zijn seinen uitzenden r om de aandacht op de reddingsbooten te vesti- r gen en deze heldhaftigheid heeft hij met den c dood bekocht. De kapitein is ook gestorven als c een held. Krachtens de ongeschreven wet die s voor de gezagvoerders geldt, bleef hij tot het laatst op de brug. e Nu komt achteraf de critiek tegen den kapitein ,, los. Hij zou te laat hulp hebben ingeroepen. t Maar vergeten we niet dat kort te voren een Nederlandsch kapitein door de ibuitenlandsche e pers werd aangevallen, omdat hij te vroeg hulp 1 vam andere schepen had ingeroepen, waardoor deze onnoodig uit haar havens werden gehaald, s De verklaringen van de getuigen hebben we ook £ met een korrel zout te aanvaarden, omdat deze ^ menschen zijn leeken, die van navigatie weinig j afweten en ook omdat deze menschen door het ^ leed, wat zij hebben doorstaan hun verklaringen , niet in volledige kalmte afleggen. Wij mogen \ toch aannemen, dat de kapitein, die toch een be- ; varen man was, want gezagvoerder op een pas- ! sagiersschip wordt men niet zoo gauw, toch ook ' wel inzicht zal hebben gehad in den toestand. ( Ons oordeel zullen we pas mogen en kunnen uitspraken, nadat het volledige onderzoek door ( deskundigen is beëindigd. j En doen we daarom niiet beter met hulde te brengen aan de nagedachtenis van de nobele ; menschen, die hun plicht deden, ook toen de plicht onverbiddelijk het offer van hun leven 1 vroeg, dan dat we als leeken, die van den eigen- 1 lijken toestand niets weten, ons oordeel gaan ; uitspreken, een oordeel waartoe wij toch niet gerechtigd zijn? ’ o —
"Een niet gerechtigd oordeel.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504143:mpeg21:p00001
Stresemann’s groote politieke redevoering. < — Geen uittarting, geen groote woonden, j maar een nuchtere uiteenzetting van een j situatie, idie langzamerhand onhoudbaar is j geworden. — De Fransche conservatieve ■ pers spuwt vuur en vlam. — Welke twee vragen de Westersche internationale politiek blijven beheerschen. — Polen’s medeijveren voor het behoud van den wereldvrede, — De Wilna-quaestie. De Duitsche minister van Buitenlandsche Zaken, dr. Stresemann, misschien wel de beste lei-1 der der Duitsche buitenlandsche politiek, die! Duitschland in lange jaren gehad heeft, heeft in den Rijksdag zijn groote politieke rede gehouden. In ’t bijzonder besprak hij de drie kwesties: de ontruiming van het Rijnland, de ontwapening en de herstelbetalingen. Deze drie kwesties vormen een onverbrekelijke band en binden tegelijkertijd Duitschland’s! lot aan dat van geheel Europa. Vandaar, dat dr. Stresemann’s woorden van het grootste belang zijn voor den verderen ontwikkelingsgang der onderhandelingen over de drie genoemde punten. Nieuws kon hij niet veel brengen, doch wat gezegd1 werd, kwam er. uit in een nieuwen vorm, door handig gebruik te maken van de onmiskenbare zwenking van Engeland naar Duitschland’s standpunt, noodzakelijk geworden door de scherpe actie der arbeidsafgevaardigden tegen het beleid van Baldwin. Gretig pakte Stresemann de verklaring van den 8ritsenen premier aan, waarin deze zich uit
sprak vóór. een spoedige ontruiming van het Rijnland. Hoor Stresemann evenwel deze ontruiming nog eens bepleiten: „Voor het Duitsche volk Is het een teleurstelling geweest, dat het zijn aanspraken op de ontruiming niet ten volle heeft kunnen doorzetten. Duitschland heeft het recht op deze aanspraken en houdt vast aan het standpunt, dat de vervulling daarvan van geen andere voorwaarden afhankelijk mag worden gesteld. Aan de vriendschappelijke samenwerking tusschen Duitschland en de andere mogendheden wordt ernstig afbreuk gedaan, zoolang aan het Duitsche Volk de vriendschap met de wapenen van de vreemde bezetting wordt voorgesteld. Ook de geest van de bezettingstroepen ondergaat den terugslag daarvan. Ondanks dit alles is het noodig vast te houden aan de grondlijnen van de tot nu toe gevoerde buitenlandsche politiek en deze voort te zetten, want het is een politiek, op de werkelijkheid gebaseerd. Het zou verkeerd zijn te gelóoven, dat Duitschland de positie van groote mogendheid, welke het thans ontbreekt, alleen met groote woorden zou kunnen bereiken. Iedere Minister van Buitenlandsche zaken en iedere regeeringscoalitie moet onder den dwang van de werkelijkheid in deze richting werken, anders zal men het bestaan van het Rijk op hef spel zetten.” Wat fijn is dat gezegd! Een klaagtoon en een herinnering aan de werkelijkheid! Doch voor wie deze woorden bestemd zijn, in ’t bijzonder voor de Franschen, is het duidelijke taal. Geen uittarting, geen groote woorden, maar een nuchtere uiteenzetting van een situatie, die langzamerhand onhoudbaar is geworden. Een diplomatiek meesterstukje was ook Stresemann’s bespreking van de bekende vlootovereenkomst. „Groote bezorgdheid”, zoo zeide hij, heeft het bericht van een Fransch-Engelsche overeenkomst inzake de ontwapening gebaard. Indien tusschen twee der deelnemers aan het verdrag van Locarno werkelijk een vérstrekkende militaire overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, zou daarmede de grondslag van Locarno aan het wankelen zijn gebracht. Of men militaire manoeuvres, tegen Duitschland gericht houdt, dat is een kwestie van politiek tactgevoel. Worden echter afzonderlijke militaire overeenkomsten tusschen de garanten van het verdrag gesloten, dan is dit met het verdrag zelf in tegenspraak. (Het Locarno-verdrag is een plechtige verzekering van Duitschland’s West-grens). Echter, gaat Stresemann ironisch verder, is de desbetreffende bezorgdheid verdwenen door de verklaringen van de verantwoordelijke instanties, vooral van den1 Engelschen Ministerpresident. Van een bespreking der door Duitschland gewenschte definitieve oplossing van het vraagstuk der schadevergoeding moet voorloopig worden afgezien. Principieel Is een werkelijke oplossing slechts mogelijk, indien deze niet verder gaat dan het economische prestatie-vermogen van Duitschland toelaat. Tenslotte besprak Dr. Stresemann nog de onderteekening van het Kellogg-pact. Het is niei billijk de waarde van dit pact te betwijfelen. 'Het pact zal precies dat beteekenen, wat de Regeeringen en de Volken eruit maken. Het ie in het belang van Duitschland, dat het-aan hel verdrag ten grondslag liggende denkbeeld verwezenlijkt wordt. * * * Stresemarm is er in geslaagd de groote heerer in Parijs en Londen fijntjes de waarheid te zeggen. Geen wonder, dat de conservatieve Fransche pers vuur en vlam spuwt. Natuurlijk ach| ten ze de Fransche belangen benadeeld. D< ! „Petit Parisien” noemt Stresemann’s poging eer vervroegde ontruiming te verkrijgen, onaannemelijk. Ook de Engelsche pers toont groote belangstelling voor de rede en drukt deze volledig af Uit de commentaren op de passage betreffend! het vlootaccoord blijkt wel, dat Stresemann d< Envelsche politiek in haar zijde getroffen heeft l De „Daily Telegraph” verklaart, dat Strese mann zijn terugkeer tot het politiek leven me een rede van zeer groote internationale betee kenis is begonnen. De rede bevat een aanklach tegen de staatslieden van Frankrijk en Enge land, zoowel wegens hun houding tegenove Duitschland in het vraagstuk der ontruiming al wegens de houding tegenover de geheele we reld, in verband met de Fransch-Engelsche vioo overeenkomst. De „Daily News” verlangt, dat de Engelscb minister-president duidelijk antwoord zal geve: op de vraag, of Engeland op eenige wijze tegen t over Frankrijk door de vlootovereenkomst is ge t bonden.
Het spreekt welhaast vanzelf, dat de Amerikanen de ooren gesplitst hebben, wat Stresemann zou zeggen. Het feit dat de groote bladen de rede volledig pubüceeren in vetgedrukte regels en er lange commentaren aan wijden, zegt genoeg. Ze zullen ongetwijfeld belangstellend uitzien, r aar het succes der Engelsche pers ten aanzien van het .verlangde antwoord van Baldwin. * * * Polen is als onafhankelijke staat een tiental jaren oud. Een tiental jaren — niet precies twee maal vijf, doch — met eenige variatie naar boven en naar beneden ’n tiental. Immers, Russisch Polen werd tot onafhankelijk koninkrijk verklaard op 5 Nov. 1916, het kreeg er successievelijk stukken grondgebied bij — Posen, Wilna, Opper-Silezië enz. in verschillende jaren, tot 1924 en werd ondertusschen republiek. Het werd zooveel als vazal van Frankrijk om, evenals eenige andere nieuw gevormde of vergroote staten te dienen als bedreiging-in-den-rug tegen Duitschland. Sinds ’n paar jaren schijnen de betrekkingen tusschen Parijs en Warschau er niet inniger op te zijn geworden. Aan de Seine ziet men in Polen blijkbaar niet het militaire bolwerk der toekomst, hetwelk men aanvankelijk gehoopt had van dit land te kunnen maken en de Polen zelven zijn er getuigen van, hoe onder hun beschermers, huni politieke promotors meer en meer oneenigheid gaat heerschen, in tal van groote vraagstukken, die zich bewegen om het door de Polen zoo gehate Duitsche rijk als middenpunt. Vandaar dat minister Zaleski na zijn bezoek aan de voornaamste Europeesche hoofdsteden en na een nieuwe vruchtelooze onderhandelingsperiode met Lltauen het wenschelijk heeft geacht aan de wereld eens duidelijk te maken, welk karakter Polen’s buitenlandsche politiek draagt. Men zal die, zegt hij, niet beschouwen als het resultaat van de laatste tien jaren. Wel is de bouw van den Poolschen staat nieuw, maar hij rust, evenals gedurende de verloopen eeuwen, op de basis van zijn onverbroken recht van bestaan. Hieruit volgt, dat van het eerste oogenblik af, toen de republiek haar onafhankelijkheid weer heeft verkregen, de draden van haar eigen staatsleven daar weer werden aangeknoopt, waar ze door vreemde overmacht waren afgebroken. Den vrede te behouden en te bevestigen — ziedaar het hoogste belang voor de Poolsche natie. Polen’s buitenlandsche politiek is dan ook geen andere dan die van actieven arbeid voor de bevestiging van -den wereldvrede; ze is een pacifisme, dat de waarschuwingen der geschiedenis steeds voor oogen houdt; zij is de positieve medewerking met alle acties, die het hoogste goed zien in een duurzamen vrede. Het verbond, hetwelk sedert Februari 1921 tusschen Frankrijk en Polen bestaat, bewijst, dat de republiek Polen, trouw blijvend aan het streven naar vrede, de kunst heeft verstaan, weg te komen uit de afzondering, die in de achttiende eeuw haar ongeluk is geworden. Dit verbond, evenals dat, hetwelk later met Roemenië werd gesloten, verbindt de Poolsche buitenlandsche politiek me,t die van die landen, waarvan het nationale hoofdbelang, evenals dat van Polen, kan worden samengevat in de volgende twee woorden: vrede en veiligheid. De aanpassing van de Poolsche politiek aan de nieuw ontstane Baltische staten is in de laatste tien jaar zóó ver gevorderd, dat er geen twijfel meer kan bestaan omtrent het doel. Heel de uiteenzetting van Zaleski is een lofzang op Polen’s krachtig mede-ijveren voor het behoud van den wereldvrede — natuurlijk onder de stilzwijgende conditie, dat er niet geraakt worde aan Polen’s voorrechten en aanspraken . vooral op territoriaal gebied. Bij de eerstvolgende vergadering van den Vol. kenfoondsraad in December zal natuurlijk duide. 'ijk b’üVen dat Litauen deze zelfrechtvaardiging 1 van Polen niet accepteert. Ter oorzake van . Wilna! + * * Mussolini heeft het nuttig en noodig geoor: deeld in den Senaat bij de behandeling van het : onderwerp: „Groote Fascistische Raad” te wij■ zen op de loyaliteit, door het fascisme geduren- de zijn bestaan, op elk gebied zijner werkzaamt heid, aan den dag gelegd tegenover de Kroon. - En als -erkenning van dit feit noemde hij een ant der, n.1. dat het Zijne Majesteit den koning be- haagd had met eigen hand in de fascistische kar pel te Bologna de votiefkamp te ontsteken, ge5 wijd aan de nagedachtenis der Zwarthemden, - die gevallen zijn in den strijd om het gezag der t partij te grondvesten. De „duce” zeide niet dat het denkbeeld tot het verrichten dezer open 2 bare daad oorspronkelijk van den koning was i en evenmin dat ’t door hem, Mussolini, den ko- ning aan de hand was gedaan, zoodat Zijne - Majesteit natuurlijk niet kón weigeren er op In te gaan. Doch dat doet er ook minder toe. D«
daad van den koning was te demonstratief, om door het hoofd van het fascisme niet met fleren trots te worden herdacht en onder den bezielenden invloed ervan besloot Mussolini nu ook iets te doen dat — naar hij hoopt — zijn regiem opnieuw wortel zal doen schieten in den bodem van de Italiaansche mentaliteit en het Italiaansche volksleven en hij deelde mede een speciaal rijksbureau te zullen doen inrichten, waarin grammofoonplaten zullen worden vervaardigd1 van redevoeringen of verklaringen van beroemde Italiaansche staatslieden, kunstenaars, militairen en andere voortreffelijke fascisten. De keuze der personen, wien deze eer te beurt zal vallen, zal natuurlijk geschieden door Mussolini zelf, en de verkoop, alsmede de verspreiding der platen zal door de Nationale Vereenlging van Oorlogsverminkten verzorgd worden, terwijl de inkomsten zullen worden gestort in de kas dezer vereeniging. * * * Italië bemoeit zich betrekkelijk weinig met de groote wereldpolitiek — evenals Japan. Het doet dit althans niet meer dan strikt noodig schijnt. Af en toe wordt het geraadpleegd bij de onderhandelingen, verheft even zijn stem in het kapittel bij de eindelooze internationale vloot-discussies, doch de groote kracht der regeering concentreert zich op de versteviging harer eigen positie, op de kracht van het fascisme in het binnenland. Geen mensch, hoe hoog geplaatst ook, geen commissie van welken aard of welken invloed in Italië, die eraan denken zal tegenover Mussolini te doen, wat dezer dagen de legercommissie In Frankrijk tegenover Briand gedaan heeft, n.1. hem verzoeken voor haar te verschijnen, teneinde eens duidelijk te maken-, waarom de regeeting thans een politiek van vermeerdering der bewapening voert, terwijl zij te Genève ontwapening predikt, en tevens om vertegenwoordigers van den militairen en marinestaf uit te noodigen hun legereffectieven en bouwprograms te rechtvaardigen. Het zal den gladden en welsprekenden Briand natuurlijk niet moeilijk vallen een coloratuur-aria te leveren op zijn bekende thema: wij houden ons op militair- en maritiem gebied zoo sterk mogelijk, doch niet sterker dan noodig is, gereed juist om de ontwapeningsbesprekingen te Genève des te vlotter te doen verloopen, want alleen een militair sterk Frankrijk is een waarborg voor de internationale veiligheid, die immers een der schakels is van de fameuze gouden keten: veiligheid, arbitrage, ontwapening of van diezelfde begrippen in hun later gewijzigde volgorde. De wereld kan over zulk een redeneering denken wat zij wil. En doet het ook. Te Washington is men het er volstrekt niet mede eens en dit zal onder Hoover wel evenzeer het geval blijken als thans onder Coolidge. Deze schijnt door zijn bekende redevoering op den wapenstilstandsdag eenige ontevredenheid te hebben gewekt bij zijn opvolger, te oordeelen naar diens verklaring: dat hij van den inhoud van Coolidge’s speech te voren geen kennis had genomen. Is dit voor den president aanleiding geworden om zijn standpunt — het standpunt van deze regeering — nog eens nader toe te lichten? Men zou het bijna gelooven, te oordeelen naar de mededeeling van den Washlngtonschen berichtgever der „iHerald Tribune”, volgens wien Coolidge te verstaan heeft gegeven dat de regeering der Ver. Staten elk voorstel van een bevoegd vertegenwoordiger der Britsche regeering inzake een overeenkomst tot wederzijdsche beperking der maritieme bewapening, zooals Lord Cecil In het 'Hoogerhuis die heeft voorgesteld, ernstig overwegen zal. Coolidge acht een Fransch-Britsche wederzijdsche beperking der bewapening (een onderonsje dus, Red.) op bet
huidige moment niet uitvoerbaar met het oog op den algemeenen toestand en hij aarzelt niet de dieur geheel open te houden voor elk voorstel, dat van de zijde der Bnitsche regeerlng komen mocht * * * , De ontwapening — beter gezegd: de beperking der bewapening — en de quaestie der herstelbetalingen vormen het tweetal groote vragen dat vooral de Westersche internationale politiek blijft beheerschen. Helaas zonder dat men daarbij veel verder komt! In een uitvoerig overzicht van den stand' der onderhandelingen inzake de schadevergoeding geeft de „Echo de Paris”, een officieus orgaan van de Firansche regeering, merkwaardigerwijze uitdrukking aan zijn misnoegen over het feit, dat het Fransche standpunt tot nu toe geen enkele maai duidelijk is omschrevén. Tot dusver heeft men geloofd, dat een oplossing van het schadevergoedingsvraagstuk alleen mogelijk zou zijn wanneer de Vereenigde Staten bereid zouden zijn het bedrag der oorlogsschulden te verminderen, zoodat de geallieerden Duitschland konden toestaan minder dan 2]/2 milliard mark per jaar te betalen. Bovendien zou een oplossing gevonden kunnen worden door het onderbrengen van een deel der Duitsche ‘obligaties op de markt te New-York Doch na de rede van president Coolidge is van deze thesis niets overgebleven. De Duitschers zouden wellicht tot offers bereid zijn, wanneer op andere wijze geen vroegere ontruiming van het Rijnland kan worden verkregen. Maar sinds 9 October heeft Baldwin om parlementaire redenen verklaard, dat Engeland adviseert tot onmiddellijke ontruiming van de bruggehoofden. Bij de onderhandelingen tusschen Parijs, Londen, Brussel, Rome, Tokio en Berlijn zijn de gevolgen van deze beide feiten reeds aan den dag getreden. Er heerscht — dat zegt niet de „Echo de Paris”, doch de opmerking ligt voor de hand — groote verwarring en oneenigheid ook op dat gebied. Poincaré verlangde eerst, dat de vroegere geallieerden op de Duitsche nota van 30 October zouden antwoorden met een collectieve nota. Hij gaf zelfs den wensch te kennen, dat de oude Raad van Ambassadeurs weer aan het werk zou gaan. Doch het kabinet te Londen voelde daar niets voor. De overeenkomst tusschen Poincaré en Churchill van 19 October gaat evenmin zoover. Het Fransche memorandum, tot de verzending waarvan in de besprekingen tusschen de geallieerden werd beloten, is reeds eenige dagen in handen van de Duitsche regeering. Een Britsoh memorandum zal volgen, waarvan, naar verluidt, de tekst veel zwakker gesteld is dan de nota van Poincaré van 2 November. Poincaré wenscht, dat de deskundigen niet de besprekingen van 1924 over de betalingscapaciteit van Duitschland zullen hervatten. Volgens het blad hebben de zaken sinds 19 October voor Frankrijk geen gunstig verloop gehad. . Eén ding is ondertusschen zeker: dat Engeland en Amerika zich voortdurend duidelijker waarneembaar scharen aan den kant van Duitschland. En dat vooral de Duitsch-nationalistische bladen, die het Rijk thans een vinger toegestoken zien, den moeilijk te temperen lust vertoonen om ’ni heele hand te nemen . o—
"Buitenlandsch Overzicht.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504143:mpeg21:p00001
"Wetenswaardigheden.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1928/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000504143:mpeg21:p00001