Eerste Blad.
De algemeene stemming ter Londensche vlootconferentie. — Frankrijk wil de politieke kwesties laten overheerschen. — De moeilijkheden achter de conferentie verborgen. — Een gewaarborgden vrede tusschen Engeland en Amerika óók voor Nederland van het allerhoogste belang. — Ghandl heeft zijn propaganda-tocht in Britsch-Indië aangevangen. — Zullen de poppen nu voor goed aan het dansen komen? — Zijn er In Britsch-Indië Moskovltlsche communistische invloeden aan het werk? — De Youngwetten In den Rijksdag aangenomen. — De Dultsche politieke atmosfeer sterk opgeklaard. Ook thans komen er uit Engeland berichten, die er op wijzen dat de kansen van het slagen van de vlootconferentie er niet grooter op wor- j den. Men weet dat aanvankelijk de opzet was| — èn van Hoover èn van Macdonald — op deze conferentie niet de politiek te laten overheerschen, doch te komen tot zulver-technisch-maritieme resultaten: zóóveel en zóóveel oorlogsschepen van verschillende klassen minder voor elke der deelnemende naties, dus: een algemeene verminderde bewapening. Doch het is gebleken, dat bij elke der mogendheden het hemd nader is dan de rok, dat men gaarne ziet, hoe een ander zijn maritieme oorlogstoerusting vermindert, zonder zelf op dit gebied iets van beteekenis te verrichten, omdat de levensbelangen der deelnemers voor ieder hunner een regeling vragen, waarmede de anderen het niet eens kunnen zijn. Nu is Frankrijk op het denkbeeld gekomen — we herinneren er nog eens aan, daar de aandacht er reeds op gevestigd werd — de politieke kwesties te laten overheerschen, omdat buiten deze om de technlsch-maritieme toch niet geregeld kunnen worden. Tardieu heeft, de taak van Briand voorloopig voortzettende, met de Engelsche en de Amerikaansche staatslieden geconfereerd, ten einde te onderzoeken of het mogelijk is, dat Engeland en Amerika deelnemen aan een of ander verdrap. waarbij de veiligheid van Frankrijk wordt gewaarborgd (let wel: „een of ander verdrag”... En dat na Locarno en na het Kellogg-pact!) De vermindering van Frankrijk’s vlootprogram hangt — dit is blijkbaar de Fransche zienswijze — geheel af van een waarborg van dezen aard. De algemeene stemming is niet optimistisch, verzekert Reuter, omdat er weinig hoop bestaat, dat Amerika toetreedt tot een dergelijk verdrag, hetwelk het beschouwt als een zuiver Europeesche aangelegenheid, terwijl ook de Engelschen voor zulk een verdrag weinig of niets gevoelen, daar zij meenen, dat indien de Volkenbond, Locarno en het Kelloggpact Frankrijk geen voldoende waarborgen bieden, er nauwelijks méér gedaan kan worden. Het voorstel van Frankrijk is misschien bedoeld als een handige vorm van afschuifsysteem, ten doel hebbende Engeland en Amerika ten slotte tegenover de openbare meening der wereld voor het mislukken der conferentie verantwoordelijk te stellen en daarbij de beau röle t^ blijven spelen door het ongeveer aldus te doen voorkomen: „wij hebben het ten slotte beproefd langs politieken weg, ,nu het bleek dat het langs technisch-maritiemen weg niet ging”. • * * Intusschen kan niet ontkend worden, dat de zaak waarover het ter Londensche conferentie gaat zeer moeilijk tot oplossing is te brengen. Allereerst is de Mitdidellandsche Zee bij een even tueelen Europeeschen oorlog een gevaarlijke factor. Vandaar Italië’s felle pogingen om volledige weerbaarheids-gelijkheid met Frankrijk' te krijgen. De ongelijkheid van Italië’s en Frank rijk’s te beschermen gebied maakt echter Italië’s wensch onvervulbaar. En het zal wel blijken, dat ten slotte de Londensche conferentie er ook zoo over denkt. Frankrijk heeft meer dan Middellamdische Zee-belangen. En Engeland, dat voor het oogenblik met Amerika één lijn schijnt te trekken, heeft nóg weer meer dan Frankrijk — en zelfs meer dan Frankrijk en Italië samen — te zorgen, dat het zijn beschermende hand Ikan uitstrekken over het groote wereldgebied onder Britscbe vlag. Achter dit vraagstuk staat nog een ander, n.I. bet vraagstuk van de militaire machtsverhoudingen in den Stillen Oceaan. In den gevaarlijken 'hoek tusschen Australiëj Malakka (Singapore) en Japan zijn de verhoudingen aldus, dat een «•wur'bqrgd* vrede tuaschen Engeland en Ame
i’uva vuui uciuc ujK.cn — «11 uaarujj uuk vuur ons land, voor Nederland, dat er zijn groote overzeesche bezittingen heeft — een veilige toekomst aanbiedt. Wanneer Engeland tengevolge van groote vlootuitrustingen van Frankrijk en Italië zijn eigen machtspositie in de Middellandsche Zee krachtig moet versterken, terwijl het toch door een verdrag met Amerika den gezamenlijken tonneninhoud van zijn vloot moet beperken, houdt het voor zijn positie in den Stillen Oceaan geen middelen genoeg over om deze op voldoende sterkte te houden. Dus zal het — geven Frankrijk en Italië niet toe en moet het daarom in de Middellandsche Zee tot elikfen prijs zijn weg naar het Suez-kanaal en zijn Afrikaansch en Indisch gebied beveiligen — zijn verdrag met Amerika moeten wijzigen. Amerika zal dan in zulk een gewijzigd verdrag misschien aanleiding vinden, althans zich de mogelijkheid geboden zien, om ook weer zijn eigen uitrustingen te verhoogen. • • * Wat Nederland betreft, Nederland met Nederlandsch-Indië, zijn economisch zwaartepunt, moet, met het oog op Japan, dat een bedreiging Iklan zijn en een gevaar vormen, zich oriënteeren naar Engeland. Zijn zeemacht is gering. De zwakke Engelsch-Nederiandsche positie in den Stillen Oceaan tegenover Japan heeft Nederland doen besluiten plannen ter versterking van zijn vloot voor te stellen, Soerabaja als vloot-basis te organiseeren en de mogelijkheid van aanvallen uit de lucht ernstig onder de oogen te zien. Zoolang Amefika en Engeland samengaan, heeft Nederland1' van Japan niets te vreezen. Maar er is een reden» van bezorgdheid in het feit, dat Amerika er over schijnt te denken, zijn positie op de Filippijnen op te geven en deze eiiandem-groep te neutraliseeren. Dit plan schijnt zelfs in den laatsten tijd een onderwerp ter bespreking tusschen Amerika en Japan geweest te zijn. Oorspronkelijk was Amerika van zins, op de Filippijnen een sterke militaire basis te vormen ten einde bij conflicten in China of bij plotseling zich voordoende expansie-begeerten van het overvolkte Japan omniddellijk met een krachtige vloot te kunnen ingrijpen. Maar dit plan eischte zóó enorme uitgaven en zóó sterke detacheering van Amerikaansche oorlogsschepen, dat het slechts vol te houden was, zoolang er geen overeenkomst, verdrag of wederzijdsch overleg met Engeland bestond. Nu echter zullk een verdrag mogelijk is geworden, meent Amerika zijn Filippijnsche vlootpolitiek te kunnen eindigen. Wat Engeland betreft, dit heeft zijn laatste groote maritieme positie te Singapore, bij ’t begin van het Oost-Indische eilandengebied. Vroeger dacht het er over een bijzonder sterke vlootbasis aan de Chineesche kust zelve te bouwen. Doch deze gedachte schijnt hoe langer hoe meer te verflauwen. Zulk een basis zou wel heel erg blootgesteld zijn in geval van oorlog en kon ook moeilijkheden opleveren bij den steeds onzekeren binnenlandschen: toestand van China. Daarom neemt Engeland nu in zekeren zin genoegen met een „voorpostenstelling” en zorgt er voor, dat de lijn van zijn maritieme verdediging: Gibraltar, Malta, Suez-kanaal, Aden, Ceylon, Singapore onbeperkt en onaangetast in zijn krachtige Engelsche hand blijft en tevens door combinatie met andere krachten kan worden beveiligd. Amerika, van zijn kant, heeft een sterke Stille Oceaan-vloot aan de Westkust der Vereenigde Staten en heeft in ’t' Panamakanaal de mogelijkheid, ook zijn Atlantische vloot snel naar het Westen te verplaatsen. Zulk een manoeuvre zou van San Francisco tot aan de Japansche kust dertien dagen noodig hebben. In geval van een conflict met Japan zouden de Nederlamdsch-Indische, de Australische en de Nieuw-Zeelandsche strijdkrachten het dan moeten uithouden, totdat de Engelsch-Amerikaansche bodems van Oost em West op het krijgstooneel verschenen. Maar dit neemt niet weg, dat Engeland’s strijdmacht in „den gevaarlijken hoek” gering is. Het voorgaande bewijst wel, hoe groote moeilijkheden achter de Londensche Vlootconferentie verborgen zijn. Zij worden niet alle bij name genoemd en in bijzonderheden uiteengerafeld. Maar zij zijn er toch. * * • Staan de kansen der vlootconferentie er dus niet gunstig voor, in Britsch-Indië schijnt de kans van Gandhi, die de regeering te Delhi dwin gen wil de eischen der onafhankelijkheidspartij in te willigen, niet groot. Vermoedelijk zal op de arrestatie van Patel, Gandhi’s eersten luitenant, die van Ghandi zelven volgen. En dan komen de poppen pas voorgoed aan het dansen. Woensdag ving Ghandi zijn aangekondigde propaganda-tocht met honderd vrijwilligers aan. Er staat op Ghandi’s program een zeer gevarieerde actie, zich uitstrekikiende in het fabriceeren van sout uit ««wat*?, (tentinde .bet fsgcsringsmO"
nopolle te breken, en daarmede een begin met) zelfbestuur te maken!) tot het ophitsen der dok-1 werkers, om dezen te bewegen, schepen die zout j invoeren, niet te lossen. In Briteche kringen is j men ervan overtuigd, dat Ghandi, zoolang hij I zich op vrije voeten bevindt, over een onbeperkt aantal vrijwilligers uit de Congrespartij zal kunnen rekenen. Men acht het fiasco der beweging onvermijdelijk, zoodra Ghandi maar gearresteerd wordt. Achter de formuleering van deze meening past een groot vraagteeken. In elk geval zal, zooals de toestand zich thans ontwikkeld heeft, van een stelselmatig verzet der nationalisten tegen de regeering — zondier geweld — op den duur geen sprake kunnen zijn. • * * In hoeverre ddir in Britsch-Indië Moskovltische communistische invloeden aan het werk zijn, valt uiteraard uiterst moeilijk — niet alleen te bepalen, maar zelfs — te gissen. Doch aan China en Thibet en Mongolië en j Toerkestan en Britsch-Indië neemt de Duitsche. regeering blijkbaar een voorbeeld en stelt daar- i om van nu af aan de Sowjet-regeering te Mos- j kou verantwoordelijk voor alle propaganda der; communistische Internationale of zoogenaamde! „Komintern”. Zij koestert de vaste overtuiging, j dat dit laatste lichaam niet anders te beschou-1 wen is dan als ’n filiaal van het Centraal Uit- j voerend Comité te Moskou en heeft dit bij mon-! de van dr. Curtius den rooden gezant Krestinski j duidelijk onder het oog gebracht. Zooals voor I de hand ligt, roept Moskou thans moord en i brand over deze „provocatie” en spreekt in zijn j offlcieuse persorganen van een nieuwe oriëntee-1, ring der Duitsche politiek naar het kapitalistische Westen. Waardoor natuurlijk de Duitsch- j Russische betreklkngen een ietwat gespannen j karakter verkrijgen en het verdrag van Rapallo j op losse schroeven komt te staan. • » Daar een regeeringscrisis In Duitschland op' het huidige tijdstip een ramp voor het land zou i beteekenen en anderzijds de aanneming der 1 Young-wetten gebiedend noodzakelijk is, hebbep de Duitsche politici in de laatste dagen van dreigende crisis alle mogelijke pogingen I in het werk gesteld om deze te vermijden. En < met het gewenschte resultaat. Nadat tusschen t de partijen der coalitie van Weimar, dat zijn de [ rociaal-democraten, het Centrum, de Democraten en de Beiersche Volkspartij (de Duitsche ' Volkspartij valt hier dus buiten) overeenstemming was bereikt over het financieele program, fat een noodzakelijk aanhangsel vormt van de uitvoering van de Young-wetten, werden deze j in den Rijksdag aangenomen. Hierdoor is de' nevelachtige Duitsche politieke atmosfeer van> ie laatste dagen sterk opgeklaard, wat van niet | geringe beteekenis is. Hetgeen ook wel vol-! doende blijkt uit een dezer dagen door der ieer Krupp gehouden redevoering. Daarin immers wijst deze er op, dat er te midden van het Duitsche volk een afschrikwekkende afgrond gaapte tusschen willen en kunnen. De reusach- | tige schuldenlast, te betalen aan het buitenland, is van dezen toestand slechts één der vele borzaken en uit dien toestand kan het Duitsche J volk niet anders geraken dan door een doelbe- j wuste, van alle partijpolitieke invloeden gezuiverde financieele politiek „Het zoogenaamde nieuwe plan, — dat de grootte en den duut van onze verplichting zal vaststellen,” aldus sprak de heer Krupp. „zal ongetwijfeld weldra n werking treden. Welke moreele en stoffe-: lijke toekomst gaat daarbij ons volk tegemoet? j Wij willen en wij moeten vertrouwen stellen in [ ie zedelijke kracht, die in ons volk leeft. En| daarbij is het onvermijdelijk noodzakelijk, dal In het rijk en in den staat, in het geheele volks- j leven, een algemeene vereenvoudiging intrede,, dat alle krachten zooveel mogelijk worden inge-1 spannen en dat de spaarzaamheid worde be~ befend.” f