De voorstellen der bezulnigingscommissle Welter. — f 120 millioen bezuiniging op de Staatsuitgaven 1 — „Een proefbalietje van de regeering, om te zien hoe „men” er over denkt”. — Punten die erg unheimisch aandoen. — Het ietwat vreemde plan inzake onderwijs. — „Hulpjes” voor de lagere klassen. O! ’t Is nog niet officieel. ’t Is zelfs nog niet eens officieus. Maar intusschen deelt het Haagsch Correslondentie-bureau toch maar ajvast mede, dat dè linnenkort te verwachten conclusie van de be;uinigingscommissie-Welter zal luiden: — f 120 nillioen bezuiniging op Staatsuitgaven! Er wordt bij vermeld, dat dit bedrag gevonlen zal moeten worden door een reeks van naatregelen, waaronder: salarisverlaging der ijksambtenaren over de geheele linie en in:rimping van het ambtenarencorps door vervroegde pensionneering. Echter zal niet alleen op het levende, maar >ok op het doode materieel bezuinigd gaan vorden. Vooral Defensie en Onderwijs zullen moeten doeden. Een bezuiniging van 120 millioen op een begrooting van 600 millioen. ’t Is geen kleinigïeid. Verschillende bladen wijden reeds beschouvingen aan de voorstellen der bezuinigingscom nissie. Het „Volk” beschouwt de publicatie als een moefballon van de regeering, die dan graag ;ou willen weten hoe „men” er over denkt. Het blad laat zich dan alvast niet onbetuigd m vonnist er onverbiddelijk op los. Er blijft 500 ongeveer niets van heel. De bezuiniging Dp defensie zal het blad toch wel aanstaan, naar ... die laat ze er maar kalmpjes buiten. Intusschen, al valt er op de vage gegevens liet te oordeelen, er zijn toch wel enkele pun:en, die erg unheimisch aandoen. Zoo wijst het .Huisgezin” op het ietofwat vreemde plan intake onderwijs, zooals dat wordt aangekondigd. „Wat het onderwijs betreft” zoo lezen we, noet het voornemen bestaan voor te stellen, in ie lagere klassen de onderwijskrachten te verhangen door hulpqnderwijzers, die een mindere bevoegdheid bezitten en lager gesalarieerd zullen worden.” Het staat er zoo eenvoudig en het lijkt ook wel rationeel: lagere klassen, mindere bevoegdheid, geringer salaris. Maar zóó eenvoudig is het allerminst, zooals het Bossche blad- als volgt uiteenzet: „Wat heeft men nu eigenlijk te weten, wordt te vaak gedacht, om in de lagere klassen onderwijs te kunnen geven: dat kan nu bij manier van spreken haast iedereen. Met een'heel gemakkelijk examentje kan men gegadigden bij de vleet vinden, en voor dezen is een daaraan geëvenredigd zeer bescheiden salaris al heel mooi. Maar men vergist zich, als men meent dat de kennis van een onderwijzer, zijn algemeene ontwikkeling vooral, niet een heel eind moet uitgaan boven hetgeen hij in de school te onderwijzen heeft. En men vergist zich nog meer, wanneer men denkt dat speciaal voor de lagere klassen een minimum kennis en een minimum ontwikkeling
ïl meer dan voldoende is om -daar met vrucht werkzaam te zijn. De lagere klassen zijn de moeilijkste en men noet daarvoor keus maken onder de beste leercrachten waarover men beschikt. in een hoogere klasse kan ook een mi-ddelnatig onderwijzer nog voldoen, maar in de lagere wordt zijn werk een mislukking. Wij zouden het ernstig betreuren, indien juist >leek wat thans te verstaan wordt gegeven: iat men voor de lagere klassen een minderwaardig soort leerkrachten zal gaan creëeren, lie men met een klein salaris voldoende beoond acht. Deed men dit, dan zou voor het lager on-der/ijs begonnen worden met een verkeerden rondslag, en is eenmaal een verkeerde grondigs gelegd, dan zal het gebouw, dat daarop /ordt opgetrokken, ook niet goed kunnen zijn.” Eventueel plannen om het onderwijs in de Iaere klassen aan „hulpjes” toe te vertrouwen, uilen vreezen we, ons heel lager onderwijs antasten en daaraan groote schade toebrenen.
"UIT EIGEN LAND". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507040:mpeg21:p00001
"Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507040:mpeg21:p00001
Eerste Blad
prijzen schommelen. Nu zijn ze hoog, dan laag. Soms meenen wij te weten waarom aaraoor, doch dikwijls moeten wij erkennen, ,vij de oorzaken niet kunnen aanwijzen; er nt heelemaal geen vaste regel te bestaan, ich zit er regelmaat in die stijging en daling oordat sinds langer dan een eeuw in Engeaanteekemng is gehouden van de prijzen, ; men daar studie van kunnen maken en er lusies uit kunnen trekken, i heer De Wolft, privaat-docent aan de Uniteit te Amsterdam, houdt zich daar speciaal bezig en ziet deze golfbeweging: dalende en van 1825—1850; stijgende prijzen van I—1873; dalende prijzen van 1873—1895; ende prijzen van 1895—1914. it zijn de lange golven, die niet geleidelijk jopen, doch sprongsgewijs. Stijging en daworden om een bepaald aantal jaren krachinderbroken: er komt een kortstondige ople;of een felle daling en zoo sukkelen we van s tot crisis, eerst' om de 11 jaar, nu om de iar. Dit waren sinds 1825 de crisisjaren: I ! 836 - 1847 - 1857 1866 - 1873 - 1882 I - 1900 - 1907 - 1913. nas 1914 zitten we op de dalende lijn en ens den heer De Wolff hebben we zoo ongehet diepste punt bereikt en gaat het, vol> hem- nog dit jaar, weer opwaarts. Natuuropnieuw met ups and' downs, zooals de Enenen zeggen: op en neer, drie sprongen voor rts, twee achteruit, wanneer we in de opïde lijn zijn en drie sprongen naar beneden wee naar boven, als we ons in dp dalende bevinden. Er zit regelmaat in, zegt de heer iVolff, zoo iets van een economische wet, geer ook natuurwetten zijn. f dit betwistbaar is, laten we in het midden, i nog even vragen wij aandacht voor een omstige omstandigheid. De lange opgaande , zoo constateert de heer De Wolff, is de :n van de oorlogen. Elk geschiedenisboek u overtuigen, dat dit juist is. In de springd-periode van 1850—1873 kwamen de volle oorlogen voor: Russisch-Turksche oorlog Krimoorlog 1854—1856; Eerste Engelschrsche oorlog tegen China 1857—1858; OorItalië-Oostenrijk 1859; Tweede Engelschïsche oorlog tegen China 1860; Oorlog der rdelijke tegen de Zuidelijke staten van N.:rika 1861—1865; Sleeswijk-Holsteinsche og 1864; Oorlog Pruisen-Oostenrijk 1866; rsch-Duitsche oorlog 1870—1871. >an treedt d'e ebbe in van het economisch j en gedurende al dien tijd, van 1873—1895, oorlogen zeldzaam als sneeuwstormen in den ler. Er heerscht tusschen de volken steeds le op aarde. Nauwelijks keert in 1895 opiw het getij en begint de vloed te loopen, of crijgs-bij! wordt opgegraven en weer duchtig waaid. Hier is het lijstje van de bloedige flicten: Japansch-Chineesche oorlog 1894— 5; Turksch-Grieksche oorlog 1897; Spaanscherikaansche oorlog 1898; Zuidi-Afrikaansche iog 1899—1902; Kussisch-Japansche oorlog 4—1905; Voortdurend dreigend oorlogsger uit Balkan-crisis en Marokko-conflict 1908 911; Italiaansch-Turksche oorlog 1911— 2; Eerste en Tweede Balkanoorlog 1912— 3; Wereldoorlog 1914—1918. llijft het gaan als bij vorige gelegenheden, komen dus weldra met de stijgende con:tuur de stijgende oorlogskansen. Er wordt :r verdiend en er wordt weer gemoord en gens „De Kandelaar”, het orgaan van den ld van Nederl. Hervormde Meisjesvereenigini, zou het zonde zijn, als wij den oorlog :htten uit te bannen. Vij denken er anders over. Al zijn de tijden [ niet rijp voor vrede door recht, het kan o.i. n zonde zijn om te beproeven het rijpen te orderen.
"Crisis-golven.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507040:mpeg21:p00001
De strijd1 om Memelland. — Twistappel " tusschen Duitschland en Lithauen. — De bevolking overwegend Duitsch en niet c van Lithauen gediend! — Een kwestie voor k het Internationale Gerechtshof. — Londen L ontstemd over het Duitsche steenkool-em- n bargo. — Hoe zal Engeland deze Duitsche v bedreiging van zijn export beantwoorden? d Zal ze tot een verkoeling der onderlinge c betrekkingen leiden? ® Aan de kust van de Oostzee, waar de vroegere Duitsch-Russische grens thans de afscheiding tusschen Oost-Pruisen en Lithauen vormt, ligt een klein autonoom gebied, Memelland ge- * heeten. Dit gebied is een erfstuk van den grooten oorlog en is sedert dien een twistappel tus- ^ schen Duitschland en Lithauen. Er wonen slechts 150.000 menschen en het is maar een 50 K.M. in het vierkant groot, maar j het bevat de belangrijke ijsvrije haven Memel. | Sedert Polen aan Lithauen de oude hoofd- : stad Wilna ontfutseld heeft, strekt Lithauen de begeerde handen uit naar Memel. Maar de be- t volking van Memelland is overwegend Duitsch en niet van Lithauen gediend! Het noodwendig j gevolg is een voortdurend getwist en geïntrigueer, want Lithauen bezit officieel de souvereiniteit over Memelland. De groote fout der geallieerden is geweest, * dat men in 1920 de knoop niet heeft doorgehakt. Fransche soldaten handhaafden er de orde, maar Lithausche soldaten konden het gebied veroveren. Londen, Parijs en ook Genève j legden zich bij de feiten neer. In 1924 werd toen tusschen Lithauen en de vier groote mogendheden Engeland, Frankrijk, j Italië en Japan, de z.g. Memelconventie getee- j kend, waarbij Lithauen de souvereiniteit werd , toegewezen over het Memelgebied, evenwel ( onder de verplichting de autonomie van het ( land, in het bijzonder op bestuurs-, onderwijs- j en rechtgebied te eerbiedigen. Deze bepaling is de oorzaak geworden van . een voortdurenden strijd1 tusschen de Duitsche I bevolking van het Memelgebied voor de hand- , having van haar rechten en de voorstanders van Groot-Lithauen, waarin dus het Memelland ! geheel zou opgaan. De toestand werd nog meer verscherpt, doordat in 1930 in Genève werd besloten, dat de ; meerderheid van het directorium over Memel Duitsch moest zijn. De hger Boettcher werd toen tot president van het directorium benoemd. Deze president had echter niet het vertrouwen van de Lithausche regeering, die steeds meer voorwendselen zocht om Boettcher uit zijn ambt te ontzetten. Eenigen tijd geleden kreeg de Lithausche regeering een geschikte aanleiding om in Memel in te grijpen en den president van het directorium af te zetten. De heer Boettcher had zich namelijk in December j.1. zonder medeweten van de regeering van Lithauen met eenige ambtenaren naar Berlijn begeven, teneinde aldaar de uitbreiding van den export uit Memel naar Duitschland te bepleiten. President Boettcher werd van hoogverraad beschuldigd. Op 6 Februari j.1. gelastte de Lithausche gouverneur Merkys den heer Boettcher om af te treden onder waarschuwing, dat hij bij weigering zou worden afgezet en gevangen genomen. Boettcher weigerde af te treden, waarop hij werkelijk werd gearresteerd en gedurende eenige dagen in het officierscasino van Memel gevangen gehouden. Terstond na ’t aftreden van Boettcher hadden er verschillende wijzigingen in het ambtenarencorps plaats en werd land's-president Tolischus tot president van het directorium benoemd. Men was voornemens tegen president Boettcher een proces wegens landverraad aanhangig te maken in verband met zijn reis naar Berlijn, doch de auditeur-militair achtte het hem voorgelegde materiaal niet voldoende om tot een vervolging wegens landverraad' over te gaan. Een en ander was voor Duitschland aanleiding een klacht bij den Volkenbond' in te dienen. Lithauen verklaarde evenwel, dat Duitschland tot een dergelijk beroep geen recht bezat, aangezien het pas na de onderteekening van het Memelverdrag lid van den Volkenbond is geworden. Lithauen voerde bovendien aan, dat het Memelverdrag niet was geschonden, doch dat Boettcher ’n valsche verklaring had afgelegd en dus een overtreding had begaan ten
lanzien van de souvereiniteit van den staat. Boettcher verklaarde n.1. in den Memeler Landiag van 25 Jan. dat hij als particulier persoon lan de onderhandelingen in het rijksdepartement van landbouw te Berlijn had deelgenomen, terwijl later bleek, dat hij dit als officieel persoon had gedaan. Deze fout van den president werd door de 3root-Lithausche partij aangegrepen‘om een krachtige actie te beginnen teneinde Memel en Lithauen één te maken. De Memeler-landdag nam echter met bijna algemeene stemmen een motie van afkeuring tegen het optreden van gou verneur Merkys aan. Tevens eischte de Landdag de onmiddellijke opheffing der gewelddadige maatregelen en het herstel van den toestand, voorgeschreven door het statuut van het Memelgebied. Zaterdag 20 Februari nam de, op verzoek van Duitschland bijeengeroepen Volkenbondsraad het rapport aan van den Noorschen rapporteur Colban. Hierin werd o.a. voorgesteld, dat önmiddellijk een nieuw directorium moest worden gevormd, dat het vertrouwen van den Landdag moest hebben. Dezer dagen is nu een directorium- Simaitio gevormd uit 5 heeren, die geheel en al Lithausch georiënteerd zijn en het vertrouwen van den Landdag, althans van de meerderheid dezer vergadering missen. Immers, deze Landdag bestaat uit 24 Duitschers en slechts 5 Lithauers. Dit wordt dus een onhoudbare toestand en het beteekent tevens een schending van de Memellandsche autonomie. Toen hebben de groote Mogendheden ingegrepen. Hun gezanten te Kowno hebben den minister van Buitenlandsche Zaken een nota overhandigd, waarin o.m. verklaard wordt: In het geval niet binnen zeer korten tijd een Directorium wordt samengesteld, dat het vertrouwen geniet van den Landdag, zullen de mogendheden, die de Memel-conventie onderteekend hebben, zich gedwongen zien, het gevalBoettcher niet te behandelen langs den weg, welken zij tot dusver van plan waren te bewandelen, n.1. een scheidsgerecht, doch in plaats daarvan de kwestie voor te leggen aan het Haagsche Gerechtshof. Een eventueele ontbinding van den Landdag zou door de mogendheden, die het Memel-convent geteekend hebben, kunnen worden opgevat als een handeling welke indruischt tegen de aanbevelingen van den Volkenbondsraad van 20 Februari j.1. Intusschen is in de dezer dagen gehouden zitting van den Landdag een motie van wantrouwen tegen het Directorium-Slmaitio aangenomen, waardoor de situatie er niet beter op is geworden. Hoe deze twist zal eindigen, is nog niet te zeggen. Het schijnt, dat de Lithausche regeering zich niet zal verzetten tegen den eisch der groote mogendheden om het Internationale Gerechtshof over deze kwestie te. doen beslissen. * * * Behalve de moeilijkheden met Ierland heeft Engeland ook op ander gebied' met ernstige omstandigheden te kampen. Zoo is Engeland zeer ontstemd over de beperkende maatregelen van Duitschland ten aanzien van invoer van steenkolen. Deze ontstemming is verklaarbaar,, omdat steenkool het voor naamste exportartikel van Engeland is. Wor-f dus deze uitvoer belemmerd, dan moet dat van nadeeligen invloed' zijn op de Engelsche handelsbalans, omdat het passieve saldo tusschen den enormen invoer en den belemmerden uitvoer des te grooter wordt. Ernstige woorden heeft daarom- de Engelsche onder-minister van Handel, Hora Belisha, in het Lagerhuis doen hooren over deze rampspoedige beslissing der Duitsche regeering, die intusschen slechts hierom is genomen, om-dat ook Duitschlands handelsbalans naar een passief saldo dreigt te gaan en de regeering in Berlijn dus alles in het werk moet stellen, om zoo weinig mogelijk schulden in het buitenland te maken. . . Overigens lijkt het op het eerste gezicht zonde ling, dat een kolenrijk land als Duitschland Engelsche kolen invoert! Dit is te verklaren, ten eerste door het verschil in soort kolen; de Engelsche steenkool is bijzonder geschikt als bunkerkolen voor de stoomschepen. Doch ten tweede speelt het vrachtprijsverschil een groote rol: Engelsche kolen kunnen in Hamburg en Noord-Duitschland zeer gemakkelijk en dus ook zeer goedkoop over zee worden aangevoerd, terwijl Duitsche steenkool -uit Ruhrgebied ol Opper-Silezië per spoor veel omslachtiger en duurder vervoerd moet worden! Maar de kwestie van de noodzakelijkheid eener sluitende betalingsbalans heeft bij de beslissing der Duitsche regeering den doorslag gegeven. Gezien de huidige mentaliteit onder de concurreerende volken denkt iedere natie nog steeds allereerst aan haar eigenbelang en nemen de diverse regeeringen dienovereenkomstige contingenteeringsmaatregelen of verbieden zij den invoer, zonder te denken aan de rampspoedige gevolgen voor de landen, die daardoor worden getroffen. -De ontstemming te Londen over het Duitsche steenkool-embargo verwekt, bewijst slechts op welk een gevoelige plek Engeland getroffen is. Natuurlijk begrijpt de Engelsche regeering volkomen de moeilijkheden voor het Duitsche bedrijfsleven, doch beklaagt zich er slechts over dat de Duitsche beperking niet op dezelfde wijze voor alle in aanmerking komende landen wordt toegepast. Hoe zal het hulpelooze Engeland deze Duitsche bedreiging van zijn export beantwoorden? Zal ze tot een verkoeling der onderlinge betrekkingen leiden?
"Buitenlandsch Overzicht". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1932/03/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000507040:mpeg21:p00001