Eerste Blad
De toestand in Oostenrijk. — Geen hulp beteekent: ineenstorting. — De conferentie van Lausanne. — Hoopgevende berichten. — Het soldaatje spelen in Duitschland begint weer. — Zullen de hartstochten tot kookhitte worden opgevoerd? — Merkwaardige veranderingen in de politieke structuur in het Zuid-Oosten van Europa. — Neiging om met de dictatuur te breken. — Naar meer democratischer wegen? Van alle landen in Europa, waar men het verdacht kan hooren kraken, kraakt ’t in Oostenrijk wel het hardst! Dit ongelukkige land, het eeuwenoude bolwerk der beschaving in Midden-Europa, staat werkelijk voor de ineenstorting. De ellende te beschrijven, die daar geleden wordt is niet mogelijk. Een werklooze in Nederland heeft nog een rijk bestaan, vergeleken bij hetgeen een werkend arbeider in Oostenrijk verdient. Men weet, dat de „hooge politiek” het zoo gewild heeft: Oostenrijk werd in 1919 opzettelijk tot een „kind met een waterhoofd” (Weenen) misvormd, met het doel de nieuwe Donau-staten te bevoordeelen en het aloude Duitsche bruggehoofd Weenen onsohadelijik te maken. Maar de „snuggere” heeren, die het .nieuwe Europa maakten in Versailles en omgeving, gaven blijk van zóóveel onverstand, dat de overwinnaars van toen even erg in de knel geraakt zijn, als de overwonnenen. Dd poging om Duitschland tot een derde rangsmogendheid te degradeeren is even jammerlijk mislukt als de opzet, om het Donaugebied, dat economisch een eenheid vormV, in politiek opzicht verdeeld te houden, teneinde vanuit Parijs de wet in Weenen en Boedapest te kunnen voorschrijven. De politieke herrijzing van Duitschland onder Stresemann ging gepaard met gelijkgerichten drang van Oostenrijk onder dr. Seipel. Maar hetgeen aan het groote Duitschland wèl kon gelukken, dat moest aan het kleine Oostenrijk mislukken. Een klein land, dat zich zelf niet op de been kan houden, zooals Oostenrijk, moet aansluiting zoeken bij een grooten buurman; vandaar het streven van veel Oostenrijkers tot aansluiting bij Duitschland. Dit zou de macht van Berlijn aanzienlijk vergrooten, hetgeen weer niet naar den zin van Parijs is. Men herinnert zioh in dit verband de geruchtmakende Duitsch-Oostenrijksche Tolunie-plannen, waarover Tardieu en Laval hun veto uitspraken en die dus niet door gingen. Maar andere hulp werd uit Parijs niet verleend: Tardieu wilde Oostenrijk in de armen drijven van Frankrijks bondgenooten, de Kleine Entente-staten, maar dat weigerde Weenen resoluut. Intusschen is Tardieu van het politieke tooneel verdwenen en is Herriot de man van Frankrijk geworden. Het schijnt, dat hij er anders over denkt dan Tardieu, want Herriot beseft, dat geen hulp beteekent: ineenstorting! Indien iedere hulp aan Oostenrijk wordt onthouden, wordt het gedreven tot aansluiting bij Duitschland; wordt echter onvoorwaardelijk steun verleend, dan zal Frankrijk zich in een avontuur storten. Daarom gebiedt het gezond verstand Oostenrijk in den vorm van een crediet hulp te verschaffen, doch er tevens opmerkzaam op te maken, dat Frankrijk .niet individueel wil optreden, maar een inspanning van de internationale solidariteit verlangt. Dit wil zeggen: ook andere landen moeten hun goede geld er voor over hebben, om Frankrijks macht over Oostenrijk te helpen bestendigen. Hier staat het overige Europa voor een ontzettend dilemma: goed geld smijten in een bodemloozen put of eenige millioenen Oostenrijkers in den hongersnood drijven. Wat den wensoh tot Samenwerking van de Donau-staten betreft, is er gelukkig bij Herriot geen sprake van een hervatting van de plannen van Tardieu. Frankrijk wil een economische operatie, doch geen omsingeling van Duitschland Arelks natuurlijk afzetgebied ’t Donaugebied is. Ook dit is een kwestie voor de pas begonnen conferentie van Lausanne. • • (
Over deze conferentie is de Engelsühe pers tamelijk hoopvol gestemd. Wel wordt slechts ’n tijdelijke oplossing verwacht, maar een blad als de „Times” is zelfs van meening, dat een nieuwe geest is ontstaan, die de ontwikkeling van de verwarde problemen van herstelbetalingen, oorlogsschulden en ontwapening gunstig gezind schijnt te zijn. De diplomatieke medewerker van de „Daily Telegraph” meldt, dat de resultaten van -de Engelsch-Fransche besprekingen te Parijs veel omvattender en belangrijker geweest zijn, dan officieel wordt toegegeven. Principieel bestaat geen meeningsverschil meer tusschen de En-gelsche en Fransche regeering over 'het verband tusschen de Herstel- en oorlogsschulden. Beide regeeringen zijn het er over eens, dat de oplossing, welke -moet worden nagestreefd, is een algemeene schrapping der schulden. Frankrijk houdt niet meer vast aan een overschot uit de herstelschulden voor zich zelf. Verschil van meening bestaat alleen nog over de vraag, welke methoden het geschiktst zijn en wanneer op zijn vroegst een oplossing kan worden verkregen. De regeering te Parijs staat op het standpunt, dat behalve een verlenging van het bestaande moratorium zoo goed als niets gedaan kan worden tot na de presidentsverkiezingen in Amerika. Volgens de opvatting te Londen, waarmede men het te Rome en Berlijn eens is, moet aan de wereld, wanneer geen on-middellijke absolute en definitieve regeling kan worden -tot stand gebracht, een definitieve verzekering gegeven worden, dat men het over een dergelijke regeling in een moreel bindenden vorm eens geworden is en dat eventueele vertraging met -betrekking tot de practisühe uitvoering uitsluitend een zaak van diplomatieke 'techniek i-s. Onder deze omstandigheden zal de conferentie te Lausanna bij de voorbereiding van het moratorium waarschijnlijk met algemeene stemmen te kennen geven, dat de eenige gezonde en practi-sche oplossing van de haar voorgelegde vraagstukken slechts kan bestaan in een algemeene schrapping der schulden. Of Engeland, gesteund door Italië, een stap verder zal gaan en individueel -de leiding in tastbaren vorm zal nemen, is niet uitgesloten, doch hangt af van den gang der conferentie. * • • Zooals men zich herinnert, heeft de regeering Briining-Groener de militaire organisaties der Nazi’s, nadat reeds lan-g te voren het dragen van uniformen door alle organisaties van alle partijen verboden was, ontbonden op grond van het feit, dat zij een gevaar vormden voor de autoriteit van den staat. De Völkische Beobachter” -heeft uit „volkomen vertrouwbare bron” het bericht gekregen, dat er beslist op gerekend kan worden, dat binnenkort een noodverordening der regeering Von Papen-Von Schleicher zal verschijnen, die de ontbinding der Nazi-troepen ongedaan -maakt en ook het uniform-verbod opheft. De nieuwe inkleeding der Hitler-mansdiappen is nog maar een kwestie van dagen. BriiningGroener hadden de Hitleriaansche S. A.-manschap gedwongen in matte uniform onder te duiken1 in de grauwe ranglooze massa der civilisten. Nu zullen de verboden uniformen in nieuwen^ nog stralender glans dan vroeger weer verschijnen en het alledaagsche beeld der Duitsche straten zal een vriendelijker toon krijgen door uniformen, die in den stijl der nieuwe zakelijkheid zijn ontworpen. Men begrijpt het ongeduld, waarmede Hitler op het oogenblik wacht waarop de nieuwe glans en glorie ontplooid zullen worden in alle steden en gouwen. De Duitsche bladen vragen niet ten onrechte, wie d‘e kosten- van dit alles draagt. In dezen tijd van bittersten nood moet toch bescheiden de vraag gesteld worden naar de herkomst van zooveel geld. Het uiterst gevaarlijk soldaatje-spelen begint dus weer. Het is ’n groote stap naar den burgeroorlog, die in Duitschland dreigt los te barsten. Met groote bezorgdheid zien dan ook de bezonnen elementen in het door politieke hartstochten geteisterde Duitschland -de toekomst naderen, waarin de hartstochten door de maatregelen van Von Papen-Von Schleicher tot kookhitte zullen worden opgezweept. • • * In het Zuid-Oosten van Europa vallen hier en daar merkwaardige veranderingen in de politieke structuur vast te stellen. De Joego-Slavische dictatuur heeft haar eene taak — het land op groote schaal te unitariseeren — slechts op zeer gebrekkige wijze ten einde gebracht en wat haar tweede taak betreft — het koninkrijk te vrijwaren voor de ergste gevolgen der economische crisis — is zij nog veel meer te kort
geschoten. Nu gooit men het roer niet ineens om, maar desondanks wordt geleidelijkweg de overgang .naar democratischer toestanden voorbereid. Iets overeenkomstigs zien wij in Roemenië. Daar had men weliswaar niet rechtstreeks te doen met een dictatuur, maar was het koningskabinet van professor Jorga, dat geen nauwe relaties met de partijen onderhield, aan het bewind. De mtnister-president zelf, één der knapste koppen van het land, heeft echter niet kunnen slagen. De staatskas is zoo leeg, dat zelfs de uitbetaling der soldijen aan de militairen nauwelijks meer mogelijk is en men weet van hoe groot belang juist dit punt pleegt te zijn. Nu heeft koning Carol, door -den nood daartoe gedrongen, zicih weer tot een partijman moeten wenden en één der leiders van de nationale boerenpartij (nationaal-tsaranisten), Vojda, Vojvod, is in de plaats van Jorga getreden. Ook Roemenië heeft dus weer een zuivere partijregeering, die zelfs maar op één groep steunt en ernaar streeft- den toestand meester te worden door -het bewandelen van democratische wegen. En nu -begint ook Ln Hongarije het inzicht baan te breken, -dat in stormachtige tijden zooals de tegenwoordige, als het eenigszins mogelijk is, alle manschappen van het slingerende sohlp gezamenlijk de verantwoordelijkheid moeten dragen. Dat het Hongarije slecht gaat, is geen geheim en alle hoop op hulp van buiten is tot dusver niet in vervulling gegaan. De financieele nood van het land weegt, als overal, als een last op het bestaan van elk individu. Als de regeering niet met den tooverstaf geld in de la kan brengen, dan kan zij niet langer den eisch negeeren, -dat een volk, waarvan de regeering zulke moeilijke en zware dingen vergt, ook op de vorming zijner regeering werkelijken invloed moet kunnen oefenen. IDe Vossische Zeitung wijst er in een artikel op, dat dit tot nog toe practisch onmogelijk was, want in verreweg de meeste kieskringen moest de Hongaarsche burger -bij de stembus openlijk zijn stem uitbrengen. Daarmede was de deur geopend voor beïnvloeding door de autoriteiten en evenzeer voor economische pressie; het feit, dat in de z.g. „open” kieskringen de regeering geregeld ongeveer 95 procent der stemmen verwierf en in Boedapest, waar het stemrecht geheim was, slechts ongeveer de helft der stemmen op zich kon vereeni-gen, behoeft geen verdere toelichting. Nu zal het anders worden. In Hongarije hebben de kleine boeren gedaan weten te krijgen, dat de minister-president officieel de algemeene invoering van het geheime kiesrecht heeft aangekon-digd. Dit is, ofschoon het Hongaarsche volk al tientallen jaren strijd voert om een rechtvaardiger kiesrecht te verkrijgen, een uiterst verrassend bericht Deze ontwikkeling moet, -bekeken van ’t standpunt der democratische beginselen, ongetwijfeld worden toegejuicht, vooral ook, omdat nu een groot deel der Hongaarsche oppositie niet langer in geheime en verboden, dikwijls radicale, vereenigingen haar activiteit behoeft te ontplooien, doch thans haar zienswijzen openlijk kan propageeren. Kort samengevat kan men zeggen, dat in enkele staten van Zuid-Oost-Europa de neiging bestaat met de dictatuur te breken en meer democratischer wegen te bewandelen, nu het tot dusver gevolgde straffe systeem niet in staat is geweest betere toestanden in -het leven te roepen.