Kindersterfte — bepaaldelijk de sterfte van «teer jonge kinderen — is, zooals ook in deze kolommen met eenige sprekende gegevens een naar jaar geleden werd aangetoond, een euvel dat hoofdzakelijk treft de arbeidende klasse. Do meest voorkomende doodsoorzaak, de bekende ingewandsziekte welke vooral in de warme zomers haar moorddadi'z.en invloed doet gevoelen, kan zelfs bij ontstentenis van de natuurlijke voeding zoo goed als geheel worden bedwongen. Maar deze mogelijkheid bestaat zoolang zij aan hun eigen middelen wonlen overgelaten in de groote massa vau de arbeidersgezinnen bijna niet. Uet zijn alleen de meer vermogende ouders, die de kosten en de moeite van een goede kunstmatige voeding kunne» besteden en daardoor hun zuigetingen in het leven houden. Waar geen geld en tijd, eo als gevolg daarvan ook geel» geschiktheid en geen kennis aanwesig is on» de nadeel<«n van de kunstmatige voeding afdoende te beperken, heer-cht een sterfte onder de kleine kinderen die dikwijls een schrikbarende hoogte kan bereiken. Men moet du», wa» toen onze slotsom, niet meen en do vraag van de kindersterfte te kunnen afhandelen met enkel natuurwetenschappelijke redeneering. Slecht» wanmeer d» maatschappelijke omstandigheden gelijk Rijn, heeft de phvsiologische waarheid een goeden zin, «lal u» moedermelk het beste voedsel i,, en deze voeding de meeste waarborgen biedt voor bet gedijen van den zuigeling. In de gegoede en in de arme gezinnen hebben d» kinderen, door d» moeder» gezoogd, betere levenskansen dan degenen die op andere wijze gevoed wonlen. Maar even stellig moet wonlen verklaard, dat d» middelen, om de gevaren van de kunstmatige voeding af te wenden, in de rijke gezinnen «Ie kindersterfte tot een minimum kunnen terugbrengen, nog lager dan in de arbeiderswereld ook bij natuurlijke verzorging wordt gevonden. „Net zou onjuist zijn, besluit de schrijver van een in 1911 verschenen werkje, ..Das Proletarische bind", zijn opmerkingen over dit met treffende gegevens toegelicht onderwerp, het zou onjuist zlln «io k»»s»matiire voeding, zooals dikwijls gebeurt. »oor de zuigelingensterfte uiituitend verantwoordelijk te stellen. Deze voeding als doodsoorzaak is eerst het gevolg van de diepere, maatschappelijke oorzaak: het stoffelijk gebrek." De waarheid, dat de zuigelingensterfte van de maatschappelijke geste 1 dne»tl der ouders afhangt, vonden wij voor eentg^n tijd gestaafd op een wijle, die o. i. allen twijfel onmogelijk maakt. In een offieieele uitgave van de stad Birmin g h a m. de uitkomst van een onderzoek naar de oorzaken van de kindersterfte ingesteld, wordt n.l. een vergelijking gemaakt tusschen de mortaliteit van de kinderen in de gezinnen waar de moeders thuis blijven en de gezinnen waar zij uit werken «aan. De onderstelling is dat de hiiiüvrou'.ven zolf zoogen en in het anemoon hun klnderon beter kunnen verzorgen dan de arbeidsters. Bovendien is in statisriek gebracht de werking van verschillende arbeidsloonen. Ziehier de opmerkelijke resulttten. Er is ten eerste eenig verschil in de levenskansen van d* kinderen, wier moeders buitenshuis werken en die van de andere moeders. Van de eerste rubriek stierven in INO9 per duizend kintleren 173 voor het eerste levensjaar was voltooid, van de andere soort 163. En van de honderd kinderen die den leeftijd van 12 maanden hadden bereikt, bevonden zich ->7 van de eerste en 63 van de laatste rubriek in goede gezondheid: „Dit zal. zegt het rapport, zeer waarschijnlijk te danken zijn aan de omstandigheid dat de huisvrouwen meerendeels in slaat waren hun kinderen te zorgen." Over een groot »r getal jaren berekend is het onderscheid ten gunste van de borstkinderen nog grooter. Dxch nu komen de cijfers waarbij ook gelet is op de # stoffelijke gesteldheid. Vergeleken wordt de sterfte in de gezinnen waar het loon boven en onder ««««n pond sterling per week bedraagt. Elk van «leze twee groepen, bovendien, is gesplitst in twee omlerafdeelingen: waar de vrouwen al dan niet hun bezigheden hebben bi
Als. zeiden we. de stoffelijke tretdeldhetd dezelfde blijft, dun is het feit van de bezigheid beslissend voor het welzij!' van de kinderen. Maar bij sterk verschillende stoffelijke gesteldheid houdt het onderscheid in bezigheid op van gewich' te zijn. De minder arme arbeidsti-rs kunnen hun kroost een beters verzorging doen toekomen dan de armere huisvrouwen tlnder di>zè latitüten, immers (loon minder dan 12 gld.) bedroeg de «uigeliogen »t«rst^ »Nl» per 1000, onder de eerster» 137. Waar de verdiensten laag bleven, gaf de aard van de bezigheid het verschil van 21? en 109, waar zij iet» ruimer waren, een verschil van llVt en IJ?. De geringste sterfte werd dus gevonden niet in de gezinnen waar de moeders thuis blijven, maar waar zij het minste gebrek! ij den. Er is, eindelijk, ook gevraagd naar den gezondheidstoestam van «le overlevenden. E» het antwoord bevestigde volkome! «le vorige waarneming. Van de moeders die niet werkten et, wier mannen minder dan 12 gld. inkomen hadden, waren n" een jaar bi proe. van de kind-r- n a «cd -t>-..nd. van de fabrieksarbeidsters dio in beteren doen verkeerden: «2 proe. Hoofdzakelijk op deze getallen berust deze slotsom van den be« erker der statistiek:
?De invloed van bezigheid is leer klein, vergeleken bij den invloed van nu de armoede, llet mout daarom waarschijnlijk worden geacht, dat in zoover als de Viezigheid van de moeder de armoede vermindert, ze zelfs leiden kan tot beperking van de kindersterfte, ln ieder -cv, I is he» twijfelachtig of maatregelen tot ve-biod.'rini' v«n irb, d van gehuwde vrouwen wel eenig nut zouden stichten, zoolang als de nijpende aimoede blijft bestaan." E. v. d. O.