— 23 Februari. —
Nationaliteit der vrouw. — Aan de Tweede Kamer is door dé Vereeniging ter behartiging van de belangen der Vrouw te Rotterdam een adres gericht, waarin zij, naar aanleiding van het ontwerp tot wijziging van de Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap, op een onbillijkheid wenscht te wijzen, n. 1. dat de gehuwde vrouw, die volgens art. 5, subj 3 dier wet door de naturalisatie, aan haar man verleend, van rechtswege daarin deelt en derhalve niet alleen zonder daarin bewilligd te hebben, maar ook zonder het zelve te weten en zelfs tegen haar bepaald verlangen, het Nederlanderschap kan verliezen, daardoor in zeer ongunstige conditien verkeert. De Vereeniging verzoekt bij de aanstaande herziening van de Wet 't daarheen te willen leiden, dat art. 5 der bestaande wet in dien zin worde gewijzigd, dat de gehuwde vrouw eerst dan in de naturalisatie van haar man zal worden begrepen, indien zij binnen een bepaalden termijn na die naturalisatie haar verlangen daartoe aan den Minister van Justitie kenbaar heeft gemaakt. D© Vereeniging licht haar verzoek als volgt toe: Dat de vrouw, die in het huwelijk treedt, den Staat van haar man volgt, dat derhalve een Nederlandsche vrouw, met een vreemdeling in het huwelijk tredendei het Nederlander- schap verliest, mag geen reden zijn haar staande het huwelijk het Nederlanderschap te doen verliezen, indien haar man zich in een ander land laat naturaliséeren.
Immers, geschiedt dit in het eerste geval met haar toestemming, daar de vrouw weten kan dat het huwelijk met éen vreemdeling haar het Nederlanderschap doet verliezen, in het tweede geval gebeurt dit van rechtswege, dat \vil zeggen, buiten haar om. Dat dit vernederend is voor de vrouw en in sommige gevallen de belangen van de vrouw kunstmatig kan opofferen aan die van den man, wie zou dit durven betwijfelen?
Dat de gezinseenheid in gevaar gebracht wordt, indien de individueele naturalisatie voor gehuwden wordt toegalaten, n_ e.u. adressante te mogen ontkennen, daar zoowel in België als ijl Frankrijk individueele naturalisatie voor gehuwden bestaat, terwijl ook in Duitschland de mogelijkheid van individueele naturalisatie van gehuwden niet is buitengesloten. Dat aan het begrip van naturalisatie, welke volgens het oordeel yan Opzoomer en Diepb._is van natura individueel is, door de voorgestelde wijziging van art. 5 minder geweld wordt aangedaan, is naar adressante's oordeel een motief te meer, om, zoo mogelijk, haar verzoek in te1 willigen.
De Vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen in de provincie Noord-Holland houdt hare jaarvergadering op Maandag 4 Maart a. s. in het Stadhuis te Amsterdam.
De Heer Mr. W. F. E. C. Prjnacker Hordijk, secretaris van Haarlem, zal dan spreken over: «Het interpellatie-recht vau den Gemeenteraad,»
De nieuwbenoemde Burgemeester van Sneek, de Heer P. J. de Hoop, is in eene openbare vergadering van den Raad geïnstalleerd. De oudste wethouder, de Heer P. Fennema, sprak den nieuwea Burgemeester toe, waarna de Heer De Hoop met eene rede zijn ambt aanvaardde.
"BINNENLANDSCH NIEUWS.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010
"Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010
Bij Min.' beschikking zijn : Verplaatst: ingang 1 Maart 1907, A. Kroonstuiver, asp.-verif. van Amsterdam naar Oldenzaal; J. Visser, koms. t/w. 2e kl. Amb. reeb. (le afd.), Amb. rech. (2e afd.) Eervol ontslagen, ingang 1 Mei 1907: W. C. Ertmaon. verif. te Amsterdam ;O. VV. Franken, koms. le kl. te Doesburg. Ingang 1 Juni 1907: A. van der Steen, koms. te water le kl. te Rotterdam. (W.bld. Adm. Dir. Bel.)
"Belastingen.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010
Ter naturalisatie zijn voorgedragen de volgende personen: J. H. Sack, scheepsbevraehter, te Kotterdam; C. J. Meyer, koopman te Nijmegen; C. L. J. Schaum, boomkweeker, te Boskoop ; _. F. S. R. Queck, tweede luit.-kwartiermeester bij het personeel der militaire administratie bij het leger in N.-Indië, te Kampen; H. Gödde, kleermaker, te Amsterdam; I. Schaap, veekoopman, geb. te Emmen (Drente), wonende te Lathen (Pruisen); en A. tl. Pepers, zonder beroep, geb. te Maastricht, wonende te Hergiswijl (Zwitserland).
"Naturalisatiën.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010
Bq de aan het Departement van Koloniën gehouden aanbesteding hadden het minst ingeschreven voor: bestek no. 437: de ijzerwerken met toebehooren voor waterbakken, staande en hangende waterkranen en. eene standpijp alsmede geasph alteerde gegoten ijzeren buizen en hulpstukken: pero. 1: machinefabriek (iütreoht» voorheen Verloop & Co., te ütreebt, ƒ 6ü.'3; pero. _: Comp. Gen. des Conduits d'Eau, te Venues, ƒ 1977.22; bestek lit. H 13: geasphalteerde gegoten ijzeren buizen en hulpstukken met toebehooren: Buderische Eisenwerke, te Wetzlar, ƒ 6391.33; bestek C: de ijzerwerken met toebehooren voor één staand en één hangende waterkraan, één enkelea waterbak en één draaischgf, alsmede geaspnalteerde gegoten ijzeren buizen en hulpstukken : perc. 1: Peun en Bauduin, te Dordrecht, ƒ 3007 ; perc. 2: Soc. An. de fonderie et distribution d'eau, te Oeney, ƒ 791.39; bestek Cl: 24 gegoten ijzeren draaipotten met toebehooren en 168 gegoten ijzeren draagpotten zonder toebehooren, voor spoorwegrijtuigen en wagens: Soc. An. de Bauro et Murpan, te Haine St. Pierre, ƒ 1837; bestek C II: 46 stellen trek- en stootinrichtingen met toebehooren voor spoorwegrijtuigen en wagens: Steinhaus en Co., te Kabel, ƒ 5980; bestek C III: 96 assen met spaakwielen voor spoorwegrijtuigen en wagens: Vereinigte Stahlwerke v. Sype, te Keulen-Deutz.
"Aanbestedingen.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010
In de gisteravond te Breda gehouden vergadering der „Vereeniging voor Krijgswetenschap" heeft de kapitein der artillerie J. O. C. T onn et, leeraar aan de Hoogere Krijgsschool, eene voordracht gehouden over: „Nederland en België". De spreker betoogde, dat bij het waarneembare streven tot toenadering tusschen de beide landen zich een aantal invloeden doen gevoelen. De neiging tot ©economische toenadering schijnt haren oorsprong te hebben in de handelspolitiek der omringende landen en in de expansie van het Germaansche element in de richting van Rijn- en Scheldemonden.. De wijze, waarop van anri-Duitsche zijde het tolverbond wordt bepleit', maakt het totstandbrengen daarvan tot een gevaar, dat in de eerste plaats Nederland bedreigt door de groote onafhankelijkheid van het Duitsche achterland. De bestudeering van de quaestie door de bekend© „Commission Hollando-Belge" moet evenwel met ingenomenheid begroet worden. Van politiek-militair standpunt zou een streven waarneembaar zijn om de oude barrière tegen Frankrijk thans tegen het Oosten te keeren. In militair opzicht bleef dit Rijk na 1870 door zijne tegenstanders overvleugeld; en, zonder aan oorlogszuchtige bedoelingen te denken, wordt toch Duitsch__—l, door gereed te willen zijn, in het licht eener strategische agressie gesteld. Velen gelooven, dat de onzijdigheid van Belgisch gebied daarbij moet worden geschonden, niet dat van het Nederlandsche. Hoewel spreker zich schaaxt aan de zijde van hen, die niet aan die schending gelooven, erkent hij toch het voordeel yan het levendig houden der vrees, om het instandhouden van een' krachtig leger te bevorderen, wijl zonder dat het gevaar in hooge mate toeneemt. In de krachtige preventieve werking van een flink leger ligt dan ook ongetwijfeld eea argument voor een militair verbond.
Toch is de kans op het totstandkomen daarvan sedert de wording van de entente cordiale gedaald. Bij het uitbreken van een oorlog zouden België en Nederland op eene geweldige manier in het gedrang kunnen komen. Veel zal daarbij afhangen van de houding, door Engeland tegenover den Rijnhandel aangenomen,; omdat deze Duitschland ten zeerste behoeft,; wanneer de eigen havens geblokkeerd zijn. Duitschland heeft er vóór alles belang bij om de Rijnhavens in neutrale handen te zien, cD zal zich van agressie onthouden. Voorts is de kans van een arbitrair op« treden door Engeland ter zee niet zoo groot, wanneer eene sterke Nederlandsche torpedovloot steeds gereed is om de Fransch-Engelsche operatie-lijn naar de Elbemonden te bedreigen. Ook ter bescherming van Frankrijk, moet Engeland met voorzichtigheid optreden tegenover de kleine Staten, wanneer deze slechts va_ eigen kracht bewust blijven en onbevreesd, zij het dan ook al niet onbezorgd, hunnen weg gaan. Groot is de beteekenis der kleine Staten ala flankdekking. Voor twee zijden van Duitschland vormen zij de gevaarlijkste invalspoorten voor Engelsche troepen. De vraag, of hunne neutrale houding volkomen te vertrouwen is, is voor Duitschland alles-beheerschend; daarom behooren alle toegangen van uit zee krachtig door forten te worden verdedigd, al is ook zonder dit een Engelsche aanval een hopelooze onderneming. De kans echter, dat Dmitschla—d in onvertrouwen op onze kracht deelt, is niet groot, omdat wij ons zelf steeds tot militaire onmacht omlaag uedekavelen; een landverraad, dat buiten het bereik der Strafwet ligt. Met het geven van zekerheid aan het buitenland in zake het handhaven van onze neutraliteit kan men niet voorzichtig genoeg zijn; de bezetting van de kustversterkingen zal daarom dan ook aan da Marine opgedragen moeten worden. Omgekeerd moet bij Engeland de overtuiging gevestigd blijven, dat de meest strikte neutraliteit in onze zeegaten zal worden gehandhaafd, terwijl een goed ingerichte Nieuwe Hollandsche Waterlinie aan dat Rijk de verzekering moet geven, dat geen „raid" van de Oostgrens, door het kleine Nederland, de Duitsche vlag zou vermogen te planten aan de monden van den Rijn. Spreker meende dan ook front te moeten maken tegen de dwaalbegrippea, welke bijwijlen verspreid worden omtrent de vermin-, derde beteekenis van ons Vestingstelsel. Gaaf, Duitschland over tot schending van Belgisch grondgebied, dan zou ook zonder voorafgaand verbond met België Nederland de vrije opvaart langs de Schelde aan Engelsche troepen moeten toestaan. Een verbond op den grondslag van regeling van de .Scheldevaart zou spreker moeten ontraden, om aan Duitsche zijde niet den indruk te vestigen, dat het thans bestaande dubbele slot op deze invalspoort geheel zou zijn weggenomen. De eischen, door eene strikt 'neutrale buitenlandsche politiek gesteld, komen hier in botsing met de militaire, hetgeen spreker het „Leitmotiv" van zijn betoog noemt. Daarom ook is hij tegen een Militair Verbond in het algemeen. Het dreigt ons te stellen, vooral door de hoogst tendentieuze wijze waarop het is aangeprezen, in het licht eener vermomde agressie tegen Duitschland; het ondergraaft het vertrouwen, en daarmede het fundament onzer zoo moeilijketen bedreigde positie. Het zou ons blootstellen aan geweldaanvallen op ons volksbestaan. Tusschen eene eerbiediging van het Belgische grondgebied en een binnenvallen door overmachtige troepen van ons beider grondgebied ligt onder de tegenwoordige omstandigheden geen middenweg meer. Spreker licht den opm_fsch en de samenwerking van Belgische en Nederlandsche strijdkrachten toe, zooals hij die zich alsdan denkt. Ongetwijfeld moeten de voordcelen van een Militair Verbond worden erkend; maar ook zeker niet worden overschat, vooral, omdat een gemeenschappelijk opperbevel onmogelijk is en de beide terugtochtslijnen divergeeren. Zonder verband zou de samenwerking der staven moeilijk vallen, doch spreker vermeent, dat deze, door het instellen van militaire attaché's bij de legaties, reeds in vredestijd voorbereid zou kunnen worden.
Hoewel voorstander van eene dergelijke instelling, gelooft spreker niet aan de spoedige verwezenlijking van dit denkbeeld, omdat de eerste stap tot toenadering niet licht van militaire beteekenis zal wezen. Dat de militaire vereenigingen het onderwerp in studie nemen, verdient echter toejuiching; bijeenkomsten zooals deze kunnen leiden tot een elkaar beter begrijpen, tot meer eenheid van gedachten. Na nog de noodzakelijkheid van versterking van de Nederlandsche Maas te hebben weerlegd, kwam spreker tot deze slotsom: Nederland en België moeten zich wachten om, van flankdekking flankbedreiging te worden. Van de kracht, die zij bij het uitbalanceeren der strijdkrachten in de schaal leggen, zijn zij zich 'slechts ten deele bewust. En spreker meent dan ook in het vertrouwen, dat de beide kleine Staten in militair doch bovenal in politiek opzicht afdwingen, een waarborg te zien voor het behoud van den vrede. , . In den strijd daarvoor staan Nederland en België krachtiger gescheiden dan vereend. ,
"Krijgswetenschap.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010
Grondbelasting. De Burgemeester brengt ter kennis, dat de opgaven van de uitkomsten der metingen, schattingen enz.j bedoeld in de artt. 15, 23 en 43 der Wet van 26 Me» 1870, gedurende dertig dagen ter inzage van belang* hebbenden zgn nedergelegd ter Gemeente-Secretarie (O. Z. Voorburgwal 197, kamer 40). Hinderwet. B. en W. brengen ter kennis dat ten Raadburi» (afdeeling Publieke Werken) kamer No. 88 ter vin*' *j|n gelegd verzoekschriften met bijlagen van: Uri J-oheu (bet oprichten van eene lom pen >>era plaats in de benedenverdieping van perceel .Jonkerstraat 79); waartegen bezwaren ziin in te brengen op Vrijdag «Maart teo 11 . ure; 5 -ueas Leemhorst (het oprichten van eeue fabriek Voor suikerwerken in de perceelen Keizersgracht 211 6- 213 en in verband daarmede het maken van eene door een kaohel te verwarmen uroog-amer en bet Plaatsen van twee kookkachels op de eerste verdie- Pmg van dat per col); bezwaren ten 11>2 ure; P Touwen, namens de firma Georgewitch en Petroviteh (het oprichten van eene electrisch fabriek van suikerwerken in perceel Albert Ouypsiraat 2-!5 en in verband daarmede het plaatsen van een electromotor van 1 p.k. tot het drijven van eene *als_a _me, eeue suijtiiachine en eene eierklutser, Alsmede bet plaatsen van een door gas te verwarmen droogoven nu twee keokketels in de benedenverdieping van dat perceel |; bezwaren ten 11;!4' ure; £>. van Fucliten (het oprichten van eene banketbakkerij in perceel Ceintuurbaan 241 en iv verband daarmede bet plaatsen van een ijzeren banketbakkersoveu in bet sousterrain van dat perceel); bezwaren ten 12 ure. Voorts berichten zij dat op liet verzoek van Jacob ïsseis (bet oprichten van eene drooginrichting in Perceel Passeerdergracht 2ü en in verband daarmede het plaatsen van eene droogfcast tot het drogen van r'jv.ieionder.-.ieelen in een der vertrekken van bet benedenhuis van dat perceel) gunstig is beschikt.
"STADSNIEUWS. Officieele Kennisgeving.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1907/02/25 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010164212:mpeg21:p010