Naar aanleiding van een in uw blad vao den 27sten September voorkomend artikel over rameh, waarin de aandacht van het publiek gevestigd wordt op de bereidings wijze van den Heer Gomess. een Engelsch che - mist ?an Britse h-Indië, acht ik het niet on» dienstig nogmaals mijn bereidingswijze in herinnering te brengen, beschreven in een der jaargangeo van Teysmannia, en waaromtrent de Fransche commissie van onderzoek der tentoonstelling van rameh-machinerieën verklaarde dat het de beste oplossing van bovenbedoeld vraagstuk was. Reeds zijn verschillende procédés in werking. In Canada wordt rameh op groote schaal verbouwd voor een Engelsche maatschap' ,py die een geöctroyeerde bereidingswijze volgt. In Maricop., Arizona, Vereenigde Staten van Noord-Amerika, worden 4000 acres bebouwd door de »A.nglo Dutch Ramie en Fibie Compy lim." werkende met een kapitaal van 150000 pond sterlia., vol gens het procédé Boyle. In Algiers verbouwt men rameh en de ruwe bastvezels worden, in Frankrijk verwerkt; doch al deze procé dé's berusten op chemische grondslagen en bewerkingen die bij te sterke ingrediënten de vezel te veel aantasten en bygevotg minder geschikt zyn voor Indië waar veel aan Javanen moet worden overgelaten. Ook ik heb mij indertijd van chemische mid delen, vooral zeer slappe loogen, bediend om daarmede de gom deelen der plant op te lossen en de vezels vry' te krygen, doch kon niet verhinderen dat de vezels daardoor meer of minder werden aangetast, terwyl het bij» na onmogelijk bleek ze geheel te zuiveren van de buitenschil (epiderma of koe Ut ajam)
Het beste resultaat werd door mij op de navolgende wyze verkregen, welke i 8 een ieder kan aanraden die zich op deze cultuur wil toeleggen. De ramehstengels worden, nadat zij gesneden zija en van bladeren gezuiverd, glashard gedroogd; waartoe men zich van mijo oud drooghuis (systeem Van Maanen) bedienen kan; mits eenigszins voor dit doel gewijzigd. Zoodra de stengels voldoende droog zyn, worden zy in den molen gebracht, die aan de stengels een voortschrijdende en levens rollende beweging geeft. Oe molen, door mij toenmaals uitgedacht en toegepast, voldeed uitstekend- De houtdeelen der stengels worden daarin geheel gepulveriseerd evenals de zich daarin bevindende gomdeelen.
Van daaruit komen de vezels, vermengd met het stof en de klaine houtdeeltjes in de teilleuse, een soort klop machine, welke al die slof en houtdeeltjes er uitslaat om een volkomen en onverwarde vezel over te laten, gereed voor verpakking. De sclioone vezel, geheel vrij van gomdeelen en koelit ajam, is bij deze bewerking licht stroogeel en men heeft haar slechts in een zeer slappe zeepoplossing te wasschen om ze volkomen wit en glanzend te verkrygen.
Deze laatste behandeling kan echter gereedelyk aan de fabrikanten in Europa overgelaten worden. Bij deze bewerking, even practisch als eenvoudig, verliest de vezel niets van haar sterkte, en dit is volgens myn zienswijze de eenige te volgen werkwijze, terwijl zy tevens de «goedkoopste" zal blyken.
Een tweede punt van aanbelang is «de cultuur" en d_ soort van gronden. Op eenigszins zwaren grond gedijt de rameh niet; wel krijgt men van een eersten snit lange en goede stengels, doch reeds bij den tweeden snit zijn de stengels korter en zij gaan bij eiken snit meer en meer in qualiteit achteruit, ten laatste niets meer gevende dan een houterig en waardeloos gewas, wat zooveel spoediger plaats vindt indien men de gronden niet at en toe kan irrigeeren.
Goede, licht bewaterbare gronden, zooals men ze in ds residentie Kediri aantreft, zyn de beste. Op die soort gronden zalmen niet telkens den aanplant behoeven te vernieuwen en zal men steeds, bij goede zorg en bewerking, een loonend product verkrijgen. Ook is het niet aan te raden de cultuur zelf ter hand te nemen; het product wordt daarvoor te duur, terwijl men bovendien het risico loopt dat men geen menschen kan vinden voor het snijden en vervoeren vau bet te veld staande gewas, dan tegen exorbitant hooge pryzen, zooals het mij is overkomen.
De beste wyze is opkoop van het gewas van de bevolking tegen een vóóraf vastgestelden prys per picol stengels.
Een kleine aanplant van eenige bouws in eigen beheer om de opbrengst en daarna den prys te bepalen alsook om daarvan plantmateriail te kunnen verstrekken.is evenwel noodig en bijaldien de bevolking er eenige verdienste in ziet, zal zy later even goed ramehstengels verbouwen ale zij thans suikerriet, maniok, indigo, kap_s, tabak en zoovele andere producten voor de Europee» sche markt (evert.
Aangenaam zal het my zijn zoo deze weinige gegevens aanleiding mochten geven tot een wederopvatting dezer cultuur in deze gewesten en ik ben, desverimgd, gaar* ne bereid daartoe mijn medewerking te verleenen. ' i
P. J. Van Ma., nen.
Waroe, 28 September 1896.
"Rameh Bereiding.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/10/01 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294420:mpeg21:p001
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/10/01 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294420:mpeg21:p001
In het derde blad van De Locomotief van den 26en dezer komt een artikel voor over de methode van rameh-bereiding, uitgevonden door den Heer Gomess.
Zonder nu eenig» aanmerking te willen maken op diens methode van bewerking der rameh, vermeen ik dat de door mij verkre» gen rameh vezels (waarvan hierbij een monster gaat) niet voor die van genoemden heer onderdoen, terwyl myn methode van bereiding zeker veel eenvoudiger is,,daar daarvoor chemie.l .ëa noch bijzondere machines boo* dig zijn.
De door mij gevolgde bewerking geschiedt door roten en voor.de verdere bewerking kuonen dezelfde werktuigen worden gebezigd die in Europa voor de bereiding van hennep en vlas worden gebruikt. (l)
Uit den u hierbij ter inzage gezonden brief der Rhea Fibre Treatment Company Limited, zult u het gunstig oordeel van dienzolfden Heer Gomess over myn wijze van bereiding lezen, at wordt door hem ook ge» ze.id hoe hij niet gelooven kan dat ik de rameh vezels zonder chemicaliën aldus heb gekregen.
Op de landen Klapanoengal (in het Bui* tenzorgsche) kan men reeds groote aanplan» tingen van rameh zien die naar mya werkwjjze tot dez;n draadachtigen toestand worden verwerkt. (2) Bij een vergelyking van deze rameh-vezels met de daarby ge* voegde Europeesche hennep zult u geen ander onderscheid zien dan dat de ramehveze's zeven mui sterker zyn
Dat zulke rameh»vezel. geschikt zijn om op dezelfde wijze als vlas en hennep tot lijnwaden enz. verwerkt te worden, zult u wel willen beamen.
Waar het hier een nieuwe industrie geldt, ook voor onze koloniën van veel belang, vertrouw ik dat de Nederlandsch «Indische Regeering niet bij die van Frankrijk en Engeland zal willen achterblijven.
De gronden waarop de oude koffietuinen zijn afgeschreven, komen in de eerste plaats in aanmerking voor de cultuur dezer plant; welke op de meest uitgeputte ca schrale groaden groeit en weinig of gean onderhoud noodig heeft.
A. KURING. Madioen, 29 September 1898.
Wij kunnen hier slechts by voegen dat de hoedanigheid der rameh«vezel_, bij het bovenstaande schryven gevoegd, inderdaad overeenkomt met hetgeen de Heer Klaring er van zegt, terwiji het verslag van den Heer Gomess luidt a's volgt: «I find, after a caretul examination o! the sample marked »W" that ihe vasculose and cuto_e bave not been enlirely removed and these are always absent in treated flax. »It is therefore e .ideit that the sample has either not been treated in . simüar marmer to flax, or the material is not .uited for such treament. »I lind the iibre in good condition as regards strength." Overigens kunnen belangstellenden de monsters van den Heer Klaring ten kantore van De Locomotief bezichtigen. Bed.
(') Het u gezonden monster is gezwengeld met een hulpwerktuigje, het moet nog gehekeld worden om het geheel schoon le maken. ('■*) Men is nu bezig de werktuigen op te stellen, die dienen moeten om de draden in de volle lengte der raraehstokken te voorschijn te brengen, nadat het rooting-proces is afgeloopen.
"Ramsh-Cultuur en Rameh-bereiding.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/10/01 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294420:mpeg21:p001
Toen Professor Winkler -— nu niet meer Professor omdat do Regeering weigerde hem de hulpmiddelen te ge« ven die hij noodig had — in het vorige jaar bij een medisch-juridisch onderzoek over het vraagstuk der prisons-asiles te Leeuwarden was, in de groote strafgevangenis waarin de zwaarst veroordeelden zich bevinden, maakte hij van de gelegenheid gebruik om metingen te doen aan de schedels van moordenaars, d. w. z. vanpersonen die óf een ander opzettelijk van het leven beroofden, of althans tegen een ander opzettelijk een gewelddadigheid begingen waardoor deze het leven verloor. Hij nam de maten van vijftig zulke individuen en de voornaamste van die schedelmaten waren de lijnen welke aanwijzen de breedte van het voorhoofd en de lijnen welke aanwijzen de grootte, d. i. het vooruitstekende van bet aangezicht. Te zelfder plaatse werden door een zijner vrienden, een officier van gezondheid, dezelfde schedelmaten genomen vpn vijf« tig recruten. En de uitkomst was zoo sprekend mogelijk; het gemiddelde der ma ten bg de eene en bij de andere groep wees op een zeer eigenaardig verschil. Gemiddeld was de voorhoofdsbreedte bij de misdadigers veel kleiner dan bij de recruten en waren de aangezichtslijnen veel grooter. Aan de waarde van deze lijnen moge bier even worden herinnerd. Geringe voor hoofdsbreedte wijst op een geringer ontwikkeling van de voorhoofdshersenen, dus van dat gedeelte der hersenen dat het. centru t. is voor het denken. Een sterk ontwikkelde aangezichtsschedel draagt een atavistisch karakter. Het wijst op een sterke ontwikkeling van het kauwapparaat, op het nader staan aan menschen diersoorten bij wie bet eten de voornaamste functie is.
De waarde nu van deze lijnen is zeer sterk op den voorgrond gesteld in decrimineel-anthropologische leer van Lombroso. Bij de beschrijving van zijn type criminel waren bet vooral die lijnen welke het type teekenden van den anatomischen kant. En Lombroso putte juist vooral uit het teekenachtige van die lijnen sterke argumenten voor zijn stelling omtrent de groote beteekenis die de aanleg van een menscb, bet organisme waarmede hij geboren is, heeft op zijn neiging tot het plegen van misdaden.
Die opvatting, waaraan men een materialistische kleur gaf, vond heftige bestrijding. Niet alleen van den kant van tegenover dergelijke natuurwetenschappelijke vragen onbevoegde juristen, die bang waren dat hiermede hun strafrecht verviel, maar ook van den kant van geneeskundigen en anthro|_o* logen. Dezen hebben niet alleen het aannemen van een crimineel type voor onmogelijk verklaard, maar evenzeer bestreden èn de waarde van anatomi» sche kenteekenen voor de aanwijzing van misdadige neiging, èn de beteekenis van iemands aanleg bij het plegen van misdadige handelingen. De Fransche school vooral beeft tegenover de Italiaansche den hoofdinvloed bij de misdaad en de misdadigheid willen leggen op de sociale omge« ving, het z. g. milieu. En die opvatting was natuurlijk uiterst welkom aan juristen en aan philantropen. Aan de eersten omdat zij dan meenden met de verantwoordelijkheidsleer niét in conflict te komen, terwijl de invloed van het milieu binnen hun waarneming viel en zij met hun leer van «verzachtende omstandigheden" bij het bepalen van de strafmaat daarmede konden rekening houden. Aan de philantropen omdat zij dan nooit iemand voor onverbeterlijk behoefden te verklaren en zij het geloof konden behouden, dat met opvoeding of verbetering van sociale omstandigheden alle misdadigers tot brave burgers konden worden vervormd.
Het werd op die wijze gewoonte Lombroso en zijn volgelingen wat in den hoek te duwen en hun richting in discrediet te brengen. De metingen nu van Professor Winkler, op hoe kleine schaal ook, maar juist omdat zij zoo methodisch waren gedaan, hebben aan de leer van Lombroso grooten steun gegeven. Waarop kwam Winkler's procédé neder? Niet op de stelling dat alle moordenaars een klein voorhoofd en een groot aangezicht hebben, en alle niet-moordenaars het omgekeerde. Maar hierop dat wanneer de rechter möorde.» naars uitzoekt —en dat doet hij wanneer hij veroordeelt en naar de gevangenis verwijst-dat hij dan, onbewust maar zeer wezenlijk, personen uitzoekt die een kleinen voorhoofdsscbedel en een grooten aangezichtsschedel hebben. Zoo zijn dus de veroordeelde personen uitgezochte personen, uitgezocht naar hun slechtigheid; en men kan daarmede zeer goed vergelijken een andere groep ook uitgezochte personen, maar uitgezocht naar hun braafheid. Nu bestaat er zeker kans dat onder de eerste groep een brave, onder de tweede een slechte verdwaald is. Maar grosso modo is het anderr, terwijl-en dat is een zeer belangrijk punt—de in de wiskunde bekende waarschijnlijkheidsrekening kan zoeken naar de waarschijnlijke fout bij dat uitkiezen gemaakt. Dit is een punt van heel veel gewicht, eradat tegenover deze metbode J bedenking tegen de al te gewone metingsconclusiën van Lombroso verdwijnen moet. Wanneer men van een hoop boonen de groote en de kleine, op het gezicht, uitzoekt, dan zullen er vergissingen voorkomen ; maar in het algemeen zullen toch beide hoopjes verschillen; de waarschijnlijkheidsre» kening kan uitmaken wat de beteeo kenisder waarschijnlijke vergissingen is. Verder neemt men ook bij het meten en herhaaldelijk meten van éénzelfden persoon niet altijd precies dezelfde rmllimetercijfers. Ook de waarschijnlijke fout bij al die metingen kan de wiskundige berekenen. En indien men op die wijze den wiskundige te hulp roept, krijgt men gemiddelde maten van veel grooter juistheid dan zonder die hulp—Lombroso volgde deze methode niet—te vinden is. » Professor Winkler's methode van het nemen en het groepeeren der maten geeft aanzijn arbeid zoo groote waarde. Bij het verkregen resultaat, zoo even door ons vermeld, is echter de Utrechtsche geleerde niet blijven staan. Hij heeft een zijner leerlingen, geneesheer in een krankzinnigen-gesticht, aangespoord om soortgelijke onderzoekingen te doen op personen uit zekere groe^ pen van krankzinnigen: lijders aan epilepsie, paranoïsten, met name lijders aan vervolgingswaanzin, en imbecielen. Die leerling, Dr. P, H. J. Berends, heeft naar de aangegeven methode zijn metingen genomen op vijftig individuëo van elke groep. Hij nam deze groepen, omdat de genoemde vormen van krankzinnigheid en zenuwlijden tot de typisch degeneiatieve, hereditaire vormen behooren.
Zijn resultaat was hoogst ve-rassend. Dezelfde reeds genoemde schedeleigenaardigheden die de moordenaars teekenden, teekenden ook de individuen, lijdend aan beperkte geestvermogens epilepsie of paranoia. De onderzoeker zelf schrijft: «Moordenaars en krankzinnigen, ten minste de hereditaire vormen, zooals zij zich in imbeciliteit, epilepsie en paranoia verraden, zijn echter, wat deze sche lel. maten aangaat, onderling zeer nauw verwant en wijken wel in dezelfde richting af. Er is hier een afwijking in het spel die inderdaad het vermoeden doet opkomen, of niet een ontwikkelingstoornis zou mogen worden aangenomen. Begrijpelijk is het dat t Line voorhoofden en groote aangezichten de ontwikkelingsstoornis konden zijn, waarop zich velerlei pathologische afwijkingen voordoen, die uit mijn metingen niet kunnen blijken. In elk geval blijkt uit deze metingen dat het onjuist is om de moordenaars uitslui tend als een gevolg van sociale invloeden aan te zien. Ook aan den individuëelen factor moet een zeer belangrijke rol worden loegekend. Met krankzinnigen zijn zij in den anatomischen bouw van hun schedel van nabij verwant. Uit de metingen blijkt zelfs een zoo groote overeenkomst d'ensemble dat men geneigd zou zijn tot de meening: tusschen moordenaars, epileptici, paranoïsten en imbecielen bestaat nauwlijks onderscheid. Het is dus evenmin juist, om uitsluitend aan individueele factoren den moord gebonden te achten. Veeleer schijnt het, alsof het resultaat der metingen eenvoudig daarop wijst, dat allen, die krachtens hun ontwikke* ling achterlijk bleven, meer gepraedis» poneerd zijn om moordenaars, epilep* tici, paranoïsten of imbecielen te wor« den .... Deze allen zijn loten van denzelfden stam. Die stam is mindere ontwikkeling van den hersonschedel en eea meerdere ontwikke° ling van den aangezichtsschedel. Op dien bodem kunnen pathologische afwijkingen zich eerst recht doen gelden." h Hiermede eindigt deze belangrijke bijdrage tot de crimineele anthropologie, een onlangs te Utrecht verdedigde dissertatie.
Waartoe dergelijke leeringen practisch zullen leiden voor strafrecht en sociologie, dat is nog niet te zeggen. Maar dat zLj het veld van kennis en in« zicht ook in de kwalen der maatschappij verruimen, dat staat vast.
"Schedelmetingen aan Misdadigers en Krankzinnigen.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/10/01 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294420:mpeg21:p001
13). De regeeringsraad naderde Graaf Stassingk en fluisterde hem toe: » Wat zegt ge wel van Maria Da Caza ? Een mooie .rouw, niet waar ? En er zit ras ia. Als die eens een anderen man had 1 Slim is «ij ook. Maar die renmannen zijn eigenlijk maar oppervlakkige kerels. Zij moest wer« keiijk een man van geest en van" de wereld hebben. Haar zou ik wel eens in Parijs willen zien, dan zouden onze betrekkingen met Frankryk wel anders .worden. Vraag er maar eens naar, welken indruk zij maakt. En zy' is overal bemind. Weet ge nog dat ik op ons bal zei: »Maria Da Caza danst!", en dat vindt iedereen natuurlijk. Als men dat eens van een andere dame zei, dan zoudt ge eens hooren, boe de dames er tegen op zouden komen 1"
Graaf Stassingk vroeg zacht: «Is Mevrouw Da Caza werkelijk zoo bemind ?" «Overal. Maar weet ge hoe dat komt ? Zij is vriendelijk tegen iedereen en praat niet enkel met de heeren, zooals veel mooie vrouwen die zich daardoor by' haar eigen geslacht gehaat maken. Zij spreekt met iedereen, maar dat is ook geen wonder, want " »Nu?' vroeg de diplomaat met klimmende belangstelling. »Dat komt omdat zy eigenlijk geen hart heeft. Zy is zoo koud als een hondeneus — namelijk als de hond gezond is — ha—hal Zy laat zich wel het hof maken; maar hebt ge ooit gezien dat zij er toe aanmoedigt ? Dat doet zy haar eigen man niet eens en hem misschien nog wel het minst van allen. Ja, ja, als psycholoog merkt men dat;... «O I" riep Gravin Selnotten lud en er weerklonk een algemeen geroep van «O !' onder het publiek. Luitenant Von Remer was van zyn paard gestort, maar men zag hem dadejijk opstaan, en nadat hij het zand van zijn jas geklopt had, teleurgesteld naar de tribune terug loopen, terwijl zijn paard doorgaloppeerde. Onwillekeurig keek iedereen naar Maria Da Caza, omdat men wist dal het paard vao haar man was, maar zy vertrok geen spier op haar gelaat, en bLef het dier door haar tooneelkijker naöogen, alsof er niets gebeurd was. Dezen keer weoschte men Maria Da Caza geen geluk, maar Graaf Stassingk zei: «Dat zwarte cosluum is verbazend chic I" «Vindt u?" «Ja, zoo eenvoudig en voornaam I" Die opmerking deed haar genoegen en zij antwoordde : »lk heb het uitgekozen. Het is het eenige wat ik doe aan al de sportzaken van mijn m _n." Toen stond het gezelschap op. De schilder liep met Mevrouw Von Lindstedt, de regeerings» sraad met Gravin Sabotten, en Maria Da Caz. en Graaf Stassing volgden. »Wi| u ook iets gebruiken.Mevrouw?" willen wij naar het restaurant gaan?" vroeg de jonge diplomaat, terwyl hij naast haar liep. Zy bedankte en daarby keken zy elkander weder aan en het was haar alsof zijn oogen anders waren dan vroeger. Het kwam haar voor dat zy niet meer zoo lichtzinnig vroolijk schitter» den en dat er een dieper gevoel uit straalde een warmer gloed. En, toegevend aan de ingeving van het oogenblik, vroeg zij : «Wilt u na,afioop van het rennen bij ons komen eten, Graaf Stassingk?" Toen verviel hij pp eens weder in zyn beminne'yken, vleienden toon, geheel anders dan een oogenblik te voren :
«Mijn lieve Mevrouw, dat spijt mij nu werkelijk, ik zou het heel gaarne aangenomen hebben, maar ongelukkig heb ik al een afspraak gemaakt. Had ik dat nu een half uur vroeger geweten! Zooeven ben ik pas uitgenoodigd en nu kan ik het onmogelijk weder afzeggen Als ik dat geweten had! Het is inderdaad jammer!" De gezelschapstoon en de oppervlakkige manier waarop hij dit zei. deed haar onaangenaam aan en zij trok dadelijk een onverschillig gezicht, zeggende: «Maar dat is niets, kom dan maar op een anderen keer. Het behoeft vandaag niet te zyn. Het viel my zoo maar in. «Het spyt my evenwel ten «eerste, Mevrouw. ..."
«Nu, op een anderen keer.. •" Het kwam haar zeer gelegen dat ritn_ees, ter Hèndrich verscheen en naar haar toekwam. Hy drukte Stassingk vluchtig de hand, daar hij haast scheen te hebben i «Mevrouw, uw man laat u weten dat de
laatste wedloop..." .. ~ , , «Is dat de volgende?' vroeg zy. Verbaasd antwoordde hy: , . , «Wel neen, er zijn nog drie en dan is het pas de laatste. Nu laat hy vragen of u het goedvindt dat wy vóór den 'aalsten wedloop wegrijden?" Zjj lachte en zei haastig: »Hoe eer hoe liever, lk verveel mij geducht". Zoodra deze woorden haar ontsnapt waren, had zij er spijt van, want het scheen, dat Graaf Stassingk ze op zichzelf toepaste Gravin Selbotten, de Lindstedt» en de schilder waren naderbij gekomen om van ritmeester Hendiic . nadere bijzonderheden omirent bet ryden te vernemen, en zoo geraakte Mai ia Da Caza van Graaf Stassingk verwijderd en keek zy met opzet niet naar hem om. Toen zij echter met het overige gezelschap naar haar loge ging, was hy verdwenen. Teleurgesteld keek zij om, maar hy was heengegaan en hoe zij ook keek, zij kon hem niet meer in het oog krygen. Het rennen was haar nu geheel onverschillig en na afloop van den rit ging zij dadelyk raat de anderen naar de zadelplaats. In gedachten verzonken liep zij mede. Zy was onte» vreden over zichzelf, omdat zij door haar onbedachte opmerking Graaf Stassingk verjaagd had. En zij werd uo/ onaangenamer gestemd toen zy hem bij de paarden zag staan by een groep heeren en dame», die zy niet kende : eenige officieren uit Potsdam met hun dames. Er waren een paar zusters bij, slanke meisjes, die hoogst eenvoudig gekleed waren, en een jonge vrouw aan den ** arm van haar man, leelyk en smakeloos gekleed en verschrikkelijk mager. Zy waren volstrekt niet elegant en toch byzonder en in het oog vallend voornaam. Graaf Stassingk praatte met.deze dames enzy lachten en waren vroolijk. Zy werd hierdoor met zulk een bitter gevoel vervuld dat zy haastig, voortliep. Zy wilde zich niet in zijn nabijheid . Vertoonen, om hem niet in den waan te brengen dat zij hem naliep. (Wwdt vtndlgd)
"FEUILLETON. Maria Da Caza. Naar het Duitsch, bewerkt voor De Locomotief.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/10/01 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294420:mpeg21:p001
Hetgeen ik onlangs in Be Locomotief mededeelde over de jongste algemeene vergadering der Maatschappy «Onderlinge Hulp" noopte den Heer J. te Batavia tot repliek O) Ik vermeen echter in de door den Heer J. gewraakte zinsnede volstrekt geen blaam te hebben geworpen op de leveranciers zooals ze thans zijo, maar wèl zooaJs ze vroeger waren vóór dat de Maatschappij «Onderlinge Huip" werd opgericht, ik schreef toch .■__.. anders begint voor het officierscorps dezelfde misère weder van vroeger1' enz. waarian ik nu nog te allen overv oede toevoeg dat ik niemand van de huidige leveranciers heb willen beschuldigen. Dat ik in mijn recht was, waar ik van de misère van vroeger sprak, zal iedereen my toegeven, die wel eens bedot is geworden. Ondergeteekende heeft dat zelf in niet geringe mate ondervonden. Eenige jaren ge'e» den .kocht hij passanten, fouragères enz. bij particuliere leveranciers. De versierselen werden hem voor echt zilver verkocht, en dus in verband met hun waarde zorgvuldig bewaard om bij het verlof ia Nederland de smeltkroes in te gaan. En wat bleek nu later inpatria? Dat aan elk stel schouderpassanten geen twintig centen zilver zat. Ik herinner mij ook van vroeger vele offi. eieren met groen en grijs verschoten jassen te hebben zien loopen, alle van laken vervaardigd dat voor echt en deugdelyk was betaald. Nu geef ik gaarne toe dat de leveranciers in casu er zelf zyn ingeloopen en ook te goeder trouw waren, maar hoe dat dan zy, de officieren waren toch bedot. Op groote plaatsen, moet ik eerlijk bekennen, werd ik gosd bediend, maar altijd tegen veel hoogere prijzen dan bij de maatschappij «Onderlinge Hulp" en zelfs nu nog, nu alle leveranciers le Batavia coicurreeren tegen deze maatschappy, levert deze de grondstoffen en versierselen nog tegen de laagste pryzen. Dat,bij het in dienst stellen van de nieuwe uaiform veel klachten waren, is bekend; maar even bekend is het dat men thans nog nergens garnituur kan krijgen dat deugdelijk is verguld. Waar dit aan ligt, kon ik als niet technicus niet beoordeelen maar het is niettemin een leelijk verschijnsel dat de reeds gemaakte onkosten telkens weder doet stijgen.
Batavia, 28 September.
(') Opgenomen in De Locomotief, van den 22en September,
"Ingezonden Stukken. Nog eens „Onderlinge Hulp.”". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1896/10/01 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010294420:mpeg21:p001