Gelyk men zich herinneren zal, spreekt de President der >er. Staten in zijn boodschap over den ondragelijken toestand op het naburige eiland Cuba, en doelt hij op een mogelijke tusschenkomst der Ver. Staten in den rampzaligen verdedigingskrijg, die op het schoone eiland reeds drie jaren gevoerd wordt. Spanje blijft getrouw aau zijn oude traditiën en heeft geen ander middel om zelf den rechtvaardigsten opstand te onderdrukken, als het domste, ruwste wapengeweld, en executiën zonder tal.
Toen Prim, Serrano en ïopete in het paleis der Wetgevende Macht het onvervreemdbaar recht van ecu volk wraakten om hun vrijheid te herwinnen, vonden hun woorden weerklank tusschen de heuvelen van Manzanillo op Cuba, eu het volk de onverdragelijke ellende moede, welke het sinds eeuwen onder Spanje te lijden had, ontrolde opnieuw de vanen van den opstand.
Spanje wordt door alle partijen erkend dat Cuba op de schandelijkste wijze verdrukt is geworden, welke onderdrukking, ter wille van het geld dat ze aan de schatkist opbracht, echter natuurlijk onder de conservatieve Spanjaarden verdedigers te over vond. De meerderheid der Spaansche vertegenwoordigers erkent dat de meest radicale hervormingen noodig zijn, dat het ongelukkige eiland, onder de Spaansche priesterregeering der Bourbons, is uitgemergeld en vertrapt; zij erkent dat het wanbeheer van het moederland de oorsprong en kracht is van de revolutie der kolonie en dit dwingt haar tot gematigdheid en kalmte, tot een verzoenende politiek en moedige schulderkeutenis, zal een Engelschman of liberale Nederlander zegzen — neen, dit laat haar pogen om door terrorisme en beulshanden den opstand tct een eind te brengen. Een machtiger rijk dan Spanje heeft de wijsheid ingezien van zijn koloniën billijk en gematigd te behandelen, en ze aan zich te verbinden door een edelmoedige staatkunde, en Engeland's voorbeeld mocht door het zwakke verdeelde Spanje wel nagevolgd worden.
Koning Amadeus, die, naar men zegt, het ridderlijk plan neeft opgevat, om zich met eigen oogen van den afschu- Welijkon toestand op Cuba te gaan vergewissen, is natuurlijk niet verantwoordelijk voor den verdelgiiigskrijg, welke in. de schoone kolonie gevoerd wordt. Deze is het natuurlijk gevolg van het schandelijk bestuur der Bourbons iv de rijkste en heerlijkste der Spaansche bezittingen de Ultra nar; en de woede der Creolen en vrijgemaakte slaven aan de eene zijde, die der Europeesche Spanjaarden aan de andere zijde verlammen wellicht de handen der regeering. De Creolen en hun tegenpartij behooren beiden tot hetzelfde ras, dat iv America de Indianen raet bloedhonden, in Nederland de Protestanten met bloedraden martelde en vervolgde: en met een onbeschrijfelijke bloeddorstigheid Wordt de oorlog tusschen deze naverwante Creolen en Spanjaarden gevoerd. De Creoolsche opstandelingen hebben 400,000 slaven aan hunne zijden, wier hartstocht, onwetendheid en wraakzucht maken dat het leven van geen enkelen Spanjaard, die in hun handen valt, gespaard wordt.
De Spanjaarden in Cuba worden bijgestaan door een leger ongedisciplineerde vrijwilligers van wier aard een voorval dat wij straks zullen mededeelen een eigenaardig denkbeeld geeft. De regeering weigert een enkele hervorming in te voeren, zoolang er zich nog één gewapende opstandeling op het eiland bevindt en om 'deze verzoening mogelijk te maken, wordt het bewonderenswaardige plan gevolgd, om iederen opstandeling, die tot de regeeringspartij overgaat, onmiddellijk te fusilleeren. ledere opstandeling, die zich overgeeft is fusilado, zeggen de Spaansche couranten.
De Amcricaansche dagbladen, die dezen schandelijken Verdelgingsoorlog tusschen Spanjaarden en Spaansche Creolen beschrijven, verklaren, dat de Ver.-Staten ten laatste Wel gedwongeu zullen zijn, een einde te maken aan dit moorden, dat nu sinds meer dan drie jaren wordt voortgezet. Zij vergelijken deze Spaansche wijze van oorlogvoeren met de weinige wraakzucht, welke zii betoonden in het voeren van hun burgeroorlog en zij walgen van het eindelooze bloedbad op Cuba.
ludien men weten wil hoe de oorlog gevoerd wordt, dan heeft men slechts de correspoudentie uit Cuba in het eerste het beste Spaansche dagblad in te kijken. De oorlog wordt gevoerd op de bergen en in de bosschen van het binnenland. De groote steden en de kust ziju gemakkelijk te hereiken door de 40,000 soldaten van het Spaansche leger, die ondersteund worden door de ongedisciplineerde bloeddorstige Volunlarios de Cuba, die de minste barmhartigheid Welke de kapitein-generaal van Spanje toont, als verraad zouden straffen. Deze vrijwilligers worden aangeworven uit dat gedeelte der Cubasche bevolking, dat in betrekking staat tot den slavenhandel en andere door de opstandeling bedreigde belangen.
Als een bewys van de krijgstucht en edele handelwijze dezer volunlarios is het volgende verhaal, dat de Havanacorrespondent van de New- Vork Herald mededeelt, belangrijk. De studenten in de medicijnen ontvangen les in het doodenhuis dat op het groote kerkhof der stad staat. Op den namiddag van 23 Nov. waren 50 studenten van het eerste studiejaar, jongens van 16 tot 20 jaren op het kerkhof bijeen, die iv een opgewonden stemming verkeerende, elkander met de immorteilenkransen der graven begonnen te werpen, en de ruiten braken die de nissen beschermden, waarin de heiligen-beelden boven sommige graven geplaatst waren.
Onder de dus ontwijde graven behoorde dat van Gonzalo Castafiore, die door de Spanjaarden als een martelaar beschouwd wordt, omdat hij door de Creolen gefusilleerd was en de vrijwilligers besloten daarover wraak te nemen. De 24 belhamels der studenten waren in hechtenis genomen en toen den volgenden dag de Spaansche kapitein-generaal de revue passeerde over 10,000 vrijwilligers, h ionen deze den kreet aan van „dood aan de studenten." De vrijwilligers omsingelden de gevangenis en eischten den dood der ougelukkigen. Te middernacht waren 12,000 gewapende vrijwilligers voor de gevangenis gelegerd en ten einde hen tevreden te stellen werden de 24 studenten te 2 uren in aen morgen voor een krijgsraad gebracht, bestaande uit zes kapiteins van het Spaansche leger, zes officieren der vrijwilligers, die door de manschappen werden aangewezen en een kolonel als president. Generaal Clarigo, verontwaardigd over deze schandelijke voorstelling poogde het gebouw te verlaten, doch dit werd hem door de voorbeel dige vrijwilligors verhinderd. Van het balkon werd nu het vonnis aan het gewapend grauw voorgelezen. Acht studenten werden veroordeeld tot de doodstraf, elf tot zes jaar en negentien tot vier jaar kettingstraf, vier tot zes maanden gevangenis en twee werden vrijgesproken. Het vrijwillig gemeen fusilleerde de 8 ter dood veroordeelde studenten op staanden voet. Zij zagen den dood moedig onder de oogen; alleen de jongste — een kind nog bijna —beefde en werd bleek. Een hunner, in wien de ridderlijke geaardheid van het Spanje van vóór Eilips II nog sprak, de student Alonzo Alvarez de la Campa, nam vrijwillig de schuld op zich van het gebeurde, eu verklaarde, dat hij de ruiten gebroken had op het graf van den martelaar, doch de krijgsraad en de vrijwillige beulen wisten van geen genade. De kapelaan van het kerkhof deed met den zelfopoifercnden moed voor welke caüiolieke geestelijken zoo terecht beroemd zijn en die ze op Cuba reeds herhaaldelijk getoond hebbeu, de krachtigste pogingen om de knapen te redden. Hij smeekte om genade voor hen, verklaarde dat hun misdrijf zoo groot niet was, en een opgewonden kwa-j on genstreek geweest was, het baatte niet. De moedige geestelijke werd van zijn ambt ontzet — door wien wordt niet gemeld — de ouders der knapen, die in hun wanhoop alles wat zij bezaten aan de beulen aanboden werden teruggestooten en de ongelukkige studenten neergeschoten.
Men kan zich voorstellen hoeveel genade de opstandelingen te wachten hebben van de Spanjaarden of hetgeen nog erger is van deze Spaanschgezinde creolen. De guerillaoorlog, welke nu gevoerd wordt, kan nog jaren lang duren eu intusschen worden van weerszijden wreedheden gepleegd, die wij noodeloos achten mede te deelen. De kern van den opstand is nog steeds in de gewesten van Bayamo, Manzanillo, Juguané, Santiago de Cuba en Guanta'namo, waar de Spanjaarden sinds drie jaren geen voet breedte gewonnen hebben. Al de inwoners op Cuba, rechtsgeleerden, doctoren, handelaars, journalisten en winkeliers behooren tot de partij van den opstand en voortdurend worden ingezetenen van Havana in hechtenis genomen — in de week van 30 October tot 7 Novenber niet minder dan 100 — wegens sympathie voor de opstandelingen. De planters en de Spaansche ambtenaren staan alleen het moederland bij.
Waarschijnlijk zal president Grant aan het bloedbad op Cuba weldra een einde maken en zullen de inwoners van het eiland in het jaar 2172 de verjaring hunner driehonderdjarige onafhankelijkheid van Spanje kunnen gidenken, tot innig leedwezen der .ifstammelingen van die edele Volunlarios de Cuba, de beulen van het kerkhof van Havana.
"De opstand tegen Spanje in Cuba.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003
V. (Vervolg,)
Hilda's gang was slepend geworden, haar hoofd boog op haren boezem, hare oogen stonden mat en kwijnend, het bloed was uit hare wangen geweken. Van Bergen, die haar van ter zijde bespiedde, zag de werking zijner woorden, en zijne lippen konden nauwlijks den juiehtoon bedwingen: „Ze is mijn!" Zijne oogen schoten, zijne geheele houding deed aan den jongeling denken, waarvan Schiller zingt; den jongeling, die den beker boven zijn hoofd zwaait, dien hij uit den afgrond heeft te voorschijn gehaald. Ja, hij heeft den prys gewonnen; do schoone koningsdochter is de zyne. Maar zie hem verbleeken, zie zijne oogen, die bijna uit hare kassen puilen; zie hem den arm vertwijfelend, ja, bijna dreigend tot den koning uitstrekken; wat, onzinnige! — watl —ja, daar werpt de koning den beker weder in den afgrond, eu hij, de jongeling, hij springt hem weder na, maar hij zal niet wederkeeren. Hilda stond stil, hare oogen hadden hunnen glans, hare gestalte hare veerkracht weer hernomen. Zij schudde hare lange blonde krullen, gelyk een jeugdig paard zijue manen schudt. — Domino van Bergen, gij legt kracht in uwe beeldspraak, en ik geloof, dat uwe taal aanstekelijk wordt, want zie, ik wil u ook eenige visioenen mededeelen, die mij onlangs helder voor oogen stonden. Gij spraakt onlangs met Papa over het nuttelooze over dogma's te strijden, en ik geloof, dat gij uwe gedachten aldus samenvattet: De verschillende vormen, waarin de Godsopenbaring in Christus zich kleedt; raken den persoon van Christus niet. Zij wisselen naar tijd en omstaudigheden. Wij kunnen ze vergelijken bij de Woederen, waarover de krijgslieden het lot wierpen, terwijl Maria en Johannes aan den voet van het kruis stonden, om hunnen meester te vertroosten. — Het beeld is niet van mij, maar ja, ik kan er mij ten volle mede vereenigen. — Deze woorden hebben mij aanhoudend bezig gehouden, en ik hoorde telkens de vraag: „Wat is de Godsopenbaring in Christus?" — En tot welke gevolgtrekking zijt gij gekomen? — De Godsopenbaring in Christus was dunkt mij, het zelfbewustzijn van Jezus, dat God alle menschen tot een vrij en zelfbewust bestaan gesclmpen had. Jezus vergelijkt toch de betrekking tusschen den mensch en God met die van een kind tot zijn vader. — En toen vroeg ik mij-zelve weder af; op welk eene wijze vormde zich dat zelfbewustzijn in Jezus? — En hebt gij u ook daarvan rekenschap kunnen geven? — Ik zag in mijne verbeelding een eenzaam zcestrand. Een grauwe nevel bedekt den horizont; de zeemeeuw aast op hare prooi; niets breekt de eentonigheid van het tooneel dan de gedaante van een jongeling, die daar eenzaam op een rotsblok gezeten, peinzend vooruitstaart. Maar hij let er niet op, dat de zee stil weeklagend haar eentonig gezang doet hooren; hij ziet niet, hoe de cene golf de andere voortstuwt, om noodwendig op den oever te breken; hij ziet de menschenwereld voor zich en hoe elk mensch onder de boei van zelfzucht en onkunde gebukt gaat; hij ziet, hoe velen van hunne geboorte af een kwijnend bestaan voortsleepen en vroegtijdig sterven, omdat zij den weg ten leven niet kennen. Een nameloos verlangen grijpt dien jongeling aan, de menschen te waarschuwen, hen te reddeu; maar hij voelt zich onmachtig en zegt: „Wat vermag ik, arme, zwakke eenling, tegenover dat legio van kwalen en vooroordeelen, die de geheele menschheid als in onverbreekb.ire boeien gekluisterd houden!" Maar zie, daar richt hij zich op en roept: „Ik ben niet arm, ik ben niet zwak; daar leeft een wezen, dat de wereld gegrondvest heeft; dat wezen bezielt ook mij; dat wezen zal mij kracht geven om de boeien te breken, om de menschheid vrij te maken en met luider stemme roept hij: „Ik zal de wereld overwinnen!" Het gezicht verdween, en ik zag een heuvel, welks voet in wolken gehuld was, en op dien heuvel een kruis, en aan dat kruis een gedaante en ik herkende den jongeling, dien ik zoo even aan het zeestrand gezien had, maar ach, hoe ontzettend pijnlijk is nu zijn smachtende blik, hoe hartverscheurend is die zucht, die aan zyn bleeken mond ontsnapt- . maar zie, daar heft hij het matte hoofd weer op, en met eene luide, krachtige stem roept hij; Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest", en: „het is volbracht!" — Hilda poosde een oogenblik en ging toen voort: —• Ik zag een klein vertrek, het geleek wel de werkplaats van een werktuigkundige; aan de werktafel zit een jonge man; hij peinst, hij ziet twee wegen voor zich. Aan de eene zijde staat eer, aanzien, lof van menschen, de goedkeuring van zijne betrekkingen, van zijn volk, van zijne tijdgenooten. Aan de andere zijde staat; daar is een groot ledig, een ledig, dat moet aangevuld worden door de werkzaamheid van zijn eigen brein. Hij heeft geen uitgangspunt dan zijn ik, dan de scheppende kracht, die in hem is; hij moet, wil hij de eenheid in het Al vinden, geen ander begrip aannemen dan dat ziju eigen geest voortbrengen kan. Hij doet de keus. Hij werpt zich in den chaos, die hem tot wereld worden moet. Ik zie dienzelfden jongen man op vijf en veertigjarigen leeftijd in diezelfde kleine kamer eenzaam sterven. Geen vriend stond aan zijne sponde, geen geloof aan een ontwaken uit den doodsslaap bezielde hem. En toch, welk een verheven kalmte op dat gelaat! welk een rustig sterfbed! want die man had ge- I leefden was gestorven iv de overtuiging, dat hij wel had ; gedaan door te luisteren naar de stem zijner rede, waarj door hij de baanbreker is geworden voor een nieuw tijd- I perk in de wetenschap. Zeg mij, Domim', hebbeu Jezus ' en Spinoza niet hetzelfde gedaan ? Zij hebben beiden alles ' voor hun denkbeeld opgeofferd: zij hebben beiden hun ' denkbeeld aan de wereld geopenbaard; zij ziju beiden met ' het onomstootelijk geloof aan hun denkbeeld uit de rij 1 der levenden getreden, om toch beiden in het hart der ' meosohheid voort te leveu; Spinoza in de wetenschap, en Jezus in de liefde.
— Het schijnt mij wreed, zeide van Bergen, dat gij een pijl uit mijn eigen pijlkoker genomen hebt om mij te treffen, maar, Hilda, al bloedt ook mijn hart, gij hebt daarom mijn geloof niet doen wankelen; want nu eerst begrijp ik de liefde van een Paulus, die zeggen kon: „Ik wenschte zelf buiten Christus te zijn, om er u toe te brengen. Zij gingen zwijgend naast elkander voort, en toen ze te Villa Nuova kwamen, drukten ze elkander met warmte de hand. Hilda liep met vluggen tred het voetpad op, terwijl het fijne kiezelzand onder hare voeten kraakte. Van Bergen ging met loome, zware schreden naar zijne eenzame pastorie
VI Had van Bergen Hilda gewaarschuwd? Hilda kon zich wel lijden voorstellen, maar niet in den vorm zooals zij dat zich zelve bereidde. Opgevoed in het denkbeeld: „L'homne doil braver Vopinion publique, la femme doit s'y soumettre," voelde zij, dat er een tijdperk aanstaande was, waarin zij meer openlijk voor hare gevoelens zou moeten uitkomen. Zij wist, hoe zwaar het anathema van ongeloof op de vrouw drukt. En toch, zij zou dat anathema niet schuwen. Immers door openlijk te belijden wat Doctor Kroner haar als waarheid had doen kennen, zou ze hem vereeren. Ook dacht ze er soms aan, dat de familie Kroner Baarle zou gaan verlaten. Dan zoude zij het bijzijn van den Doctor moeten missen; ! maar dan wilde ze hem eene briefwisseling voorstellen, en die zou ook haar eigenaardig genoegen opleveren. Zij zou dan beter kunnen schrijven wat ze zoo al dacht en gevoelde, dan ze hem mondeling zeggen kon. Vreemd, dat haar altijd zulk eene beklemming overviel in Doctor Kroner's gezelschap, 't Was dan altijd of alle gedachten op eenmaal uit haar hoofd weggevaagd werden, maar eene briefwisseling, die zou heerlijk wezen, en die zou ze altijd volheden, ook later, in eene verre toekomst, wanneer lianen «voordige levensomstandigheden veranderen zouden. Dan stelde zij zich voor, zich aan de opvoeding van kinderen toe te wijden. Secondante op eene groote meisjeskostschool, dat zou haar het meeste toelachen, eu hare eenige uitspanning zou dan zijn, des avonds, wanneer de dagtaak volbracht was, hare opmerkingen en bevindingen aan Doctor Kroner mede te deelen. Hij zou nog altijd wel een oogenblik tijd vinden om haar een enkel \ woord te antwoorden, alleen, b. v. maar, dat hij haar brief ontvangen had, en dat was haar genoeg, volmaakt genoeg. Maar die toekomst lag nog verre; die zou met haar lief en leed wel komen, en daarom moest zij juist het tegenwoordige op prijs stellen. leder mensch had toch zijn droppel geluk, en wanneer zij dien nu vond in hare vriendschap voor Doctor Kroner, was dat geheel hare eigene verkiezing. Zij benadeelde daarmede niemand. Zoo dacht Hilda, en ze bemerkte nauwlijks, dat de dageu slechts door haar beschouwd werden als voorloopers van den avond. Dan kwam hij immers, die voor haar het middelpunt van de schepping was; dan zag zij hem, dan hoorde zij hem, dan was zij zich bewust van zijne nabijheid. O! mocht dat altijd zoo duren! Doch het uur van scheiden kwam; maar ook dit had zijn eigenaardig genoegen, want dan rustte hare hand eene seconde in de zijne en zij kon immers fluisteren: „Tot morgen." En zoo leefde Hilda in eene zalige betoovering. De schepping was haar als nieuw geboren. Nooit had de zomerzon ele natuur in zulk een purpergloed gehuld; nooit hadden de vogels zoo lieflijk gekweeld; nooit hadden de rozen schooner gebloeid, en Hilda fluisterde soms: Wat is tijd? Wat is eeuwigheid? Wij zijn iv den tijd, en daardoor in de eeuwigheid. Wij kunucn ons de eeuwige zaligheid denken, en daardoor bezitten wij haar! En als gedurende deze avonden de oogen der huisgenooten zich tot Hilda wendden, bleven ze langer dan gewoonlijk en met meer welgevallen op haar rusten. In het lichte zomerkleed gekleed, met de lange gouden lokken om haar hoofd golvende, met dien blos op de wangen en die stralende oogen, met die rust eu voldaanheid in al hare bewegingen, had zij voor een schilder tot model kunnen dienen, als hij het beeld van het „Volmaakte Geluk" had willen schilderen.
"FEUILLETON. HILDA.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003
Dinsdag den 6 Februari 1872. In het vendu-locaal van Soesman & Co., Woensdag den 7 Eebruari 1872. In het vendu-locaal van A. Meyer, . en Voor rekening van P. Buijs, vau houtwerken nabij het Station. Donderdag den 8 Februari 1872. In het vendu-locaal van Karthaus, en Tn het vendu-locaal van Bouma. Vrijdag den 9 Februari 1872. Ten huize van den Wl'dü. heer L. C. J. A. de Vogel, te Klengan, Karang- Tengah.
"Aangeslagen Vendutiën.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003
Advertentiën. (Voor het Land.) De schulden van het VENDU-DEPARTEMENT te Samarang loopende over de maand Oct. jl. behooren, ter vermijding van gerechtelijke invordering voor den len Maart e. k. te worden voldaan. Samarang, den 1 Februari 1872. De fd. super Inlendent, (332) \V.' VAN DER VEN. VENDUTIE op Dinsdag den 6 Eebruari 1872 in het Vendu-locaal van BUSSELAAR (solo.) yan onderstaande Europeesche Mahonyhouten Meubelen als: 1 stel ameublement bestaande uit 2 banken en 12 voltaires met rood fluweel bekleed; 1 idem uit 2 banken 8 stoelen en 4 fauteuils; 1 stel idem uit 2 banken en 12 stoelen met zwart imitatieleer bekleed; 1 prachtig bureau minister; 2 groote etenstafels met inlegbladen; 1 toilettafel met spiegel en marmerenblad; 1 prachtige kleederkast; 2 voltaires en twee wipstoelen met paarsch fluweel bekleed; 2 speeltafels met groen laken; 2 Consoles met spiegel en marmerenblad; 1 causeuse met drie zittingen, benevens likeurtoestel met drie karaffen en zes glazen; 2 prachtige bijzonder groote ovale en rijk vergulde spiegels; 6 lange speellampen met ronde tafeltjes; pleete sclienkbladen, idem schotels met deksels, Kristallen, compotten, glazen, desertborden enz. enz. te veel om op te noemen. Alsmede: 1 prachtige zoogoed als nieuwe Vlougol-Piano uit de fabriek vau Pleijel. Dagelijks te bezichtigen. (309) J. BUSSELAAR. Op Dinsdag 6 Februari, zullen ten 10 uur in het vendu-locaal van SOESMAN &Co. worden verkocht: le. Een recht van opstal, bcoouwd met 7 planken pedakken met pannen gedekt, gelegen in kampong Kobong wijk La. C. no. 130. (209) 2c. Vijf planken pedakken met pannen gedekt gelegen in kampong Kobong, staande op Gouvernements-grond. £ 3e. Een erf, gelegen op Kaligawce wijk La. E. no. 571
"Advertentie". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003
Op Dinsdag den 6 dezer, vendutie van koopmanschappen en bijgebrachte goederen. (339) SOESMAN k Co. Op onze Vendutie van Dinsdag den 6e dezer, zullen wij nog verkoopen, %EEN REIS WAGEN, jg^ (348) SOESMAN k Co. Op de Yendutie vau Dinsdag den 6 dezer, zullen wij nog verkoopen: 100 stuks Ginghans. zeer geschikt voor toroos. (354) SOESMAN k Co. Op onze Vendutie van Dinsdag den 6 dezer zullen wij verkoopen: Een recht van opstal gelegen aan de Samarangsche rivier in kampoong Pabean bij den Keine-boom wijk Lt. R. (353) SOESMAN k Co. Op de Vendutie vao Diusdag 6e dezer ZULLEN WIJ VERKOOPEN : 5000 Havanasigareu in kavelingen van een en twee kistjes a, 100 stuks. (357) SOESMAN & Co. Op onze Vendutie van Dinsdag den 6 dezer, zullen wij verkoopen: U DOZIJN ST. JULIEN van de weduwe REIJERS k Zn hier getapt. (355) SOESMAN & Co. Op onze Vendutie van WOENSDAG den 6den dezer, zullen nog worden verkocht voor rekening van wien zulks zoude mogen aangaan: V 2 203 stuks Buffelhuiden, beschadigd uit Zee terug gekomen bestemd geweest voor het Eng. Schip Tibupüa kapitein STEPHENS. (366) bOESMAN k Co. Woensdag 7e Februari Vendutie in het Vendulocaal van A. MEIJER van diverse koopmanschappen en bijgebrachte goederen (334) A. MEIJER.
"Advertentie". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003
HOUT-VENDUTIE nabij het station, op Woensdag 7 Februari 1872. (361) door P. BUIJS Hz. Publieke verkoop te Cheribon. Op Maandag den X2en Februari 1872. vau de navolgeude, tot den boedel van wijlen den Heer J. M. GONSALVES behoorende onroerende goederen, als: a. Een Huis en Erve, staande en gelegen ter hoofdplaats Cheribon iv de kampong Tjangkol, verhuurd aan de Gouvernements school ad ƒ 100 's maands. b. Een dito dito gelegen als voren, verhuurd aan den Heer ECKSTEIN ad / 30 's maands. c. Een dito dito gelegen als voren in de kampong Lemawoengkoek verhuurd aan de Sociëteit ad ƒBO 's maands. (364) P. J. JANSSENS. Vendutie Wegens Vertrek. Op DINSDAG 13 Februari aanstaande ten Huize en voor rekening van den Wel Edelen Heer D. M. WORTEL BOER te (kedoxg kebo.) ran ZEd. notten en goed onderhouden inboedel: te wet en: Een Perceel met het daarop staande steenen met Pannen gedekt HUIS en gebouwen gelegen te Kedong-Kebo. voort s: Een nieuw Mylord, een id. gebruikte, een span Wagenpaarden ( Kadoers ) Wagentuigen, Zadels, twee Europeesche Bokken met Kinderwagentje en tuig, twee zwaar bezette Koeien, een pratende Beo, een partij Goeramie. ■ verder: Een Naai-machine dubbel stik steek (systeem Polak en Smith) groote Spiegels, Schilderijen, Hang-en staande petroleumlampen, grooteen kleine Ledikanten, Tafels, Wip-, luier- en gewone Stoelen, Knapen, Kleer- en Etenskasten, Buffet, Waschtafcls, Mahonyhouten Toiletspiegel, Mahonyhouten Banken, Rottingstoelen en Banken, nieuwe Japansche Schutsels, Schrijftafel, Mahonyhouten Kasten met glazen deuren, een speeldoos nieuwe zes airs, Klokken, Pendules 14 dagen loopende, pleeten Thee Servies, Porcelein-, glas- en Cristalwerk; een partij zilveren Lepels en Vorken, Provisien, dranken en Petroleum, Engelsch Jachtgeweer dubbelloop en met bajonet, Revolver en Jachtgereedschappen en een stel gamelan Pellok. Geene goederen kunnen worden bijgebracht. Maandag to yoren te bezichtigen. Met Commissiën belast zich (314) G. SATOOR. Vendutie te Cheribon. Op Donderdag den 15 Februari 1872, ten huize van wijlen dea Heer J. UT. GONSALVES, le Cheribon, van een goed onderhouden inboedel, als: groote Spiegels, Schilderijen, Tafels, Knapen, Consoles met marmeren bladen, Ledikanten, Banken, Stoelen, Hang- en Staande Petroleumlampen, Kasten, een zeer nette Psyche?, een Speeldoos, een groot Draaiorgel spelende 28 airs, een Harmoniphon met 6 airs, fijne porceleinen Eet-eu Theeserviezen, Glas- en Cristalwerk, Zilverwerk waarbij Lepels en Vorken, een LJsmachine. VOORTS: 2 span deugdzame Wagenpaarden, 1 Coupé, 1 Vis a Vis, 1 Palaquin, 2 Reiswagens, Engelsche Wagentuigen, Keuken en Stalgerccdschappeu. De Vendutie zal precies om 9 uur 's morgens beginnen.— (342) A. A. RU ZETTE.
"Advertentie". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/02/03 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297226:mpeg21:p003