Londen, 20 Juli. De amendementen, door den Senaat op het supplementair artikel gemaakt, zyn gematigd. De tegenwerpingen van Granville hebben betrekking op een toekomstige toepassing. Het Cabinet te Washington heeft geweigerd in de verdaging der arbitrage toetestemmen. Het Spaansche ministerie is afgetreden. De Bondsraad heeft de wet aangenomen, waarbij de Jezuïten uit het land worden gezet.
De onderhandelingen tusschen graaf Arnim en den Heer Thiers vorderen goed.
Londen, 21 Juni. Nieuwe verwikkelingen. De indirekte vorderingen zullen zelfs bij afwezen van de betrokken partijen afgedaan worden.
Er werden belangrijke depêches uit Londen te Genoa (Genève) gewacht.
"Telegrammen van Reuter.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
"De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
lliiwelyks-Geöoortc- en Doodberichteu. (Uit alle Indische bladen bijeengebrachte) GETROUWD. L. L. Bedet met A. C. Stoelniaa Soerabaia 22 Juni. BEVALLEN : L A. Netelbeek geb. Brugge zoon. Batavia 21 Juni. geb. Alexander van der Horst Batavia 22 Juni. S. Belle geb. Wiezenthal zoon. Batavia 22 Juui. OVERLEDEN: M. S. T. Holtzapffel. Padang 26 Mei. Joseph Johan Petrus Jacobs. Batavia 22 Juni. J. A. AI. van Kempen geb. Verduijn 70 jaar Batavia 20 Juni. A. N. C. van der Sloot 2de luit. der Artillerie Tjikarang 12 Juni. Burgerlijke stand te Soerabaia. GETROUWD . A. Wijkman met R. van Dijk, — J. J. M. Elios met AI. P. Lauteuslager, L. L. Bedet met A. C. Stoelman. BEVALLEN. M. Hahenstein, geb. Heiligers D. — A. M. Gerner, geb. Martens D. — A. L. Bruhlman, Z. — J. Ch. Samnelz, Z. —R. L. Sekert, geb. Siau, Z. — A. AI. Doelman, geb. Ve-rcuat van Ommeren, Z. — E. J. A. Kolmns, geb. Heijman, Z. OVERLEDEN. J. Alutters Al. oud 32 Jaren.
"Familiebericht". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
Van Engeland per Eng. schip County of Bate, gez. Camzniiigi agt. Alaclaine, Watson en co. 44 kn. manufacturen, Borneo Comp. Limited. 30 rollen gegalv. ijzer, 4 kn. koopwaren, W. H. Hall en co. 15 coll. manufacturen, Alaintz, en co. 417 » , 476 krd. aardewerk, 7 coll machineriën, 303 vn. bier, 10 kn. geel metaal, 45 coll. gegalv. ijzer, 25Ö ton stëenlt&rca, Alaclaine, Watson en co. 12 kn. manufacturen, Int. Cred. èn H. V. Rotterdam. 37 „ » 366 vn. bier, 8 krd. aardewerk, 100 kn. brandy, 200 vn. Terf, 20 kn. gegalv. ijzer. Hougthon en co. 26 kn. zeep, 18 vn. mest, 8 do. bier, 1 Tak kurken, 10 va. sodawater, 30 do. klei, s'm. «teenen, Van Slooten, Morgan en co. 83 coll. koopwaren,47 do. manufacturen, 60 vn. meststof, Lorrain en co. I kt. manufacturen, Gumprich en Strauss. II coll. n Burt, Alyrthe en co. 246 • t Pitcairn, Syme eu co. 10 kn. n E. Aloormann ca co. 179 coll. » 21 do. ijzerwerk, 175 krd. aardewerk, Afartin Dyce eu co. en verdere lading voor Soerabaia. Van Nederland per NederL schip Johanna, gez. Rosingh, agt. J. Daendels en co. 1287 ton steenkolen, Order.
"Invoer te Batavia.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
Van Nederland, met het Ned. schip Kandanghauer, gez. Zeels, le Lt. Inf. vaa Rijn en fam., 2e Lt. Lohmeijer, de heeren Vermeulen en fam., Willer, Loosbroek, Alevr. van Hoek, Alejufvr. Reuvekamp Gille.
"Aangekomen Personen te Batavia.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
Waarde Redacteur 1 Nu althans is het woord van Shakespeare van toepassing: „there is uo news but theold ncws!" Tiioruecke ziek, de Koning in de begrafenis drukte, geen enkele Ministeriëele audiëntie, bijna geen enkele benoeming, een hoopje booze Couranten redacties, een paar andere die jammeren, of een p»ar die niets weten, andere die beweren dat zy' wel iets weten, maar dat zy' het niet mogen zeggen, of die een goeden raad ten beste geven, of die in troebel water willen visschen, de Kamerloden bezig kool te planten nadat zy reeds kool verkocht en kool gestoofd hebben, en uit hun humeur omdat het reces juist samenvalt met de Haagsche kermis, — ziedaar de politieke toestand van Nederland. Gelukkig is het weer wat zachter geworden. Wij hopen allen dat de Westewind en het zonnetje Thorbecke eens zullen veroorloven naar het Noordeiude te wandelen of te rijden en dat wij spoedig meer zullen hooren. Op het oogenblik is het grappig, zooals men de conserrativen in het vaarwater zit. Lion is er dood mcê verlegen. Hy' gaf even graag pootjes aau de groenen als aan de zwarten. En nu hebben de groenen voor die pootjes bedankt, juist omdat de zwarten er ook krijgen. De meester zelf, de man der „Nederlandsche gedachten" en zijn vurige profeet, D. Kuijper van „de Staudaard" verklaren het rondweg, tienmaal als het noodig is, dat niets hun meer tegen zou staan dan een terugkeer der Heilige Drievuldigheid van het Gravenministerie, en dat zij den communeman Kappeyne wel liever voor de groene tafel zouden zien zitten dan een „tamme liberaal" met een ultramontaanse op zyn schoot. Ze zijn bang voor die „patte d e velours." Intuesehen zyn er Nederlanders die nog iets anders doen dan couranten lezen. De grève der ministers, de eerste, zooals Spectator het op zijn plaat voorstelde, onder de nieuwe wet op de coalitiën, vindt weinig navolging. Behalve een paar ploegjes bakkersknechts te Leeuwarden zijn er geen heethoofden die met de ministers willen meedoen. Nederland zaait en tuiniert en doet verder alles wat er in een koud voorjaar gedaan kan worden. De Hagenaars loopen naar het reuzenkind van drie honderd pond en de „femme a barbe," die er te zien zijn. Doch zy' hebben veel gevoel en zullen gaarne Vrijdag thuis blijven als het stoffelijk oveischot van prinses Hendrik in den koninklijken grafkelder te Delft zal worden bijgezet. Misschien zal de een of ander er ook wel naar gaan kijken alsof het een pretje was en om zich schadeloos te stellen voor één dag kermis. Het is nu eenmaal het lot van vorstelijke lijkeu dat men ze met zooveel omhaal en pracht ter aarde bestelt, dat de menschen vergeten dat het een begrafenis is en dat er toch ook bedroefde harten kloppen achter dc vergulde lakeien en rijke portieren der hofry'tuigen. Nog zie ik op het kerkhof van père Lachaise te Pary's.'idie lange „fosse commune", waar uw oog alty'd de kist zag die er het laatst in was bijgezet, met baaischat van zwarte houten kruisen, door elkaar heen er op geplaatst, zonder naam meest, alleen hier en daar met een eenvoudige krans aan het dunne dwarshout gehangen. Daar werd de doode dan stilletjes heengedragen, niet gerold iv een trillende ly'kkoets. De man en het jongetje die er achter liepen, hadden een vullen lamfer om hun hoed, maar een traan in het oog. En wie de kleine stoet tegenkwam in de lange straat die naar het kerkhof leidt, die ontblootte het hoofd tot hy vooiby was. Zoo werd de mensch ter ruste gelegd, wiens plaats op den doodenakker zelfs niet herkend kon worden. Beuijdbaar rustig eu stil ! Leg daar nu eens naast het programma of liever de twee programma's die de begrafeuis-plechtigheid der prinses regelen, het een heden morgen uitgevoerd in Luxemburg, het andere morgen uittevoeren te Delft. Het is te hopen dat vorsten eenige bevrediging vinden in de gedachte, dat de étiquette goed geobserveerd wordt. Anders zou een mensch, vorst of geen vorst, moeielyk iets vredigs kunnen vinden in dat geros en gery en kanongebulder in die huilebalken in rouwmantels, die allen zoo precies zyn vooxgeschre ven, dat de natuur geen centimeter meer smokkelen kon om er haar rouwstrik aan vast te hechten. Die rol van ceremoniemeester ly kt mij iets verschrikkelijks. Wat ik by zulk een vorstelijke begrafenis nog alleen zou willen wezen, bet zou zijn: Minister van Justitie, grootzegelbewaarder. Vooraf in stilte naar Delft te rijden met den Secretaris- Generaal tegenover u en het grootzegel des Rijks bij u. In de Kerk achter een pilaar te wachten tot de plechtigheid il afgeloopen en de stoet is heen gegaan. En dan in stilte in den kelder aftedalen, en met al die vorstelyke lijkkisten om u heen, het oog te laten rusten op die nieuwe kist die nu eindelyk niet langer in spoorwagens en ly'kkoetsen geschud wordt, maar die rustig is bijgezet bij de andere. En dan het grootzegel des ltijks op den vorstelyken sarcophaag te drukken, terwijl de stem van deh heraut boven uw hoofd uitroept dat de begrafenis van Hare Koninkly'ke Hoogheid Mevrouw Amalia Maria da Gloria, princes van Saksen- Weimar-Eisenach, volbracht is ... . Voorwaar, in die rol is iets aantrekkelijks, iets stil-plechtigs, iets waarvoor de doode u danken zou. Maar ik bemerk daar, dat ik op weg ben om aandoenlijker te worden dan het voor een raailcorrespondentie voegt, die eerst gelezen zal worden als die aandoeningen weer zullen zyn voorbijgegaan. Hier hebt ge dan iets anders. Het heeft, by de weinige praatstof die hier op het oogenblik is, veel te praten gegeven, en het geeft misschien nog meer te denken. Het Haagsche Dagblad schreeuwde ergernis en verontwaardiging. Vebeeld u! Het „mandat impiratief" was uit de clubs van Belleville regelrecht vervoerd naar Nederland! De clubisten zyn hier niemand anders dan de deftige ledenvan de Amsterda rasene kiesvereeniging Burgerplicht, en de man die het imperatief mandaat ontving, en er zich niet aan stoorde, de beer Godefroi. Wat was het geval? De Heer Godefroi heeft tegen de inkomstenbelasting gesproken en gestemd. Burgerplicht wilde een income-tax en had haar op zijn programma opgenomen. De heer Grodefroi wa 3 candidaat geworden, toen hij met dat programma had ingestemd, —en nu nam Burgerplicht een motie aan waarby' het gedrag van den heer Godefroi werd afgekeurd. Terwyl de couranten er over haspelden of hier werkelijk iets van een imperatief-mandaat te vinden was, zond de heer Godefroi een explicatie aan de Nieuwe Rotterdammer, het bestuur vau Burgerplicht beantwoordde dat schrijven, . . . . en het resultaat is, dat de quaestie nog niet is opgelost. Maar de lieer Godefroi blyft een afgekeurd candidaat van Burgerplicht, en het woord „politieke immoraliteit", dat in één adem met zijn naam is uitgesproken, wordt niet zoo gemakkelijk vergeten. Tegenover dien smet die op een naam geworpen wordt, heb ik nu ook ecu smet aftewisschen. Het blijkt n. 1. dat de zwarte internationale de hand niet gehad heeft in de brandstichting te 'sHeerenberg waarover ik de vorige maal een woord repte; dc Luthersche husaren zyn teruggekeerd zonder ook maar een koorknaapje achter op een hunner paarden meê te voeren. Daarentegen (want in Noord-Brabant kon er natuurlijk niets gebeuren of men verdenkt er de ultramontanen vau) schijnen zy te Moergestel ecu branderij verhinderd te hebben, natuurlijk ook al weer met politico-clericale bedoelingen. Er moest n. 1. nu gebrand worden, en wel op de horens. De gemeenteraad maakte hiervan een voorwaarde om het vee op gemeentegrond te laten grazen. Groot verzet onderde boeren van Moergestel. Het vee mocht niet gebraud worden. Meu zegt dat een paar missionuarissen van de Vcreeniging tot bescherming; der dieren tegen dat branden op de horens hadden gepredikt. De gewapende macht vond die weekhartigheid overdreveu, en s Hertogenbosch zond zijne soldaten om het vee uit de weide te drijven als het zich niet wilde laten branden. De koeien gingen voor de sabels op de loop en het hek uit. Doch nu holden de boeren met hun vee naar een ander hek en wilden het zoo weer op de weide drijven. De gewapende macht wist die kunstgreep te beletten, en de mannen van Moergestel zullen dus hun vee van honger moeten zien sterven, tenzy zij er in toestemmen dat het op de horens worde gebrand. De vereeuigiug tot beschermi-ig der dieren had hare vergadering reeds gehouden toen dit geval zich heeft voorgedaan. Zij heeft er zich dus niet mee kunnen bezighouden en zich bepaald tot het uitreiken van medailles aan politieagenten en andere dierlievende personen, die door hun tusscheukomst de mishandeling van menig dier voorkomen hebben. Intusschen heeft de bliksem te Sassenheim een paard gedood en zijn de beide officieren die den aanstaanden schoonvader van een hunner mishandeld hebben, de heeren Ort en Thierry de Bye repectivelyk tot een maand en 15 dagen Cellulaire gevangenisstraf veroordeeld. Terwyl alzoo de dieren langzamerhand het getal hunner helpers zien aangroeien, zijn de werklui weer druk bezig zich zelf te helpen. In Leeuwarden had de vereeniging „Help u zelven" onlangs het "genoegen den eersten steen te kunnen leggen van de arbeiderswoningen waarvoor zy kapilaal had bijeengebracht. Een heerlyke gelegenheid voor den secretaris en den president der Friesche werkliedenvereeniging om het woord te voeien tot een talrijke schare van belangstellenden. De groote lui moesten er echter ook weer bij te pas komen, en zoo moest de burgemeester den eersten steen leggen. Het was wel aardig dat hij de betrekkelijke waarheid van het self- help liet uitkomen. Immers stond iiy' daar als vertegenwoordiger vau de burgerij die medegeholpeu had om de aandeelen byeentebrengen waaruit de woningen verryzen zullen. De laatste sporen van den lsten April beginnen nu ook te verdwijnen. Behalve dat de burgemeester van Nijmegen de rijkspolitie-agenten een belooning heeft gegeven uit zijne private cassette, toen de gemeenteraad geweigerd had, het officieel te doen uit de gemeentekas, —is er niet veel meer dat van de nationale feestviering van dien dag herinnert. Alleen moet er nog iets komen, en wel een blijvend gedenkteeken, dat te Rotterdam zal worden opgericht, zeker uit dankbaarheid over de feestcommissie die negenduizend gulden meer heeft uitgegeven dan zij permissie had gekregen. Over de gedaante van het monument schijnt men het niet eens te wezen. Men vermoedt dat het een held zal zyn, voorstellende de Maasstroom, rijk met bloemen in draperiën getooid, bezig ecu grooten geldzak in de golven aan haar voet te laten neerzinken terwijl de zak dichtgebonden is door een wimpel waarop de woorden: voor Vaderland en Koning!" Dit plan is echter een bloot vermoeden. Maar zoo de lste April en de heldin van het feest, het goede Brielle bijua vergeten zijn, — Enkhuizen ontwaakt. Het nufje heeft alleen willen feestvieren, drie dagen lang. Natuurlijk kan zy niet veel nieuws bedenken. Een optocht, een feestrede, een vuurwerk, vlaggen en iets meer van dat spul, is ol zoowat hetgeen zij heeft kunnen vinden. Maar het is toch een afzonderlijk feest en dus altijd iets bijzonders. Dinsdag na Pinksteren zal men beginnen en Donderdag eindigen. Dat geeft een heele pinkstervacantie aan die goede Enkhuizers. Intusschen heeft een andere Nederlandsche stad een ander heldenstuk bedreven. Het wijzere Enschede heeft op waardige wijze een blik van minachting geworpen op die kamerleden die de inkomsten-belasting verworpen hebben. Een adres aan den minister van financiën heeft dezen gedankt voor de poging door hem gedaan, hem getroost oref zijn nederlaag en hem bemoedigd met het vooruitzicht, dat die belasting eindelijk toch tot stand zal komen, en dat de nakomelingschap den versmaadden Blussè zegenen zal. Hierop zeg ik van harte: Amen! Geheel uwe 16 Mei 1872. ANTONIO.
"Brieven uit Nederland aan de Locomotief,"". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
Dinsdag en Woensdag den 7" en 8n Mei heeft de commissie van den Duitschen llyksdag, v/elke belast is met het onderzoek der petitiën, gelijk bekend is, beraadslaagd over de verzoekschriften vóór en legen de Jezuïten. Van de laatsten waren slechts een 40- of 50-tal iugekomen, terwyl ten gunste der eerwaarde paters bereids 1200 adressen of verzoekschriften zijn ingediend en dagely'ks nog meerdere worden toegezonden. Terwyl de tegenstanders op langzame maar zekere verdrukking of zelfs geweldige uitdrijving der edele orde aandringen, wordt van catholieke zy'de de lof dierzelfde orde luide verkondigd, meestal onder de opmerking, dat zoo er van uitdrijving mocht sprake komen, de beurt het eerst aan de orde der vrijmetselaars diende te zyn — der vrijmetselaars, die niet denkbeeldig zooals de Jezuïten, maar in waarheid een gevaar voor den Staat uitmaken. Een ander contrast in deze tegenovergestelde verzoekschriften is ook nog gelegen iv het aantal der onderteekeningen : terwyl de petitiën der Catholieken vaak 5 ti 6000 handteekeningen dragen, gaan die der tegenstanders, behalve van den bekenden Protestanlen-Ferein, hoofdzakelijk van enkele individuen of vriendenkringen uit. Nu eens is het een o!«?-catholiek professor, een Michelis, een Reinkens, een Wollmann of Consorten, dan weder — zooals bijv. te Kevelaer — een ontvanger, die begrijpt, dat zijne mede-gemeentenaren hem krankzinnig zouden noemen,-zoo hij hun zulk een petitie voorhield, en zich daarom maar behelpt met zyn eigen naam en dien zyner klerken als een «aardig klaverblad naar Beriyn te zenden.
De commissie had haar onderzoek geëindigd, en moest thans tot een eindconclusie komen, om haar rapport te kunnen vaststellen. Er waren drie verschillende voorstellen geformuleerd. De voorzitter, dr. Gneist, namheteetst het woord, tot motiveering van zyn voorstel, dat overeenkomstig de wenschen van eenige gedelegeerden uit de liberale fractiën van den Rijksdag was opgesteld, en aldus luidt :
„Deze gezamenlijke petitiën naar den heer Rijkskauselier te verwijzen, met verzoek lo 'de bondsregeeringen op de ontwikkeling der Sociëteit van Jezus en der onder hare leiding staande coogregatiën en vereenigingen in 't Duitsche Ryk te wijzen, en diezelfde Regeeringen uittenoodigen om in overeenstemming te komen omtrent gemeenschappelijke beginselen ten opzichte van het toelaten van godsdienstige orden, van het behoud des vredes tusschen de verschillende geloofsbelijdenissen, en van de miadelen om htt krenken der staatsburgerlijke rechten door het geestelijk gezag tegentegaan; maar vooral 2o zoo mogelijk nog in deze zitting den Rijksdag ten wetsontwerp voor te leggen, waarin de vestiging van leden der Jezuïten-oide en aan haar' verwante congregatiën zonder uitdrukkelijke toestemming der daarby' betrokken Regeering van een duitschen Staat met straf bedreigd wordt."
Alzoo met korte woorden: De commissie zal aan den Rijksdag voorstellen, om den heer Bismarek te verzoeken, om met de Regeeriugen der overige bondstatsn in overleg te treden, en dan zoo spoedig mogelyk een wets ontwerp iutedieuen, waarbij de vestigiug van leden der Jezuïten-orde in Duitschland onder bedreiging van straf verboden wordt. Die er reeds gevestigd zyn, zullen dus volgens dit voorstel niet worden uitgedreven; maar alleen hoopt men de orde allengs te verzwakken, en zich den weg te banen tot algeheele uitroeiing.
Iv zyn toelichtende redevoering plaatste dr. Gneist zich op het wettelijke standpunt, en gaf zyne verwondering te kennen, dat onder de honderdduizenden petitionarissen slechts betrekkelijk weinigen zich op datzelfde standpunt hadden gesteld. Met betrekking tot Beieren, Baden, Wurtemburg en Saksen was de quaestie duidelijk genoeg, meend- hy; maar ten opzichte van Pruisen waren verschillende ineeningen gerezen. Alsnu gaf de heer Gneist, in een rede van byna twee uren, een tweede editie van zyn in 1869 betreffende de kloosterquaestie gehouden redevoeringen, ten einde te betoogen, dat de Jezuïten ook in Pruisen nooit en nergens wettelijk zyn toegelaten, maar slechts gebruik hebben gemaakt vau het laissez aller der Regeering. Over de beschuldigingen, welke tegen de orde zijn ingebracht, wilde hy' zich niet uitlaten, want dezen komen veelal van bevooroordeelden, of kunuen ontkend worden. De algemeene strekking der orde behoefde men trouwens aan de 88U gekozene Rijksdags-afgevaardigden niet duidely'k to maken-, die bleek genoeg uit de geschiedenis der laatste drie eeuwen. De orde was een orgaan der ecclesia mililans; alle groote godsdiensttwisten, dc omverwerping der dyuastiën, vooral van de bourbonsche,. staan met haar in het nauwst verband. Op het Concilie van Trente zoowel als op het Vaticaansch Concilie waren de Jezuïten steiker vertegenwoordigd dan alle gezamenlijke Duitsche bisschoppen. Deze machtigste organisatie der strijdbare cathoheke Kerk heeft uit gansch Duitschland slechts een provincie gemaakt, welke zy' met macht en geld beheerscht. Zy mag derhalve niet als een privaatvereeniging beschouwd worden ; naar buiten vertoont zy zich wel is waar als een vrye vereeniging, maar inwendig is zy' als een onafscheidbaar deel in de catholieke Kerk geplant. De duitsche Rederingen hadden in 1849 een groote fout begaan met die orde lijdelijk toetelaten; thans is geen ander redmiddel meer mogelijk, dan het nemen van geweldige, ingrijpende maatregelen. Overal in de wereld gaf de aanwezigheid der Jezuïten tot zulk een toestaud aanleiding, getuigen China en Japan, waar men nu ook tot geweld zijn toevlucht moet nemeu.
De Jezuïteu-orde, zoo meende Gneist verder, was een organisatie, welke zich een inwerking op Kerk en Staat ten doel stelde. De Zuidduitsche Staten hadden hun standpunt weten te behouden, waarom zou ook Pruisen dat niet doen ? Doch gansch Duitschland moest gemeenschappelijk handelen tegenovei de solidariteit der Jezuïten-orde, welke als „de politieke orde der Hoomsche Kerk" echter niet met de overige congrcgatiën mocht verward worden. Wetten, besprekingen en onderlinge verstandhoudingen zouden, evenwel niets vermogen, zoolang niet tevens door een strafwet daaraan kracht werd bijgezet:
Na Gneist nam de vice president, dr. Grimm, het woord, om aantetoonen, dat bedoelde maatregelen tegen de Jezuïten-orde niet by Rijkswet moesten genomen worden, maar aan de bevoegdheid der afzonderlijke Sisten moesten worden overgelaten; en zulks te meer, dewijl uit geen der petitiën bly'kt dat de veiligheid van het ryk zulke maatregelen vordert.
In dien zin formuleerde hij een voorstel, en zeide o. 8. in de toelichting daarvan, dat het enkele feit, dat de orde eenmaal tydelijk door Paus Clemens XIV is opgeheven geworden, reeds genoegzaam hewees, dat de Jezuïten niet noodzakelyk waren voor het wezen, en zelfs niet vooi' de hiërarchie der catholieke Kerk. Trouwens die opheffing was geschied onder den druk der Bourbonsche Hoven — een druk, die zelfs door protestantsche geschiedschrijvers tirannie genoemd is, en terecht, zegt Grimm, want Pombal, Arauda, Choise,ul en Tarnucci zyn zeker gecu aanbevelenswaardige voorbeelden voor den kanselier van het Duitsche Ryk! 't Is overigens de vraag niet, of de Jezuïtenorde voor de Catholieke Kerk noodzakelijk is»
maar enkel of «ij ten huidigen dnge feitelijk een bestand» deel daarvan uitmaakt. Zoo ja, dan staat zij onder het toezicht der afzonderlijke Staten, zoowel als de catholieke Kerk zelve. De ryksregeering zou eerst kunnen handelen, Wanneer de afzonderlijke Regeeringen niet meer in staat zouden zijn zich tegen den invloed der orden te verweren De petitiën tot vervolging der Jezuïten kwamen uitsluitend van openbare vijanden der catholieke Kerk in het algemeen, hoofdzakelijk van de tegenwoordige zich noemende o-^-Catholieken; de beschuldigingen, die men den Jezuïten ten laste legt, kon men, zyns gedachtens, aan allen, die aan de pauselijke onfeilbaarheid gelooven, d. i. aan alle Catholieken ten laste leggen. Langs wettelyken weg — zoo concludeerde hij — is het optreden der Ryksregeering tot vervolging der Jezuïten ongeoorloofd, en uit een politiek oogpunt beschouwd: onverstandig dewijl daardoor de verdeeldheden op godsdienstig gebied slechts zouden toenemen. By het enkele vooruitzicht op de mogelijkheid van zulk een maatregel was immers gansch Beiereu nu reeds in koortsige spanning. De afgevaardigde van Mallinckrodt; die nu aan het woord was, weerlegde de argumenten van dr. Gneist, en sloot zich in hooidzaak by het voorstel-Grimm aan; alleen voor net geval, dat het mocht verworpen worden, diende ook hy een voorstel in, waarby' den Ry'kskanselier verzocht wordt, om naar het wezen, het gedrag en de werkzaamheid der Jezuïten tydens hun ruim twintigjarig verblijf in Duitschland een nauwkeurig onderzoek intestellen, opdat uit bewyzen en tegenbewijzen blyke, wat er waar is u> de vele beschuldigingen, als zouden de Jezuïten den confessioneelen vrede verstoren, en de zedelijkheid, het vaderland, ja het gansche Rijk in gevaar brengen. In het tweede lid van Mallinckrodt's voorstel wordt voorts gevraagd, dat ingeval de beschuldigingen valsch bljjken te zyn, de aanklagers wegens laster streng zullen gestraft
In de verdere toelichting van dit voorstel, en de verdediging van het voorstel-Grimm toonde von Mallinckrodt aan, dat juist de Jezuïtenorde het strengste verbod heeft om aan de politiek deel te nemen, of naar hiërarchiscbe üeerschzucht te streven. Bovendien de Jezuïten zijn even goed als elke andere orde aan de bisschoppen onderwor- Pe"> zoodat de bewering: als zou de Staat niemand hebben, die hem voor de Jezuïten borg bly'ft, valsch, duizendmaal valsch is. Voorts releveerde hy dat de Jezuïten wel een organisch, geenszins echter een integreerend «el der catholieke Kerk uitmaken; alsook dat het iv 1848 de invoering van iets nieuws in Duitschland gold, terwyl thans de vervolging der Jezuïten de uiting van het ingewortelde zou zyn. Ook wees hy op de liefde, Welke den Jezuïten allerwege in Duitschland door de Catholieken wordt toegedragen, en toonde aan, dat Gneist's yerwyzing naar China en Japan een ijdele poging was; immers de uitbreiding van bet Christendom had zich steeds door martelaren gekenmerkt. Trouwens de verhouding der petitiëu zelve was een sprekend bewys, dat de kern van bet duitsche vc'.k de Jesuïten hoogacht en liefheeft; waar de verzoekschriften der tegenstanders als droppels nedervallen, daar vertoont zich plotseling een ware stroom van contra- petitiën. Ten slotte vo'gde von Mallinckrodt den professor Gneist °p het gebied der geschiedenis van de laatste drie honderd jaren, maar kwum tot geheel andere gevolgtrekkingen: hij bewees namelijk, dat de vervolging der Jezuïten steeds *jn. overal het voorteeken geweest was van de vervolging der catholieke Kerk in 't algemeen. Geen beschuldigingen mochten als oorzaak van handelen worden aangewezen, zoolang de rechtvaardigheid dier beschuldigingen niet bewezen was, daarom achtte hy zyn voorstel allezins billyk, doch 't behoefde eerst in aanmerking te komen, als het voorstel-Grimm verworpen zou zyn. Ook de vry-conservatieve fractie diende een voorstel in, waarna verschillende sprekers nog het woord voerden. len slotte werd het voorstel-Gneist (zie boven) aangenomen : de eerste alinea met 24 tegen 3, de tweede met 16 tegen 11 stemmen.
"De Jezuïten in Duitschland.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
SAAIARANG, 25 Juui Ned.-Ind. schr. Faidul Karim, Said Hrahim, bin Abdollah, Pecalongan Gezagvoerder. BATAVIA, Juni 21 Nederl. schip Kandanghauer, Zeelt, Texel; Eng. bark Wistaria, Aliller, Londen.
"scheepsberichten. AANGEKOMEN.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
BATAVIA, Juni 22 Nederl- schip Europa, Lupeke, Londen; Eng. bark Banda, Evaas, Kanaal.
"VERTROKKEN.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
Ned. Ind. bark Batavia, Lim Kwanhan. Pacalongan Gezagvoerder.
"Zeilree liggende Schepen te Samarang.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002
Per Nedeilandsch-Indische Stoomboot Minst. v/st. Rochussen, kapitein D. Buijs, van Soerabaia De Heeren Swaab en fam. Touusen ca fam. Alorbotter.
"Aangekomen Passagiers te Samarang.". "De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad". Semarang, 1872/06/26 00:00:00, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010297344:mpeg21:p002