Ongetwijfeld ligt de beteekenis van de Bonapartistische demonstratie op den 16en Maart in de woorden, die de hertog van Padua tot den jongen prins richtte: „Terwijl alle partijen in Frankrijk hun aanspraken op den voorgrond stellen, past het niet aan de .^artisten, om zulk een gewichtigen dag, als waarop het hoofd hunner partij zijne meerderjarigheid bereikt, in stilte voorbij te gaan."
Het is een candidatuur, die gesteld wordt; het is een candidaat, die zich openlijk bereid verklaart, den last van de regeering op zijn schouders te nemen, wanneer men hem die aanbiedt. Zulk een verklaring legt men niet af, als men geen kans heeft, dat ze weerklank vindt in het land waarover men wil heerschen.
En dat een groot gedeelte der natie het heil van Frankrijk in een Napoleontisch bestuur ziet, dat blijkt uit die duizenden menschen, die den pelgrimstocht naar Chislehurst ondernomen hebben. Men verplaatst zich zoo licht niet, men onderneemt geen reis over zee, uit louter persoonlijke gehechtheid, wanneer men niet de hoop heeft er iets bij te verdienen in de toekomst,
Wie had voor drie jaren kunnen denken, dat die zaak, die toen hopeloos stond, zich weer zou oprichten; dat het keizerschap, gevallen onder de verwenschingen van het doodgemartelde land, ooit weer het hoofd zou kunnen opsteken? Men herinnert zich misschien nog die zitting van de Nationale Vergadering, (1 Maart 1871) waarinde vervallen-verklaring van Napoleon 111 uitgesproken werd.
Het was bij de debatten over den vrede met Duitschland, dat een afgevaardigde uitriep: „Eén man slechts zou in staat zijn een dergelijk verdrag te onderteekenen, Napoleon 111, wiens naam voor eeuwig aan den schandpaal der geschiedenis geklonken is."
Vau alle kanten der vergadering stemden de toejuichingen met die woorden in: toen Conti (vroeger de particuliere secretaris van den Keizer) de tribune besteeg. Men liet hem niet tot spreken komen, een vreeselijk geraas verdoofde zijn stem. Eindelijk kwam er eeuige stilte: men zou den beschuldigde het woord tot zijn verdediging gunnen. Maar hij, in plaats daarvan, viel aan, en klaagde dat te midden van een pijnlijke discussie nog tijd gevonden werd, om kwetsende toespelingen te maken op het keizerrijk, waaraan met hem, een aantal zijner hoorders den eed van getrouwheid had gezworen.
Op die uitdaging antwoordde de Vergadering door een onbeschrijfelijk rumoer, „Van de tribune af! De beulen hebben het recht niet hun slachtoffers te beleedigen," slingerde de markies dc Franclieu (de bekende legitimist) den spreker naar het hoofd. Allen waren van huu plaatsen opgestaan, scholden, zwaaiden met hun hoeden en schreeuwden „la dechéance! Il o r s la loi le deux Décembre, a bas les Bonapartes!"
Conti onbewegelijk, met het bleeke, magere gezicht, het lorgnon op de neus, bleef op de tribune, alsof hij wachten wilde om voort te gaan, totdat die storm zich gelegd had. Het rumoer werd des te heviger, men strekte woedend de gebalde vuisten naar hem uit, als bedreigde men in hem de dynastie, die zooveel ongeluk over Frankrijk gebracht had. En eensklaps vertoont zich op de tribune naast Conti het volbloedige gezicht, omlijst door grijze haren, van den man, die bet keizerrijk het welsprekendst gehaat had, van Victor Hugo. .Nieuwe kreten verhieven zich bij die onverwachte verschijning, men hoorde eenige van die hartstochtelijke woorden weerklinken, waarmee de dichter de keizerlijke dynastie gebrandmerkt had.
Ten slotte verliet Conti de tribune, en er kwam genoeg stilte, dat men de lezing aan kon hooren van de volgende motie: „De Assemblee Nationale tegenover een protest, dat ze niet verwacht had, bevestigt de vervallen-verklaring van Napoleon 111 en zijn dynastie, die reeds door het algemeene stemrecht is uitgesproken, en stelt hem aansprakelijk voor het onheil, dat Frankrijk overkomen is, en voor het verlies van zijn provincies." Met toejuichingen, eenstemmig werd dat voorstel aangenomen. Toen voor de tweede maal diegenen op moesten staan, die er zich tegen verklaarden, waren het 4- of 5 afgevaardigden, die zich van huu plaatsen verhieven. En nieuwe toejuichingen volgden daarop. Wat is er in die drie jaar gebeurd, dat de stemming zoo veranderd heeft?
Wij wezen er reeds in een vorig artikel op, het ministerie de Broglie machteloos om een toestand van zaken te vestigen, waarmee de natie tevreden is, en die kans heeft om te duren, zijn toevlucht nemend tot diezelfde regeeringsmiddelen, die men in Napoleon 111 afkeurde, het ministerie de Broglie heeft het Bonapartisme in de hand gewerkt. Met haar intrigueeren voor een iegitimistisch of een orleanistisch koningschap heeft de Regeering het zoover gebracht, dat het tegenwoordig niet meer de vraag is, of Chambord dan wel de Graaf van Parijs de kroon van Frankrijk zal dragen, maar dat de eenige vijand van belang, dien de toekomstige republiek zal hebben, Napoleon IV wezen zal. Hoewel het aantal van diens aanhangers in deze Vergadering gering is, hebben zij de beslissing van de gewichtigste vraagstukken in hun handen, omdat zij, door zich bij de eene of de andere partij aan te sluiten, de meerderheid verplaatsen kunnen. Met hun hulp kon de Broglie den 24en Mei 1873 het bestuur van Thiers omverwerpen, hun hulp is hem onmisbaar, wil zijn Regeering in stand drijven. „Vous êtes les protógés de 1' Empire," kon Thiees hem en zijn partij bitter toevoegen. De beschermelingen van het keizerrijk; maar op voorwaarde dat _ij het keizerrijk beschermen, de prefectures en staatsambten bezetten met oude gedienden van Napoleok, oogluikend de Bonapartistische propaganda toelaten, en ten voordeele van de Keizerin een schikking treffen omtrent de gelden en goederen in Frankrijk, waarop zij nog meent aanspraak te hebben. Wij hebben slechts eeuige gebeurtenissen uit den laatsten tijd na te gaan, om den toon te leeren kennen, dien de aanhangers vnn het keizerrijk zich gerechtigd rekenen aan te nemen. In het begiu van dit jaar zegeviert een Bonapartistisch conservatief voor een van de opengevallen plaatsen in de Vergadering, en niet lang nadat de uitslag bekend is geworden, maakt Roüher een brief openbaar, waarin hij het zevenjarig bewind van Mac-Mahon eenige beleedigingen toevoegt, en het de rol opdraagt, den weg voor de Bonapartes voor te bereiden. Ollivier, de man met het lichte hart, vindt gelegenheid in de rede op Lamartine, welke hij voor de Academie Francaise houden moet, den lof van Napoleon 111 in te lasschen, als van den man die de vrijste instellingen gestichten in praktijk gebracht heeft, welke Frankrijk totnogtoe heeft gekend, (qui a fondé et mis en pratique les institutions les plus libres, que notre pays ait encore connues). De Academie drong er op aan, dat hij bij de publieke voordracht van zijn redevoering die passage zou weglaten, hij weigerde. Wèl nam ze daarop het besluit, dat de openbare plechtigheid van Olltvier's intrede niet zou plaats hebben, maar de rede werd bekend gemaakt door de dagbladen, en zoo besproken alsof ze gehouden was. Trouwens, wat den lof aangaat, den dooden Keizer daarin gegeven, blijft Ollivier ver achter bij den schrijver van een zeer verspreide brochure, die Napoleon vergelijkt met . . . Jezus, ziju dood op Chislehurst met den kruisdood.
Twee nieuwe keuzen, die voor de Assemblee plaats moeten hebben, geven aan de woelige partij aanleiding haar eigen candidaten te stellen, niet alleen tegenover de republikeinen, maar ook tegenover de conservatieven. De uitslag is op het oogenblik, dat w:j dit schrijven, nog niet bekend; hij zal zeker niet te hunnen gunste uitvallen, maar het feit op zich zelf is gewichtig, omdat zij totnogtoe niet waagden, openlijk met hun vaan voor den dag te komen, en zich achter de conservatieve belangen schuilden. Een dier candidaten is B_.Rl_.A_fl>> de zoon van den bekenden Bertrand, die Napoleo. '9 gevangenis op St. Helena gedeeld heeft, het type inde Fransche geschiedenis van den getrouwen volgel ing tot in het ongeluk. Men ziet, de oude Napoleontische legende wordt weer in herinnering gebracht.
En ten slotte als bouquet: de demonstratie van den 16en Maart op Clnslehurst.
Wij hebben voor ons liggen ecu levensgeschiedenis van den jongen Napoleon IV, zooals hij genoegd wordt, door Leonie Dupont, getiteld „Le quatrième Napoleon." /rij heeft tot opschrift de volgende woorden van den bisschop van Poitiers: „Ce nestpas pour vn petit dessein, que Dieu a fait naitre I'enfant impérial et lui a donnéle saint Père pour parrain. Après d'effroyables malheurs la Frauce cherchera vn refuge, et el- Ie letrouvera dana le filleul de Pie IX"
Het boek telt bij de .00 bladzijden, 't Is dus niet te verwonderen, dat de schrijver, om die te vullen, lang blijft stilstaan bij zijn geboorte en zijn eerste kinderjaren; zij beslaan twee derden vau 't geheel. Wij krijgen de beschrijving van den prachtigen stoet, die hem ter doop bracht, we maken kennis met zijn min, met zijn eerste vorderingen in het lezen en schrijven, we hooren hoe hij pleizier had in gymnastische oefeningen, en voordat zijn gouverneur het wist in de hoogste boomen klom, waarop de waardige man hem dan in 't Latijn toeriep: „Cave ne cavas" (Pas op dat ge niet valt) om toch vooral het nuttige (in dit geval een regel van de Latijnsche grammatica) met het nuttige te verbinden.
Wij voor ons vinden de anecdote aardiger, die wij elders over den keizerlijken prins aantreffen (in Prosper Meuiiiees Lettres a une lnconnuc), zij is karakteristiek voor den invloed, waaronder hij opgroeide. Mküimée schrijft aan zijn vriendin (1861): „Het is „een grappig kind, de kleine prins, soms kan hij uit „de school klappen. Hij zegt dat hij altijd het volk „vriendelijk goeden dag zegt, omdat het Louis Pfii„lippe verjaagd heeft, die er niet op een goeden voet „meê stond." (parce que le peuple a ckassé Louis Philippe qui n'était pas Hen avec lui)
Een laatste hoofdstuk van Dtjpont's biographie is gewijd aan de tegenwoordige studies van den prins. Hij schijnt die bijzonder ter harte te nemen, Rodher verzekerde in een gesprek met den correspondent van een Engelsch blad, dat de jonge Napoleon er op aangedrongen had, om den dag na den 16en Maart dadelijk weer naar de artillerie school te Woolwifih, waar hij zijn opleiding geniet, terug te keeren. Toen hij op die school kwam was hij no 36 geplaatst; nu had hij zich tot no. 1. weten op te werken, en hij wilde die plaats niet verliezen door een onderbreking van zijn studies. En Rouher las een paar regels uit een brief van den prins voor, waarin hij aan een zijner vrienden schreef:
„Als de fortuin mij hier komt opzoeken, zal ze mij „wakende en werkende vinden. Is dat niet de beste „manier om haar te verdienen, of om te leeren haar „niet noodig te hebben?"
Welk een wijsgeerige taal in den mond van een jon. geling van 18 jaar! Toch niet onpassend. Ons schijnt ze natuurlijker toe dan de redevoering, die hij den 16en Maart in antwoord op de toespraak van den hertog van Padua, tot de Fransche deputaties richtte. Men herkent daarin den gezwollen stijl van Rouher, die te vergeefs tracht eenvoudig te zijn.
Neem bij voorbeeld deze phrase : „Le plébiscite c'est le salut, et c'est le droit, la force rendue au pouvoir, et I'ère des longues séeurités rouvertc au pays." Die longues séeurités doen denken aan zooveel redevoeringen door den vroegeren vice-keizer in het Corps-Législatif gehouden, waarin alles long en immense was.
Om op den inhoud van 's prinsen rede te komen ze behelsde niet veel anders dan men verwachten kon : een hulde aan Napoleon 111, het geloof in de goede zaak van het Bonapartisme, het beroep op den volkswil, de belofte dien wil te eerbiedigen, wanneer de meerderheid van de stemmen zich op een ander gouvernement vereenigde, bereidvcrklaring het bewind op zich te nemen, wanneer hem dat opgedragen werd.
Dat alles zijn woorden, die men vooruit berekenen kon, en waar men, voorzoover ze een belofte behelzen, niet op rekenen mag; men heeft langzamerhand de Napoleontische dynastie te goed leeren kennen, om op haar beloften eenigen staat meer te maken.
Alleen opmerkelijk zijn de gevoelens van gehechtheid en dankbaarheid, die hij jegens zijn moeder uitdrukt. Gelijk men weet immers heeft de keizerlijke dynastie het voorbeeld van de oudere Fransche monarchie gevolgd, en is ze verdeeld in de partij vau de Keizerin (clericaalgezind) en die van prins Jérome Napoléon (bet democratische element).
Deze laatste heeft de uitnöodiging door den keizerlijken prins tot hem gericht 1) afgewezen. Hij heeft zich dikwijls genoeg in den laatsten tijd uitgelaten, dat de ondergang van het keizerrijk aan de keizerin te wijten was, en wilde zeker niet een ondergeschikte rol vervullen, waar zij den hoofdtoon voerde.
De „roode prins" heeft echter te weinig aanhangers, dan dat de scheuring, die hij veroorzaakt, van veel invloed zou kunnen zijn op de vooruitzichten der geheele partij. Het groote feit bij de demonstratie van
(1) „De nombreui amis se réunissent autour de inoi; votrc place est a mes cótés; je vous attends".
den ICen Maart is dat dc keizerlijke prins zich candidaat heeft gesteld. Mocht hij altijd eandidaat blijven!— (ZJ