De welbekende Seyid Othman (afstammeling van Mohammeds kleinzoon al-Hosein) neen ter gelegenheid van de troonsbeklimoung onzer Koningin den 12 September 1898 n een plechtige bidstond te Batavia een rede uitgesproken, die in de meeste Nederlandacne bladen in vertaling is medegedeeld l). «■enige geloofsgeoooten hebben hem dit kwa•Ufc genomen. Daarentegen is de handschoen u °_-. m °PKen°men door Seyid Salim aU Mehdhar uit Habban in een schrijven, gedateerd 15 Sj lwwal 1316 =27 Febr 1899. dat door Prof M. J. De Goeje"thans wordt meegedeeld m de Gids van December.
»De lof ,s aan God, den Heer der schepselen, die bystaat en helpt tot de zaken der wereld en van den godsdienst, en God neige zich over onzen heer en patroon Mohammed, den heer «!•_ geua^ten' den voorganger der godvruchtigen, het zegel der profeten, den voortrefteiijksten der vroegeren en der latereo, en o*er zijn betrekkingen en genooten al te «amen en schenke hem en hun het volkoffienste heil van dezen dag af tot ,den dag des gerichts. 8 »Ons is ter oore gekomen door mondelinge nenchten van reizigers wat geschied is door NIP heer en broeder, den steun van den Kortsdtenst, den edelen zeer geleerden Seyid Othman ibn Abdallah ibn Aqiel, dat bij na- KWiL e6D gel)ed beeft gehouden voor de te dS° ,a? het RÜk Hollaüd, om genoegen cht ! „" hl l: ond«danen die Java beheer- EenL Ar*!eruh°o£d woont in Be°der Batiwi. K-rl A,,dische seyids hebben hem dit Kwaink genomen en dit ooenlijk uitgesproken, sommigen zijH daarbij z^lfs persoonlijk geworoen, ik heb . u een exemplaar van dat gebed gekregen, van lema»d dit die streek herwaarts l komen en h«l> koaois genomen van de wyze vao vraag.en m woord door onzen genoemden ï uwdkeuSeJSthf,ebikde -^envan 'tgebea S _?d! Sf °nderzocht en heb bevonden dat *_, na de lofprijzing van God den Allerhoogste, grover nader, niets behelzen dan zsgen;r e? vr h?"« i»»rii.k,dieopdV end?nP K- -olfDde wereld betrekking hebben wo.en'ÏF uBu,ten aUea die in ha9r R«k voor Llt M°ha'™eds volgelingen. De bede -fkènri eD--aar onderda°en bevat niets dat ziia h.f ♦VerdleDtl.Daar onze w«*. «ooals wu en h.,? tofwe,nschen zegepraal van hatr ParaS L(Val G°d) °f aan 't der ,i T bevr»ding 'an het Hellevuur (zondL T P*f* bekeering). Zijn beantwoording van de door hemzelf gestelde vragen is sS_ w? SLn/e_cd niet te hkea-Taeu ia den Gol «,, °d'Lde voortaQd vaa den Gezant wond ™erd g?broken en zjjn edel gelaat gewantV hlj: *° God> '«geef mijn volk, Je Lil We en ™et wat z« doen," walrbij hij ïüizSn Tg!,Qoreisjiten °p 'to°K had.ter!l tS d™ Tdi>?ergeef' de bede insloot dat -SodaTfi^^^^ten geleid worden, hem in ril,-a .n ver«even wat zij met baïden t 2Ü5 T W"*»» gedaaD sche vnlt r g.eieerden v»n het MohammedaangeW?* w. D te« opzichte van den on»-k (_.5_.„,hnn!,an geUerd : het is betu gT lu er^'i81 gij h6m UW deel__*__»i__« gestorven s f ?° Van z«n betrekkingen UW aS ni'd°0i'te ZCggen: >God vermindere en w Lïf'ma?,r^.ake veel «" bezittingen genal d„,h ?'" DU toch klinkt hem aan. bepruevin^ t! I u egen' maar kls een heSt Vnw £ b,?.Bchouwen, daar God gezegd schrijft in-drS g" _De lmsmas-3 a'rani sen om rent ,ltTmeda_ansche verbintenis* Ons vanwege _eneLZaktDn V Vo,gende : tenis op«ele_dF „_f - Zant Gods da verbin-Ullen wensch'enf n*cVhZ°Dge,ooVige heU eerbiedige uitdrukking ♦ ..aan«Pr<*en in wetttge nood-akelS / teM_a ,n geval Tan eecige K._-___rJïï eid' zonder d«t ons hart 'erv;igf:^Shhe,iacvhooru T koestrt-En •aerkingen te maJn J- '-P iemaDd aan«erbiedL hoor? tnïï* T oDB«l°«>'fee oordeel o„_!_„t to^Preken, maar schort uw vF;SoreUicht he,eft bijd.arvooreen d»t hij hem^l n . ,Dg' ZOOa,S Vrees Toor kwaad *_Q verrm»-- i Dnen doeD in Z«D Persoon of van deniT"'01 wel boop hem den bekenners oen aof den Islam zelf toegenegen de Mosii n" "Verontschuldigt uw broeders cbrist«n ' Want z« bebben de Joden en dezen h*Leerst geëerd, nadat de overheid lastiDtron, aangehaald en tot bankiers, be- Üed^n ï , gers en re».hters over ooze koopsteld óver den en BJeichs hadden aangeonivanc,,, %*s wat zij van allerlei zaken d>e voor worden bijv. de koopwaren, Btrand nee60 \*D °nS bestemd zyn, op het in ontvan/t6 en de e*geDaar kan ze niet kotct en fu nemea, voor dat de ambtenaar aan nen T>m afgeeft- on-e gehoorzaamheid n • gebruik van vriendelijke woor-
') Seyid Qlh ▼ele jaren in j>!?,an.is een ««leerde Arabier sedert schuiJene mee^ gevestigd en bekend door verook door ziin «""dsoienstige geschriftenen vooral ba (|jreek) i» a*Uasvan Hadhramaut. Zijn chotvan Ned.-fndie ler?ie'f)en dag in meert alle moskeen zoowel aan de•,eU"l?espro,'el,• **e groote beteekenis Salim al-Mehdhar re(^e a'B aan de ver(fediging van beide mannen aU nechteu •'-* in d«n ranB der •a .lus behoorend?,St*mme,ingen va" den Profee' •del, wier gezae • tot (ien ilosliir.schen aantastbaar is l)„,lDc,ae °°gen der geloovigen onf>■ geliefde. 'SevTri® rïlyidB dw&eu den t,tel habib ** ridder van d__*?iJ,BUn is onlanes aoor H- *■ "•» «»» N«a_riaMchen Leeuw benoemd. den jegens hen, is in werkelijkheid slechts beleefdheid jegens de overheid die hen heeft aangesteld. Ken uw tijd, mijn broeder ! Ik schreef eeas aan een Joodsch ambtenaar en gebruikte dez ? woorden : »en ik bid God den Allerhoogste dat Hij u in 't Paradijs doe ingaan, zonder voorafgaande straf.'' Een wetgeleerde keurde dit van mij af, doch een ander verdedigde mij zeer juist met de opmerking, dat de Jood het Paradijs niet kon ingaan, tenzij hij eerst Moslim zou zyn geworden. Wij hadden uimeiijk de voorwaarde voor het ingaan in bet Paradijs, de bekeering tot den Islam, onderdrukt om hem niet te ontstem* men. Inderdaad, als wij tot hem, terwijl hij zijn ongeloof nog lief had, gezegd hadden: •moge God u Moslim doen worden" zou dat hem e enzaer beleedigd hebben, als men ons bele-digen zou door den wensch : .moge God u als Jood laten sterven". God de Allerhoogste heeft gezegd : -wij hebben de handelingen van elk volk schoon in hun eigen oogen gemaakt." Al-Qosjeiri verhaalt iets dergelijks van Ma'reef al«Karchi. Een gezelschap voer hem voorbij op den Tigris bij Bagdad in een boot met spel en mu?iek en wyn dien zij dronken. De menschen zeiden: roep God tegen hen aan (vervloek hen), daar zy openlijk doen wat God de Allerhoogste verboden heeft. Ma'roef sprak: breidt dan uw handen uit ca zegt mij na: »o God, gelyk Gij hen in deze wereld blijde hebt gemaakt, maak hen alzoo blijde in het leven hiernamaals.'* De menschen riepen: wij hebben u verzocht hen te vervloeken. Hij antwoordde: de Gezant Gods, als hem gevraagd werd iemand te vloeken, deed steeds het tegendeel en bad hem zegen toe. God zal dezen geen blijdschap geven in het volgend leven, tenzij zij zich in deze wereld bekeeren.Let op hoe Ma'roef de Godgevallige in zijn woorden den wensch der bekeering stilzwijgend insloot. Tot zoover as- Sja' rani. De overlevering zegt dat toen de Gezant Gods zyn brief aan Heraclius had gezonden en deze dien niet verscheurd had zooals de Ghosroëj, hij sprak : »God zegen de Banoe 'UAcfar," niet -God erbarme zich over hen. Dit is niet in strijd met zyn vervloeking van de ergste ongeloovigen der Qoreisj, daar op hun bekeering geen hoop meer was, met zijn woorden : »o God, dien en dien grijp aan I o God, zend tegen hen een verscheurend dier zooab 't verscheurend dier van Josei", zooals welbekend is uit de boeken der overlevering. Maarin zijn voorkomend"eid jegens ongeloovige Qoreisjiten op den dag van Hodeibia, toen zij hem verhinderden den pelgrimstocht te doen, zijn toegeven bij het verdrag en -ij o terugkeer, uit vrees dat den nog in Mekka vertoevenden Moslims leed mocht wederv ■- ren in lijf en goed, is voldoend; steun voor hetgeen onze Seyid heeft gedaan. Het bock »De lamp der Koningen" bevat de volgende nuttige opmerking: Een wijs mm liaeft ge zegd: het past den verstandige de menschen vao zijnen tijd met vriendelijke voorkomend* heid te bejegenen, zooals men wilde dieren tracht te sussen, want vriendelijkheid is fijn beleid, dat nut aanbrengt en schade afweert en dal noch vorst noch onderdaan kan ontberen. Niemand onthoudt er zich van, of alle onaangenaamheden worden zijn d el. In het bock Fath al-Mo'ien lezen wij : »het krommen vau den rug is afkeurenswaardig, velen zeggen zelfs verbodeu". Maar dan volgt: »doch voorgeschreven is op te st:an voor ieder man van onderscheiding zooals door vroomheid,wetenschap, afkomst, goed bestuur''.waar bij Ibn Abd-as-Salam nog voegt »of voor hem van wien men iets goeds hoopt of iets kwaads vreest, al ware het een ongeloovige". Welnu, tegenwoordig is de heerschappij der Christenen algemeen en groot, zij hebben zich meester gemaakt van de meeste linden van den Islam, van het Oosten tot het uiteiste Westen, en niemtnd ka ia zijn preeken of Koranlezingen oalaten voor hen het goede af te smeeken als hij de wo rden bezigt »en voor onze overheden wa onslegei", daar die o erheden Christenen zijn.
-Zooals wij reeds vermeld hebben begint deze Geliefde met God te loven en te prijzen voor de weid dei die de Islam in dia streken geniet, daar deze daar openlijk en vrij optreedt met al zijn plechtigheden eo voor schriften, zooalsgebed,armenbelastbg, v.sten, pelgrimtocht, go-d onderhouden bedehuizen vrijdagdienst en bijeenkomst der gemeente, gebtdsroep, huwelijk, erfrecht odz., t*r*yl toch de macht en heerschappij geheel aao hen is en tij dat alles kunnen beletten, zoo als dat gebeurd is in de streek van Bali te Bender Ampenan (op Lombok). Ver s het van dezen Gelieide, dat zijn gebed, hetwelk me > afkeurt, den wensch zou kunnen insluiten, dat God de zaak der ODgeloovigen tot b .venliggende, de Zijne tot onderliggende zou maken, of hun godsdienst zou don zegepralen over de Mohamnuedaansche, of hun de macht zou geven de Moslims in goed of bloed te schaden, of wel anlere wenschen die de Verheven Wet verbiedt. Men moet het verklaren als een poging om hen door vriendelijkheid welwillend le stemmen om redenen van nuttigheid, die d>» > Moslims tot voordeel komen. Degeleerde schrijvers hebben gezegd : de groodbegiaselen van de Verheven Wet spreken duidelijk uit dat men het nuttige moet zien te verkrijgen, het schadelijke afweren. Hjj die de verstolen blikken kent ca wat de gemoederen verbergen weet wat in het binnenste zijner dienaren is eu bevroedt hun geheimen. Wien God geen licht schenkt, die heeft geen licht en daarom is degene die hem berispt te verontschuldigen. Hoevelen zijn er die een juist woord laken, d ar hun verstand ziek is I Het kranke oog vindt het zonnelicht onaangenaam en de mond van den zieke vindt de smaak van het water leelijk. »Het bovenstaande is voldoende als waardeeiing. God is het die bijstaat tot het vinden van wat juist is. Ik ben niet de geschik te man voor de hulp die van hier uitgiat voor dezen Geliefde. Maar God spreekt de waar* heid en Hjj leidt op den rechten weg, en het betaamt mij over God niets dan de waarheid te zeggen. Niemand zal dit bewijs ontkennen dan hij die voor geen bewijs vitbaar is. God is alwetend en alwijs. De samensteller en schrijver is de nederige dienaar des Allerhoogsten Salim ibn Ahmed ibn AU ibn Omar al-Mehdhar, God vergeve hem. Amen.
: wij moeten hier nog iejs tot prijzing van dezen zeergeleerden Geliefde bijvoegen. God de Allerhoogste zegt -prijsl uzelf niet. lljj weet wie godvruchtig is". Welnu, de Gezant Gods heeft gezegd: -de geleerden van mijn volk zyn als de profeten der kinderen Isr'aëls", en ook: »de geleer den zijn de erfgenamen der profeten en de profeten spreken niet uit wereldsche beweegredenen". Onze heer al-Hadd-d heeftin zjjn op ta rijmend gedicht ter verheerlijking van de heilige familie gezegd : De familie vac den Gezant Gods is een gereinigd huis; liefdeen genegenheid voor hen is ons voorgeschreven ; z|j zijn de dragers v»n het geheim na het verscheiden van den Profeet en zijn erfgenamen [o, wit een heerlijke erfenis I], de leidsterren tot den rechten weg, de bezitters van alle voortreffelijkheden en alle mildheid. In elke zaak van vertrouwen handelen z\j schoon. Die billijk is erkent dit; die onbillijk is, zondigt en schept uit de zee der dwaling. Als de stofwolk optrekt onderscheidt men het paard van den ezel. God schept cc kiast wat Hij wil. — God beware dat deze Geliefde onder verdenking zou etaan, of dat hem eenig verkeerd woord of eenige berispelijke handeliog zou toegeschreven worden 1 Zij |de afstammelingen vanden Profeet] zijn onschuldig verklaard aan hetgeen zij [de kwaadsprekers] zeggen ; hun is vergiffenis eo heerlijke belooning. Zoudt gij hem voor gering achten en bij God is hij yroot ? Er is gezegd, 't zij in een heilige overlevering, 't zij ia een spreekwoord : »wees voorkomend jegens hen terwijl gil in bun huis vertoeft opdat hun emmers [hun goede gaverj] u bereiken". Hoeveel te meer, als men hun buurman en beschermeling is, die met hen omgaat en met hen samenwoont, niet uit hun lanl kan wegreizen en onmachtig is hen te bestrijden ot zelfs huu op de vingers ta tikken. Zij [onze geloofsgenooten] hebben in dit land hun bezittingen en hun woonplaats, en minder dan betoon van vriendelijkheid kunnen zij Diet, laat staan dan centgen stryd om voorrang. Als de tegenwoordige tijd niet zoo benauwd, het levensonderhoud niet zoo krap, de omstandigheden niet zoo bedroevend waren, vanwege burgeroorlog, haat, vrees en gebrek dan zou ik hierover uitweiden en het papier door de pen laten zwarten met al wat in de boeken staat en wat ik in mijn hoofd heb. Maar het beste woord is wat kort en duidelijk is. Nesjwan de ilimjniet heeft gezegd: .de beste kennis is die het best bewijst en die de minste moeite geeft bij 't onthouden en 't opschrijven". En ook : is zoo nuttig voor den man als kennis, die hem de beste kennis verschaft en de geschiktste om de ziekte des gemoeds te genezen, en die daarbij kortheid aan volledigheid eu doeltreffendheid paart". Hiermede is oas hulpschrift voltooid. Het einde der godvree-enden is bet huis des eeuwigen verblijfs, dat der ongeloovigen het helsche vuur. De oor chtvaardigen hebben geen helpers. God 's onze toeverlaat en heerlijk is. Hij als verzorger onzer belangen I De schrijver is de bovengenoemde"-
Prof. De Goeje voegt aan dezen brief het volgende naschrift toe: *De familie al-Mehdhar, waartoe de schrijver dezer apologie behoort, uit Hadhramaut, het vaderland vsn Seyid Othman, afkomstig en evenals hjj aftammeode van Mohammeds kleinzoon al-Hosein, bewoont de stadHabban in Jemen. Dat ook hier, ver van het machtsgebied der Europeanen, vau gezaghebbende zyde een verzoenende houding jegens de ongeloovigen wordt aanbevolen, al is het alleen op nuttigheidsgronden, is m. i.een zeer belangrijk feit. Gelijk men weet, heeft Seyid Othman zijn geloofsgenooten in Nederlandsch- Indië steeds door voorbeell en geschriften aangespoord, de Nederlandsche Regeering, die hun vrije godsdienstoefening toelaat en hen en hun bezittingen beschermt, hun erkentelijkheid daarvoor te toonen door goede onderdanen te zijn en alle pogingen om tot verzet aan te sporen tegen te werken. Voor hem is deze steun natuurlijk zeer welkom. Doch ook voor ons is die niet zonder betee kenis. De verdedigiDg vin den Seyid door Salim el-Mehdhar zal, hopen wij, een krachtig tegengift zijn tegen de opruiende stukken van het Turksche blad de Maclumat.