[Slot van het redactioneele gedeelte.~] Gedurende 12 jaaf was abbé Duval de prooi van verschrikkelijke kwellingen, welker hevigheid slechts ingezien kan worden door hen. die voorheen ook aan dergelijke pijnen reeds bloot stonden. Een hevige doofheid overviel hem, terwijl geweldige oorsuizingen hem voortdurend plaagden. Ten slotte, na ongeveer allerlei middelen zonder eenig succes geprobeerd te hebben, slaagde hij er in volkomen van zijne pijnen en kwellingen genezen te worden en dat zelfs in 2 maanden tijds en wel door het gebruik maken van een zóó eenvoudig en weinig kostbaar middel, dat hij zich dankbaar gestemd voelt aan alle personen die hem om nadere inlichtingen betreffende zijn geneeswijze verzoeken, uitvoerige gegevens te verstrekken, tt Abt DL VAL, M sX P V ebtëïïnrÏEgt, -. ,__ _.. . _____B___Hh____ni--K-_./v_:?- - STEEDS VOORRADIG DB O_.lGlN__.__ Mauser Vuurwapens. immusilie worü: Enkel- en Dubbelloops Jachtgeweren, Flobertgeweren (Automat Repeteer) alle soorten Autom. Repeteer-Pi_tolen, Revolvers en ammumitie MerToor. Steeds het Nieuwste tr Beste op het gebied ras OORLOOS- en JACHTWAPENS, en hunne BENOODIGDHEDEN. NIEDERRR & Co., Batavia. 27 H. ERNST. FOTOGRAAF. BINDJEY-LANGKAT. Panorama's, landschappen, groepen, interieurs, encadrementen. PRENTBRIEFKAARTEN. 10 Telefoon: Bindjey No. 49 De Dcli Slachterij MEDAN. Telefoon No. 264. Slachterij en Handel in Vee. Speciaal adres voor de levering van opgemaakte stukken, zoowel ossenals kalfsvleesoh, op Europeesche wijze Van af heden verkrijgbaar. Machinaal uitgesneden vleeschwaren als: HAM, ROOKVLEESCH, CERVELAATWORST en diverse soorten TAFELWORST van de van ouds bekende firma ter MARSCH & Co. te Rotterdam. Beleefd aanbevelend J. C. MANN. 76
De Sumatra post
- 21-05-1912
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Sumatra post
- Datum
- 21-05-1912
- Editie
- Dag
- Uitgever
- J. Hallermann
- Plaats van uitgave
- Medan
- PPN
- 045042624
- Verschijningsperiode
- 1889-1942
- Periode gedigitaliseerd
- 1898-1942
- Verspreidingsgebied
- Nederlands-Indië / Indonesië
- Herkomst
- KB 1634 B1
- Nummer
- 128
- Jaargang
- 14
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Advertentie
Advertentie
B,EGE_TWAA_t_TEMI_TGE_T over de maand April 1012, 3lj Aantal 3H" Aantal ONDERNEMING. _ f, ONDERNEMING. g § a m.M.
Advertentie
Automobielvertmurderij van Hotel de Boer 25 Telefoon No. 258 en 90.
In de Hollandsche mijnen.
Ben medewerker van de //Tel* is in Zd. Limburg eens 'n kijkje gaan nemen in één var. .ie zes Limburgsche mijnen en vertelt daar o. m. het volgende van in een feuilleton: Eerst kwam de omwisseling van in mijnwerker, zoo verhaalt hij dan. In een van de opzichterskamertjes, waar kasten voor de kleeren, plus bad, zich bevinden, moest ik een gekleurd hemd, een zwart vest, een paar sokken met zware mijnseboeuen, en een blauw werkpak aantrekken, en ren das om den hals knoopen. Dau een zwarte jockeys pet op, een klein pikhouweel met het ijzer in de hand, om met den stok op den grond te kannen steunen, en ten slotte met één van de oplichters een benzine mijnlampje gehaald. Zs zijn toch wel bekend, die koperen vsiligheidslampjes, die men aan een haak in- de hand draagt. Daar sta-je als psendo-mijawerker, 't Houweel in de eene hand, de brandende lamp in de andere, in 't blauwe werkmansgoed, de das los om den hals ffGlück auf" naar de schacht! Uit de lente-wereld waren we gekomen, waar de boomen oversluierd stonden met witte bloesem, en bottend groen Daar staan we voor de drie liften, die voeren naar de twee-honderd meter diepe mijn. De drie liften gaan onafgebroken op en neer en telkens worden van twee van die liften de volle wagens uit twee van de vier boven elkaaT zijnde kooien gehaald.
Dan wordt er vier keer gebeld.... kruipen wij, in elkaar gedoken, in de lage open kooi en.... „Glück auf!".... daar zakt de lift, met een snelheid van vijf meter per seconde, de aarde twee honderd meter in. 't Geeft zoon vreemd, benauwend gevoel, van in 't niet te zinken, héél lang en toen schokt de adem als de lift stilstaat. Daar staan we dan.... hier in den grond, waar slechts één groet bestaat, voor Rus, Italiaan en Hollander: „Glück auf!" Hier bij de lift is nog een electrisch licht, maar we gaan al de mijngangen in, spaarzaam verlicht. We gaan eerst naar de pompenkamer?, ook op de tweehonderd.meter-verdieping, lang 38 meter, zes meter breed. Daar staan de kolossale pompen, die dienen moeten om het mijnwater op te zuigen en omhoog te persen, en ze kunnen elke minuut van 3700—4000 Liter water verwerken, als het moet. Beneden wordt niet gestookt, doch de stoom, die ze drijft, komt door dikke buizen van het aardoppervlak. „G'ück auf, meine Herren 1", zoo begroet ons de machinist er. dan gaan we uit de lange ruimte, waar boven de deur een crucifix hangt, naar de reservemachine, die werken kan als er te veel water in de mijn komt.
Onze weg gaat nu de 1800 Meter lange hoofdgalerij in waar eeuwige duisternis heerscht. De wanden zijn dicht om ons, naast 0n5.... terTrjjl op regelmatige afstanden de stuthouten staan, waar de dwarsstukken op rusten. De lampen, die bengelend, aan de haken, een rossig licht verspreiden, laten twee sporen zien, voor de mijnwagens, op den drassigen, zwarten grond en verder alleen maar et, ruwbebakte grijze rots.
Daar achter is de duisternis, in den langen gang, daar voor ons, is de duisternis .... en de eerste opwelling is, om met beide armen den grond daarboven omhoog te duwen om weer frissche lucht, weer licht te hebben. Maar dat is 't onmogelijke .... Daar komt, met de wielen zwak ratelend, een sleep volgeladen mijnwagentjes aan. Men boort het geluid, en ziet het dwalende mijnlichtje. Een jongensstern zet met een langgerekt hop, het paard aan en dan breekt in 't half licht de forsche romp van 'n groot mijnpaard naar voren, die de geheele nauwe gang schijnt te vullen. Wij duwen ons tegen den wand, en daar gaat 't paard . . . dat nooit meer het daglicht ziet, zoolang het gezond en sterk blijft. „Hóp, hop," roept de jongen en spieren spannend, gaat het paard voorbij; over de wissels met zenuwachtig getrap vau de glippende hoeven en een strekkend schrap-zetten van de achterpooten. Daar komen weer gloeiende puntjes van mijnlampjes aan en weer ratelen de mijnwagens vcorbijj terwijl de jFührera" telkens met een „G!ück auf" groeten en teruggegroet worden.
In de mijngangen blijkt niet alle leven uitgestorven, want kleine mugjes dansen af en toe om do mijnlampen. Trouwens, versche lucht is er genoeg, want de buisgeleidingen, die door middel van iujtctors het water uit de mijnen halen, hebben hier en daar bydraulischbewegende ventilatoren, terwijl de gangen op diverse plaatsen door deuren afgesloten zija om den luchttoevoer niet door tocht in wanorde tt brenßen. De gangen onderling aijn weer dooi kleine gangen verbooden om de luchtcirculatie inoarelrik te maken.
We zij_ eindelijk in de kolenlaag gekomen en daar liggen een paar mannen ep deknirëa, de houweelen in het glinsterende kool drijvend. De kleine mijnlampjes belichten rossig de van koolstof zwarte gezichten, terwijl er èèa is die, 't bovenlijf naakt, het houweel zwaait. „GHick auf'. We zijn op de plaats waar Meunier de modellen vond voor ziju grootsche mijnwerkersfiguren : de mijn.
We gaan weer verder. De lamp in de hand, met het onderbind van het houweel regelmatig op den grond steunend, de donkere sang in. De kolen -ittcn hier niet dik, slechts één meter, maar toch wordt de mijn twee meter hooguit, gehouwen en B—lo meter breed gemaakt. Die breedte gaat dan regelmatig weer verloren, doordat men in de gang de stukken steen, die loskomen, opstapelt, om de mijngang te statte). De eigenlijke doorgang die dan overblijft, wordt gestut met, zooals wij reeds zeiden, zwa re stukken hout, waarop dwarsbalken. Op som mige plaatsen waar de hangendo grond solied is, staan die stutten op ruim een meter afstand, doch er zijn gevaarlijke plaatsen waar er tot vijftien over dezelfde oppervlakte gebruikt moeten worden.
We zijn in een stuk mijn gekomen, waar een drietal mijnwerkers bezig zijn de gang, die daar eindigt, verder te houwen, 't Is hier een soort spelonk, heel laag, waar achter-in nog water staat, dat de injector weg moet zuigen.. Hier wordt, op een nieuwcrwetsche maaier, met ijzer gestut, n. 1. door uitdraaibare ijzeren stutten, waarop rails.
De man ten ligger, gestrekt in de mijnen, èèi der armen bloot, met bij zich de mijnlampjes, waarvan er een aan de zoldering hangt. Ze zijn zwart als roet, die mannen, onafgebroken hakkend de puntige houweelen in de evenglinsterende kool, zoodat er groote brokken omisag ploffen met een geruisen, van kleine stukjös meekomende kool er achter aan.
De kool zit te vast, er moet geschoten worden. Dus zal er buskruit in de kolenlaag gebracht worden, waartoe men lange, ijzeren boren heeft van twee meter lengte, die een gat van een paar duim diameter boren.
De boor wordt op de kool gezet, èèn zet zich schrap tegen 't uiteinde, dat van een ijzeren plaat is voorzien en waar de rug inpast en waardoor men dus kracht kan zetten en de ander met de bloote, vuile armen, draait met beiden handen het handvat rond. Knarsend gaat de boor de koollaag in, terwijl de man die duwt, de handen boven het hoofd tegen de zoldering gezet, met korte ademstooten kracht zet. De ander the draait, ligt op de knieën en de zware spieren van biceps en hals zetten op bij 't schokkende bewegen. Zwijgend gaat dat alles, tot ze afgemat omwisselen er
de groote mijnwerker 't bovenlichaam tegen de zoldering duwt, #de naakte armen er lan. s gestrekt, de handen om de ijzeren binten ge kromd. Telkens gaat de boor uit het gat, occ het geboorde gruis er uit te gooien en eindelijk, na een tien minuten, is men klaar.
Het geco ir primeerde buskruit, in cylinder vormige, doorboorde rolletjes, ligt al klaarseen half kilo in 't geheel en stuk voor stuk worden de cylinders dan in 't gat geduwd ei aangestampt met een koperen stang — ijzer zou gevaar voor ontbranding opleveren door d* wrijving. Is 't schot vast genoeg aangestampt, dan komt de laatste cylinder waar het loni doorgestoken is, er in en wordt het tenslotts nog bezet met leem.... Het lont wordt afgesneden en de veiligheidslontsfstek'r er op gezet... afgetrokken en wij nemen onze lampen on houweelen op om een eind in de gang ons terug te trekken, voor mogelijk gevaar. Daar wachten we.... tot het brandend lont het kruit bereikt zal hebben, en ik kan niet anders zeggen, dan dat ik in spanning op den knal wacht ir. de donkere gacg..., E^n minuut zal het duren, maar het lijkt een eeuwigheid. Eindelijk komt de knal, een doffe, gedempte knal, terwijl de lucht even legen ons aanslaat en op de trommelvliezen drukt. Dan gaan we weer de spelonk binnen, waar nu een sterke boskruitlucht hangt, een blauwige walm en groote stu ken kool liggen voor de plaats van de ontploffing, terwijl de laag groote, zwarte scheuren vertoont. Het schot heeft prachtig gewerkt, een 6—7 wagons kolen kunnen nu weer wat gemakkelijker weggehakt worden.
Ook rie rots wordt als 't noodig is opgeblazen, doi h dat gebeurt meestal 's nachts en met dynamiet.
Terwijl we gebukt in de spelonk staan, val len een paar stukjes kool van de lage zoldering ai en ineens zijn de mijnwerkers er bij om te kijken of er soms gevaar voor instorten is. Maar de zoldering is gaaf en hard gebleven en gerust wordt voortgearbeid. De mijnwerkers gaan een boterham etei>, gezeten in een hoek van de gang en als de opzichter mij verder leidt naar een ander mijngedeelte, zegt èèa van de zwijgende mannen eensklaps: „No hat er olies goot geseen, hou wir botterhamen tressen ooch \"
We dwalen weer verder, steeds maar ver-* der. De eene donkere mijngang in, de andere uit, steengangen door naar andere lagen, soms opzij gaand voor sleepen volle of leege wagens met de snuivende paarden er voor. We komen langs èèn van de remhellingen, wa»r door middel van kabels zonder eind de volle wagens de leege omhoog sleureD, weer verder tot we komen aan de diep«_eerloopende Bchscht, die naar de drie honderd meter lange mijn voert, waar eventueel het water in kan loopen als er water in de mijn zich mocht storten. We gaan den gapenden zwarten afgrond in, haast tuimelend naar beneden en staan daa in den nacht dsar, waar onze lampjes de dunste laag uit de gansche mijn beschijnen van 36—40 c.M. dikte. En dan .... eindelijk, na twee en een half uur ondergrondsch verblijf in de aarde, gaan we weer in de liftkooi omhoog, naar de wereld der lente van het licht. „Glück Aut".
Uit 't Moederland. Audiëntie Inzake oneerlijke concurrentie. Nederland, 26 April.
De Minister van Justitie heeft onlangs aan de afgevaardigden der A. W. V. inzake de oneerlijke concurrentie een audiëntie verleend.
Ontvangen werden de heeren J. S. Meuwsen, Bern. J. Gorris, en G. Muller, als dagelijksch bestuur der Algemeene Winkeliersvereniging en mr. C. Frikkers, als rechtskundig adviseur der veroeniging.
Nadat de heer Meuwsen in den breede had uiteengezet, hoe zeer bet noodzakelijk was, dat wettelijke voorziening getroffen werd ter bestrijding van de oneerlijke concurrentie, antwoordde de Minister, dat Z. E. sympathiek gezind was voor de Middenstandsbeweging en dat Z. E. mede door die gezindheid gedreven, dan ook een wetsontwerp heeft ingediend tot wijziging van art. 1401 B."
Z. E. deelde voorts mede, dat de wetswijzigicg van art 1401 tot stand gekomen zou zijn en dat de Middenstandsbond zich de eer mocht toerekenen door zijn congressen en door zijn werken voor een goed deel de oorzaak te zijn geweest dat de Minister dat wetsontwerp heeft ingediend.
De Minister hoopte, dat althans in deze legislatieve periode, dus vóór den zomer van 1913, de behandeling in de Staten-Gener.al zon geschieden.
Op een vraag, door mr. Prikkers gedaan, hoe de Middenstand zon kunnen bevorderen dat de rechter verschillende specifieke gevallen van oneerlijke concurrentie, die de Middenstand wel gaarne specifiek zou hebben geregeld gezien, onder de algemeene bepaling zou brengen, antwoordde de Minister, dat hij niet anders kon doen, dan die algemeene wetsbepaling voorstellen en verdedigen, doch dat bij de openbare behandeling dikwijls zoowel van Èegeeringszijde als van de zijde der Kamers voorbeelden werden aangehaald, hetgeen dan later voor de uitlegging der wet waarde kan hebben, dat voort*, indien de vereeniging bepaalde desbetreffende wenschen heeft uit te spreken, zij zich ook (ot de volksvertegenwoordiging kon wenden.
De voorzitter bntoogde voorts met aanhaling van tal van voorbeelden, hoezeer de Middenstand behoefte heeft aan strafbepalingen, waarop de Minister antwoordde, dat men nu eerst de wetswijziging van art. 1401 diende af te wachten en dat een strafbepaling, omtrent oneerlijke concurrentie, de bezwaren met zich brengt verbondeis aan een partiëele wijziging van het strafwetboek, terwijl een algemeene herziening van het strafwetboek, waaronder dan ook de oneerlijke concurrentie zou vallen, zeer veel tiid zou kosten.
De Minister eindigde met een aansporing om thans af te wachten de behandeling van de wetswijziging van artikel 1401, waaronder, zoo betoogde Z. E., nogmaals veel gevallen zouden vallen, waarover de Middenstand thans met reden klaagde. Hetgeen daarna moet geschieden, wordt beter eerst dan overwogen.