In de jongste aflevering van het maandschrift „Hollandsch-ZJ.-Afrika", — werkende onder 't motto: „Het is ons minder om Nederland zelf te doen dan om Zd. Afrika", — vinden wij enkele beschouwingen nopens hetgeen in de onlangs beëindigde zittingsperiode van het Bondsparlement van Zuid-Afrika zooal in behandeling kwam.
Deze jongste zittingsperiode,—zoo liet bedoeld periodiek zich uit, — heeft lang niet alles gegeven wat men verwacht had, maar toch zija er in de ruim honderd vergaderingen, welke er gehouden werden, belangrijke wetsontwerpen tot stand gebracht.
Allereerst het ontwerp betreffende de verdediging, een lastige arbeid, waardoor aan generaal Smuts dan ook eer moet worden gebracht. De nieuwe regeling heeft niet alleen ten doel Zuid-Afrika tegen iederen vijand te beschermen, die het mocht bedreigen — van buiten of van binnen —, maar het wil ook mettertijd de bezetting door „rijks"troepen onnoodig maken. Op den bodem van dit ontwerp li*t de verbroedering der beide blanke rassen in ééa burgerweer. Om daartoe te komen, is te Bloemfontein een militaire school geopend, waarop 40 Boeren- en 40 Britsche kadetten zullen worden opgeleid voor den actieven dienst. Bij de opening sprak generaal S nuts een verzoenen! woord, er op wijzende, dat de inrichting geen mannen moest leveren voor bet rijksleger of voor de vroegere Boerenkorpsen, maar dat men, door de besten uit beide zijden samen te brengen, een Zuid-Afrikaansche strijdmacht in 't leven moest roepen.
De totstandkoming van het wetsontwerp, waarbij gewaakt wordt tegen de beroepsziekte van de mijnwerkers in de groeven van Witwaterrand — de mijnwerkers-tering —mag eveneens van beteekenis worden genoemd. Aan de maatschappijen wordt een bijdrage opgelegd, die op niet minder dan 800.000 pd. sterling wordt geschat en waartoe de staat voor 100.000 pd. sterling zal bijdragen. De uitkomsten van deze regeling zullen eerst in de toekomst te verwachten zijn.
Dan is er nog een regeling getroffen voor de irrigatie en een vestigingsplan, welk laatste ten doel heeft om aan blanken in de steden, die daar geen middel van bestaan hebhen, onder bepaalde voorwaarden land te verschaffen, waar zij zich kunnen vestigen, om met eenige hulp van den staat, zich een onafhankelijk bestaan te verschaffen. Ook voor degenen die zich vaa buiten in Zuid-Afrika komen vestigen, wilde men deze gunstige bepaling doen gelden, maar daartegen kwam verzet, wijl het 't eerst en 't meest te doen was om de des geloofs', in dien zin nl., om de mannen uit het eigen land en niet om die nit den vreemde. Willen die komen, goed; maar zij moeten zorgen, dat zij den kost kunnen verdienen en de handen uit de mouw kunnen steken.
Ook is natuurlijk weer da taalkwestie in dit zittingsjaar ter sprake gekomen. Ea ook dit keer is er zelfs weer heftig over gedebateerd. Volgens art. 137 van de grondwet der Zl. Atrikaansche Unie hebben zooals men weten kan, beide talen, zoowel 't Engelsch als Hollandsch, gelijke rechten in het ambtelijk leven. Volgens een ander artikel echter, kunnen ambtenaren, die reeds in dienst waren toen de wet in werking trad, niet worden ontslagen omdat zij een van beide talen niet kennen. Na werd door den minister president, generaal Botha, roorgesteld, de ambtenaren, die bij het in dienst treden bleken niet aan da eischen te kunnen voldoen, niet voor bevordering in aanmerking te doen komen, wanneer zij niet binnen vjjf jaar de kennis hadden verkregen die geëiac'at werd Oirer dit voorstel hieven de uaionis'en, de Engelsche partij, een groot geschreeuw aan en beschuldigden den president van niet mier of minder dam grondwetscheanis. Zulk eea kwestie kan alleen door eea scheidsgerecht of mat de wapens worden opgelost! riep eea heetgebakerd unionist. Desniettemin werd het voorstel aangenomaa. Da unionisten moesten toea tot hun nadeel bespeuren, dat het hoofiblad hunner partij, de »Cipe Times*, hen in den steak liet.
Ea toen kort daarna, bij een vacature, door de unionisten getracht werd, deze kwestie door verkiezing te doen beslissen, moesten zij tot hun schade en schande leeren, dit de kiezers het niet met hèa, maar met Botha oens waren. Zij verloren den zetel en hun vertegenwoordiging in het Parlement daalde van 39 op 38. De verhouding is nu: nationalisten f Hollanders) 66, unionisten 38, onafhankelijke Natallers 10, arbeiders 6, onafaankelijkea 1, te zamen 121 afgevaardigden.
Voorts valt er te vermelden, dat in de samenstelling van het huidige kab net eenige wijziging is gekomeo: Generaal Bjtha is minister-president gebleven, maar zonder portefeuille. De landbouwportefeuille, die hij tot dusver haJ, komt nu op Sauer, vroeger belast met spoorwegen en havens. Zjn portefeuille zal nu worden opgenomen door Barton, die zich tot dusver met de aangelegenheden der inboorlingen bezig hield, welke taak voortaan op generaal Hertog zal runen, die minister van justitie blijft: Generaal Snuts gaat van binnenlandsche zaken naar fi ïancien over, terwijl Fischer voor binnenlandsche zaken optreeat. ilala-i blijft met mijnwezen ca oaderwijs belast, De Graaff met post ca telegrafie en Leuchau met handel en nijverheid.
Men leide uit deze madedaelingaa niet af, dat het bij de Hollandsche partij in Zuid- Afrika alles couleur-de-rose is. Br ziju er althans onderscheidenen die dit niet inzien, niet erkennen, en die véél meer voor da „measaa van de et kolonie" zouten gelaaa willen zien.
't Is ecu moeilijk geval voor Botht en d.< zijnen, die bij alles dienen te letten op de eenheid des lands, terwijl zij aan de eene zij ia bloot staan aan de critiek vaa Eagelschen kaut en aan de andere zijde aau de verwijten van hun vrienden, die meauen dat er te weinig voor het Hollandsch sprekende deal wordt gedaan. Earst langzamarhaad zal hier vermoedelijk meer erkenning volgen.
i In verband met de taalkwestie, — waarvan vq hierboven kdrtelij k gewag maakterj, — nog een enkele opmerking, 't ts weer het jongste nummer van gHollandsch Zd.-Afrika", waarin wij daarover enkele interessante bizonderheden aantreffen van de hand van den heer S. F. N. Gie, die in de Unie werkzaam is als inspecteur van het onderwijs.
Hij wijst op het verblijdend en bemoedigend teeken dat in de groote Engelsche centra, waarin vroeger bijna geen Hollandsch onderwijs gegaven werd, onze taal thans met toenemenden ijver wordt gedoceerd. Niets wijst duidelijker, waarheen de stroom vloeit, dan juist dit, dat Aa Eagelsche ouders nu er op aandringen dat hun kind Hollandsch moet leeren.
» Vanwaar deza vooruitgang ?' vraagt hij en het antwoord luidt: g't Geheim ligt hierin, dat »die oft Kolonie" na een eeuw van Engelsche regaering ca Eagalsche.a iarload, nog een frissche en sterke echt-Afri kaansche kern bevat. Ik stip eeaige losse feiten aan ter opheldering hiervan. Oaza Hollanischa kerk, de bewaarster vaa onze taal iv hat verleden, staat nog vooraan in den taalstrijd. Da Taalbond, die reeds zooveel voor het Hollandsch ia Zaid-Afrika gedaan heeft, is een Koloniaal product, en oefeat hoe langer hoe meer invloed uit. De Hollandsch sprekende onderwijzers onder het Kaapsche Departement van Onderwijs zijn j-eor^aniseerd in het krachtige lichaam de Z. A. O. U., met zijn ünk maandbJ^-De fjaie". „Ik aoena J ook di Afrikaansch Christelijke Vrouweavereeniging, beter bekend als de A.C V. V., mat vijftig takken in alle deelen van de Kolonie, en een ledental van ongeveer vierduizend, waaraan do meesten huismoeders zijn. Hun leuze is: Voor Taal, Kerk en Volk", waaruit gezien kaa wordan, welk een belangrijke rol ze aan de taal toekennen in het werk dit ze zich ten doel gesteld hebben — de zedelijke en materieele verheffing en instandhoud ding van het Afrikaaasche volk. Door schoolp-'jjzan uit te loven, declamatie-wedstrijden op touw te zatten, mear Hollandsch op sctiool te eïschßU, ena. doen za zeer veal om het H)l--landsch onderwijs te bevorderen. Eenigen tijd geleien heeft het h.)jfibastaur van deze vereenig.ag zich naar dea Küpscien^adujinistrateur geweid mat hit verziek, elk jiar drie dames naar Holland ta zenden om tea beter vertrouwd te doan worian mat hat werken de bewaarscholen. Eiuwaet, de vroav krijgt gewoonlijk haar zin.
ff Dankt ein lelijk aaa het toaaameade getal Afrikaaascha studaateu, die uit de Kolonie naar Naierlaal komm. Dj Nid. Zaid-Afrik. Vereeaigiag heeft veel hiertoe bijgedragen ; maar het fait, dat da studeutsa in Nederland komen, bewijsc ook, dat we hoop habbaa voor de toekomst vaa ois volk ca oaza taal. Ik ben er zeker van, dat de gatallea aiat zullen afaeman, maar grooter zullen worden.
„la Jere student, die uitNeierlaad naar Zuid- Afrika teruggaat, wordt eaa ce itro.ua van invloed. Ik denk bijv. aan eea man zooals dr. W. A Joubert ca aai anderen, 't Hollandsche en 't Afrtkaaasch, ot liever het Afrikaansch- Hollandich, gaat vooruit, de Nederlandsche letterkunde zal meer beoafend worden, en de banden tusichea Nederland en Zuid-Afrika zullen daardoor hechter en sterker gemaakt worden.'