sjfn eh-Ver4. Uit Zuid-Amerika. •Hfljj; JANEIRO, 17 Dec. (Reuter.) De Kamer nam "* W 8-heime zitting het wetsontwerp aan op ■10liatjaPenini», waarvoor een bedrag van 75 millioen Brjp.*erd toegestaan, taft N°S-AYRES, 17 Dec. (Reuter.) De Kamer M«t on?164 49 tegen 13 stemmen in derde lezing *°rdt P"wet goedgekeurd, waarbij de Regeering !"M.e-Beniacritigd tot het besteden van 160 millioen *»d- s in papier voor de nieuwe bewapening, e Senaat bestaat uit 32 Turken, 4 Grieto s Armeniërs, 1 Wallach en 1 Bulgaar. Bc),e ministers van oorlog, marine, buitenland, liie *?ken, openbare werken, landbouw en per- Men de president van den ministerraad, n van den Senaat deel uit. v» Roosevelt in ongenade. V[tASHINGTONi, 16 Dec. (Reuter.) De Senaatbriatj Slo'en aan het «Committee on approhet !°ns« op te dragen Roosevelt's uitlating in (Ucl-PoJjgres, dat de geheime politie hare aanfle jl. «rende te wijden aan de handelingen vani Hien etl van het congre-, in bespreking te ne-B'*Pi>n voorstellell in te dienen omtrent de rW • welke de Senaat in zake deze bewejL*°u doen. H°o»e Barley noemde deze uitlating van tijto de grofste en lichtzinnigste beleedi- SqoL^ ooit een openbaar lichaam naar het iy Was geslingerd.
ty De inlijving van Bosnië. go!, ENEN, 16 Dec. (Reuter.) De Kamer be"'l.enr en "^ de '3era-ahslaging over de moties van) Prjp? j>. betrefiende de inlijving van Bbsnië. de,. Liechtenstein beval de dringendverklaring o, Wet tot annexatie van Bosnië aan, en zeide giD-i', dat een andere, minder vredelievende mo- Jpej_r .ti dan Oostenrijk voor dit besluit zeker ZOu hebben grmaakt van den toestann «isql^1 Rusland verkeerde tijdens» den Rusidl( "Jaran_cheti oorlog. Doch Oostenrijk liet P<»n nst'g oogenbiik voor de inlijving voorbijlova', w'jl het zich liet leiden hoor gevoelens van hel o?' en vriendschap voor Rusland. Volgens, tojjl^deel van alle sprekers is de eenige op- -van de annexatie-quaestie; de nationale Un^B'ug en het toekennen van zelfbestuur Servisch-Kroafische volk, en de ver- Öe f}"? van alle Zuid-Slavische volken onder j^nabsburgsche dynastie. orgen voortzetting. Oori, eventueel later ontvangen Telegrammen «,"" Laatste Berichten.)
"TELEGRAMMEN.". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
"De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
rij|/le* een der oudste, maar een der belangi..ste Duitsche muziektijdschriften is wel *°'e, Musik". . 'J zijn oprichting werd het blad met weinig dj Pat-hie begroet door de andere vakbladen, . 'n den nieuweling reeds aanstonds een vaarlijken mededinger duchtten. De wijze, arop het blad van den aanvang af werd . ted»geerd, rechtvaardigde die vrees volko- n> want de degelijke hoofdartikelen, door - ,etst bevoegde musici en kunstkenners gereven, verschaften het blad aanstonds een *** gezag. 't feit op zich zelf zou mij toch niet naar v Pen doen grijpen; wel echter een artikel, tj bomende in de tweede November-afleve- 8 (het blad verschijnt om de veertien dagen), i>. tot opschrift draagt: „Von Katholischer j. J^enmusik", geschreven door Johannes at*feld te Klein-Oschersleben. ten art'kel is zóó rijk aan frissche gedachen (je schrijver toont zich zóó belezen en Sta hoogte van den tegenwoordigen toe„...nd der Kerkmuziek in Duitschland, dat het SJ nuttig voorkomt, op den inhoud van dat &. * ook hier te lande de aandacht te vestigen t ,j * *e meer nog, omdat de meeningen van ka Scluiiver ook ten onzent van actueel be,B zijn en zij zich volkomen dekken met v.^ Pers°onlijke inzichten, zooals ik die e2er hier en daar heb gepubliceerd.
ty.. e schrijver is vol bewondering voor de p e voorschriften, vervat in het Motu lu°Prio van Paus Pius X. Vooral legt hij bekJruk °P het feit, dat Z. H. de Paus de ih p n'nS van het Gregoriaansch en van de Me ,a'estlina-stijl gecomponeerde muziek zoo ** aanbeveelt, dat 3n e Gregoriaansche muziek zegt hij, ho t,2'^ Dezi' "^er t-insten Blüte Duft einer sch entwickelten Kultur". De Palestiijn(j. Buiziek is volgens den schrijver in den fja s* der Kerk groot geworden en heeft ter/0111 recht °P de »liebevollste Pflege", die ste voor zoover het betreft werken, j,e. een „Ewigkeitswert" bezitten. Overigens _a en reeds Beethoven, Mendelssohn, Thi. > Wagner en Liszt voor dit muziekgenre gePleit. erv°igens komt de schrijver tot de moderne pror!^, en 'ot de zinsnede in het „Motu U, ."> welke in het origineel luidt: „La iv ch!Ca Piu moderna $ pure ammessa flj . 'esa> offrendo anch'essa composizione Qle bonté, serietè e gravita, che non sono per nulla indegne delle funzioni liturgiche". (1)
Ook met deze zinsnede is de schrijver zeer ingenomen. Hij zegt daarvan: -Men mag gerust beweren, dat de liturgische wetten, voor zoover zij in verband staan met de muziek, niets anders beteekenen dan de meest elementaire eischen ten opzichte van den stijl; wetten, die nog niemand heeft overtreden, zonder zich aan de kunst te vergrijpen."
Wanneer een componist een strijkquartet schrijft, zoo gaat de schrijver voort, verlangen wij van hem een reinen quartetstijl; zoo gauw hij orchestrale effecten te pas brengt, dan wordt hem zulks verweten.
Schrijft hij een muziekdrama, zoo verlangen wij dramatische muziek en eischen, dat hij de handeling niet door eindelooze lyrische ontboezemingen onderbreke, dat woord met zijne muziek in levendig contact sta, en wij keuren een drama af, dat niet aan deze voorwaarden voldoet, hoezeer ook vaak met leedwezen om de schoone muziek, die het bevat.
Dat zijn wetten, die in het wezen van het quartet zoowel als van het drama hun oorsprong vinden.
Nu is zeker een Mis, in muzikalen zin, een even scherp omlijnd begrip als een quartet of een drama. De artistieke voorschriften, waarnaar zij gecomponeerd moet worden, zullen dus logisch uit haar eigen innerlijkste wezen moeten ontspruiten; zoodra zij uit iets anders ontstaan en, als een eliquet, aan haar worden vastgehecht, kan er wel een iraai muziekstuk van komen, het werk als geheel is echter een aesthetische zonde, m. a. w. zooals het begrip muziekdrama grenzen stelt, die de scheppende kunstenaar niet mag overschrijden, zoo draagt ook het begrip Mi s zijn artistieke grenzen in zich zelf."
Zijn dat niet voortreffelijke gedachten, uitstekend gecommenteerd ? Me dunkt, daartegen valt niets in te brengen, en daarom is het goed, dat deze regelen onder de oogen komen van velen, vooral ook van nlet- Katholieken, die, onbekend met de motieven, waarop de Missen van Haydn, Mozart en Beethoven voor liturgisch gebruik zijn afgekeurd, aan de kerkelijke overheid bekrompenheid en gemis aan kunstgevoel verwijten wegens deze uitsluiting.
Ook de volgende zinsneden, waarmede de voorschriften van het Motu proprio aan de eischen der billijkheid worden getoetst, lijken mij vermeldenswaard.
„Het heilig Misoffer is de onbloedige vernieuwing van het hoogverheven lijdensdrama van Golgotha, de liturgisch-eucharistlsche verwezenlijking of herhaling der christelijke geheimen. De muziek staat in vereeniging met andere krachten in den dienst dezer geheimen en wordt daardoor hoog boven haar eigen invloed verheven en zulks nog te hooger, naarmate het haar gelukt den inhoud der heilige handeling beter uit te drukken.
Emancipeering echter beteekent voor haar onttroning, want dan wordt zij als storend aanhangsel een lastpost. Men mag de kerk maar niet beschouwen als een soort concertzaal.
Met het muziek-drama van Wagner is het juist zoo gesteld. Ook daar is de muziek volstrekt geen „doel op zich zelf", doch dient zij een hoogere idee.
Is het verkeerd, een muziek-diama uitsluitend van het standpunt eens toonkunstenaars te beoordeelen, evenzoo verkeerd is het zulks te doen met een Mis. De musicus, zonder meer, kan slechts beoordeelen of de muziek beantwoordt aan de wetten der logica en schoonheid, en zijn oordeel heeft slechts betrekking op de muziek als zoodanig. Voor de concertzaal kan zulks een onbestreden recht hebben; geheel anders is het, als het geldt het muzikale gedeelte eener Mis te beoordeelen als «en organisch onderdeel van een levend geheel. Wèl blijven de muzikale eischen in hun ganschen omvang bestaan, maar hunne aanwending wijzigt zich naar de wetten, die voor het geheel in acht moeten worden genomen."
Zelfs de strengste voorstander van zuivering der kerkmuziek zal, dunkt me, in Hatzfeld, na lezing van het bovenstaande, een zeer te waardeeren bondgenoot moeten zien.
In het tweede gedeelte van zijn 'opstel breekt de schrijver een lans voor eennieuwe kerkmuziek.
Men kan zijn beschouwingen vrijwel samenvatten in de volgende woorden: „Wat wij thans noodig hebben, is een echt moderne krachtige, karaktervolle kerkmuziekstijl; de mannen van de kunst hebben er evenzeer belang bij om ons daaraan te helpen als die der kerk".
De schrijver voert danaan.dat de uitwijzing van Missen van Haydn en Mozart aanleiding gaf tot de meening, als zouden üezs meesters uit de kerk verbannen zijn, omdat zij hunne Missen schreven met moderne middelen, „Deze Missen zijn onkerkelijk, dus is de
(1) De meer moderne muziek wordt in de kerk toegelaten, daar ook zij composities schenkt zóó goed, zóó statig en waardig, dat deze de liturgische handelingen geenszins onwaardig zijn.
moderne stijl voor de kerk niet geschikt. Terug dan maar naar de oude meesters 1" Zoo werd en wordt nog veelal geredeneerd.
Niets is echter minder waar. Zelfs Franz Wilt, de onvermoeide strijder voor een ware kerkmuziek en stichter van den Duitschen Caeciliënverein, klaagt: „De slimste vijand .van een ware kerkelijke toonkunst is het eenzijdige vooroordeel, dat men van weerskanten aantreft per excessurnen per defecturn; het oordeel van hen, die alleen Haj-dn's Missen kennen zonder het üregoriaansch en Palestrina, en dat van de anderen, die alleen het Gregoriaansch en Palestrina willen toelaten in de kerk."
Krachtig gaat de schrijver te keer tegen hen, die zich hardnekkig vastklampen aan de polyphonie der oude meesters en voor den dag komen-met de these: „Deze muziek en die, welke naar haar model is gecomponeerd, is alléén en uitsluitend kerkelijk".
Dan worden eenige namen aangehaald, o. a. Stehle, Mitterer, Tinel, Renner, Bonvin, Brosig, Filke, enz., welke allen er naar streven, het ideaal van een modernen katholieken kerkmuziekstijl, op den bodem van het Mo t u prop ri o, te bereiken.
Over den „Catalogus van den Caeciliënverein" is de schrijver het eens met Karl Weinmann, die in zijn „Geschichte der Kirchenmusik, (Kösel, Kempten)", blad 152 o. a. zegt: „Hij, die bij de keuze van kerkelijke compositiën uitsluitend dien catalogus raadpleegt, doet onrecht; want er zijn buitenden catalogus even zooveel belangrijke en waardige werken, als er in den catalogus compositiën staan, die op kunstwaarde geen aanspraak mogen maken."
Over een Te Deum van Max Filke heet het: „Dit Te Deum is een „Kultuistation" in de geschiedenis der moderne kerkmuziek Zij, die in elk chroma, in ieder verminderd of overmatig aceoord dadelijk zondige theaterlucht bespeuren, staan op verkeerd standpunt. Niet de middelen maken een compositie theatraal, maar de wijze, waarop zij worden aangewend."
De schrijver besluit zijn belangrijk artikel met de volgende schoone woorden van den vader des Duitschen „Caeciliënvereins", Fianz Witt: '--.Mm «mi»-.
„Moge spoedig het genie te voorschijn komen, dat, rekening houdend met de voorschriften der Kerk, maar tegelijk alle technische middelen en alle „Fortschritte" van den nieuwen tijd gebruikend, een nieuwe baan zal breken en het probleem zal oplossen: kerkmuziek te' scheppen, die beantwoordt aan onze behoeften en aan onzen tijd!"
Het zij mij vergund, na deze woorden af te schrijven, wat door mij in „Het Jaarboekje van Jos. Alberdingk Thym 1903" over dit onderwerp werd aangevoerd.
Het komt me voor, dat, behoudens misschien enkele uitzonderingen, de goede bedoelingen, waarmede deze compositiën (1) in de wereld zijn gezonden, hare kunstwaarde overtreffen en wel, omdat meestal gepoogd werd, den stijl der ouden te imiteeren. Dit nu, dunkt mij, is een groote fout. De muzikale uitdrukkingswijze heeft in verloop der eeuwen een groote wijziging ondergaan. Indien men zich thans wil meester maken van de compositietechniek der Ouden, dan is dit feitelijk een teruggrijpen naar vroegere toestanden, een negeeren van de evolutiën, die zich op ieder gebied, in alle tijden geopenbaard hebben en die men niet mag trachten tegen te houden, zonder reactionaire neigingen aan den dag te leggen.
In „Van onzen Tijd", 5e Jaargang, aflevering 10, schreef ik:
„Het is mijn vaste overtuiging: Indien onze kerkelijke toonkunst nog aan andere dan aan liturgische eischen, n.l. aan muzikale eischen wil voldoen, dan moet zij zich los maken van de heden ten dage droge en nuchtere behandeling, welke steunt op de compositietechniek van lang vervlogen dagen.
Een compositietechniek, die aan heerlijke kunstwerken het leven geschonken heeft, toen zij gebruikt werd door mannen, die haar wisten te bezielen met den warmen adem van hunnen echten kunstgeest; maar die niet anders dan doodsche dingen zal voortbrengen, wanneer zij slechts moet dienen om een zwakke nabootsing te leveren van de taal onzer oude groote meesters Moge de ure spoedig aanbreken, dat de kunstenaar, die onze heerlijk Gregoriaansche melodieën op moderne wijze bewerkt, zooals Palestrina dit op zijn wijze deed, die waardeering en aanmoediging vinde, zonder welke een vruchtbaar kunstgedijen onmogelijk is". Wanneer de lezer van deze beide citaten kennis genomen heeft, zal hij begrijpen» waarom ik met zooveel ingenomenheid gr ■ maak van Hatzfeld'. irt.iKe „Die Mu... . ANT. AVERKAMP.
(1) Bedoeld ' wórden de compositiën, die men hoofdzakelijk in den catalogus van den .Caecilienverein" aantreft.
"Amsterdam, 17 Dec. Een belangrijk tijdschrift-artikel over Kerkmuziek.". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
(PARTICULIERE CORRESPONDENTIE). 15 Dec. '08. Het Katholiek Congres te Rijssel. — De Fransche Kamerleden en hun parlementaire vergoedi g. Een bemoedigende uiting van katholieke herleving is het Katholieke Congres te Rijssel geweest. De beste redenaars van het land hebben daar het woord gevoerd, geleerde sociologen hebben het volk voorgelicht en het bisschoppelijk gezag van aartsbisschoppen en bisschoppen zette aan de vergaderingen een voornamen luister bij. Het zou ondoenlijk zijn, een overzicht te geven van al de redevoeringen, die op het Congres te Rijssel over katholieke belangen van velerlei aard zijn gehouden, en van de practische conclusies, waardoor aan de toekomstige actie richting zal worden gegeven. Maar ik mag toch niet de grootsche vergadering verzwijgen, waarmee het Congres besloten werd en die o. m. werd bijgewoond door Mgr De.amaire, Mgr Amette, Mgr Williez, Mgr Faucault, Mgr Dubois en meer dan zesduizend toehoorders.
De Revolutie is satanisch, — aan dat woord van Joseph de Maisire herinnerde in de slotvergadering de welsprekende katholieke advocaat Jacquier, die den aard van dat satanisme vooral op onderwijsgebied aantoonde. Want de school wordt als de groote stormram tegen de Kerk gebruikt, zij is voornamelijk' de verspreidster van het gif, waarmee het Fransche bloed bedorven wordt. Zeide Clemenceau niet, dat de hedendaagsche strijd om de beschaving geheel is verplaatst naar de school ? En bewijst het stijgend getal misdaden van jonge booswichten niet, dat het land naar den afgrond wordt gevoerd door de deur van het schoollokaal?
Daarom riep mr Jacquier alle Katholieken te wapen tegen het schoolgevaar, dubbel groot nu de Regeering de onderwijzers aan de gewone strafwet gaat onttrekken. Vereenigingen van huisvaders zijn of worden gevormd, om gestreng op de neutraliteit der school toe te zien en om de aanslagen van slechte onderwijzers en leerboeken op de kinderziel te weren. Mogen deze vereenigingen rusteloos werkzaam zijn en niet verslappen in de waakzaamheid van hun toezicht. Want zwaar zal de strijd vallen, en alleen door volharding kan hij gewonnen worden.
De aartsbisschop van Parijs wenschte hierna de K-tholieken van het Noorder departement geluk met het prachtige verloop van hun Congres, en betuigde hun met zijn bewondering zijn dankbaarheid voor de wilskracht, waarmee zij den strijd voor de idealen van Gód en zijn Kerk blijven voeren. Wij leven in een moeilijken tijd — zeide Mgr Amette — maar wij behoeven Goddank nog niet te wanhopen, zelfs zou het onverantwoordelijk zijn, ons aan een moedeloosheid over te geven, welke niet betaamt aan den Christen, die weet dat God onoverwinnelijk is. Zeker bestaat er geen reden om alle energie te laten varen en de zaak van het Katholicisme als verloren te beschouwen, nu de katholieke wereld nog dit jaar de drie groote triomfen zag van Lourdes, waar het halve eeuwfeest der verschijningen is gevierd, Londen, waar het eucharistisch Congres zijn glans van geloof over het Anglikaansche Engeland heeft gestraald, en Rome, waar Paus Pius X luisterrijk den vijftigsten verjaardag zijner priesterwijding herdacht.
Na Mgr Amette nam de aartsbisschop van Kamerrijk het woord, om de slotrede uit te spreken. Hij vatte in een overzicht de voornaamste werkzaamheden van het Congres samen, en spoorde in geestdriftige taal de Congressisten aan, om vast-aaneengesloten achter hun bisschoppen te schrijden, die op hun beurt den Paus volgen. Zoozeer was de vergadering onder den indruk der machtige rede van den welsprekenden Mgr. D lamaire dat zij onder enthousiaste gebaren „ja" antwoordde en „wij zullen u volgen" op de vragen, of de Katholieken van het Fransche Noorden steeds getrouw zouden blijven aan den H. Stoel, en met de leiding der geestelijkheid zouden instemmen.
Men weet hoezeer in het rotte parlementaire samenstel des lands ook de schatkist wordt beschouwd als „I'assiette au beurre". Duizenden ambtenaren staan onophoudelijk gereed om hun persoonlijk hapje te halen van de staatsruif, die de belastingbetalers geregeld moeten vullen; en hoe het antikerkelijke Gouvernement den buit van kloostergoederen, bisschoppelijke paleizen en seminariën weet te verdeelen om departementen en gemeenten zoet te houden, hebben de laatste jaren geleerd.
Ook de Kamerleden beschouwen hun baantje niet als een eerepost. Een zetel in het palais Bourbon beteekent een winstgevende betrekking, waarom het de moeite waard is te vechten in verkiezingscampagnes, sedert de radicaal-socialisten het parlementaire jaargeld op frs. 15.000 hebben bepaald. Gisteren heeft een eerlijk man nogeens een poging gewaagd, om de linkerzijde te overtuigen van het onbehoorlijke, dat gelegen is in het beschikken ten eigen bate over andermans beurs. Want anders deden de radicaal-socialisten niet, toen zij allereerst voor ziclr-zelven een goede portie uitlegden van de belastinggelden. Maar het was natuurlijk aan doovemans ooren kloppen, toen de nationalist Pugliesi Conti de noodzakelijkheid van een volksreferendum over zulk een maatregel bepleitte. En een wetsvoorstel van Archimbaud in dien geest kwam niet eens in behandeling. De voorzitter Brisson zeide, dat zulk een voorstel in strijd met de constitutie, daarentegen de verhooging van het parlementaire jaargeld overeenkomstig de wet was; de radicaal-socialist Louis Dumont praatte zoo, alsof geen mensch in het land zich om de verhooging bekommerde en de agitatie daartegen alleen van de rechterzijde uitging, Jaurès eindelijk riep, om toch een einde te maken aan dat gewauwel van ijverzuchtige nationalisten. Er werd even gesiemd, en — de zaak was uit. De zoon van Archimbaud, die in de tribune der oud-afgevaardigden zat, riep op dat oogenbiik: „Mijn zetel hebt gij gestolen en nu besteelt gij de schatkist. Gij zijt de doodgravers van de Republiek."
Dadelijk schoten Kamerbewaarders toe om Archimbaud aan de deur te zetten.
"BUITENLAND. UIT FRANKRIJK". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
Een nieuw modernistisch tijdschrift in Duitschland. In plaats van het verschijnende tijdschrift het „Zwanzigste Jahrhundert" zal, naar de .Augsburger Abendzeitung" mtldt, de hoofdredacteur van eerstgenoemd tijdschrift Dr Th. Engert, eenander, nieuw tijdschrift gaan uitgeven, hetwelk tot titel zal dragen: ,Das neue Jahrhundert, Organ der Deutochen Modernisten."
"GEMENGDE BERICHTEN.". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
Reuter seint ons, d.d. 14 December, uit Caracas : De bevolking van Caracas is heden tegen • Castro in opstand gekomen. De politie was niet bij machte, het woedende volk in bedwang te houden; de menigte rende als een stormwind door de straten van de stad en plunderde verschillende eigendommen. De leiders van het volk namen de beelden en schilderijen, die president Castro voorstellen, en die zich bevonden in de clubs en andere gebouwen, weg. Het volk verbrandde vervolgens de tropee op het Simon Bolivarplein. Men heeft hier den indruk, dat naar alle waarschijnlijkheid de heerschappij van Castro uit is. Betoogingen tegen Holland hadden niet plaats. Alle betoogingen richtten zich tegen Castro en den vice-president Gomez. Een later ontvangen Reutertelegram uit Caracas, gedateerd 16 December, luidt als volgt: Hier volgen nog een aantal bijzonderheden aangaande de ongeregeldheden te Caracas: Een volksmenigte, bestaande uit inwoners van de stad en het omliggende land, deed eerst een aanval op het gebouw van het loterijmonopolie, waar men de meubels en ander huisraad stuk brak en op straat wierp. Duizenden loterij-briefjes werden vernietigd. Daarna werden de bureaux van het blad „El Constitucion", welks uitgever Rivas is, totaal geplunderd. Een eveneens aan Rivas toebehoorende stoomwasscherij werd ook vernield. Daarna werden verschillende drogisterijen, toebehoorende aan Castro's schoonzoon Thielen en aan Mendoza, den vroegeren ministervan Financiën, die vooral gehaat is bij Castro's tegenstanders, onderstboven gehaald. De menigte verbrandde ook op het Bolivarplein de beeltenissen van den dictator en hakte uit en krabde door een aantal opschriften, die de deugden en de macht van den president verheerlijkten. De menigte was meester over de stad van vroeg in den morgen tot een uur na den middag, maar miste alle leiding. Daarna werden troepen gerequireerd. De vicepresident Gomez las een manifest voor aan de menigte, die daarop spoedig tot rust kwam en zich verspreidde. Bij het oproer voor de bureaux van de „Constitucion" kwamen verscheidene noodlottige ongevallen voor. Men heeft een strafrechtelijke actie ingesteld tegen Rivas en het personeel van zijn blad, die beschuldigd worden, de oorzaak te zijn van het oproer door het eerst met revolvers op de menigte te vuren. De uitgave van de „Constitucion" is gestaakt, waardoor Caracas op het oogenbiik eigenlijk geen blad heeft. Een aanzienlijke menigte beweegt zich nog in de straten en men verwacht nieuwe ongeregeldheden. Een Reuter-telegram uit Caracas, d.d. 16 December luidt: De ongeregeldheden van den 14den dezer hebben het noodzakelijk gemaakt, dat de krijgswet is afgekondigd, om het oproer en de plunderingen, die in de hoofdstad uitgebroken zijn op het bericht van de oorlogsbewegingen der Hollandsche vloot, te onderdrukken. De volksmenigte viel een aantal private eigendommen aan, voordat de autoriteiten meester konden worden van den toestand. Verscheidene personen zijn gevangen genomen; een werkelijk gevecht tusüchen het volken de politie heeft niet plaats; gehad; geen vreemdelingen zijn lastig gevallen. Gisteren begon de toestand weer norn.iaal te worden.
Indien een boer van oordeel is, dat hij een nabijliggend stuk land noodig heeft, dan is hij wel zoo leep zulks niet te openbaren. Behoort het aan een hofstede, waarvan d e! .enasr oud is en de boer weef, dat de erven tot een tweedrachtig en kijvig ras behooren, dan wacht hij >p den publieken Verkoop en schiet eensklaps als kooper te voorschijn. Vóór dien tijd zwijgt hij stil en zegt alleen: „Dit land komt naar mij toe".
Een dergelijken indruk krijgt men ook bij het lezen dezer berichten. Opmerkelijk is het, welk een uitwerking het wegnemen van een paar onnoozele scheepjes door de Hollanders op de Venezolanen gehad heeft. Zij vechten nu onderling, want ze beginnen te begrijpen, dit ze door hun „Restorador" bedrogen zijn. Het telegrafisch verhaal van den opstand te Caracas bewijst, dat „dit land naar ons toe-. komt", d. w. z- dat wij het zullen brengen tot waar we het hebben willen, als we nog maar wat geduldig zijn. Het wegblijven van de troepen tot na den middag, toen alles afgeloopen was, het niet vechten van de politie, het niet meer verschijnen van Casiro's orgaan, het manifest van Gomez, ziedaar eenige kenteekenen, dat er Venezolaansch wordt tewerk gegaan. Dat de toestand weer „normaal" is geworden, strijdt natuurlijk niet met de andere mededeeling, dat er weer nieuwe rustverstoringen worden verwacht en men kan ook gemakkelijk gissen, wat het beteekent, dat er de noodige leiders ontbraken.
Intusschen is de heer Castro met een zeer aanzienlijk door hem met regeeren verdiend kapitaal te Berlijnde held van den dag en bezoekt er oude vrienden. Den tweeden dag van zijn verblijf te Berlijn heeft hij doorgebracht in de prachtige zalen van het hotel „Esplanade". Hij ontving enkele personen in de ontvangsalon met de goudbronzen stoelen, at als gewoonlijk zeer goed en zeer veel en werd van half 4 tot half 5 onderzocht door prof. Israël. Te 7 uur 'savonds reed hij met zijn vrouw en zuster per automobiel naar het hotel „Adlon." Het toeval wilde, dat de Venezolaansche consul Bürther te Hamburg, die vele jaren in Venezuela heeft gewoond en met een Venezolaansche dame gehuwd is, daar zijn zilveren bruiloft vierde. De jubilaris is een oude kennis van Castro en deze nam dus deel aan het feest. Het consult scheen op zijn humeur niet ongunstig te hebben gewerkt, want hij hield een opgewekte toespraak tot de gasten. Een klein gezelschap van 9 personen was bijeen. De president was vroolijk en opgewekt; zijn lijfarts uit Venezuela echter keek somber. Want wederom at de president te veel. Een geheele rij van de duurste flesschen wijn liet hij aanrukken en drie uren lang bleef men aan tafel. Daarop bood de president der gastvrouw zijn arm en begaf het gezelschap zich naar den salom om de koffie te gebruiken.
Gister bleef Castro na den zilveren bruiloftsroes in zijn hotel en ontving daar den consul van Guatemala te Berlijn, den heer Abel en den consul te Stettin, den heer René. De echtgenoote van den president deed inkoopen in Berlijnsche winkels.
Dit gastreeren en paradeeren van den president, die naar men zegt in 10 jaar tijd een vermogen van 150 millioen heeft bijeengebracht, is meer dan ergerlijk en zal noodzakelijk ook te Caracas zijn uitwerking niet missen.
In den Algemeenen Nederlandschen Bond „Vrede door Recht" is in de jongste gehouden hoofdbestuursvergadering almede uitvoerig van gedachten gewisseld over de vraag, of er voor den Bond aanleiding bestaat in zake de moeilijkheden, waarin ons land met Venezuela is gewikkeld, stappen te doen bij de Regeering. Het hoofdbestuur heeft na discussie gemeend, dat er geen aanleiding bestaat om niet in te stemmen met het in de Nederlandsche Regeering door de Tweede Kamer gestelde vertrouwen en dat het niet op zijn weg ligt eenigen aandrang op de Regeering uit te oefenen. Hieruit volgt dat het hoofdbestuur, hoe vredelievend ook, weinig gevoelt voor het optreden in dezen van het pas gevormde „Comité voor vrede en overleg met Venezuela". Bij de bekende vredelievende neigingen van Regeering, pers en natie in de Venezuela-verwarring, komt zulk een comité het hoofdbestuur overbodig voor en diensvolgens in deze minder gewenscht.
De Fransche regeering heeft door bemiddeling van het „Havas"-agentschap een nota verspreid over haar betrekkingen tot Castro. Daarin wordt verklaard, dat de heer Gout volstrekt niet de opdracht had den president van Venezuela te gaan begroeten. De heer Gout is hem echter tegemoet gereisd en heeft hem dus toch begroet, zij het dan ook niet .officieel. Dit nu is volstrekt niet naar den zin 'van de „Temps". Hei blad verklaart niet te begrijpen, welk belang Frankrijk er bij had ;om den heer Castro te „polsen" omtrent zijn bedoelingen. Hem voorwaarden te stellen 'voor een onderhandeling, waartoe hij zich niet eens bereid had verklaard, was minstens genomen overbodig, wanneer die voorwaarden ; niets anders inhielden dan den raad de reserve in acht te nemen „die moet worden betracht door de gevolmachtigden van een mogendheid". En dat, zegt de „Temps", „was een stap, die nutteloos en derhalve nadeelig was." Aan de „New-York Herald" (Parijsche editie) wordt uit Washington geseind, dat het Amerikaansche departement van buitenlandsche zaken het zwijgen bewaart omtrent de Nederlandsche represaille-maatregelen tegen de 'regeering van president Castro. Officieus echter wordt medegedeeld, dat de regeering niet tusschenbeiden zal treden, dan wanneer het gebied vau Venezuela wordt bezet. Maar gewezen wordt >op het opmerkelijke feit, dat er zich geen Amerikaansche oorlogsschepen in de buurt van Venezuela bevinden.
Van de verdere berichten en commentaren der buitenlandsche bladen zij verder voor heden nog slechts aangestipt, dat er een soort vermoeden bestaat, als zou Castro ten slotte toch nog om Duitschland's bemiddeling verzoeken, maar ook dat Duitschland hiervoor wel niet te vinden zal zijn. Het uitspreken van dit vermoeden heeft de Berlrjn-che „Lokal Anzeiger" reeds geholpen aan een bericht uit Rotterdam, volgens hetwelk Nederland niet geneigd is die bemiddeling aan te nemen.
Dergelijke berichten zijn er natuurlijk meer. Zoo kon men b. v. gisterenavond in sommige Nederlandsche bladen uitgebreide telegrammen lezen uit Willemstad, die kennelijk niet langs een draad en ook niet zonder draad, maar eenvoudig te voorschijn zijn gebracht uiteen 'duim.
In een onderhoud met een redacteur van den „Lokal Anzeiger" — aldus luidt een heden door ons ontvangen Reuter-telegram — werd namens Castro door, den gezant van Venezuela verklaard: de president gelooft niet aan ;hetgeen de binden melden, dat Nederland agressief tegen Venezuela zaf optreden; want een oorlogsverklaring is niet gedaan, en de blokkade is niet afgekondigd, nog ingesteld. Het wegnemen van kleine Venezolaansche oorlogsschepen is een daad van zeeroof, die een beschaafden, verlichten Staat onwaardig is. Daarbij komt, dat zulk een optreden het sluiten van een overeenkomst zou bemoeilijken, die de Regeering van Venezuela door haar agenten heeft voorgesteld. Integendeel zal de geheele toestand daardoor veel ernstiger worden. Venezuela betaalt Holland 30 pCt. van de douane-inkomsten, doch zal die betaling onmiddellijk staken. In dien zin •heb ik ook aan de Regeering van Venezuela en aan het diplomatieke corps mededeelingen gedaan, en wacht thans op hun antwoord. Vermoedelijk is dit onderhoud niet juist weergegeven en heeft men ook hier te doen met een gefingeerd relaas van iemand, die niet weet, hoe de hark aan den steel zit. Wij ontvingen ook nog een bericht, waarin staat, dat de Venezolaansche gezant in hetzelfde onderhoud alle berichten omtrent een revolutie te Caracas voor pure verzinsels verklaart en voor praatjes, door de tegenstanders van Castro de weretd ingezonden. Intusschen weet men te Berlijn wel beter en seint de correspondent van het „Hdbld." aldaar uit absoluut betrouwbare bron, dat men ook daar de toename der revolutie vernomen heeft en het er voor houdt, dat de dagen van Castro's presidium geteld zijn. Prof. Israël verklaarde, volgens een Reuterbericht, dat er nog een onderzoek noodig is, voor dat een beslissing omtrent Castro's operatie kan worden genomen. „De Telegraaf" verneemt, dat het voorne* men bestaat, dat 'een der leden van de fractie der sociaal-democraten in de Tweede Kamer een interpellatie zal richten tot de Regeering over het optreden der Nederlandsche schepen in de Venezolaansche wateren. Dit laatste zou wel overeenkomen met de critiek in „Het Volk", welks redactie meende, dat de Regeering over hetgeen zij van plan was met de oorlogsschepen in de West, wel eerst de Volksvertegenwoordiging had kunnen raadplegen.
"BINNENLAND. Amsterdam, 17 Dec. NEDERLAND EN VENEZUELA. OPSTAND TE CARACAS.". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
Volgens de .Neue Gesellschaftliche Korrespondenz", die verklaart het „uit goede bron" te weten, maakt prins Philips von Eulenburg het uitstekend. „Durchlaucht" is opgewekt, wandelt, ontvangt zeer veel bezoek, correspondeert druk, eet met smaak als 'n andere Castro, kortom hij gevoelt zich zeer wel. Alleen wanneer de gerechtelijke commissie op Llebenberg komt om te onderzoeken of de prins geschikt is om door de justitie te worden gehoord in zake den meined, waarvan hij verdacht wordt — dan is Zijne Hoogheid er ellendig aan toe. De „Korrespondenz" hoopt voor het prestige der justitie irr Duitschland, dat Eulenburg weldra weer voor zijn rechters zal kunnen verschijnen, daar de wereld anders misschien zou gaan denken, dat in Duitschland een prins door de justitie anders behandeld wordt dan een gewoon mensch. Zelfs de zoo ministerieel-gezinde .Köln. Zeitung" hecht aan dit bericht blijkbaar geloof en is het met den daarin uitgedrukten wensch volkomen eens.
"Over Eulenburg.". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
Het schrijven, waarin namens keizer Wilhelm bedankt wordt voor de serenade, welke de Duitsche studenten Z. M. hadden willen brengen op den avond van 27 Januari a. s., meldt, dat de keizer, ofschoon zeer dankbaar voor de goede bedoeling der studenten, hen verzocht van hun voornemen af te zien »met het oog op het koude jaargetijde».
"Wegens het koude jaargetijde!". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001
De hoogbejaarde generaal Booth, de bekende leider van het Leger des Heils, heeft gisteren te Londen nog een operatie ondergaan aan de oogen; zij had, naar verluidt, een zeer gunstig verloop.
"„Generaal” Booth geopereerd.". "De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad". 's-Hertogenbosch, 1908/12/17 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010548183:mpeg21:p001