F Ll_I!J_5,tl_rneiEll!spopn ( Advertentie).
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- 03-12-1914
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 03-12-1914
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 20467
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Advertentie
Ingezonden Mededeelingen. vraag VAN RIJN's MOSTERD gjggg. Waddioxveensch Grondpapier, voorzien van Watermerk, voorkomtloslaten of scheuren van Uw behang. A. J. J. VOS. Hotel Pens. „BOSTON", Leidschekade 93, — Amsterdam. Logies en ontbijt vanaf f 1.75. Pension vanaf f 3.50. Electr. Licht. Bad. Te1.Z3408.0.E.K0m. (430) N. V. A. J. NUSS, Amsterdam, Fabriek van KANTOORBOEKEN. Reguliersbreestr. 30/32, Paleisstr. 17, Raadhuisstr. 43. Stoomwasscherij „Gouda", Hilversum. "EDUARD HUF - SIGAREN - ADAM AMST. JALOUSIcNFABRIEK. J. F. KRÖNER & ZONEN, Hofleveranciers. Spuistr. 240-242-246-248-250-252-254 --:— Zonneschermen, Rolluiken enz. —:— MEESTER. - Gewapend Beton. - Adam. Gebr. SCHOLTEN, Timmert, Makelaars. Plant Muidergr. 31-35. — Tel. N. 3956.
GEMENGDE BERICHTEN. Duitschland, Nederland en België.
Een onzer lezers vestigt onze aandacht op een boek, hetwelk twee jaren geleden verscheen en sedert dien vijf herdrukken beleefde. Tn 25.01,0 exemplaren vond het zijn weg in de Duitsche wereld. Het boek is van D. Frymann en getiteld: >Wenn ich der Kaiser way*. De pangermanistische overdrijvingen van dezen schrijver zouden wij rangschikken onder de chauvinistische opwellingen, die men onder alle natiën vindt en die weinig kwaad doen juist door de al te ver doorgezette overdrijving. Wij zouden er dus niets van gezegd hebben, ware niet uit de gebeurtenissen der laatste maanden gebleken, dat de opvattingen van den schrijver door velen in Duitschland gedeeld worden. Het kan daarom vanbelang zijlij .even in het kort kennis te nemen van hetgeen deze auteur zegt over de verhouding van Duitschland tegenover België en Nederland ; de lezer houde daarbij in het oog, dat deze beschouwingen geschreven waren, vóórdat de oorlog uitbrak en dat niet alle Duitschers, óók niet de helft meenen wij, met deze beschouwingen aceoord gaan. Eerst laakt de schrijver het, dat men in Duitschland steeds zoo passief is geweest tegenover Nederland en België ; men heeft deze Staten altijd maar laten doen, wa^ zij wilden. Dat is geen houding van een grooten Staat tegenover een kleinen! Het wordt tijd cm ;»cHe Politik des Duldens* op te geven en een politiek »des Forderns« te beginnen. In Hol-land en Bilgië dient men goed te weten, dat de toekomstige oorlog (het boek werd geschreven in 1-12) over de toekomst dier landen beslissen zal. Zooals de verhoudingen üi Europa zich ontwikkelen, hebben zulke kleinstaten hun bestaansrecht op zich reeds verloren ; want alleen die staat heeft geldend recht op bestaan, welke dat recht met het zwaard in de hand verdedigen kan! ' Dan raadt de schrijver Nederland aan, om uit welbegrepen eigenbelang zich aan te sluiten bij Duitschland. Hij wil in dat geval Ne)lerland's en België's staatkundig bestaan gatandeeren, hoewel beperkt en in aansluiting Jij het Duitsche Rijk; zouden wij dit weige«■en, dan wacht ons in den toekomstoorlog wis en zeker de staatkundige ondergang. Het lot van Hannover, Nassau en Kur-Hessen in 1866 zij ons tot waarschuwing 1 Evenwel die aanwinst van Holland en België zal den Duitschers in geen geval verheugen, verzekert de schrijver. De Hollanders toch zijn door hun eeuwenoud kleinstaatsbestaan zöó futloos en enghartig geworden, onder hun kortzichtig kruideniersbestuur zijn zii zóó t_.:htloos geworden, dat hun opname in het Rijksverbond ons niet verblijden kan, te meer fAiet, omdat het sterk te betwijfelen valt. of' deize menschen door het samenleven met een «machtigen staat ooit weer tot orde en itucht opgevoed kunnen worden. Met de * Belgen staat het niet veel anders ; die menschen feijn door het »PfaHenregimenti der Habsburgers bedorven, en thans zijn zij socialist, vool- zoo ver zij niet onder den invloed der geeJitelijken staan; met zulke menschen kan 'une/j niets beginnen. Ook de Vlaamsche bewegiftg verandert daar niets aan; deze is imïntrs in hoofdzaak een papieren beweging 1 •} Duitschland moet dus Holland en België .jyoor de keuze zetten: öf voor Frankrijk en /Engeland, öf voor Duitschland. Nu is het onduldbaar, dat de mondingen van den Rijn onder Fransch-Engelschcn invloed staan; wij frouden gedwongen zijn beide staten te bezetten. In geval Holland en Bslgië evenwel Duitschland's zijde kiezen, mogen zij bondsstaten worden, met binnenlandsch zelfbestuur, doch natuurlijk volkomen afhankelijk van Duitschland, wat leger en vloot betreft Hun koloniën, die voor beide Staten veel te groot zijn. zouden aan het Duitsche Rijk toevallen. Dit alles moge hard klinken tegenover zwakke en kleine Staten, zoo gaat de schrijver voort, maar hier is geen plaats voor sympathie, zooals een kleine kring intellectueelen in Holland en België trouwens ock wel inziet. ,_en Hollandsche hoofdofficier, dien de schriiver sprak, was van dezelfde meening en maakte zich over de toekomst van zijn vaderland volstrekt geen illusies. Dé schrijver eindigt zijn beschouwingen met We opmerking, dat de Duitschers in dit geval de edele gevers zijn, die de ontaarde Hollanders en Belgen tot een groot politiek leven Zullen terugvoeren. Wij geven deze beschouwingen zonder overdrijving weer. Een jaar geleden zouden wii er over gezwegen hebben, als zijnde eene Suiting van een overspannen enkeling; doch ïn het licht der jongste gebeurtenissen nemen a»ulke uitingen een eenigszins ander _ karaktér aan. Evenwel blijven wij de meening toegedaan, dat de meerderheid van het Duitsche volk een juister begrip heeft van recht dan de heer Frymann, ad blijkt hij een al te groot aantal medestanders te hebben.
Een tooneeltie van stemming.
Dezer dagen werd te Parijs voor de herstellende gewonden een liefdadigheids-concert gegejyen. Aan het verslag daarvan ontleenen we: Plotseling veranderde hun gelaat en werd jrastig: ter eere van een aantal Belgische soldaten, zetten de muzikanten de >Brabanconne« in. De gewonden stonden op, de een op krukken, de ander op zijn buurman leunend, allen bewogen en eerbiedig, luisterden zij tot het «inde toe. Na de «Brabanconne* werd het '•God save the King* aangeheven, want er iWOrden in Parijs ook vele Engelsche soldaten Urerpleegd. De zelfde eerbiedige, hartelijke houding bij allen. Toen weerklonken de eerste ma,'ten van de »Marseillaise* en het scheen, dal 'een storm van geestdrift de gezichten der soldaten tegeli''k deed sidderen en verbleeken. De hoofden golfden als korenaren, de adem scheen te schokken, de vlammende oogen schenen or den muur «Jen een of anderen heWenopmarsch ite volgen naai de overwinning ol naar den d00d... En toen het lied uit was, riepen deze mannen, die zooveel bloed gestort, en ïooved lijden geleden hebben, en van wie eentee weldra weer hersteld naar het fa-onl aillen gaan, uit één borst: Wij willen hel (ringen 1 Wij willen 't zingen 1 Het mocht en iii zongen. De hymne der glorie heeft op vele dagvelden weerklonken; bii vele opmarschen. Vele verguizingen, vele triomfen begeleid, maar Sri} was nooit grootetfier dan op de lippen *an deze gewonden, denkend aan hun wapenbroeders, hun vaandel, hun Frankrijk, toen deze -Hen te zamen zongen: »Allons, enfants de la jPatrie*. Ónder hen was er ook een kapitein der tafanterie, die doodsbleek van cntrcerirg ja met tri lende lippen zijn ohrwonden a-r»11 Wwaakte als om de maat te slaan en die zijn taannen in de oogen keek. terwijl dikke tranen «er zga wangen biggelden...... , , |
Van Jeruzalem naar Weenen.
Bij het* uitbreken van den oorlog werden ook de Duitschers, die zich in Jerusalem hadden gevestigd, opgeroepen. Zij wTaren ten getale van ongeveer 80 mannen. De gewone zeeroute via Triest of Genua was natuurlijk onbruikbaar, daar de Fransche vloot de Middellandsche Zee beheerschte. Zij moesten daarom de landroute volgen en vertrokken alzoo op G Augustus uit Jeruzalem met den trein naar Jaffa. Vandaar reed men langs de zee op wagens naar Chaifa, waar de gemobiliseerden den trein namen langs de zee van Tiberias over Damascus naar Aleppo, alwaar zij den Hen Augustus aankwamen. Even voorbij Aleppo begonnen de groote moeilijkheden; van den spoorweg kon men geen gebruik meer maken, daar deze in die streken wel in aanleg doch niet voltooid is.
Men moest dus 113 kilometer te voet afleggen naar Alexandrette, waar men op 15 Augustus arriveerde. Te Alexandrette konden de reizigers gebruik maken van den trein naar Tarsus, de oude geboortestad van Sint Paulus. Van Tarsus moest men weer per inlandschen wagen rijden naar een plaatsje Bosanti, tct waar op heden de aanleg van dit gedeelte van den Bagdadspoorweg gevorderd is. Het treinenvervoer liet, ook doordat de Turken aan het mobiliseeren waren, veel te wenschen over, zoodat het gezelschap eerst op den 24en Augustus in Constantinopel aankwam. Onderweg had men enkele keeren geen voedsel kunnen krijgen, omdat er plaatselijk de cholera heerschte en aldus gevaar voor besmetting bestond. Van Constantinopel ging de reis per spoor door Bulgarije en Roemenië naar Weenen, dat op den 29en Augustus bereikt werd.
De landreis had alzoo 23 dagen geduurd; in gewone omstandigheden ware de reis veel korter geweest. En wanneer eenmaal na verloop van een paar jaren de Bagdad-lijn voltooid zal zijn, zal iedere pelgrim zónder eenige vermoeienis per spoor de heilige stad Jeruzalem kunnen bereiken binnen het tijdsverloop van slechts eenige dagen.
IETS DAT GEZEGD MOET WORDEN.
Onder dit opschrift schrijft de' heer F. Schermer in het jongste nummer van het »Roomsch Studentenblad*;
Bij 't begin van 't nieuwe boekjaar voorde vervaardigers der jaarverslagen kan 't nuttig zijn op een vervelend en onbegrijpelijk standjiunt te wijzen, dat sommige der Roomsche studenten innemen ten opzichte van de bestaande R. K. S. V. Er zijn jongelui, die er van overtuigd zijn, dat hun stand ('t zij werkelijk of ingebeeld) onvereenigbaar is met levenswijze, manier van doen, optreden van vele aaneengesloten R. K. studenten en daarom er niet toe kunnen komen de vergadering te bezoeken.
ledereen zal toegeven, dat we niet allemaal met dezelfde opvoeding en evenveel zakgeld van huis komen. Daarom zullen zich groepen vormen, die hun leven inrichten naar deze gegevens. Dat is normaal en goed. 't Is beter, dat iemand zegt: »Ik heb geen gelde, dan zich gegeneerd te voelen om zijn minder financieele draagkracht. lemand's persoonlijke waarde voor een R. K. Studentenvereeniging hangt toch niet af van zijn garde-robe. zijn maandgeld of den stand, die zijn oude lui kunnen voeren.
Het is zeer waar, dat men zich Onder »eigene lui meer thuis voelt, een gesprek beter zal vlotten, een biertje gezelliger gedronken wordt. Maar dat is niet de bedoeling van de samenkomst der R. K. studenten in hunne vereeniging. Onafhankelijk van alle mogelijke verschillen kan men de lezingen biiwonen en zich mengen in het debat. Met iedereen van gedachten wisselen en zich vrienden maken, waar men zelf wil. Dit is dan ock de reden, waarom een bestuur zich wel moet wachten met een eenzijdige strooming al heeft zij ook de meerderheid, mee te gaan en een vooropgesteld gezelligheidskarakter aan de vergadering of het vereenigingsleven in 't algemeen le geven. Daarvoor zijn de tijden met rijp en er zou veel over te praten zijn, 111 hoeverre dit werkelijk nagestreeld moet worden. Dan komen we bij 't separisme, dus nihilisme en zn tegenstellingen. Dit vraagstuk is zoo lastig en ik zou haast zeggen alleen individueel op te lossen. Sommigen willen nu reeds buitensluiten iedereen, die niet voor om. gang met alle leden te vinden is. We moeten echter met de tnrichting van de vereeniging de buitenwereld niet vooruit loopen. Professoren, geleerde priesters en leeken, zij staan naast elkander in éen rij met de groote massa van 't volk, omdat dit de stuwkracht is in onze maatschappij",- waar de meerderheid beslist. Dit is alles mogelijk en toch zijn de standen niet vereffend.
Hier bestaan evenwel dezelfde fouten: Verwaandheid en overbodige afscheiding van sommige families, waarover een verstandig buitenstaander lacht, een jaloersch buitenstaander kwaad wordt. Men vindt niet allen in éen dansclub, één tennisclub, één sociëteit, maar wèl in y politieke vereenigingen. Zoo moet hét ook bij ons zijn. In godsdienst en wetenschap zijn wij één. Daarom moeten we hierin onze éénheid naar buiten toonen, en wie daartoe weigert mee te werken, is niet verantwoord.
Denken we ons even in. I Een werkelijk aristocratisch type uit oude Roomsche familie, die in den loop der eeuwen altijd veel beteekend heeff voor de R.K. Kerk in Nederland, komt aan in zijn studentenstad en... zou geen lid worden of niet-verschijnend lid der R. K. S. V., omdat, ia, omdat we niet allemaal aristocraten zijn. Maar zoo iemand beleedigt zijn voorouders. Zij waren mannen van hun tijd; hij moet kind zijn van zijn tijd. Laten 'zij toonen, de adel van karakter, godsdienst en kennis behouden te hebben, met juist inzicht te begrijpen, dat, indien ze nu niet over kleine gevoelsbezwaren heenstappen, zij in hun latere leven als verouderde constructiedeelen weggezet moeten worden uit het mechanisme der Roomsche actie. Het katholieke volk haat de hoogere standen niet. Maar a's deze _ hunne plichten tegenover de samenleving niet begrijpen, dan worden ze genegeerd en met recht, maar met welke gevolgen ? De eene partij. is onafhankelijk door fortuin of positie; sluit zich dus op in eigen kring. De afstand wordt steeds grooter, de eenheid in ons kamp minder. Daar mogen wij geen van allen oorzaak van zijn. Maar nu we in het kleine kringetje van katholieke studenten aan één Hoogeschool niet slagen in één rij te gaan staan naast ons vaandel, hoe zal ons later het werkelijke leven dan vinden, waar men (en wij* zelf niet minder) zoo graag op ons rekent als één corps van ontwikkelde mannen, die zich overal moeten bewegen, waar zij geroepen worden tot daadwerkelijke actie voor hun beginselen op sociaal en politiek terrein. Een gezond_ democratisch en sociaal beginsel moeten we in ons aankweeken. Als mijn moeder mij vertelt, hoe vroeger de trekschuit een halven dag niet tragen gang door de breede vaarten werd gesleept, om 20 K.M. verder te komen, dan lachen we daar eens hartelijk om en snoeven over »even een treintje pakken*; moge de tijd niet ver zijn, dat er lachend en met verbazing in de Vereeniging over gesproken zal worden, hoe vroeger niet allen lid waren en de vergaderingen bezochten, 0mdat...... (zie bovengenoemde beweegredehen). I
UIT TWENTE.
Men schrijft! ons uit Twente:
Hoewel de oorlog voor ons grensgewest tot nu toe niet die schaden en onaangenaam, heden heeft medegebracht, welke andere streken, en wel met name onze groote handelssteden, ervan ondervonden hebben, beginnen toch zoo langzamerhand ook voor ons moeilijker tijden aan te breken. De landbouwers ondervinden dit, doordat zij in onderscheiden gemeenten gedwongen worden hun geheelen voorraad rogge ten gemeentehuize in te leveren tegen een prijs, waarvoor geen ander gelijkwaardig krachtvoeder te verkrijgen is. Door gebrek hieraan en door de vroeg ingevallen vorst, waardoor veel groenvoer verloren gegaan is, wordt de voe. dering van melk- en mestvee ten zeerste be moeilijkt. Het eerste heeft een verminderde melkopbrengst ten gevolge en het tweede heeft ten gevolge gehad, dat het jonge vee, hetwelk uit de weiden kwam, met schade van de hand moest gezet worden. Vet rundvee komt er dan ock niet meer aan de markt en ook de vette varkens zijn zeldzaam; jonge varkens echter zijn spot-goedkoop en haast niet kwijt te wor» den.
Daartegenover staat, dat de paarden door den uitvoer naar Duitschland ontzettend in prijs zijn gestegen. In één week zijn over Oldenzaal ruim 2ïoo paarden naar Duitschland gegaan. De prijzen zijn in de laatste veertien dagen met 100 tot 150 gulden per stuk opgeloopen. De Twentsche fabrieksarbeiders hebben tot nu toe nog vrij geregeld werk gehad. Na de eerste slapte is weer een aanmerkelijke verlevendiging ingetreden, voornamelijk door bestellin. gen voor het buitenland en voor het leger 3 de dekenfabrieken hebben het zelfs drukker dan ooit. Voor de wolfabrieken ziet het er slechter uit door gebrek aan grondstof; een enkele heeft zelfs reeds moeten stopzetten. Daar Engeland den uitvoer van jute verboden heeft is er voor de Rijsensche arbeiders een slechtere tijd aangebroken. Zaterdags wordt er heel niet meer gewerkt en op de andere dagen is de arbeidsduur met anderhalf uur ingekort. Aan de grens is het toezicht aanmerkelijk verscherpt: patrouilles van den Duitschen landstorm loopen onophoudelijk langs de grens en het passenstelsel is thans ook uitgebreid tot grensbewoners en __land- en fabrieksarbeid ders, die aan gene zijde der grens werken. Na 15 December zullen zij een Identiteitsbewijs moeten vertoonen, afgegeven door den burgemeester hunner woonplaats, voorzien van' hun portret met handteekening en gestempeld door den Duitschen consul. Voor «1 den» _j_s_ïa"'~»rhet 'een -grööTgemaTc zip, wanneer er, zooals verluidt, te Oldenzaal een Duitsch vice-consulaat zal gevestigd worden. Daar het Duitsche zilvergeld in den laatsten tijd zoo zeer in waarde is teruggeloopen, waren er Hollanders, die op Pruisisch gebied Duitsch goudgeld opkochten, om er een voordeeltje uit te halen. Deze lieden zullen in het vervolg als «lastige Auslander* over de grens worden gezet.
Ret einde van een aanvoerder.
Een reserve-officier geeft in de „Figaro" het verhaal van het heldhaftig sterven van een dapperen commandant, Verlet Hanus. Wij ontleenen eraan:
In de Vogezen. Aan het bataljon was bevel gegeven In een bosch positie te nemen. In weerwil van tien dagen onafgebroken en vermoeiden strijd, in den regen en zonder rust, maken dc „zwarte duivels" — dit is de bijnaam, welken de Duitschers aan de Alpenjagers hebben gegeven — zich gereed tot den aanval.
Bij den zoom van het bosch houdt hun bevelhebber achter een boom het oog gericht op de bewegingen van den vijand, wiens artillerie onze stellingen „besproeit". Een bom ontploft opeens achter den commandant, die waggelt en valt. Zijn jagers snellen toe en leggen hem op een draagbaar. Uit zijn dijbeen, dat door een bomscherf is gewond en geheel versplinterd, stroomt het bloed; de dijbeenspier was doorgesneden.
De officier, die als adjudant-majoor dienst doet, trachtte de bloedstorting te stelpen, door het been met een das boven de wonde af te binden. Eenige oogenblikken later komt een veldarts, die een voorloopig verband aanlegt. Enkele dagen geleden had de arts den commandant uitgelegd, dat de meer of minder ernstige toestand der gewonden wordt aangeduid op de draagbaren door de kleur van het étiquet.
„Ik heb een wit étiquet, niet waar?" vraagt de gewonde met een pijnlijken glimlach van berusting. Hij weet, dat een wit étiquet beteekent: „doodelijk gewond".
Een korte stilte volgt, die wordt verbroken door den gewonde. Met heldere stem, — de uitputting van zijn laatste krachten — spreekt hij zijn bataljon voor de laatste maal toe: „Ik richt tot mijn dapper bataljon," zoo zegt hij, „den laatsten katneraadschappelijken groet. Ik dank het, dat 't met zooveel dapperheid en kracht tot nu toe heeft £#streden en ik spoor het aan, den strijd voort te zetten voor het heil van Frankrijk!" Eenige snelle woorden van afscheid aan de officieren, die rondom hun zieltogenden aanvoerder staan, en de draagbaar verdwijnt langs den bergweg; de jagers, aan wier rijen de baar voorbij wordt gedragen, krijgen de tranen in de oogen, en spontaan presenteeren zij het geweer, hun laatste eerbewijzing aan den beminden chef, wiens leven ontvliedt.
De stervende wordt per automobiel naar het hospitaal van Gérard overgebracht. Gedurende den tocht ligt de gewonde in ijlkoorts en spreekt verwarde woorden over zijn bataljon, hij maakt zich ongerust over de stelling, welke het inneemt; ijlend geeft hij zelfs nog bevelen. Alen komt in het hospitaal aan en daar blaast commandant Verlet Hanus den laatsten adem uit.
De hond op het slagveld.
_ Een merkwaardig verhaal van de ontmoeting van een Engelsch soldaat en zijn hond aan het front deed de scidaat Brown uit Hammersmith aan zijn vrouw in een brief uit het leger.
Brown ging met zijn regiment in Augustus naar het vasteland. 27 September miste Mrs. Brown den hond, een lersche terriër, Prince genaamd. Zij hoorde niets meen van den hond, tot zij een paar dagen geleden een brief van haar man ontving, waarin deze schreef:
»Het spijt me, dat je Prince met gevonden hebt en het is ook niet waarschijn!: k dat je hem nog vinden zult, omdat hij hier bij mij is. Het is wel heel vreemd. Een man bracht hem mij uit de voorste loopgraven. Ik kon mijn oogen nïet gelooven, tot ik van mijn paard kwam en hij uitgelaten tegen mij opsprong. Ik denk. dat hij over kwam met andere troepen. Stel je toch eens voor, dat hij nu hier is en mij avonden heeft. Hij heelt zich hier gauw te schikken en ik heb hem een jasje uiteen oude overjas gemaakt, dat hem warm zal houden. Hij is de lieveling van het regiment. Ik geloof, dat kolonel Talbe van plan is de geschiedenis van Prince aan de dagbladen te vertellen; het is dus mogelijk, dat ze 't al in Londen weten, want de hond is hier nu vijf dagen.*
Prijs van levensmiddelen in Duitschland.
Naar de »Hann. Cour.* meedeelt, ontving de oberkellner van een restaurant in Hannover dezer dagen den volgenden brief uit Baltimore:
»Ge zult u den Amerikaan herinneren, dien ge bij zijn vertrek een spijskaart gaf met het verzoek, u, wanneer hij in zijn vaderland teruggekeerd was, een paar regels te doen toekomen. De spijskaart heeft goede diensten gedaan. Toen ik thuis kwam, vertelde men hier, dat men in Ehiitschland niets meer te eten had.. Het grootste blad in deze stad van 600.000 inwoners heeft n.l. uw spijskaart afgedrukt en daardoor aan de verkeerde voorstelling een einde gemaakt. Want het eten, dat ge mij voor 1.50 mark (37^ cent Am.) hebt gegeven, zou hier bij ons minstens 1.25 dollar cf 5 mark gekost hebben.
Duitschers en Engelschen.
De grootste strijd — aldus de »Köln. Volksz.€ — zal pas bij de vredesonderhandelingen ontstaan. Er zijn zóó vele belangen te behartigen en er nemen zooveel staten aan deel! Doch in elk geval zullen zij Ung duren: en er kunnen dan weer nieuwe verbonden, nieuwe vijandschappen en nieuwe machts-groepeeringen gevormd worden. De geschiedenis! van het Weener-congres is in dit opzicht leerzaam. Doch voorloopig kan men zich zulke toekomstbeelden besparen. Wij zijn er nog lang niet aan toe, noch dezer- noch generzijds bestaat de neiging, om vrede te sluiten. Optimisten geloofden, dat het Kerstfeest een vredefeest zou zijn; misschien zijn wij met Kerstmis 1915 zoover. Doch misschien ook niet. Tot dan toe zal de tegenstelling tusschen Duitschland en Engeland den toestand beheerschen.
Over die tegenstelling schrijft ook het »New Vorker Staatsblad*: De haat der Duitschers zal voortduren, zal toenemen, zelfs na den vrede, zelfs na de overwinning. Zij haten niet den Rus, die voor een ideaal zijn ideaal, het panslavisme strijdt. Zij haten den Franschen niet, die een offer ïs geworden van zijn hondstrouw en zijn dwaze wraakgedachten. Zij hebben eerder medelijden met del Franschen, die om Rusland's en Engeland' s wil moet bloeden. Zij haten den Belg niet, die een offer is van de eerzucht deskonings: zij haten misschien alleen de Belgische franctireurs, om hunne schanddaden, gelijk men al het gemeene haat. Zij haten ook de Serviërs en de Japanners njet omdal hun haat dit
Scheepsbouw in de Ver. Staten.
De Amerikaansche bladen bespreken de moeilijkheden, die in het begin van den oorlog bestonden om ladingen van Amerika naar Engeland te zenden. Deze moeilijkheden schrijven zij toe aan gebrek aan voldoende schepen cnder Amerikaansche vlag. De Amerikaansche Regeering worde er °P aangedrongen om aan Amerikaansche reeders subsidies te verleenen voor het bouwen van schepen bij Amerikaansche firma's. De American Steamship Association heeft een vlugschrift uitgegeven bevattende vergeliikingen tusschen Amerikaansche en andere vreemde «-open, ten et-de aan to dj_dan,hoe f onmogelijk net Is voor Amerilaanscn-gaicuwnc stoomschepen, om onder üo tegenwoordige om-. ; standigheden in de wereldvrachtenmarkt te conti curreeren. 1 Blijkbaar kost het bouwen van bepaalde schepen in de Ver. Staten meer dan tweemaal zooveel als in Engeland, terwijl de exploitatiekosten van Amerikaansche schepen in sommige gevallen meer dan het driedubbele zijn van die van Britsche, Nóorweegsche ca. schepen. Daartegenover weerleggen berichten' van Amerikaansche scheepsbouwers van vroeger, hetgeen' thans beweerd werdt door diegenen, die groote subsidies bedongen.
In verschillende cemtmssies in de Ver. Staten werd gezegd, dat het feit, dat de Britsche scheepsbouwers hun staal gceclkocper kenden verkrijgen daii de Amerikaansche, voor cle laatsten nadeelig was, maar c!e prijs van stalen platen in de Ver. Staten is in den laatsten tijd lager geweest dan in Engeland.
Von Bethmann in levensgevaar.
Men schrijft ons van Duitsche zijde:
De Rijkskanselier Von Bethmann Hollweg is in het begin van November, toen hii zich in het stafkwartier van een regiment veldarülerie in het Westen bevond, aan een groot gevaar ontsnapt. Vijandelijke vliegers hadden het kwartier verkend en de artillerie begon daarop het te beschieten. Een half uur nadat de officieren het hadden verlaten en zich naar het gevecht aan het front hadden begeven, werden de beide hoeven, waarin het stafskwartier was ondergebracht, met hevig granaatvuur overstelpt en werden ook eenige menschen gedood. Op de plaats, waar de rijkskanselier mei een majoor langer dan een half uur had staan spreken, sloeg een granaatvoltreffer in.
VAN ONS PARLEMENT. TWEEDE KAMER. 2 Dec. Het socialistisch reclame-stuk.
Zooals bekend is, heeft het socialistisch Kamerlid, de heer mr. Mendels, gebruik gemaakt van zijn recht van initiatief, om te probeeren aan de talrijke noodwetten van 1914 er nog eene toe te voegen. Zijn wetsontwerp „ter voorkoming van ongewenschte gedwongen ontruiming van woningen" was vandaag aan de orde, nadat enkele andere wetsontwerpen, waaronder die ten opzichte van de Kamers van Koophandel en de bestendiging van den staat van beleg — ook alle noodwetten — zonder discussie of stemming waren afgedaan. Als de heer mr. Mendels, alvorens tot zijn moeilijken -arbeid over te gaan, er Buys nog eens op nageslagen had, dan had hij zich misschien nog wel eens bedacht Buys toch meende — en motiveerde die meening zakelijk en omstandig — dat Kamerleden „niet dan bij uitzondering" van hun recht van initiatief moeten en kunnen gebruik maken. Maar wat geven de jongere juristen om Buys? Vooral als zij van de partij en van het temperament zijn van den heer mr. Mendels? Ik geloof intusschen niet, dat deze afgevaardigde ditmaal pleizier van zijn initiatief zal beleven.. In gepaste bescheidenheid heeft de ontwerper in artikel II opgenomen niet, dat deze wet kan worden aangehaald onder den naam van „De Wet-Men del s", maar onder dien van „De Ontruimingswet" Erg oneigenlijk trouwens, want de wet heeft juist eene strekking tegen ontruiming. Een kleinigheid, die niet ter zake dienende is, want ik heb een sterk vermoeden/dat deze wet nooit zal worden „aangehaald". Hoogstens zai men haar nog eens ophalen als een waarschuwend voorbeeld voor anderen.
Vandaag bleek niemand geneigd, zijn stem aan het ontwerp te geven. Men had er zelfs geen goed woord voor over, al wisten enkele heeren zich op te werken tot eenige waardeering van het denkbeeld. Gesproken hebben achtereenvolgens de heeren Van Wijnbergen, Rink, Van Hamel, Tydeman en Limburg. Waarlijk nog te veel eer voor dit prulwerk, dat er na de algemeene critiek weinig beter uitzag dan een vod. Er is geen stuk van heel gebleven en de „geachte voorsteller" werd beurtelings bleek en rood onder de degelijke afstraffing. Hij had die echter dubbel en dwars verdiend; want zijn voorbereidend werk had weinig om het lijf en zijn memorie van antwoord had meer van een hoofdartikel in „Het Volk" dan van een deftig en ernstig staatsstuk, zooals de heer Van Wijnbergen stekelig-scherp opmerkte. Deze spreker, die de rij opende, leverde een volkomen afdoende critiek. Om met zoon ontwerp te durven komen, zei de afgevaardigde van Eist, moet men twee dingen kunnen aantoonen: 10. dat er een noodtoestand is en 20. dat de voorgestelde maatregel juist is. Noch het een, noch het ander neeft de heer Mendels vermogen te doen. Ware er hieromtrent een noodtoestand geweest, de Regeering hadde zelve wel een maatregel voorgesteld. Maar uit de Regeeringsmededeelingen ter zake, o.a. nog in een antwoord op een vraag van mr. R u tg e r s over net aafffal executorlscne ontruimingen, blijkt, dat de toestand in de oorlogsmaanden niet erger is dan in de overeenkomstige maanden in vredestijd. De daarop betrekking hebbende statistiek der kantongerechten werd 27 Oct j.l. door den Minister van Justitie bij de Kamer ingezonden en mr. Mendels heeft geen enkele poging gedaan, om die statistiek te weerspreken of te verbeteren. Neen, serieus werk mag mr. Mendels' poging niet genoemd worden. Het zal als zoodanig ook denkelijk niet bedoeld zijn; het is alleen, zooals ik het boven noemde: een esocialistisch reelam-stuk.
In zooverre er nood is, zijn er de Steuncomité's, die op hulp zijn aangewezen, en heeft de Regeering reeds door de z.g. uitwinningswet er voor gezorgd, dat noodelooze hardheid wordt voorkomen. Trouwens blijkens de mededeelingen der kantonrechters zijn de huiseigenaren zelve zoo coulant mogelijk. Het ziin heusch niet zulke hyena's, zei de heer Van Hamel, als het socialistisch jargon het wel gaarne zou willen doen voorkomen.
Wat nu de juistheid van den voorgestelden maatregel betreft, is deze weinig minder dan een juridisch monstrum, aanleiding gevend tot de meest onoverkomelijke bezwaren in de praktijk. De juristen, bovengenoemd, zetten dat in details uiteen, details, welke eventuëele lie.he obers in het verslag kunnen aantreffen. Ik memoreer hier nog maar, dat de bedachtzame heer mr. Rink, oud-minister van Binnenlandsche Zaken, zeide, dat het Mendelsche ontwerp „toch al te kras" is, dat het „veel te ver" gaat en dat de heer mr. Tyderaan de indiening betreurde, omdat het verwachtingen heeft opgewekt, die toch niet in vervulling kunnen gaan.
Ik verwacht er geen enkele stem voor dan alleen die van de partijgenooten en misschien van een of ander Kamerlid, dat bang is voor socialistische verdachtmaking, 't Is zonde van den tijd, die er nog aan besteed wordt. W.
BINNENLAND. Amsterdam, 3 December. BRIEVEN VOOR BELGIE.
Men deelt ons mede, dat de brieven, bestemd voor België, die aan het Departement van Buitenlandsche Zaken waren toegezonden, teneinde aan den koerier van het Departement te worden medegegeven, voor zooverre zij, tengevolge der opheffing van den koerierdienst, hunne bestemming niet konden bereiken, per post zullen worden verzonden, zoodra daaromtrent overeenstemming met de Duitsche autoriteiten zal zijn verkregen.
GEVAARLIJKE ARGUMENTATIE.
Onder dit opschrift vraagt prof. C. A. Verrijn Stuart, te Groningen, plaatsing van het volgende in „De Nieuwe Ct":
»Onder de gronden, welke de voorstanders van delging onzer oorlogslasten door belastingheffing van de vermogenden en de bezitter van hooge inkomsten uit anderen hoojde, ten gunste van hun stelsel aanvoeren, is er een, welke telkens terugkeert, doch naar miin bescheiden meening door die herhaling noch wint aan juistheid noch verliest aan gevaarlijkheid. Het argument komt hierop neer, dat, zooals de heer Stork het uitdrukt. >in 6tof- Eelijken zin hoofdzakelijk de vermogenden de bevoorrechten zijn, indien ons land buiten een . oorlog blijft.* ' Mij dunkt, de eüende, welke de minderbemiddelde vluchtelingen uit België in alle steden en dorpen van ons land hebben te zien gegeven, bewijst reeds, dat de oorlog zwaar drukt ook op de arbeidersbevolking van dit ongelukkige rijk. En zouden onze socialisten, die zonder aarzeling mede zijn uitgetrokken, dit alleen hebben gedaan ter wille van de ideëele belangen, welke met handhaving van onze neutraliteit gemoeid zijn? Toch zeker niet ter wille van het stoffelijk belang der welgestelden onder ons ?
Gevaarlijk dunkt mij de argumentatie, omdat zij hen, die haar gebruiken, straks zal plaatsen voor de consequentie: indien het bovenal de vermogenden zijn. in wier stoffelijk belang ons land zich met de kosten van leger en vloot belast, laat hèn dan ook voor die kosten opkomen en de 56 millioen. die beide vorderen, door middel eener bijzondere heffing van grootere vermogens en inkomens opbrengen. Ja, men mag vragen of wij, op dit standpunt ons plaatsend, het kunnen goed praten, dat, indien wij in den oorlog mochten worden betrokken, de meesten van hen, die daarbij sneuvelen of gewond werden, afkomstig zouden blijken uit bevolkingsgroepen, wier belangen in stofïe-, lijken zin niet of nauwelijks in de zaak betrokken waren.
Op de vraag »leening of belasting* ga ik niet nader in, en evenzoo onderzoek ik thans niet, of de Regeering een in alle opzichten gelukkige hand heeft gehad bij de keuze der middelen, welke zij voor den dienst dfer leening begeert aan te wijzen. Doch dat zij juist zag, toen zij den kring van hen, die voor rente en aflossing dezer leening zullen moeten opkomen, veel ruimer trok, dan bij beperking tot de weigestelden het geval zou geweest zijn, dit schijnt mij, en niet enkel op economische gronden, niet twijfelachtig. Indien iets, dan moet toch de handhaving onzer onafhankelijkheid als een in waarheid algemeen belang worden gevoeld en erkend. £00 was het in de dagen der mobilisa'ie en zoo moge het blijven, ook in de moeilijke ure der afrekening!«