Uit het Fransche kamp der Belgische recruten. — De behandeling der Belgen in Frankrijk. — Het gewijzigde karakter van den Yser-strijd.
De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- 04-12-1914
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 04-12-1914
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 20468
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
DE OORLOG.
Amsterdam, 4 December 1914. Belasting naar draagkracht.
11. (Slot.) Kan men, door het harmonisch aanwenden van de drie besproken middelen, de benoodigde 275 millioen gulden bekomen, dan wordt de moeielijkheid, dunkt mij, op de minst bezwarende wijze in eerste instantie ooeelost; dit te meer, daar men nog niet de minste aanwijzing heeft, of men er met dat bedrag af zal komen, wijl men niet weet, hoelang de oorlog duren zal. Het bovenstaande in het kort samenvattende, komt mijn denkbeeld hier op neer, dat wij ■ zoolang de oorlogstoestand duurt, door een onafgebrokene geldmakenj, bij wijze van uitgifte van papiergeld en zilveraanmunting, in de buitengewone uitgaven moeten voorzien. ' Het spreekt van zelf, dat, onder de werking van zulk systeem, ons Staatscrediet zich onmogelijk kan staande houden, wanneer geene zekerheid bestaat, dat, na de uitgifte der 275 millioen gulden, er voortdurend, meer napiergeld zal worden ingetrokken dan uitgegeven. Voor de intrekking van dat papiergeia _1 dan het moederland moeten zorgen, als •ijn aandeel in de gemeenschappelijke lasten /an Groot-Nederland. Voor zooverre nu de daarvoor benoodigde gelden niet uit de winst on de zilveraanmunting kunnen gevonden worden, moet daarin langs fiscalen weg voorzien worden. Hiermede komt mijn voorstel weer op denzelfden bodem te staan als aüeandere met Hit verschil dat in het mijne geen oer culum ii mora, geen noodzakelijkheid Fot? onïiodelfij keë belastingverhoog.ng bestaat en het sluiten eener leening vermeden kan worden. Immers wanneer men begint ten bedrage der geheele 275 millioen, Skbilletten uit te geven, is daaronder ook begrepen het bedrag, dat de Regeering noodig heeft, om in de behoeften van de naaste toekomst te voorzien. Behalve uit eene leening, wil de Minister de benoodigde middelen putten uit opcenten op diverse belastingen en uit de invoering van uitvoerrechten. Zijne belastingvoorstellen hebben echter alle het nadeel, dat zij onze maatschappij aan allerlei aderlatingen onderwerpen in eene periode, waarin deze aan bloedarmoede lijdt. Zijne uitvoerrechten kunnen mij allerminst behagen. Daarmede maakt deze Minister het nog erger dan zijn voorlaatste ambtsvoorganger met diens Tariefontwerp van invoerrechten. . Het Tariefontwerp, éénzijdig gericht op de bescherming van den fabrieksarbeid, zou in zijne werking de arbeidersgezinnen van het platteland naar de fabneks- Sentra, en daarna de vrouwelijke leden uit die gezinnen naar de fabriek hebben gelokt, daar de industrie, waar het maar kan, zich bij voorkeur van den goedkoopen arbeid van vrouwen tracht te bedienen. Dat éénzijdige stelsel van invoerrechten zou onzen nationalen arbeid op een lokaalspoor hebben geleid. Men maakt het echter nóg erger, wanneer men stootbrokken van uitvoerrechten aan de grenzen plaatst. Dan voert men hem zelfs op een dood spoor; want het is de uitvoer/die voor den nationalen arbeid een onbegrensd arbeidsveld open stelt. In geen geval mag de arbeid thans belemmerd of belast worden. Integendeel op de bescherming van onzen nationalen arbeid, niet éénzijdig, doch op alle gebied, moeten thans alle krachten worden geconcentreerd. Nu onze maatschappij, door de ongunst der tijden, zooveel geleden heeft en lijdt, moeten wij er met hard werken, gepaard aan zuinigheid, weer bovenop zien te komen. Dat kunnen wij, naar mijne overtuiging, buiten alle uit- en invoerrechten om, als wij onze mïneuze bankpolitiek maar durven en willen loslaten. Vooral geen uitvoerrechten! —- Want juist daarin ligt het ruïneuse karakter onzer tegenwoordige bankpolitiek, dat zij, door het kunstmatig onderdrukken van agio op het goud, op verkapte wijze eene premie stelt op den geheelen invoer, ten koste van den geheelen uitvoer. Alleen met behulp dier bankpolitiek, heeft de internationale liautefinancier onze Nederlandsche maatschappij kunnen overstelpen met een buitensporig groot bedrag aan buitenlandsche effecten, waarmede wij thans opgescheept zitten. Laten wij, door schade en schande wijs geworden, de rollen omkeeren, en door het terzijde stellen der tegenwoordige bankpolitiek, een einde maken aan de verkapte bescherming van den invoer. Dan komt het begrip zuinigheid weer tot zijn recht, en kan het medewerken, om onze maatschappelijke positie te verbeteren. Want wordt de invoer niet langer door een verkapte premie begunstigd, dan zal men zich van zelf meer gaan beperken tot den invoer van het noodzakelijke, als levensbenoodigdheden en grondstoffen; en niet langer geprikkeld worden tot den invoer van luxe-artikelen, als buitenlandsche effecten. Dan komt omgekeerd onze uitvoerhandel, ontslagen van den druk der bankpolitiek, in dezelfde conditie te staan, alsof er eensklaps eene premie op den uitvoer, eene premie op den uitvoer, over de geheele lijn van uitvoer, gesteld ware. Dan krijgen wij dea toestand, dat de in- en
uitvoerrechten, die elders in de schatkist vloeien, bij ons terecht komen in de zakken van hen, die weiken willen, althans productieven arbeid verrichten willen. Dan ook krijgen onze arme kapitalisten, die dupes der bankpolitiek en houders van buitenlandsche effecten geworden zijn, weer lucht; want dan vinden zij, bij de heropening der buitenlandsche beurzen, in het goudagio hier te lande, eenige compensatie voor het verlies, dat zij vermoedelijk op hunne stukken zullen moeten lijden. Dan kan geheel Nederland weer herleven !
Na deze uitweiding op het gebied der bankpolitiek — die toch ook in onafscheidelijk verband staat met het belastingvraagstuk - den draad van mijn betoog hervattende, sta ik voor de vraag, wat dan in de plaats' moet gesteld worden van de bestreden opcenten en uitvoerrechten? Uitgaande van de overtuiging, dat de nationale arbeid thans in geen geval, direct of indirect, mag belast of bemoeielijkt worden, blijft er geen ander belastingobject over, dan het kapitaal. Men belaste dan het kapitaal, mits daarbij drie zaken in het oog worden gehouden: le dat de nieuwe belasting een fermen duit in de schatkist brenge, opdat men niet weer voor fiscale eischen komen te staan, 2e dat het beginsel van belasting naar draagkracht daarin zoo zuiver mogelijk haar uitdrukking vinde en 3e dat, bij de afweging van een ieders draagkracht, eenerzijds willekeur en anderzijds ontduiking zooveel mogelijk voorkomen worden.
Mij wil het toeschijnen, dat een wijziging en verzwaring d er successiebel ast i n g het best aan die vereischten kan voldoen. Men stelle daarbij het beginsel (een beginsel waaraan, natuurlijk, door de noodige verzachtingen, het absolute en harde karakter moet ontnomen worden):
dat de Staat bij alle erflatingen als me de erfgenaam voor een kindsdeel optreden.
Wat de successiebelasting, in dien zin gewijzigd, meer zal opbrengen dan het tegenwoordige gemiddelde (en dat zal wel geen kleinigheid zijn) worde dan, vooraleer er eenige andere bestemming aan mag geschonken, bestemd voor de intrekking van al het papiergeld, dat door de Regeering, van af het begin van den oorlogstoestand, in circulatie is gebracht.
Ziedaar eene proeve van belastingheffing naar draagkracht, waarin de draagkracht zich zelve reguleert. Immers, met en door de erfenis zelve, vallen aan den erfgenaam ook de middelen in den schoot, om belasting te kunnen betalen, door het afstaan van een evenredig deel daarvan aan den staat, als mede-erfgenaam.
In het tegenwoordige systeem beperkt de wet het recht van de uiterste wilsbeschikking alleen tot de erflaters in de rechte lijn. Waarom die beperking ook niet uitgebreid tot de zijlijn, en tot geheel vreemde erflaters?
In het tegenwoordige systeem let de fiscus alleen op de herkomst en op het bedrag der erflatingen, doch niet op net aan t a 1 legitieme portiën, waarin de erflatingen moeten worden verdeeld. Dit strijdt toch lijnrecht met het beginsel: belasting naar draagkracht, want dit maakt bij alle ertenissen, groot of klein, een heel verschil, of men die alleen krijgt of wel deelen moet met een half of heel dozijn mede-erfgenamen. Welnu, men hebbe den moed der consequentie, om het beginsel belasting naar draagkracht ook in de successiebelasting door te voeren 1 In verband met de middelen, — die boven worden aangegeven, — is de heer minister dan geholpen aan zijne 275 millioen gulden en aan hetgeen hij verder nog zou kunnen noodig hebben, als de oorlogstoestand onverhoopt lang mocht duren. Aux grands maux, les grands rémèdes! MR. JULIUS VERWER. Mi(_lW««—-.—. — . - — — -i ■»
Uit het Fransche kamp der Belgische recruten. — De behandeling der Belgen in Frankrijk.
CAMP DAUVOURS (Sourthe), 25 Nov. >(Van een Leuvenschen student-vrijwilliger) (Militaire censunr). Na veel omzwervens ben ik hier aangekomen. Te voet ben ik te Duinkerken geraakt. Vandaar per boot naar Calais. Daar begonnen we al van de koude te lijden, bijzonder 's nachts, om de goede reden, dat we zonder dekens moesten slapen op den grond in een neg onafgemaakt gebouw. Heel veel eten kregen we niet: alles was gemeten, maar we konden er toch van bestaan. Uit Calais ziin wij vertrokken naar het kamp van d'Auvours. En eene reis... ziedaar een reis. 48 uur op toer met droog brood en geparkeerd inbeestenbakken. Zonder stroo of iets ; geen dekens, geen kapotten... och Ged! maar enfin, voor 't vaderland mag men iets doen I ' Nu ben ik me aan 't oefenen m het kamp om zoo spoedig, als men mij maar wil laten gaan naar het front te vertrekken. >Gekleed<; zini we neg niet. Dat wil zeggen, wij hebben neer aeen andere uitrusting dan een soort gevaugeïiispakje, wM van elegant, waarin men zoon beetje gelijkt op 'n gast, veroordeeld tot dwangarbeid. Dat is de Fransche tenue voor de oefeningen in een kamp. Maar die oefeningen gebeuren in den zomer ! Nu is het barre winter en deze kleeding; is allesbehalve... warm! En geene kapot (= jas. Red.) hoor! Het weder is hier zeer slecht, koude en sneeuw na regtn. Het kamp jjgt in een m-eras en wat regen daarbij maakt : zooiets dat wel lijkt ep een vuile pap. We hecben het twee nachten gehad, dat onze tent half onder water liep! En dan den stroozak af om te werken tegen onzen nieuwen vijand. We leven hier onder Fransch regiem, dit wil zeggen, dat ik 15 centiemen solde heb ontvangen voor 15 dagen. Uit maakt 3.65 francs per jaar. Zeker geen schat. Maar cm schatten te vergaren zijn we ock niet vrijwillig onder dienst gegran, doch om het vaderland te redden. Ik doe goed mijn dienst, en al jrag ik geen schatten na, toch hoop ik i.a den oorlog m;t een mooie onderscheiding thuis te komen.
Wij zijn dezer dagen naar de Mis geweest. Na de Mis een Te Deum. Uit alles in de open lucht. Prachtig, grootsch. Dit heeft me tot i.i het diepst van mjn hart ontroerd. Fanfare, heel primitief ingericht, prachtige preek enz.
Hier liggen we onder kleine tenten, twaalf man per tent, en tot mijn groot pleizier allen hoogstudenten uit Leuven. Het kamp van Auvours is kolossaal groot, Het heeft een leng. te van 3q kilometers. Wij liggen hier met7o,o jonge Belgen. In vele andere kampen liegen nog vele duizenden, 't Is hier altijd hetzelfde leven: s Morgens om ó uur 't bed uit, of liever ai den stroozak! Dan u wasschen in de open lucht. Daarna een tas koffie gaan halen. Daarbij krijgen wij ieder een half brood, dat kolossaal zuur is en dat we zoo maar na-r. binnen moeten spelen- Om hfli acht oefening tot 12 uur. Om 12 uur eten ! Dan loopen wij met ons potje een lepel soep te halen met een klein stukje vleesch daarbij. Dat is alles. Urn 1 UUr oefening tot 5 uur. Om 5 uur ratatcell ! Een lepel aardappebn en daarmede amen. Dan trekken we naar de cantine om een glaasje t; . drinken en een pijpke te rooken en om 8 tUlr den stroozak op ! Alles gaat hier overigens goed, al is ho* leven hard. Maar wij spelen ook een ernstige ramping — anderen offerden reeds hun leven laten wij voorshands de ongem-kken draden Ik ben tevreden Van het besluit, dat ik genomen heb en wensch niet beter als gauw naar 50n] ,e vertrck';en, want we branden van ongeduld om eenige Duiischers neer te lap. pen Dan komen we door Leuvïn naar Duitschland.
Hetgeen me bijzonder hier in Frankrijk voor den kop gesprongen is: de botheid, de ïrankheid de onbeschoftheid der Franschen tegenover de Belgen. \>ye VOelen opperbest dat wn te veel zijn en li£t vilt niat zelden voor (mg is het persoonlijk voorgevallen) dat zelfs Frxnscne soldaten ons in het publiek uitschelden voor: »sm»rige duitsch ! La cordialité fraicaise znn woorden, maar de daden zijn het tegenovergestelde Ziet men dat ge Belg ziit. hop, dubbel en dik gestroopt. Wft de Belgische v'uchtelingen betreft, die worden hier als bedelaars ontvangen ! M"n ziet liever onze hipl^n dan onze teenen. En wie hebben Franj^ gered ? Wie ? Wij 1 I ! In Engeland, ia daar worden we ontvangen als prinsen 1 Maar hier, het is schandalig!
Het nieuwe karakter van den Yzer-strijd.
DUINKERKEN, 2 December. (Van onzen Balgischen oorlogscorrespondent). Hoe de strijd aan de Yzer een nieuw karakter aanneemt, beschreef ik reeds. Aan de zijde van den vijand hebben zich allerlei troepenverplaatsingen voltrokken. Er zijn op sommige punten groote strijdkrachten saamgetrokken, op andere piassen evenwel talrijke manschappen a;n de Yzerlinie ontnomen. Ik durf c'ari ock niet zoo zeker beweren, als confraters van mij deden, dat in BHgie een groote nieuwe slag op handen is. Hetgeen ik kon bestadigen wijst er meer op, d£t het nieuwe karakter van den strijd juist gelegen is in een schij nbïar krachtdadig optreden der Duitschers, een schijnbaren troepenaanvoer, terwijl in •werkelijkheid regimenten naar het oostelijk krijgstooneel zijn gezonden. Het heftiger optreden der, Duitschers thans, vooral van hun geschut, ,zou dan juist tot doel hebben om de Verbondenen aangaande hun getalsterkte en hun bedoeling te misleiden. Krijgskundig beschouwd is immers het schijnbaar krachtig en hardnekkig optreden een middel om eigen zwakte op zeker punt ie verbergen en den vijand te weerhouden door te breken.
Wat de komende dagen zullen brengen weet ik niet, durf ik niet bij benadering gissen. Oorlog is nu eenmaal de samentasting van het onverwachte. Maar dat de nu onmiddellijk volgende dagen den door collega's geprofeteer/ den grooten slag zullen brengen geloof ik niet. Veeleer zal het# artillerieduel, dat begonnen is zuidelijk bij Yperen en rond Nieuwpoort krachtiger worden doorgezet. Alles wijst er m.i. naar heen, dat in de komende dagen weer het geschut bet eenste woord spreekt en de taak der infanterie op de tweede plaats komt.
Inmiddels worstelen de Verbondenen gestaag maar langzaam hier en daar vooruit. Een loopgraaf, een kasteel, een boschje, een weg, een hoeve... het zijn allemaal zoovele vereveringen van beteekenis in dezen oorlog waarin iedere strekkende meter een heel bijzondere waarde heeft.
Drie groote batterijen van den vijand zijn door het geschutvuur der Verbondenen buiten gevecht gesteld. Zoo geeft iedere dag een kleine winst. Hebben niet de Duitschers reeds voor Parijs gestaan... en is op deze manier — de manier, die ik door Fransche soldaten hier het slakkenoffensief, hoorde betitelen, niet heel de vijandelijke linie tot in België teruggebracht ?
Uit Belgtë en Frankrijk.
PARIJS, 3 Dec. (Reuter.) (Communiqué.) Er zijn berichten ingekomen van een vrij hevige kanonade op Nieuwpoort en het zuiden van Yperen. Het geïnundeerde terrein strekt zich thans uit tot aan het zuiden van Dixmuiden. Er is hevig geschoten tusschen de Lys en de Somme. De Franschen hebben verscheiden aanvallen in de Argonne afgeslagen en zijn eentgszins vooruitgegaan. PARIJS, .3 Dec. (Reuter). Het eenig belangrijk nieuws, dat ingekomen is, heeft betrekking op de gebeurtenissen van 2 dezer op onzen rechtervleugel. Aan den rechteroever van de Moezel hebben wij Lesmenil en Signal Dexon genomen. In de Vogezen hebben onze troepen den Faunberg bezuiden het dorp La Bonhomme, die de grens beheerscht en aan de Duitschers tot waarnemingspost diende, genomen, In den Elzas hebben wij het station Burnhatipt bezet en ons geïnstalleerd op de linie Aspach—Aspacherbrücke—Burnhaupt.
De Duitsche troepen in West-België.
SELZAETE, 3 December. (Van onzen bijzon-
deren correspondent.) Troepen worden aanhoudend aangevoerd. Zelfs troepen, die pas uit het vuur komen, moeten reeds na een paar dagen terug naar het front. Zoo waren er enkele dagen geleden 250 Duitschers van het front gekomen, nu zijn ze weer naar de vuurlinie. Gisteren zijn er weer een BCO man aangekomen, heden moeten zij verder naar de IJzer. Zoo schijnt het op meerdere plaatsen te zijn. Misschien doen de Duitschers het om reuzen-troepentransporten te vermijden en zoo de aandacht af te leiden.
Uit Leuven.
LEUVEN, 2 Dec. (V. D.) Dinsdagnamiddag te zes uur kwamen vier treinen uit het westen hier aan. Twee daarvan waren samengesteld uit een lange reeks van dichte wagons, waarin vermoedelijk zwaar gewonde soldaten of lijken van gesneuvelden. Het publiek werd op een afstand gehonden door een sterke Duitsche wacht. Woensdagmorgen was het een afgrijselijk gezicht. Ik wist door de wachten heen te dringen, toen de hooge autoriteiten naar het stadhuis waren. De treeplanken van beide lange treinen waren bijna alle gekleurd met donkerrood geronnen bloed. De grond was met bloed gedrenkt. De wagons bleken gesloten. De geheele omgeving had een scherpen bloedreuk.
De eerste twee treinen werden Dinsdagavond nog verder naar het Oosten vervoerd. „Dat zijn krijgsgevangenen" vertelde mij ccii Duitsch militair. De burgerwacht heeft zich andermaal moeten aanmelden. De wapens, die aan sommigen waren uitgereikt, zijn opnieuw opgevorderd. De laatste dagen treden de Duitschers strenger op. In café's, die schaars worden bezocht, spreekt men met voorzichtigheid over den oorlog. Het zijn allemaal slechts gissingen; van het oorlogstooneel vernemen wij hier zoo goed als niets.
Het geteisterde Lier.
Een vluchteling uit Lier, die aan de stad zijner inwoning een bezoek heeft gebracht, schrijft ons:
Om zich di verwoesting eenigszins voor te stellen, ueeit men goed onderscheid te maken tusschen huizen, die totaal uitgebrand zijn en huizen, die door de bommen min of meer beschadigd werden, en doorgaans onbewoonbaar zijn.
Het ergste natuurlijk zijn de uitgebrande woningen, dat zijn die woningen, die met gansch den inboedel door het vuur werden verslonden, zjodanig dat er niets meer van overblijft, dan zwart berookte of schilferend verkalkte muren, met akelige gaten van deuren en vensters, muren, die nu voorzichtigheidshalve moeten neergehaald en die neervallen als de sluitsteen van een graf.
De huizen, door bommen beschadigd, zijn er doorgaans ook deerlijk gesteld, vooral nu er in den winter zooveel moet blijven openliggen voor regen en sneeuw.
En gaan we nu door de stad van de statie tot aan de Leuvensche Poort, dan laat ik de volgende cijfers — officiceele cijfers — aan uwe verbeelding voorhouden wat we zoo al op den weg ontmoeten.
Antwerpstraat: 32 woningen de prooi der vlammen geworden; verders nog 109 woningen door bommen beschadigd. We komen op de Groote markt: Verschrikkelijk om te zien! 58 woningen totaal uitgebrand en dan nog 20 woningen beschadigd. We trekken over de houten brug de Rechte straat in, die zeer kort is, en nochtans 9 uitgebrande woningen telt, en 41 gedeeltelijk beschadigd. Door de H. Geeststraat, die geene verbrande huizen heeft, komen we in de Berlaerstraat, met hare verlenging de Berlarij, daar werden niet minder dan 96 woningen totaal uttgebrand, en 55 min of meer beschadigd.
Onder de vernielde gebouwen zijn vele officieele, zooals de Post, de Staatsnormaal- en oefenschool, de Staatsmtddelbare- en stadsteekenschool.
De bid- en woonplaatsen der kloosterlingen en andere kapellen hebben ook hun aandeel gehad, het klooster der E.E.Z.Z. Ursulinen, dat der E.E.Z.Z. Coletienen, het huis en de kapel van de E.E.P.P. van den H. Geest, het klooster en de daar aanpalende kerk der E.E.P.P. Jesuïeten, de kapel van het Godshuis (Berlaertis) de St. Pieterskapel in de H. Geeststraat en de St. Jacobskapel op de Groote markt, dat alles is schier totaal de prooi der vlammen geworden. Het fraaie retraitenhuis der Jesuïeten, de prachtige kerk en toren van St. Gummarus zijn erg beschadigd en voor 't oogenblik nog niet in gebruik; ook het huis van den Z. E. H. kan. Schollaert, pastoor-deken der stad, is gansch onbewoonbaar.
Deze beschrijving geeft op verre na geen volledig beeld der verwoesting: ook de Lisperen Mechelstraat en vele andere voorname bijstraten leden merkelijk schade; en dan werd nog niets gezegd over de straten buiten de vestingen, zooals de Antwerpsche Steenweg met daarnevens de gansch uitgebrande Vaartlaan, en dan nog gansche rijen huizen buiten de Mechelsche-, Lisper- en Leuvensche Poort. Wat echter den lezer, die Lier kent, voorzeker moet opgevallen zijn, is, dat de grootste straten 't gevoeligst, ja, schier uitsluitend werden getroffen. Een voorbeeld ter bevestiging. De Groote Markt is onkennelijk met haar 58 verwoeste en 20 beschadigde woningen, en daarentegen komen straten uit volkswijken, als de Groenstraat, waar 33 huizen geen schade leden en de Poort van Brandt, die heelemaal werd gespaard. Zoo hebben de Lierenaars hun Lier teruggevonden, deels verwoest, en op menige plaats gansch onkenlijk! Zij kwamen terug de menschen, met tranen in de oogen en weenend over de puinen hunner geliefde moederstad.
Advertentie
iVORMT BLOED! I __*v^ Smaak als Spaansche wijn. Aanbevolen door talrijke Nederlandsche V&/kWÉÊiïl%r*\ artsen. PROEFFLACON met __^-^^M™WJ_ir> v literatuur op aanvrage gratis \t^mr^f 9I verkrijgbaar bü den fabrikant ___P ■iOW^' _r_x°/ H' G' WINTER' Apotheker,
Ellende in België.
NEW-YORK, 3 Dec. (Reuter). De bekende Amerikaansche journalist Irving Cobb, die teruggekeerd is van de slagvelden in België', verklaart in een beschrijving van het vreeselijk lijden der Belgen, die verdreven zijn van hunne haardsteden, te hebben gezien, dat mannen, vrouwen en kinderen leefden als wilde beesten en dingen aten, die de dieren zelfs zouden versmaden.
Keizer Wilhelm aan het front.
BERLIJN, 3 Dec. (VV. B.) Officieel bericht uit het groote hoofdkwartier d.d. 3' Dcc: De Keizer bezocht heden afdeelingen van de streek om Czenstochowa strijdende Oostenrijksch-Hongaarsche en Duitsche troepen.
Koning George aan het front.
LONDEN, 4 December. (Reuter.) Het bezoek van den koning aan de Engelsche troepen is gebleken van zeer groot belang te zijn. Het bezoek zal waarschijnlijk zeer verlengd worden.
Kitchener.over den duur van den oorlog.
LONDEN, 4 Dec. (Reuter). „Daily Mail" verneemt uit New Vork, dat de „Saturday Evening Post het interview bevat van den Amerikaanschen schrijver Irwin Cobb met Kitchener. Kitchener verklaarde met nadruk, dat de oorlog niet minder dan drie jaren zou duren. De oorlog zou slechts een einde nemen, wanneer Duitschland ter land en ter zee volkomen was verslagen.
Bommen op de fabriek van Krupp ?
LONDEN, 3 Dec. (Reuter). De avondbladen bevatten een telegram, waarin medegedeeld wordt, dat te Berlijn groote opgewondenheid heerscht tengevolge van het gerucht, dat een vlieger bommen zou geworpen hebben op de fabriek van Krupp, te Essen. De schade is onbekend. De vlieger bleef ongedeerd.
Duitsche vergeldingsmaatregelen.
's-GRAVENHAGE, 3 December. (Part.) Groote bevreemding wekt in medische kringen het wee voeren van 35 Belgische doctoren en apothekers, waaronder dr.g eneraal Stainforth, Chevalher Walter van Haveren en anderen, die van uit België zijn vertrokken onder Duitsch ge- Leide'r^ naar aan]eiding van een verzoek der Duitsche overheid. In de raeening dat zij volgens artikelen der Conventie van Geneve van 1906, door het occupeerend leger werden opgeeischt om hun dienst in een andere plaats voort te zetten, werden zij door een Duitsch officier naar Heidelberg gebracht en daar verklaarde men hen, dat, aangezien twee Duitsche doctoren op grond van slechte behandeling en weigering om Fransche gewonden te verplegen, door een Parijsche rechtbank tot straffen zijn veroordeeld, zij nu als krijgsgevangenen zouden worden behandeld. Zij moeten thans in de omgeving van Heidelberg, in overigens vrij goede omstandigheden, tot werkeloosheid zijn gedoemd.
Hulp voor den Britsehen handel.
LONDEN, 3 Dec. (Re«ter.| Een der vele plannen om de Engelsche kooplieden gedurende den oorlog te heupen treedt thans in werking. Vo«gens een öïereenkcmst nl. tusschen de regeering en de banken zullen deze aan de exporteurs gelden voorschieten op buitenlandsche vorderingen, die thans niet geïnd kunnen worden, tct een bedrag niet hooger dan 50 proc. van die vorderuigen.
Engeland en de Vereenigde Staten.
WASHINGTON, 3 Dec. (Reuter.) Spring Rice, ambassadeur van Groot-Britónnië in de Vereenigde Staten, heeft een nota gezonden aan het departement van buitenlandsche zaken, waarin hij verklaart, dat Engeland (rejnszins van plan is de Attterikaanscbe schenen te lang op te houden door het onderzoek op contrabande. .,Later £af nii te kennen, dat een minnelijke overeenkomst waarschijnlijk was», speciral wanneer de Amerikaansche verschepers aannemelijk konden maken, dat koper of erts ter verzwaring van de lading van sclrepen, die aan bederf onderhevige artikelen, zooals vleesch, vervoeren, n„t bestemd zijn om over neutrale landen naar Uuitsclfland en Oostenrijk te worden vervoerd.
Vrijgelaten.
LONDEN, 4 Dcc» (Reuter.) De >Daily Mail* verneemt uit Washington, dat de schout-bijnacht NeeW, schoonzoon van lord Tisher uit het concentratiekamp in Duitschlïnd is vnigelaten ten gevolge van een telegram*, door president Wdson aan den keizer gezonden.
Een Turksche overwinning.
KONSTANTINOPEL, 4 Dec. (Wolffbureau.) ten oificieel bericht van den Generalem Staf deelt mede. dat de Turksche troepen bij de rivier de Tschorkh een sroote overwinning hebben behaald. Bijzonderheden volgen.
Hulptroepen voor Engsland op weg naar Europa.
LONDEN, 3 Nov. (Reuter.) Officieel wordt gemeld: „De Australische troepen en die van Nieuw-Zeeland zijn aangekomen in Egypt D, om deel te nemen aan dc verdediging van dat land en hun militaire opleiding te voltooien. Later zullen zij gezonden worden naar het front in Europa. Men zie verder voor den Oorlogstoestand het Tweede Blad en de Laatste Berichten.