Het doen van economische voorspellingen is een hachelijke zaak. Dat is al keer op keer gebleken Het is niet alleen erg moeilijk in een wat verdere toekomst te kijken, zelfs binnen een jaar kan erg veel veranderen. Heel vaak doen zich onverwachte gebeurtenissen voor, die het beeld helemaal scheef kunnen trekken. Als beschrijving van de werkelijkheid van morgen hebben economische verkenningen dan ook weinig waarde. Toch kunnen ze wel een belangrijke signaalfunctie hebben. Ze kunnen namelijk de effecten laten zien van een beleid in de toekomst bij overigens ongewijzigde omstandigheden. Op basis daarvan kunnen veranderingen worden aangebracht, zodat de voorspelde uitkomsten niet optreden. In 1981 verscheen een studie van het Centraal Planbureau onder de titel ~De Nederlandse economie in 1985". In onderstaand artikel willen we op een aantal punten nagaan wat er van deze vooruitblik is uitgekomen.
Het Centraal Planbureau is de eerste om toe te geven dat zijn voorspellingen met veel onzekerheden omgeven zijn,
„want vanzelfsprekend weet niemand hoe het werkelijk zal gaan". Zo ging het CPB er in 1981 nog van uit dat de olieprijzen in de periode tot 1985 geleidelijk verder zouden worden verhoogd, in geld met 10 procent en in reële waarde met 4 procent per jaar. In werkelijkheid zijn de olieprijzen echter onder zware druk komen te staan. De officiële basisprijs van de OPEC, die in 1981 nog 34 dollar per vat bedroeg, moest enkele malen worden verlaagd en is nu feitelijk prijs gegeven. Op de vrije markt wordt voor de lichtere oliesoorten op dit moment nog tussen de 26 en de 27 dollar betaald. Gerekend naar de werkelijke waarde, die sterk is aangetast door de inflatie in de afgelopen jaren, is de olieprijs echter terug op het niveau van voor de tweede oliecrisis in 1979 (circa 13 dollar).
Een belangrijke oorzaak hiervan is dat de vraag naar OPEC-olie in de eerste helft van de jaren tachtig enorm is gekelderd. De OPEC-landen hebben deze situatie zelf over zich heen geroepen door de prijzen in de periode 1979-1981 aanzienlijk op te schroeven. De wereld werd daardoor voor de tweede maal binnen tien jaar in een economische depressie gestort, die onder meer leidde tot een vermindering van de vraag naar olie. Bovendien maakte de spectaculaire olieprijsstijging een golf van energiebesparende maatregelen los. Voorts werd het aantrekkelijk duurdere oliebronnen, onder meer op de Noordzee, in exploratie te nemen. Daarnaast werd gezocht naar alternatieve energiebronnen als wind- en zonneenergie. De betekenis daarvan bleef tot nu tot overigens beperkt. Wel nam het gebruik van kolen aanzienlijk toe en in mindere mate dat van kernenergie. Door al deze oorzaken verminderde de vraag naar olie uit de OPEC met de helft, waarmee deze organisatie haar greep op de oliemarkt vrijwel kwijt raakte.
De OPEC heeft de afgelopen jaren veel vergaderd voor weinig resultaat. Op de foto lachende OPEC-ministers na afloop van één van hun vergaderingen. Tweede van links de olieminister van Saudi-Arabië, Yamani.
"Economische voorspellingen hachelijk, maar wel nuttig door F.H. Tijssen". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
"Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Een positief effect van de
sterke olieprijsstijging in het begin van de jaren tachtig was voor Nederland, dat de aardgasbaten fors toenamen. Dat betekende niet alleen een verlichting van de financieringsproblematiek van de overheid, ook de betalingsbalans liet daardoor een veel gunstiger beeld zien. Het Centraal Planbureau verwachtte dat het tekort op de zgn. lopende rekening, dat in 1980 nog vijf miljard gulden bedroeg, in de jaren daarna geleidelijk zou dalen tot nul in 1985. In werkelijkheid zou het tekort al snel omslaan in een sterk groeiend overschot (ƒ 11 miljard in 1983, ƒ 16 miljard in 1984 en ƒ 19 miljard in 1985). Behalve de aardgasbaten speelde daarbij de ontwikkeling van de binnenlandse bestedingen een grote rol. Door de sterke daling van de koopkracht en de bedrijfsinvesteringen in de jaren 1981/82 bleef de invoer aanzienlijk achter bij de verwachtingen.
Een andere ontwikkeling die het Centraal Planbureau in 1981 niet kon voorzien, was de grillige koersontwikkeling van de dollar in de periode 1981-1985 en het spectaculaire herstel van de Amerikaanse economie. Met name in 1984 fungeerden de Verenigde Staten als motor voor de wereldeconomie, zowel door een levendige binnenlandse vraag als door een forse koerstijging van de dollar. Deze maakte het enerzijds gemakkelijk om naar de Verenigde Staten te exporteren, terwijl anderszijds de uitvoer vanuit dat land zeer werd bemoeilijkt.
"Betalingsbalans". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Viel de betalingsbalans van Nederland gunstiger uit dan het Centraal Planbureau in 1981 had verwacht, op een aantal andere fronten was de ontwikkeling duidelijk minder positief. Dat geldt in de eerste plaats voor de werkloosheid. Die raamde het CPB voor 1985 op 500.000, terwijl deze grens al vroeg in 1982 werd overschreden ebn uiteindelijk opliep tot boven de 850.000.
Het financieringstekort komt ook hoger uit dan het CPB in 1981 had voorzien, nl. op 7,8 procent tegen 4,5 procent. Daar staat een veel lagere belastingdruk tegenover. Het CPB raamde die op maar liefst 35 procent, terwijl deze in werkelijkheid uitkomt op 27,6 procent. De cijfers met betrekking tot de sociale premiedruk komen wel nagenoeg overeen, maar dat is meer geluk dan wijsheid.
"Werkgelegenheid". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Opvallend zijn de verschillen tussen de verwachte en gerealiseerde loon- en prijsstigingen. Ging het CPB in 1981 nog uit van een gemiddelde stijging van 8 procent voor de lonen en 6,5 procent voor de prijzen, deze cijfers zijn hooguit in het eerste jaar gehaald, maar daarna snel naar beneden gegaan. De loon- en prijsontwikkeling hebben elkaar daarbij in gunstige zin beïnvloed. Met name het akkoord in de Stichting van de Arbeid van november 1982 over rendementsherstel en herverdeling van arbeid is hier van grote betekenis geweest. Daarbij werd voor 1984 en 1985 afgezien van prijscompensatie in ruil voor arbeidstijdverkorting. Daardoor viel de loonstijging in deze jaren erg laag uit, met een positief effect op de prijzen. Daarnaast speelt een rol dat de energieprijsstijging ver is achtergebleven bij wat het CPB in 1981 verwachtte (plus 12 procent per jaar).
Mede dankzij de bescheiden loon- en prijsontwikkeling hebben ook de rendementen van het bedrijfsleven zich veel sneller hersteld dan waarschijnlijk iemand voor mogelijk had gehouden. De rendementspositie wordt vaak gemeten aan de hand van de zgn. arbeidsinkomensquote, dat is het loonaandeel in het totale bedrijfsinkomen (lonen plus winsten). In plaats van op het niveau van 1981 te blijven steken (91 procent), ging de arbeidsinkomensquote omlaag naar 86 procent in 1984 en 83,5 procent in 1985. Daarmee werd het niveau van voor de eerste oliecrisis in 1973 weer vrijwel bereikt. Dat is mede mogelijk gemaakt door een forse daling van de rentelasten en door een flinke lastenverlichting voor het bedrijfsleven.
Van de voorspellingen van het Centraal Planbureau mag dan niet veel uitgekomen zijn, de boodschap die in de studie van 1981 was verwoord, liet aan duidelijkheid niets te wensen over: loonmatiging, ontkoppeling van lonen en uitkeringen, stimulering van de investeringen en bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Deze boodschap is door het kabinet-Lubbers goed begrepen en, wat meer is, in daden omgezet.
"Lonen en prijzen". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Het aantal handtekeningen voor het volkspetitionnement van het 'Kommitee Kruisraketten Nee' zal wellicht in de miljoenen lopen. En de PvdAfractie in de Tweede Kamer zal veel juristen van naam in de arm nemen om te 'bewijzen' dat voor plaatsing om grondwettelijke redenen een meerderheid van twee derde in beide kamers van de Staten-Generaal noodzakelijk is. Niettemin zal over ruim een maand blijken, dat de afwijkende opstelling van Nederland binnen het NAVObondgenootschap ten aanzien van de plaatsing van kruisvluchtwapens in West-Europa definitief tot het verleden behoort. Aan de kabinetsbeslissing zal ook niets 'voorwaardelijks' zijn verbonden, xoals PvdA-leider dr. J.M. den Uyl de afgelopen
dagen heeft beweerd. De komst van 48 kruisraketten naar de vliegbasis Woensdrecht lijkt vrijwel onafwendbaar te zijn geworden.
Die conclusie kan worden getrokken uit de tekst van de troonrede en uit uitspraken van minister-president drs. R.F.M. Lubbers, minister mr. J. de Ruiter (defensie) en minister mr. H. van den Broek (buitenlandse zaken). Laten we eenvoudig de feiten op een rij zetten.
In de troonrede staat over het 1 juni-besluit het volgende: „Dat besluit was en is erop gericht een ommekeer in de wapenwedloop te bereiken. Het bevatte de uitnodiging aan de Sovjet-Unie zich met betrekking tot het aantal geplaatste SS 20-systemen te beperken tot ten hoogste 378 — zoveel stonden er toen — dan wel het aantal voor 1 november 1985 weer teruggebracht te hebben.
Met dit besluit dat Uw steun heeft gekregen, is het voor de Sovjet-Unie duidelijk geworden, waar, en waar alleen, de mogelijkheid ligt Nederland alsnog van plaatsing te doen afzien." Voor wie het nog steeds niet wil geloven, voegde premier Lubbers daar maandag op zijn persconferentie naar aanleiding van de Troonrede nog aan toe, dat „de tekst beoogt nog eens de onvoorwaardelijkheid ervan te onderstrepen". Met andere woorden: „Als er voor 1 november geen reducering komt, dan komt de regering dus met een verdragsvoorstel naar de Kamer."
"Volkspetitionnement heeft alle democratisch recht, maar: Raketten vrijwel onafwendbaar door J.W. van Houdt". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
In de tweede plaats kunnen de verantwoordelijke politici onder de indruk raken van een groot aantal handtekeningen die in het kader van het volkspetitionnement van de KKN worden opgehaald. Alweer is het minister De Ruiter — de hoop van vele tegenstanders van plaatsing — die de luchtballon het eerste doorprikt. Hij constateert dat het parlementaire systeem in ons land in voldoende mate waarborgt, dat alle relevante argumenten in de besluitvorming in het parlement worden meegewogen. Natuurlijk mag iedereen hardop zeggen wat zij of hij vindt, maar de aantallen t waarin dat gebeurt, hebben geen geldingskracht, zo vindt hij.
Het kabinet laat, zo blijkt uit de opmerkingen van zowel minister De Ruiter als premier Lubbers, niet na het goede democratische recht van het volkspetitionnement te benadrukken. Het feit dat de minister-president ook bereid is de handtekeningen (mede) in ontvangst te nemen, moet ook in dat licht worden bezien, zo laat de heer Lubbers desgevraagd weten. Maar daarmee wil het kabinet niet de suggestie wekken dat alles nog open ligt en er nog een totaalafweging kan plaatsvinden. De uitkomst van het volkspetitionnement kan niet
de functie hebben dat het de besluitvorming van regering en parlement kan vervangen, zo vindt de premier. Minister mr. H. van den Broek (buitenlandse zaken) zei het zaterdag voor de radio populair zo: het feit dat alle Nederlanders voor belastingverlaging zijn, betekent nog niet dat er ook zon besluit komt
"Handtekeningen". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
De premier had nog een gaatje voorhanden: De hoop dat de Sovjetunie alsnog met een positieve reactie komt, valt niet uit te sluiten. Want niet alleen is het internationale klimaat rijper voor concrete resultaten, maar bovendien heeft de Sovjet-Unie de afgelopen anderhalf jaar veel minder SS 20-systemen geplaatst dan toen werd voorspeld. Daardoor verkeert de Sovjetunie nu in een positie „alsnog een rationele afweging te kunnen maken", aldus de premier. Hij schatte de kans daarop echter uiterst laag in.
Maar in de politiek moet je nooit te vroeg denken dat de zaak is beslist. De oppositie zal ook elke gelegenheid aangrijpen om tot afstel en in ieder geval tot zoveel mogelijk uitstel te komen. Welke mogelijkheden zouden er voorhanden zijn?
In de eerste plaats staat er voor de loop van november een topontmoeting op het programma tussen de Russische leider Gorbatsjov en president Reagan van de Verenigde Staten. Kan Nederland niet een paar weken wachten met besluitvorming? Minister De Ruiter (in de pers vaak neergezet als de minister die plaatsing zoveel mogelijk tegenwerkt) was zo mogelijk nog duidelijker dan de ministerpresident: „Er zijn in deze sfeer altijd wel gebeurtenissen denkbaar die uitstel van een beslissing denkbaar maken. Maar wij hebben met het parlement afgesproken op 1 november te beslissen. En dat doen wij".
En minister-president Lubbers: Eventuele resultaten van die topconferentie zullen niets veranderen aan het Nederlandse besluit. Als daartoe aanleiding is, zal Nederland alleen in het licht van het NAVO-dubbelbesluit van 1979 (waarin tot plaatsing van 572 kernwapens in Europa werd besloten tenzij onderhandelingen zouden kunnen leiden tot reductie) kunnen besluiten de plaatsing geheel of gedeeltelijk niet door te laten gaan.
"Gaatje". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Jarenlang is er in de politiek serieus gesproken over het probleem. Allerlei afspraken werden niet nagekomen. En het geld zou in de pot zijn blijven zitten. Meest in het oog lopende bedrag was de afgelopen jaren een bedrag van ƒ 250 miljoen dat niet kon worden besteed in Suriname. Hoe moest dat J>eld alsnog ten goede komen aan de arme landen in de Derde Wereld?
Vorig jaar nog stelde de WD-fractie bij monde van dr. R.W. de Korte voor het stuwmeer' bij ontwikkelingssamenwerking maar te schrappen. Dat zou éénmalig een bezuiniging van een paar miljard opleveren. De CDA-fractie reageerde serieus en gekwetst. Dat zou neerkomen op een verlaging met terugwerkende kracht van de omvang van de Nederlandse ontwikkelingshulp, zo stelde fractiespecialist drs. H. Aarts. Volgens hem zouden afspraken over niet uitgevoerde projecten alleen niet nagekomen behoeven te worden wanneer de betrokken landen zelf een andere bestemming opperen, zo meende hij.
Hoe dat ook zij, de problematiek van het stuwmeer heeft jarenlang de politieke gemoederen in Den Haag bezig gehouden. leder jaar weer waren er langdurige onderhandelingen nodig tussen ambtenaren van de minister voor ontwikkelingssamenwerking en collega's op het departement van financiën. Inzet was dan steeds hoeveel geld uit het stuwmeer opgenomen zou mogen worden in de nieuwe begroting. In juli van dit jaar kwamen mevrouw Schoo en de heer Ruding tot overeenstemmine: het stuwmeer zou toch worden geschrapt en mevrouw Schoo zou jaarlijks meer geld op haar begroting ter beschikking krijgen. Het was een compromis, waarbij beide ministers voordeel bleken te hebben.
Minister E. Schoo
"Stuwmeer was er nooit door J.W. van Houdt f 2,3 miljard nooit besteed in Derde Wereld". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Wat is het geval? Volgens de bepalingen van de Comptabiliteitswet mogen uitgaven die in een bepaald begrotingsjaar niet worden gedaan slechts onder stringente voorwaarden worden 'meegenomen' naar een volgend begrotingsjaar. Ontdaan van alle franje komen die voorwaarden erop neer dat er tegenover een bepaald bedrag een concrete bestemming moet staan, waarvoor de uitgave spoedig is te verwachten. In geen van de posten die werden geacht het stuwmeer te vormen, bleek
dat het geval te zijn. Met andere woorden: het stuwmeer bleek juridisch nooit te hebben bestaan, zo moest minister Schoo op haar persconferentie bij de presentatie van haar begroting toegeven. Dat bleek ook de conclusie van de Algemene Rekenkamer te zijn geweest. Opnieuw meest in het oog springend daarbij is, dat ook de pot voor Suriname, die om politieke redenen was gereserveerd (als signaal van goede wil) , zo stilzwijgend is verdwenen.
Juridisch bleek mevrouw Schoo dus geen been te hebben om op te staan in haar overleg met het departement van financiën. Maar ook minister Ruding is de beroerdste niet. En bovendien kan hij het als CDA-lid niet aan zijn eigen partij verkopen als hij mevrouw Schoo in de kou had laten staan. Dus ging hij akkoord met een verhoging van ruim ƒ 500 miljoen van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking in vergelijking met de begroting van dit jaar.
Het compromis is vervolgens gemakkelijk te begrijpen. Door deze structurele verhoging van de pot voor ontwikkelingssamenwerking
voldoet het kabinet aan de toezegging dat de begroting weer voldoet aan de norm van 1,5% van het netto nationaal inkomen. In 1981 was door een andere definitie van dat NNI plotseling de ontwikkelingspot ver onder die norm geschoten. Mevrouw Schoo heeft de afgelopen jaren in een aantal stappen toegewerkt naar het bereiken van dit hogere niveau.
"Voorwaarden". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
En dan is er in de derde plaats natuurlijk het belangrijke probleem van de grondwettelijke aspecten. De kernvraag in dat verband wordt •als volgt geformuleerd: kan de president van de Verenigde Staten over het hoofd van H.M. de Koningin heen eenzijdig beslissen over het afschieten van op Nederlands grondgebied gestationeerde kernwapens? Met andere woorden: levert Nederland een stukje 'soevereiniteit' in? Als dat zo zou zijn, dan heeft het met de Verenigde Staten te sluiten plaatsjngsverdrag een meerderheid van tweederde nodig de beide Kamers van het Nederlandse parlement. De politieke relevantie is duidelijk: die tweederde meerderheid is niet voorhanden. Het is dus alleszins begrijpelijk dat het PvdA-kamerlid mr. K.G. de Vries door zijn fractie in de gelegenheid is gesteld colleges staatsrecht te gaan lopen bij juristen van naam. Nog begrijpelijker is dat zijn conclusie al bij voorbaat vaststond: natuurlijk is die tweederde meerderheid nodig. Maar zoals zo vaak: staatsrechtelijke oordelen zijn vrijwel altijd politieke oordelen. Staatsrecht wordt ook 'gemaakt' in het vuur van de politieke strijd.
Het kabinet, dit voorziende, heeft al bijtijds de Raad van State ingeschakeld. Eind 1983 kwam het advies: het te sluiten verdrag is dermate ingekaderd in het NAVO-verdrag, dat er geen sprake is van meer overdracht van soevereiniteit dan al bij dat 'mantelverdrag' (de term gebruikte de premier maandag in dit verband op zijn persconferentie) is gebeurd. En dus kan het Nederlandse parlement bij enkelvoudige meerderheid beslissen, zo meent de Raad van State.
Vorig jaar is al een heel nummer van het juristenvakblad 'Nederlands Juristenblad' tegen dit advies volgeschreven. En ook mr. K. de Vries heeft zijn collegedictaat in dezelfde geest volgeschreven. Niettemin is opnieuw minister De Ruiter (ten slotte ook geen kind in de juristerij) kort en krachtig: het kabinet heeft nog geen enkel nieuw argument gehoord, op basis waarvan het zou moeten terugkomen op het oordeel dat aangesloten kan worden bij hed advies van de Raad van State. Daarmee was de minister ook duidelijker dan premier Lubbers maandag wenste te zijn over de inhoud van het te sluiten verdrag. De premier wilde niet verder gaan dan de opmerking dat dat verdrag in een „vergaande mate van voorbereiding" verkeert en dat ook de soevereiniteitsaspecten aan de orde komen. Door de uitspraken van minister De Ruiter kan ook al worden vermoed in welke richting het daarbij zal gaan.
Het doek is dus bijna gevallen. Op Woensdrecht kan de bouw bijna beginnen. Tenzij de politieke moed alsnog zou wijken. Maar de CDA-fractie heeft inmiddels teveel ellende geïnvesteerd om nog weer terug te komen op het groene licht dat in feite vorig jaar juni is gegeven. En ministerpresident Lubbers zei maandag luid en duidelijk: „De electorale positie kan geen beslissende zijn".
"Grondwet". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
De tegenvallende werkgelegenheidsontwikkeling kunnen we in verband brengen met de economische groei. In 1982 ging het CPB uit van een economische groei van gemiddeld 1,25% per jaar en een toeneming van de werkgelegenheid met 0,1 a 0,2 procent per jaar. Naar het zich thans laat aanzien zal de economische groei in de periode 1983-1986 ca. 1,75 procent gemiddeld per jaar bedragen en daalt de werkgelegenheid met ca. 0,4 procent *per jaar. Met andere woorden: ondanks een hogere economische groei is er een slechter resultaat wat betreft de werkgelegenheid. Misschien is het effect van de loonmatiging op de vergroting van de werkgelegenheid geringer geweest, misschien worden er in een sneller tempo arbeidsbesparende technieken ingevoerd, vooral in de dienstensector.
Als de werkloosheid 55.000 gunstiger uitkomt, maar de werkgelegenheid 100.000 slechter dan men ten tijde van het regeerakkoord verwachtte, dan is er iets met het arbeidsaanbod aan de hand. Drie zaken moeten worden genoemd. a) De berekeningen die het CPB ten behoeve van het regeerakkoord heeft opgesteld, gaat uit van een gemiddelde verkorting van de arbeidstijd (± 1 dag per jaar). In de periode 1983-1986 heeft zich evenwel een grotere verkorting van de arbeidsduur voorgedaan (ongeveer drie dagen per jaar).
b) Schaarse gegevens wijzen er op dat het aantal deeltijdbanen de laatste tijd fors toeneemt.
De ontwikkelingen onder a) en b) geven aan dat het aantal werkzame personen toeneemt, zonder dat dit automatisch betekent dat de werkgelegenheid, die we meten in jaartaken of volledige banen, groeit. Daardoor kan de werkloosheid, die we meten in personen, lager uitkomen en eveneens de werkgelegenheid, want die laatste grootheid meten we in jaartaken (arbeidsjaren).
"Groei". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Maar tot nu toe heeft zij steeds gezegd dat dit bedrag zou worden gehaald los van problematiek van het stuwmeer. In het kader van het compromis met financiën heeft zij dus toch het bedrag van ƒ 2,3 miljard 'ingeleverd. En voor financiën was het dus zaak om op dit moment dit compromis te sluiten omdat volgend jaar niet weer gebruik kon worden gemaakt van de 'oude' kabinetsafspraak. Is mevrouw Schoo en is de Derde Wereld er dus slechter van geworden? Waarschijnlijk niet. Want in feite heeft de bewindsvrouwe nu nieuw geld voor oud geld gekregen. De oude afspraken zouden waarschijnlijk toch niet meer vervuld kunnen worden. En nu heeft zij ook financieel gesproken de ruimte gekregen om haar vorig jaar 'herijkte' beleid gestalte te geven in nieuwe beleidsafspraken met de hulpontvangende landen. En zo lijkt toch iedereen tevreden. Mevrouw Schoo behoeft alleen nog maar de spot van de oppositie in een kamerdebat over zich heen te laten gaan. Maar daarvoor geldt dat blaffende honden nu zelfs niet kunnen bijten.
"Ingeleverd". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Het kabinet-Lubbers heeft zijn laatste begroting ingediend. Daarmee kan de vraag worden gesteld wat het kabinet ervan terecht heeft gebracht. In deze bijdrage zal ik dat nagaan voor de werkloosheidsbestrijding, morgen zal het financieringstekort aan de orde komen. Verschillende maatstaven kunnen worden gehanteerd. Bijvoorbeeld: haalt het kabinet zijn eigen doelstellingen? Komen de ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord gekoesterde verwachtingen uit? En zo ja, is dat dan te danken aan het kabinetsbeleid of aan andere factoren? Deze vragen kunnen op dit moment slechts voorlopig worden beantwoord. De 'resultaten' voor 1986 zijn immers niet meer dan voorspellingen en die komen meestal niet uit. Zij het, dat we vandaag weer rekening kunnen houden met de kans dat de feitelijke ontwikkelingen meevallen, zodat het niet onmogelijk is dat de vergelijking nu wat te somber uitvalt voor het kabinet.
Haalt het kabinet zijn eigen doelstellingen? Bij het regeerakkoord van 1982 zijn berekeningen van het Centraal Planbureau gevoegd. Het planbureau gaat daarin na wat de economische effecten van het voorgestelde kabinetsbeleid zijn. Volgens deze berekeningen zou de werkloosheid in 1986 op 785.000 uitkomen. In de tussentijd is echter de werkloosheidsdefinitie gewijzigd. Houden we daar rekening mee, dan komen de 785.000 volgens de toen gehanteerde definitie overeen met 820.000 volgens de definitie die nu gehanteerd wordt. Het Centraal Planbureau verwacht in de gisteren gepresenteerde Macro-Economische Verkenning (MEV)-1986 dat de werkloosheid volgend jaar op 765.000 zal uitkomen. DU betekent dat de werkloosheidsontwikkeling gunstiger uitpakt. De werkloosheid komt 55.000 lager uit dan in 1982 werd voorzien.
De volgende vraag is of dit gunstiger resultaat een gevolg is van een meevallende werkgelegenheidsontwikkeling of van een geringere dan verwachte groei van het arbeidsaanbod Volgens de verwachtingen van het regeerakkoord zou de werkgelegenheid in de periode 1983-1986 met 25.000 volledige banen per jaar toenemen, ofwel een groei met 0,1 a 0,2 procent gemiddeld per jaar. Kijken we naar wat zich vermoedelijk zal gaan voordoen, dan zien we dat de werkgelegenheid tussen 1982 en 1986 met circa 75.000 jaartaken zal afnemen. In 1983 en 1984 verdwenen er in totaal zon 120.000 volledige banen, in 1985 en 1986 zal de werkgelegenheid met ca. 45.000 volledige banen toenemen. Er is, met andere woorden, per saldo een verschil tussen de verwachtingen en de uitkomsten van 100.000.
"Lager arbeidsaanbod hielp bij bestrijding werkloosheid door drs. K.B. van Popta". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007
Belangrijker dan bovengenoemde ontwikkelingen is waarschijnlijk geweest de geringere dan verwachte groei van het arbeidsaanbod. Het Centraal Planbureau ging in 1982 uit van een groei van het arbeidsaanbod met circa 70.000 per jaar. Dit aantal is in de afgelopen jaren niet gehaald: jongeren blijven langer op school of in militaire dienst, anderen wachten thuis op betere werkgelegenheidstijden. In tegenstelling tot de onder a) en b) genoemde ontwikkelingen zal de geringere groei van het arbeidsaanbod slechts tijdelijk soelaas bieden voor de bestrijding van de werkloosheid. De school zal een keer verlaten moeten worden.
Conclusie: het kabinet haalt zijn werkloosheidsdoelstelling, maar is daarbij geholpen' door een tijdelijke vertraging in de groei van het arbeidsaanbod en het moet rekening houden met een fikse tegenvaller op het terrein van de werkgelegenheid.
"Arbeidsaanbod". "Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]". Amersfoort, 1985/09/18 00:00:00, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010569698:mpeg21:p007