1 ; Nederlands Dagblad
Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]
- 13-03-1985
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]
- Datum
- 13-03-1985
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Nederlands Dagblad
- Plaats van uitgave
- Amersfoort
- PPN
- 810209039
- Verschijningsperiode
- 1967
- Periode gedigitaliseerd
- 1967-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Nederlands Dagblad
- Nummer
- 9890
- Jaargang
- 41
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
Nogmaals: de stille schreeuw door A. Kamsteeg
GISTERENAVOND is door de Evangelische Omroep de «lm "^he Silent Scream' vertoond, waarvan j.l. maandag jj, onze krant door collega ffisse een voorbeschouwing is gepubliceerd. Wat in dat artikel geschreven werd, behoeft (jier niet herhaald te worden. Intussen willen wij, naar aanleiding van een bezoek dat wij dezer dagen aan de Verenigde Staten hebben gebracht, nog wel een enkele opmerking maken over het Amerikaanse kader waarin 'De Stille Schreeuw' kan worden geplaatst. De film heeft aan de overzijde van de Atlantische Oceaan namelijk erg veel losgemaakt. En dat is ook voor ons weer een belangrijke zaak. . .
Wat is de betekenis van de film? Naar onze mening moet bet antwoord op die vraag in de eerste plaats gezocht worden in het aan flarden scheuren van allerlei eufemismen (verzachtende omschrijvingen van iets wat in werkelijkheid afschuwelijk is), waar het de abortus provocatus betreft. leder kent die uitdrukkingen ffel: zwangerschapsonderbreking, het verwijderen van de baarmoederinhoud, afdrijven van het weefsel, en dergelijke. 'The Silent Scream' bewijst op een nog nooit vertoonde manier dat het in feite om het doden van menselijk leven gaat. „Als hij twaalf weken oud is, is hij een volledig gevormd menselijk wezen", zegt dr. Bernard Nathanson op een gegeven moment terecht.
Is dat dan zoiets nieuws? Voor Nathanson was dat vorig jaar, toen de film werd gemaakt om meer over de methode van de zuigcurettage te weten te komen, kennelijk wel het geval. Het gevolg was dat de man die eens de „abortuskoning van New Vork" werd genoemd, zich tot de gelederen van 'Pro Life' bekeerde. Maar voor miljoenen Amerikanen (en Nederlanders) geldt hetzelfde. Zij hebben zich door de eufemismen laten misleiden, of hebben eenvoudig nooit doorgedacht over wat bij een abortus provocatus in werkelijkheid gebeurt.
Maar de drie grote Amerikaanse televisiestations hebben nu gedeelten van de door 'American Portrait Films' gemaakte film uitgezonden. Kopieën circuleren door de hele Verenigde Staten en worden ook in tal van andere landen vertoond. Niemand minder dan president Reagan heeft lovend over de film gesproken en er indirect voor gezorgd dat alle leden van het Congres en de negen leden van het Hooggerechtshof hem te zien konden krijgen. Een senator noemde 'The Silent Scream' voor de anti-abortusbeweging wat het boek 'De Negerhut van Oom Torn' voor de antislavernijbeweging is geweest, namelijk een doorbraak in de goede richting. Een beeld doet soms meer dan duizend woorden.
Anderen hebben het over het 'star-wars wapen' van Pro Life, waarmee aangegeven wordt dat de moderne techniek niet alleen kan worden gebruikt om leven te doden, maar tevens om het te beschermen. Hoe dan ook, minder dan ooit is er thans nog een excuus voor een „wij hebben het niet geweten". Abortus op verzoek betekent niet anders dan het recht van de moeder haar ongeboren baby te doden. Het is dus een misvatting te menen dat van abortus niemand de dupe wordt; er valt wel degelijk een slachtoffer. En dat komt bij de voorstanders van het zelfbeschikkingsrecht — gelukkig — soms toch nog wel hard aan.
Ongeboren leven van 12 weken oud.
Hooggerechtshof
HET doorbreken van onwetendheid of versluierend praten over een verschrikkelijke zaak heeft in Amerikaans perspectief gezien extra betekenis. Wij doelen hier op het beruchte vonnis van het Hooggerechtshof inzake abortus provocatus uit 1973. De opperrechters spraken toen uit dat gedurende de eerste drie maanden van de zwangerschap de staat (deelstaat) geen recht heeft abortus provocatus tegen te houden, wanneer daartoe door de vrouw en haar arts is besloten. Ook gedurende de vierde tot en met de zesde maand mag de overheid zulk een beslissing niet in de weg staan, rjet enige dat van die zijde kan worden gedaan, is het opstellen van regels, bedoeld om de gezondheid van de vrouw te beschermen wanneer zij om de betreffende operatie vraagt.
Wat de laatste drie maanden van de zwangerschap aangaat, hier kan de overheid abortus wel verbieden, op één uitzondering na, namelijk wanneer door dat verbod het leven of de gezondheid van de vrouw gevaar zouden lopen. Bij de beslissing, of er sprake is van een bedreiging van de gezondheid, kunnen de artsen lichamelijke, psychologische en gezinsomstandigheden aanvoeren, aldus het Hooggerechtshof. Ruimer kan het al bijna niet. Om een voorbeeld te noemen, alleen al in 1980 werden in de Verenigde Staten meer dan 12.000 abortussen gepleegd op ongeboren leven van zes maanden of ouder. En wat alle zwangerschapsafbrekingen betreft, sinds 1973 is het totaal aantal met niet minder dan 150 procent toegenomen. Nu speelde in de overwegingen van de meerderheid van de leden van het Hooggerechtshof (twee leden, Rehnquist en White stemden tegen) de vraag hoe een foetus (een onvoldragen vrucht) moet worden beschouwd, een belangrijke rol. Daarbij gaat het er natuurlijk om of ongeboren leven volgens de grondwet al dan geen recht op bescherming heeft. In de uitspraak van de opperrechters kwam in dit verband het begrip levensvatbaarheid' (viability) aan de orde. De schrijver van de uitspraak van het Hooggerechtshof, rechter H.A. Blackmun, wees erop, dat de meeste medische autoriteiten de levensvatbaarheid (dus: de mogelijkheid voort te leven buiten de moederschoot) aanwezig achten zo rond de 28ste week van de zwangerschap, maar soms ook al in de 24ste week. Vandaar de gestelde grens van zes maanden...
Met het voortschrijden van de medische wetenschap zal het echter mogelijk worden de datum van levensvatbaarheid steeds verder te vervroegen. De laatst in het Suprème Court (Hooggerechtshof) benoemde rechter Sandra O' Connor schreef dat twee jaar geleden al: het besluit van het Hooggerechtshof om abortus tot zes maanden toe te staan, is alleen al op medische gronden niet lang houdbaar meer. „Het is niet onredelijk te geloven, dat in de toekomst een foetus van drie maanden in leven kan worden gehouden."
Wat dit alles nu met 'The Silent Scream' te maken heeft? Natuurlijk dit, dat de beelden van een ongeboren leven van twaalf weken nog eens aantonen hoe willekeurig het is ergens anders dan onmiddellijk na de conceptie (versmelting van zaad- en eicel) een grens te trekken. De Bijbel zegt het in de bekende Psalm 139 zo: „Uw (de HERE) ogen zagen mijn vormeloos begin." Waarom zouden wij het beter willen weten? „Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik geloof U omdat ik gans wonderbaar ben toebereid." Met behulp van in televisiebeelden omgezette ultrageluidsgolven hebben wij kunnen zien hoe aborteurs een wreed einde maken aan dat „wonderbare toebereiden". Abortus is niet zomaar het weghalen van een blindedarm.
Doorbraak?
TIJDENS een interview dat wij hadden met dr. J.C. Willke, president van de National Right to Life' organisatie in de Verenigde Staten, zei deze het verschijnen van de film als de „grootste doorbraak sinds de verkiezing van (de anti-abortus president) Reagan' te beschouwen". Uit de agitatie waarmee sommige voorstanders van vrije abortus op de film reageren, zou men die conclusie inderdaad gaan trekken. Er zijn aanvallen op dr. Nathanson zelf, aan wie onder meer wordt verweten dat hij zich — nota bene — in de gelederen van „die verschrikkelijke, bekrompen mensen van Recht-op-Leven" heeft gevoegd. Er zijn ook aanvallen op de conclusies die door Nathanson aan de film worden verbonden.
Van verreweg de meeste kritiek kunnen we moeilijk onder de indruk komen. Zo wordt tegengeworpen dat niet bewezen is dat een ongeboren leven van twaalf weken oud echt „pijn" voelt („een stille kreet van het kind dat zich bedreigd weet"; Nathanson), en dat het zich terugtrekken voor het zuiginstrument een reflex is en geen bewuste angstreactie, eenvoudig omdat het nog niet kan denken. Afgezien van het feit dat het ons nogal merkwaardig voorkomt het denkvermogen als voorwaarde te koppelen aan pijngevoelens, laten we deze discussie liever aan deskundigen over.
We denken echter dat dr. Nathanson de kern van het probleem raakt, wanneer hij zegt dat „natuurlijk tot op zekere hoogte sprake is van beeldspraak" bij het gebruik van woorden als „doodsnood", „pijn" en „vluchtpoging" waar het dit bedreigde ongeboren leven aangaat. Punt in geding is dat de critici bescherming van het leven kennelijk willen verbinden aan het aanwezig zijn van bepaalde kenmerken, zoals denkvermogen. Wat is zon twaalf weken oude vrucht nu waard? Men zal dan echter moeten beseffen, dat een pas geboren baby de oogjes misschien wel open heeft, maar aanvankelijk ook niets ziet, niet nadenkt, en de eigen moeder natuurlijk ook niet echt kan liefhebben. En zo kunnen we ten aanzien van geestelijk gehandicapten en dement geworden bejaarden nog wel een tijdje doorgaan.
De voorstanders van vrije abortus hebben nog meer pijlen op de boog. Nu de 'Pro Life' beweging met een film over het bedreigde kinderleven heeft gescoord, zullen zij op de proppen komen met een film over de nood van de ongewenst zwangere moeder, van het ongewenste kind, en natuurlijk van de verschrikkingen van de illegale abortus. Maar laten we in dit verband eerst in alle nuchterheid vaststellen, dat een voorstander van abortus, de Amerikaanse arts dr. Irvin Cushner, in 1981 voor een Senaatscommissie getuigde, dat 98 procent van alle abortussen uitgevoerd worden omdat de moeders „op dat bepaalde moment gewoon niet in verwachting wilden zijn". Een andere bron vermeldt dat 97 procent van de motieven neerkomt op overwegingen van gemak en financiën. Bovendien: hoe vaak komt het niet voor dat, wanneer moeders de vrucht alsnog voldragen en ter wereld wordt gebracht, allerminst spijt wordt uitgesproken over het niet uitvoeren van de abortus?
Vervolgens weten de critici natuurlijk ook wel dat eens „ongewenste kinderen" later slechts zelden zelf ook wensen nooit geboren te zijn. Zij weten ook best, dat de „verschrikkelijke, bekrompen mensen" van 'Pro Life' zich op bewonderenswaardige manier inspannen alternatieven voor abortus te scheppen, zoals opvang in gezinnen of tehuizen, onderwijs, adoptie. En wat ten slotte die illegale abortussen betreft, de ervaring leert dat niet alleen in de Verenigde Staten, maar vrijwel overal waar het afbreken van zwangerschappen is gelegaliseerd, de illegale abortussen eerder zijn tóe- dan afgenomen.
Wij hopen dat 'The Silent Scream' een schokeffect veroorzaakt bij een aantal categorieën kijkers. In de eerste plaats bij hen die het tot nu toe inderdaad niet hebben geweten. In de tweede plaats bij hen die te hoop lopen wanneer zij ongerechtigheden ontdekken bij proefnemingen op konijnen, maar onberoerd blijven bij de abortusstatistieken. In de derde plaats bij onszelf, die voor de nood van anderen misschien nauwelijks meer oog hebben, en de slachtoffers langs de kant van de weg waarop wij lopen, in feite maar liever aan de Samaritanen overlaten.
Om het gereformeerd karakter van een christelijke opvoeding III Het werk van de Heilige Geest en de kracht van de zonde door J. Veenstra
Het is een heel praktische vraag, of een ondeugend kind gestraft mag worden. Toch is het niet alleen een praktische, maar ook een principiële vraag. Het feit of wet en genade één zijn of wel dat ze tegengesteld zijn, zal moeten uitmaken of straffen in een christelijke opvoeding is toegestaan. De betekenis van het beeld van God en het karakter van de erfzonde mogen theologische kwesties lijken, toch bepalen zij uiteindeijk de aandacht bij het werk van de Heiige Geest in onze opvoeding. Hierin vinden we het wezenlijke onderscheid tussen een christelijke opvoeding en een *ereldse. Hierin onderscheidt nch zelfs een opvoeding met gereformeerd karakter Tan een opvoeding die berust °P de basis van 'het evange",e'. Het lijkt soms of het pes?'misme altijd aan onze zijde s- Maar door de volledige er- Jenning van onze totale verdorvenheid blijkt des te heerser het werk van de Heilige "eest in ons en onze kinderen.
Het doel van een christe"Jke opvoeding zal er altijd op «ericht zijn dat het kind komt l°l verheerlijking van God. "P Gods eer behoort het hele leven gericht te lèln' °f et is geen christelijk ven meer. Ook onze opvoe- v"ig beoogt de verheerlijking llv God' of het is geen christe" ke opvoeding meer. In dit jPzicht verschillen we met yjjf^more niet van mening. . aëen we echter naar een na-5 typering van dit leven °°rde HERE, dan blijkt met° weer het karakterverschil sen een evangelische en een opvoeding. doeiarramore schriJft dat het {Qj Van de opvoeding is: een tiMChtig karakter in onze W_ n voort te brengen, het vorl r van ieder kind te >>ee_: Zodat hii of ziJ Gods dg, ''ikheid weerspiegelt. In ti* blijkt de opvoedt tot een persoonlijke "ze voor God. Voor het lijki. egelen van Gods heer" Wrt'd Wi^st Narramore herscha hJk.terug naar het ge" k 1 Zi^n van de mens naar van . eeld- °at gegeven zou jj. fundamentele betekenis y°or ons leven, chrijl JY.e het doel van een e^ ellJke opvoeding met _rBei-efonneerd karakter &ere wülen aangeven, herinv°o we aan wat we in de •'en otande artikelen schre' vtrb "de eenheid van het Het Gd Gm Hem le aienen, Adam in verbondsgemeenschap met Hem leven. Het leven in de verbondsgehoorzaamheid - naar Gods wet - is ook het doel van de opvoeding naar Deut. 6: „Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht" (vs.s). Daarin moesten de kinderen onafgebroken opgevoed worden (vs.7), opdat ze het in al hun doen en laten (vs.B) in praktijk zouden brengen. Zo hangt met de erkenning van de plaats die het kind heeft in het genadeverbond, samen wat we als doel van de opvoeding nastreven. Onze visie op de verhouding tussen wet en evangelie werkt door in het doel van de opvoeding -daarin is óók het gereformeerd of evangelisch karakter van een christelijke opvoeding te onderscheiden.
Het kind te willen heenleiden tot een persoonlijke keuze voor God of het te willen opvoeden tot een leven in het verbond, is niet tegengesteld. Leven in het verbond - dat sluit een persoonlijke keuze voor Christus en zelfs een krachtdadige bekering niet uit, maar het impliceert wel veel meer de dagelijkse vernieuwing van het leven, een gaan aan Gods hand van kindsbeen af tot de grijsheid toe.
...ouders die hun kinderen opvoeden op basis van het genadeprincipe, zouden de straf in de opvoeding moeten afwijzen...
Beeld van Christus
Met het opvoedingsdoel hangt ook samen, wat fundamenteel is in onze mens- en kindbeschouwing. Wat staat bij ons centraal in ons zicht op de mens en bij de opvoeding in het verbond? Wat onderscheidt ons en onze kinderen van onze ongelovige buren' Steeds weer, ook in Narramores publikaties, stuit men op de stelling: Het geschapen zijn naar Gods beeld is het fundamentele gegeven.
Willen we echter het christelijk én het gereformeerd karakter van onze opvoeding duidelijk maken, dan moeten we ophouden het geschapenzijn naar Gods beeld centraal te stellen. Het geschapen-zijn naar Gods beeld onderscheidt ons en onze kinderen in geen enkel opzicht van de ongelovigen. Voor ieders oorsprong geldt dat de mens eenmaal naar Gods beeld werd geschapen (o.a. Jak.3:9).
Over wat er nu nog over is van het oorspronkelijke beeld van God, verschillen gereformeerde uitleggers van mening. Kuyper en Bavinck spreken van een 'rest-beeld' van God, K. Schilder wil alleen spreken van 'sporen', afdrukken van de oorspronkelijke gaven. Op dit onderscheid gaan we nu niet in. Wel is duidelijk dat ook het overblijfsel van de oorspronkelijke heerlijkheid ons en onze kinderen op geen enkele wijze onderscheidt van de ongelovigen. Deze rest hebben zij in gelijke mate als wij. De fout is steeds weer dat we spreken van beelddragers Gods afgezien van het vernieuwd worden naar het beeld van Christus. Het is juist deze samenhang, die onze kinderen onderscheidt van de ongelovige en die het doel van de christelijke opvoeding anders doet zijn dan dat van een niet-christelijke.
De HERE, onze God, is Eén. Hoe kan het beeld van God fundamenteel zijn zonder het beeld van Christus! De door Adam verbroken verbondsgemeenschap met God bracht de mens een radicale en totale verdorvenheid. Alleen in de Tweede Adam wordt onze verhouding met God hersteld. God afbeelden. God zichtbaar maken op deze wereld, daartoe stelt alleen Christus ons weer in <=taat.
Dit Depaait ons bij het werk van de Heilige Geest in ons en onze kinderen. Vernieuwd worden naar Gods beeld, dat werkt de Heilige Geest in ons. De Heilige Geest eigent zelfs de kinderen toe wat zij in Christus hebben, nl. de afwassing van hun zonden en de dagelijkse vernieuwing van hun leven. Het is de taal van het Doopformulier. Het doel van onze opvoeding - een leven in het verbond, waarin het kind steeds meer vernieuwd wordt naar Gods beeld - hangt dus samen met wat centraal staat in het denken over de mens en het kind. Na de zondeval is er niets meer van ons bij. Totaal verdorven als we zijn, moet de Heilige Geest zelfs nog in ons werken het willen en het werken. Verdorven opvoeders worden door Hem bekwaamd om hun verloren kinderen de vreze des HEREN te leren. Wanneer we mogen zien dat onze kinderen in de waarheid wandelen, dan past ons slechts een ootmoedig Soli Deo Gloria - aan God alleen de eer!
Narramore spreekt hier anders over. Het beeld van God, zegt hij, is wel verontreinigd door de zonde, maar toch blijft het ons een onvergankelijke betekenis geven. Hij erkent dat het beeld van God door de zonde beschadigd is en zelfs ernstig misvormd; wij en onze kinderen zijn door de zondeval „geestelijk besmet" (41/119.120). Maar deze zondigheid' van onze kinderen mag ons de ogen niet doen sluiten voor het fundamentele gegeven dat ze beelddragers Gods zijn (39/43/164).
We missen ook hierin weer de taal van de gereformeerde belijdenisgeschriften. Daarin wordt de erfzonde beleden als erf schuld (Adams zonde wordt ons toegerekend) en als erfsmet (de zonde erft over op de kinderen). Deze belijdenis komt overeen met de totale en radicale verdorvenheid van de mens (H.C., vr. + antw.B). Dat „schier alle niet-gereformeerden alleen spreken over zondigheid, dus: erfsmet" schijnt in Narramores boek bevestigd te worden. Daardoor krijgt de opvoedingstheorie in dit werk ook een typisch optimistische trek, die op opvallende wijze aansluit bij een opvoeding op basis van het genade-principe. Een praktische uitwerking hiervan vinden we het verwerpen van de straf in de opvoeding.
Straf
Ouders die hun kinderen opvoeden op basis van het genade-principe, zouden de straf in de opvoeding moeten afwijzen. Want straf vloeit volgens Narramore voort uit een wettische opvoeding. Straf houdt verband met woede en wraak, met angst en dwang. Bij straf zou de wet gbelangrijker zijn dan de liefde en dat is met een genade-opvoeding in tegenspraak. Als we vanuit het genade-principe opvoeden, zegt Narramore, zullen we het falen van onze kinderen zien als een gelegenheid om Gods vergevingsgezindheid en hulp ten toon te spreiden (94). Hij wil alleen spreken van tucht en correctie. Het is duidelijk dat de principiële tegenstelling tussen wet en genade hier doorwerkt in de praktische opvoedingsvragen.
We zagen in het gereformeerde belijden de eenheid van wet en genade. In het leven onder Gods genade blijft Gods wet volledig van kracht. Daardoor behoudt ook de straf een wettige plaats in de gereformeerde opvoeding. Prof. dr. J. Waterink schrijft in zijn Theorie der opvoeding: „Naar de aard van het woord 'tucht', kan onder 'tucht' inderdaad ook 'straf' worden begrepen. Immers een kind moet ook leren het recht Gods te eerbiedigen en het moet dat meermalen ook leren door de maatregelen van de tucht. Een king moet leren verstaan, dat het schenden van het recht Gods schuld meebrengt en schuld is verplichting tot straf. ...Kan een kind het soeverein gezag van God aanranden? Het antwoord op deze vraag moet toch bevestigend luiden. Er kan ook bij het kind schuld voor God zijn. Dat zal dan ook niemand, die zich gereformeerd noemt, ontkennen. ...Trouwens, in heel de gedachte van de opvoeding moet toch ook wel de noodzakelijkheid van de staf zijn begrepen. Ook tot gehoorzaamheid aan Gods gebod geroepen, evengoed als de ouderen, hebben kinderen te weten, dat overtreding van dat gebod door straf wordt gevolgd; niet alleen moet hun dat theoretisch worden uiteengezet, maar zij moeten het ook als waarheid leren ervaren." (pag. 78/79). Door de erkenning van de eenheid van wet en genade, behoudt de straf een wettige plaats in onze opvoeding.
Prof. Waterink heeft de blijvende betekenis van de wet voor de opvoeding op een kostelijke wijze uitgewerkt in zijn boekje De wet van God in de opvoeding. Wie dit werk van Waterink legt naast het onderhavige boek van Narramore, heeft het gereformeerde en het evangelische karakter van een christelijke opvoeding voor zich - in theorie én in een praktische uitwerking.
Waterink waarschuwt in zijn werk met beslistheid tegen „een 'evangelische' opvoeding, die er de nadruk op legt, dat God ons liefheeft, en dat wij Hem moeten (mogen) liefhebben; en als wij dan God liefhebben groeit bij ons vanzelf de behoefte aan een heilig leven..." (pag. 13).
Van deze optimistische gedachte vinden we bij Narramore diverse voorbeelden. Hij zegt: „Als we over Gods handelen in ons leven vertellen, is het voor de hand liggend dat onze kinderen ons voorbeeld willen volgen en hun vertrou wen op God willen stellen." (68). Het is echter met de werkelijkheid in strijd dat onze kinderen wel uitgroeien tot 'produkten van onze genade', wanneer we in onze opvoeding maar liefhebben, normen stellen en corrigeren (93). Volgens Narramore zou de gelijkenis van de verloren zoon ons een goed voorbeeld geven van een vader die niet verkiest in te grijpen in het zondige leven van zijn zoon. De verloren zoon zou door zijn vader niet tegengehouden zijn; wel kreeg hij waarschijnlijk adviezen mee van zijn vader. En toen hij terugkwam, werd hij niet berispt; ook werden aan hem geen pijnlijke vragen gesteld en van 'preken' was geen sprake.
Dergelijke gevolgtrekkingen zijn echter helemaal niet gerechtvaardigd. De Here Jezus wil met deze gelijkenis heel andere dingen zeggen dan Narramore suggereert. Deze gelijkenis volgt op die van de verloren penning en die van het verloren schaap. De Heiland vertelt ze alle drie naar aanleiding van het morren van de Farizeeën over zijn omgang met tollenaren en zondaren (Luc.ls:l).
Het is, naast typerend optimistisch, ook te optimistisch. De erkenning van de totale verdorvenheid van het kind brengt mee dat we oog dienen te hebber voor de kracht van de zonde, ook in het kinderleven. Het ligt echt niet voor de hand dat de kinderen ons voorbeeld zullen volgen. Dat ervaren gelovige ouders met opgroeiende kinderen steeds weer. Het kost niet zelden slapeloze nachten: de conflicten in het gezin, de moeite met de kerkgang, de zorg om hun vriendschappen, hun hang naar wereldse genoegens. Noch in het leven, noch in de opvoeding speelt alleen genade een rol. Leven in het verbond bepaalt ons en onze kinderen bij belofte én eis, bij genade én wet, bij christelijke vrijheid enerzijds en leven naar de regel der dankbaarheid anderzijds. We mogen nooit moe worden onze kinderen het recht van God voor te houden. God dienen is een voorrecht; het mag. Maar God dienen is ook een plicht: het moet!
N.a.v. Bruce Narramore, Op voeden - een opgave. Uitg. Medema, Vaassen; Telos-reeks, nr 137; prijs ƒ 19,90.
(De vorige twee artikelen in deze serie over christelijke opvoeding werden geplaatst in het ND van resp. 6 en 7 maart.)
Ingezonden De islam (2)
Ds. Slomp geeft in de krant van 1 maart jl. enige voorbeelden van godsdienstige vrijheid in Islamitische landen. Hij beperkt zich echter helaas tot de tolerantie c.g. vrijheid die er bestaat tegenover christelijke godsdiensten. Zijn verklaring dat de Baha'is in Iran slechts 'vervolgd/geplaagd' worden, gaat wel erg voorbij aan de gruwelijkheden van de systematische vervolgingen waaraan de Baha'is worden blootgesteld. De oorzaak van deze vervolgingen, waarover door een zeer groot aantal regeringen en internationale instanties afschuw is geuit, moet gezocht worden in de Islam zelf. Ds. Slomp noemt de Baha'is ex-moslims, hetgeen vreemd is aangezien het Baha'i geloof bekend staat als een onafhankelijke wereldgodsdienst. Het zou in dit kader evenveel bevreemding wekken over de Christenen te spreken als ex-joden.
De vervolging in Iran van de 300.000 leden tellende Baha'i minderheid wordt veroorzaakt door fanatiek religieus vooroordeel. De fundamentalistische religieuze leiders in Iran zijn niet bereid het bestaan van enig geloof dat is verschenen na de Islam, toe te staan en „zetten een meedogenloze campagne op om de Baha'i gemeenschap uit te roeien en alle sporen van het Baha'i geloof in het land van oorsprong te vernietigen". Dit is een zinsnede uit een verklaring van een der Iraanse geestelijke leiders.
Het Baha'i geloof is een godsdienst die over de gehele wereld is verspreid en waarvan de volgelingen in meer dan 100.000 plaatsen wonen. Berichten uit andere Islamitische landen lijken aan te geven dat naarmate Islamitische landen meer volgens de Islamwetten geregeerd worden, de Baha'i sterker worden vervolgd. Dit doet het ergste vrezen voor de komende tijd. Ik hoop dat ds. Slomp gelijk heeft wat betreft de vrijheid van de christenen; dan worden zij in ieder geval niet vervolgd.
We hopen dat inspanningen van de Verenigde Naties voor het bevorderen van religieuze tolerantie vruchten afwerpen voor mensen van welke gezindte dan ook.
Gelukkig weten we dat de Verklaring inzake religieuze tolerantie en godsdienstvrijheid (1981) met medewerking van de Islamitische landen tot stand is gekomen, waardoor zij zonder stemming kon worden aangenomen, hetgeen in VN-termen een positieve zaak is. Dit legt zeker morele verplichtingen aan de Islamitische landen op.
H.M.P. Kersten, bureau Voorlichting Nederlandse Baha'i Gemeenschap, 's-Gravenhage