De klap van het rapport is heel hard aangekomen, maar de gevolgen hadden gemakkelijk nog veel erger kunnen zijn. De Koningin blijft haar hoge ambt vervullen. Hoe zwaar haar weg in de jongste tijd is geweest, kunnen we slechts vermoeden. En wat de Prins betreft: wij hebben bij alle liefde en respekt voor de leden van ons vorstenhuis nimmer meegedaan met de persoonsverheerlijking waaraan sommige persorganen zich wel eens te buiten gingen. Ook de leden van ons Oranjehuis zijn zondige mensen, die elke dag vergeving nodig hebben, net als ieder van ons. Wij mogen de struikeling van Prins Bemhard niet goedpraten, maar het past ons evenmin, het vele goede te vergeten dat hij in en na de oorlog heeft gedaan voor ons land en volk* En gelijk wij voor onze geliefde Koningin'bidden, zullen w(j ook voor de Prins bidden, die nu ontluisterd en vernederd, in de hele internationale publiciteitswereld over de tong gaat. Moge hij de weg kennen naar de troon der genade, naar Hem die mild vergeeft en niet verwijt. Bidden wij inderdaad wel genoeg voor de leden van ons Oranjehuis? Staan onze smekingen als een muur om de dynastie? Het Nederlandse volk blijkt in grote meerderheid nog vast te houden aan onze monarchie. Dat is verblijdend. Maar anderzijds: een aanzienlijk deel van ons volk heeft in feite het verbond met de Potentaat aller potentaten verbroken, en er zijn helaas al jarenlang veel symptomen die doen vrezen dat de leden van ons vorstenhuis op dezelfde weg wandelen. Als Nederland en Oranje de band met God loslaten, redden ze het samen niet! Het ongeloof roept de revolutie op, en de revolutie verscheurt op de duur alle historische banden. Een klein volk, dat een eigen taal spreekt, eigen zeden en gewoonten heeft en een machtige historie vol van zegen en straf, die ons van de hand des Almachtigen toekwamen. Wonend in vrijheid in de fel begeerde rivierendelta van West-Europa, levend onder een dynastie waaraan wij veel te danken hebben, bevoorrecht boven zeer vele volken, allermeest doordat hier Gods Kerk werd geplant en staande gehouden tot op deze dag. Wat zijn we nog rijk bevoorrecht! Maar als Nederland en Oranje in de ondankbaarheid van hun afval nationale zielernoord plegen, zal straks van ons genomen worden wat wij hebben. O God, ontferm U over vorstenhuis en vaderland!
Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]
- 04-09-1976
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Nederlands dagblad : gereformeerd gezinsblad / hoofdred. P. Jongeling ... [et al.]
- Datum
- 04-09-1976
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Nederlands Dagblad
- Plaats van uitgave
- Amersfoort
- PPN
- 810209039
- Verschijningsperiode
- 1967
- Periode gedigitaliseerd
- 1967-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Nederlands Dagblad
- Nummer
- 7283
- Jaargang
- 32
- Toegevoegd in Delpher
- 18-11-2014
Bedreigd bezit
Advertentie
(ADVERTENTIE) 1/^ SCHOOLDAG I SAMENZANGPLAAT verkrijgbaar bij de Luisterpost op de markt in Kampend
Dagen van schaamte Kanttekeningen door P. Jongeling
ER ZIJN SOMS momenten in het leven waarop een mens zich intens schaamt, niet over wat hij zelf heeft misdaan, maar omdat schande wordt uitgestort over anderen die hij hoogacht en waarmee hij zich verbonden weet. Die ervaring hebben velen in de achter ons liggende dagen gehad toen het rapport van de Commissie-Donner over de Lockheedzaak werd gepubliceerd en toen de minister-president in een publieke vergadering van de Tweede Kamer de verklaring voorlas waarbij de Regering zich geheel bij de conclusies van de commissie aansloot. Dan is het alsof je door de grond zinkt. Een vrijwel voltallige Kamer hoorde onthutst en merendeels in grote verslagenheid naar de ontluistering van Prins Bemhard. Een leger van persmensen, radioreporters, televisieverslaggevers was aanwezig om alles op de band en de film vast te leggen. De hele internationale troep die zich van sensatie naar sensatie pleegt te spoeden was komen opdraven. Het zit mij nóg dwars. In mijn bijdrage voor het Kamerdebat heb ik er een opmerking over gemaakt. Publicatie van het rapport was meen ik, in dit stadium onvermijdelijk. Als alleen de conclusies waren gepubliceerd, zou iedereen onmiddellijk hebben gevraagd naar de bewijsgronden en zou een kabaal zonder einde zijn ontstaan. Maar de vraag is wel: had het Kabinet geen wegen en middelen kunnen en moeten vinden om de „show" te beperken? De vraag is uiteraard gemakkelijker te stellen dan in positieve zin - met een plan van uitwerking erbij.' - te beantwoorden, maar ik twijfel of het Kabinet zelfs maar naar zon opzet heeft gezocht. Ik wil daarmee niet suggereren dat de minisimimpf^idfpj met graagte, di taak heeft verricht die hij namens de Regering moest vervullen. Die indruk heb ik allerminst gekregen. Maar al was openbaarheid onvermijdelijk, de „openheid" werd in dit geval wel tot het uiterste doorgevoerd en de man die er het [niet onschuldige] slachtoffer van werd was de Prins-gemaal. Een zó super-publieke en gedetailleerde morele degradatie heb ik in Nederland nog niet eerder beleefd. De Kamer heeft deze week maandag over het rapport en de regeringsconclusies gedebatteerd. In het algemeen kort en sober. Namens de GPV-fractie heb ik er aan deelgenomen, nadat ik de stukken had gelezen. Ik was genoodzaakt de conclusies van de commissie en van de Regering te aanvaarden. Allicht kan men bij bestudering van de bijlagen bij enkele op zichzelf staande punten wel tot een ietwat andere formulering komen dan de commissie - één kamerlid deed pogingen in die richting - maar daarmee werden de eindconclusies toch niet ontkracht. Trouwens, de Prins zelfheeft schriftelijk zijn misslagen erkend en er de consequenties uit getrokken.
Ook goede dingen
MAAR WIE NIET meer zegt doet de Prins onrecht. Vast staat dat de commissie geen enkele aanwijzing heeft gevonden dat er als gevolg van de bemoeiing van Lockheed voor Nederland schadelijke beslissingen zijn genomen. Er b geen beïnvloeding van het aankoopbeleid geweest. Er is ook geen enkele aanwijzing dat de Prins zich ooit bij zijn keuzen en uitspraken door iets anders heeft laten leiden dan het landsbelang. Dat belang stond voorop. Prins Bemhard kent ons defensie-apparaat, kent ook de neiging van bepaalde politieke groepen om de landsverdediging op een uiterst laag Pitje te zetten. Hij heeft, zonder partijpolitieke uitspraken te doen, toch meer dan eens tegen deze gevaarlijke tendens gewaarschuwd. Zijn fout is geweest, dat hij in het kader van zijn activiteiten ten bate van ons land ermee akkoord is gegaan dat hem geld in het vooruitzicht werd gesteld door Lockheed en dat hij in een later stadium zelfs brieven heeft geschreven waarin met een beroep op genoemde activiteiten feitelijk om geld werd gevraagd. Daarmee heeft de Prins der Nederlanden het aanzien van ons land geschaad. Hij heeft het nu zelf erkend.
Hoe het begon
Maar er is ook een groot stuk verantwoordelijkheid van de opeenvolgende naoorlogse kabinetten! Om te beginnen staat vast - ik heb er in de Tweede Kamer op gewezen - dat minister Meynen in de zomer van 1946 met instemming van het toenmalige kabinet de functie van inspecteur-generaal van de landmacht heeft gecreëerd voor Prins Bemhard, op grond vooral van de grote diensten die hij in oorlogstijd land en volk had bewezen. De enige die toen aarzelde en waarschuwde was Koningin Wilhelmina: De Prins mag niet in een situatie geraken dat zijn positie wordt aangetast, en dat zou met zon inspecteur-generaalschap a-s! ss.is kunnen zebmren.
Wijze woorden van een groot Vorstin met een enorme politieke en staatsrechtelijke ervaring! De zaak is tóch doorgegaan, en ik voeg er onmiddellijk aan toe dat volgens ingewijden Prins Bemhard in de dertig jaren dat hij dit ambt bekleedde veel goeds ten bate van de krijgsmacht heeft gedaan.
Ambassadeur voor het bedrijfsleven
De Prins, die vloeiend Spaans spreekt, heeft ook, alweer op verzoek van de Regering, verscheidene reizen naar Latijns-Amerika gemaakt, vooral om export-orders voor onze industrie te krijgen. Vooral in de eerste naoorlogse periode hadden we die orders heel hard nodig om er economisch weer bovenop te komen. En wie kon gemakkelijker toegang krijgen, wie had meer internationale connecties, meer „glamour" dan deze actieve Prins der Nederlanden? Hü kreeg ook wel eens geschenken mee van de Nederlandse Regering, bijvoorbeeld een ridderorde die een invloedrijk persoon op de borst moest worden gespeld. En het is vrijwel zeker - gezien de Zuidamerikaanse verhoudingen, de felle internationale concurrentie en bepaalde ingeroeste gewoonten - dat ook van Nederlandse zijde soms wei met „smeergeld" is gewerkt. Zo is de man die erop uittrok voor ons land steeds meer terecht gekomen in een wereld waarin grote concerns en „internationals" om opdrachten vochten, ook wel met wapens die moreel niet door de beugel kunnen. De Prins der Nederlanden mag niet „slijten", waarschuwde Koningin Wilhelmina. Dat slijtageproces is nu tóch aan het licht getreden.