(Van een speciale verslaggever)
MALI, AFRIKA — Nioro du Sahel heet het stadje. De naam voorspelt weinig goeds. En het is ook niet zo best. Verdorde akkers onder de brandende zon, magere mensen, wachtend in de schaduw. Er is geen bestrating, geen waterleiding, geen elektriciteit. Wat koeien d_ie soms akelig tekeer gaan, kraaiende banen op de onmogelijkste uren van de dag. Een paar auto's, een paar restanten van auto's. En water zolang de kleine voorraad strekt.
Na Nioro is er vrijwel niets meer, alleen zand. We zitten hier op de grens van leven en dood, op de overgang naar die woestijn. Vandaar „Sahel", wat „rand van de Sahara" betekent. .Hier en daar is nog een boom, wat gras, wat vee, een ezeltje. Als het een beetje meezit kun je in de regentijd (juni-september) en in de maanden daarna nog wat aan landbouw doen. Maar het zit al vijf of zes jaar achter elkaar tegen. En dat betekent honger. Een oude man vertelt dat heel wat mensen de laatste twee, drie dagen niks meer hebben gegeten. Er zijn families van 30 mensen, van wie er al 25 zijn gevlucht naar het zuiden, waar het beter is. De overgeblevenen zitten op het dorpsplein onder een strooien afdak en bespreken de toestand. Gewoonlijk krijgen zaj van de regering een kilo meel per maand per persoon. Maar de laatste twee maanden is er helemaal ' niets meer gekomen. Er gaan stemmen op om hulp te vragen in dorpen in de buurt. De gids is Felix Houngbedji, 36 jaar oud, afkomstig uit Dahomey en hier de vertegenwoordiger van het ministerie van landbouw. Hij heeft in Parijs gestudeerd en daar kennis gemaakt met de manier waarop Frankrijk Afrikanen huisvest. „Het zijn racisten", zegt hij. Felix heeft een kantoortje even buiten de stad. Er is ook een dienstwoning bij, een naar plaatselijke begrippen zeer royaal huis. Het staat leeg, want het gezin Houngbedji woont liever gezellig in de stad, op zijn Afrikaans, tussen het leem, de kinderen, de kippen. Hij zegt dat de toestand in het gewest Nioro (195.000 inwoners) hopeloos is. „Rien a manger", niets te eten. Slechts zo nu en dam komt er wat uit Bamako, de hoofdstad. Maar het duurt allemaal veel te lang. Er zijn in dit ontzettend dun bevolkte gebied geen goede wegen en vrijwel geen vrachtauto's. Eigenlijk zou voor de komende zes maanden 20.000 ton voedsel nodig zijn. Het zal maar eem schijntje worden. Terwijl de bewoners van het noorden vluchten naar het zuiden komen er andere vluchtelingen naar de Sahel: woestijntoewoners, nomaden. In deze streek zijn het vooral Moren en meer naar de kant van TUmfooektoe en Gao de Touaregs. De Moren — vrij licht van huidskleur — hebben vaak donkere mensen bij zich: hun slaven. Want al is de slavernij dan officieel afgeschaft, in feite duurt zij nog gewoon voort. Maar de verhouding tussen de slaven en hun meesters is zo te zien nogal gemoedelijk. De Touaregs en de Moren zitten volledig in de klem. Hun vee is dood, hun geld is op. Zij kunnen alleen nog hun hand ophouden. Maar de regering is niet royaal. In beginsel moet voor het voedsel gewoon worden betaald, ook al is het dan door het buitenland geschonken. Wie geen geld heeft komt achteraan, en krijgt heel weinig. Felix vindt dat een normale zaak. „Mali is een arm land", zegt hij, „en de regering heeft dat geld nodig voor de benzine en de vrachtauto's". In Nioro zijn zes Europeanen. Drie Italiaanse zusters en drie oude Franse witte paters. Felix noemt de paters „Yankees" omdat ze whiskey drinken en volgens hem veel geld hebben. En hij gniffelt, omdat de paters in al hun jaren in Nioro slechts één zieltje hebben gewonnen, dat van hun kok. De paters op hun beurt halen hun schouders op over Felix' verhaal dat er alleen economische motieven zouden zijn voor het vragen van geld voor het voedsel. „Er zit meer achter. Verschil in huidskleur en zo".
Als ik wil zien wat hij in Mali gedaan heeft dan moet ik meteen meegaan naar Babougou, 270 kilometer verder. De eerste 200 kilometer is het pad goed; daarna komen we op een pad vol kuilen en bulten. Van Vugt raast er in zijn Peugeot als een bezetene overheen. Het project is een rijstboerderij aan de Niger, door Van Vugt in drie jaar uit de grond gestampt. De bush maakte plaats voor een polder naar Hollands model. Een vlakte van 500 hectare, waarin hier en daar — om het niet al te eentonig te maken — een stukje busti of een mooie boom gespaard is. Behalve 30 man vast personeel werken er in het seizoen zon 150 losse arbeiders. Ze verdienen ongeveer f 1,25 per dag, het gemiddelde in Mali. De boerderij voorziet de hele omgeving van zaairijst van uitstekende kwaliteit. Je kimt er een uitstekende oogst mee halen.... als je tenminste water hebt. Niet ver van de boerderij liggen de rijstvelden van- de plaatselijke bevolking. Dertigduizend hectare, meer dan half zo groot als de Noordoostpolder. Maar er staat geen rijst. Het is een verdorde steppe geworden, waarop de boeren mv maar hun geiten hebben neergezet. Zo gaat dat. Maar het kan ook anders. Want dichtbij is water genoeg. Op 500 meter afstand stroomt de Niger, breder dan de Waai. Het was de bedoeling dat de rijst van de boeren eerst zou groeien op de regen en later op water dat via kanaaltjes uit de Niger kwam. Maar het rivierpeil werd zo laag dat de kanaaltjes droogvielen. En pompgemaaltjes zijn er niet. Van Vugt: „Als je hier werkt dan moet je aan alles tegelijk denken. Je moet zorgen dat je krijgt wat je hebben wil en dat het blijft draaien. En dat is hier niet zo eenvoudig, dat verzeker ik
In verband . met de actie SOS-Sahel, die maandag start, bracht een speciale verslaggever een bezoek aan Mali, een van de landen in Midden-Afrika die het zwaarst door de droogte getroffen zijn. Hij maakte de reis op uitnodiging van de Novib, de stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand.
Felix Houngbedji en zijn gezin.
"In Mali moet veel veranderen Regen en voedsel alleen niet genoeg". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
De paters zijn oud en Chris van Vugt, een Nederlandse ingenieur, is nog vrij jong (38). Een ongelooflijk actieve man, die in deze kokende hitte van hot naar haar holt, zwetend als een otter. Hij staat op het punt te vertrekken naar Tsjaad. Overplaatsing. Niks aan te doen.
je. 't Is een kwestie van organisatie en van de deuren platlopen van de mensen die je nodig hebt". Een Engelsman zegt over hem: „Hij ls een voortreffelijke vent. Een van de besten hier in Mali. Dat het hier zo goed draait is aan hem te danken". En nu gaat Van Vugt, de grand pionier, de grote pionier, weg. En hij kan het niet nalaten zijn opvolger, een Malinees, nog een goede raad mee te geven: „Natuurlijk is het makkelijker om bestrijdingsmiddelen te gebruiken dan om te wieden, natuurlijk heeft sterke mechanisatie allerlei voordelen. Maar als je het werkelijk goed meent met Mali dan zie je van al die dingen af, want het gevolg zou alleen zijn dat het geld terugvloeit naar Europa. Gebruik zo min mogelijk machines en zoveel mogelijk mensen, dat moet het uitgangspunt zijn".
"Bezetene". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
Mali is een waanzinnig groot land, waar Nederland zeker 20 of 25 keer in gaat. Er wonen ongeveer vijf miljoen mensen, er zijn een paar goede asfaltwegen, een paar vliegveldjes, een paar fabrieken.
Behalve groot en leeg is het ook straatarm. En dat betekent — ook buiten tijden van droogte — weinig en ongezond eten, een slechte gezondheid. Van de kinderen van een half tot twee jaar gaat de helft dood. De verklaring is siLmpel: te lange borstvoeding. Een kind van één, anderhalf heeft meer nodig dan alleen de moedermelk, waarvan hij maar rond moet zien te komen tot hij twee is.
Hoe verander je dit land? Hoe bereik je dat de mensen geen honger meer hebben, dat ze zich wat gelukkiger en veiliger voelen, dat ze bijvoorbeeld niet meer zo bang hoeven te zijn als ergens in de buurt een besmettelijke ziekte uitbreekt.
In beginsel lijkt het niet zo verschrikkelijk moeilijk, zeker niet in het zuiden, waar het 600, 900 (Bamako) of meer millimeter per jaar regent, tegen 200 milflimeter of minder in Nioro en Timboektoe. De grond is lang niet overal onvruchtbaar, de bevolking is weliswaar in ontwikkeling achtergebleven, maar daarmee bepaald nog niet dom. En bovendien willen de mensen best werken, zij het liever niet tussen twaalf en drie, wanneer het in de zon werkelijk niet te harden is.
Volgens de oude witte paters in Nioro moet de oplossing voor Mali van boven komen. Weliswaar niet uit de hemel, maar een paar verdiepingen lager. Het moet weer meer gaan regenen. Chris van Vugt is het daarmee maar gedeeltelijk eens. Natuurlijk moet er meer regen komen,- en dat zal ook wel gebeuren, want dit zijn gewoon de zeven magere jaren. Er zullen zeven vette volgen. Maar regen alleen is niet genoeg. Alleen met een goed afgestemd ontwikkelingsprogramma kan Mali een land woiden waar niemand meer wakker van hoeft te liggen. Evert Uitentuis is adviseur van Mali's enige melkfabriek. Hij is de derde adviseur in vier jaar. De twee vorigen zijn na ruzie met de Malinese directie vertrokken. Uitentuis heeft geen moeilijkheden. Hij kan het aardig goed vinden met de nieuwe directrice (een vrouw aan het hoofd van een bedrijf is een grote uitzondering in een Mohammedaans land). De melkfabriek heeft een capaciteit van 10.000 Her, maar !**«£_?_*_ 6000. Die onderproduktie zit m.°* Malinese koeien, die met zo »£™™ met melk. Het kleine «£*^£_f Bamako, waar de melkfato»* staat brengt het niet verder dan 200 adOO liter per jaar en het meeste daarvan gaat naar het kalf. In het Noorden vind je «a*™** soort koeien, de zebu's, da* J°«? voor maximaal 1000 liter. M*L£~l bu's kunnen niet tegen de *****™ko gen, en die zijn er veel «f1 **™*£ In ieder geval: de fabriek draait en maakt een beetje winst. En de boeren krijgen een goede prijs voor hun melk. , _«■ Eigenlijk geen problemen di* Maar wel ideeën. Er is éen ding dat Uiten tuis al die tijd dat hij in « at al verbaast: In de droge maanden is er een groot tekort aan voedsel voor Het vee. Maar na de regentod laten de boeren het gras op de velden gewoon verdorren. Van hooien - «**™* m Europa al honderden jaren gebeurt ~ hebben zij nog nooit gehooid. Net z-o min trouwens als van het kuilen van gras.
Nellie van den Oever - «rg aardig, erg betrokken bij de zaak —X* proerboerderijen op voor jonge boeren en boerinnen uit de omgeving. Ze wonen er twee jaar en nemen dan hun kennis mee naar hun dorpen. De proefboerderij is de steen in de vijver- De jonge boeren zijn de golven die de kennis verder dragen en overgeven. Bij één van die boerderijen is Uitentuis nu aan het hooien gelagen- H__ deed dat pal langs een zeer drukke weg zodat iedereen het kon zien. *— wat hy gehoopt had gebeurde. D« wamen vragen waarom hij da* oeea en gingen hem toen navol..
"Borstvoeding". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
Vanmorgen verder naar de boerderij. Geen asfalt meer, maar leem en kuilen. Zeventig kilometer lang. Om half vijf 's middags ben Ik terug in Segou. Geen bericht uit Bamako en dat betekent volgens onze afspraak dat ik naar Timboektoe kan. De taxi, een grote Peugeot, deel ik met zes andere passagiers. Onderweg moeten we zeker acht keer stoppen voor controle. Mijn medereizigers zien er het gekke niet van in. Ze zijn gewend aan dit soort toestanden in dit door militairen geregeerde land. Johan Verloren wacht op me in 't Grand Hotel. Vertelt dat ik niet naar Timboektoe ga, maar naar Nioro du Sahel; volgens hem een vrij schilderachtig plaatsje, waar allerlei voorzieningen zijn. Ik zal zaterdagmorgen om zeven uur vertrekken en maandagmorgen om zeven uur teruggaan. En als het vliegtuig waarop ik geboekt ben maandagmorgen niet mocht komen — en dat gebeurt nogal eens — dan moet ik maar een taxi nemen, ook al gaat het om een afstand van zeker 450 kilometer.
"Vrijdag". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
Alleen op avontuur. In een oude Dakota, die me bij de daling enorme oorsuizingen bezorgt. Ik heb al snel door dat Johan de zaken wel erg rooskleurig heeft voorgesteld. Er is niets, geen begaanbare wegen naar de bewoonde wereld, geen hotel, geen taxi. Verloren had me aangeraden eerst naar de katholieke missie te gaan en dat doe ik. Ik vind er drie stokoude paters, van wie er êén op zijn brommer op zoek gaat naar de „commandant" van' de stad. Ik geef hem een brief mee vande FAO, waarin ik word voorgesteld als medewerker van de NOVIB. Hij komt later terug met landbouwconsulent Felix Houngbedji, die me onderdak zal bezorgen in zijn dienstwoning 't Is afgesproken dat ik bij de paters zal eten en daarna door hun kok zal worden weggebracht. Om één uur zal ik bij de dienstwoning zijn. Maar de kok troont mij mee naar de lemen hut van zijn ouders en nodigt me uit om thee te blijven drinken. Ik zeg dat we eigenlijk geen tijd hebben, maar volgens hem speelt tijd in Nioro geen enkele rol. En zo wondt er dan een matje voor mij uitgerold en begint het zetten van de thee. Het neemt nogal wat tijd in beslag, want het water.moet gekookt worden op een soort barbecue, die eerst moet worden aangemaakt. De vader van de jongen ligt intussen een eindje verderop en eet nogal smakkend pinda's. Na een uurtje staat de pater plotseling voor de deur. Hij vertelt dat Felix ons overal aan het zoeken is. Gelukkig is de thee — ontzettend sterk, maar lekker — bijna klaar.
Wat een dag! Felix neemt me mee het dorp in. Ik schud honderden handen van mensen die zonder uitzondering vriendelijk zijn. Ik luister — op binnenplaatsen tussen lemen hutten — naar toespraken waarin ik allerhartelijkst word begroet en de Nederlandse regering wordt bedankt voor de tot dusver geboden hulp.
Ook gaan we naar Felix' huis. Maar hij wil niet dat ik bij hem blijf eten. Later vertelt hij me de reden. Het gaat bij hem thuis volledig Afrikaans toe en dat betekent geen messen en geen vorken. En dat zou mij, als Europeaan, zeker niet aanspreken, zo meende hij. Tijdens de rondgang door het dorp arrangeert hij eten voor mij. Het wordt later gebacht door een jongen: een pan met onverteerbare, zeer sterk smakende stukken vlees, twee blikken sardines, een grote fles bier en een brood. Maar de grootsite verassing moest nog komen. Even na onze aankomst wordt er getikt op het raam. Een Moorse, die wij onderweg al hadden ontmoet, komt binnen met een zeer donker, zeer knap meisje. En zij zijn gekomen om ons gezelschap te houden. De donkere vertaalt een boodschap van de ander: faire de I'amour. Tk zeg tegen Felix dat ik daarvoor niet naar Mali gekomen ben. „Geen probleem", zegt hij, „dan blijven ze alleen maar een poosje praten". Na een half uur neemt Felix ze weer mee. En ik blijf alleen achter in dit zeker in geen half jaar schoongemaakte huis, met in de verte buiten overal stemmen van spelende kinderen en dichterbij het getjilp van de sprinkhanen.
"Zaterdag". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
Midden in de nacht word ik wakker. Felix is in de kamer naast de mijne. Hij komt hier slapen. Vanmorgen gaan we de omgeving verkennen. Hij heeft gezorgd voor een Landrover. Ik hoef alleen maar de benzine te betstien. We rijden naar het uitgehongeade dorp, waar ik de kippen en de eieren krijg. Felix verdeelt — zonder mij er ni te kennen — de schat later tussen hem en de chauffeur. Dan nodigt hij me uit om toch bij hem to komen eten. Zijn vrouw heeft gekookt, erg lekker. Ik vraag hoeveel kinderen ze willen hebben (ze hebben er nu twee). „Vier", zegt Felix, en zo snel mogelijk achter elkaair. Daarom mogen ze maair acht maanden aan de borst. „En u wilt er ook vier?", vraag ik aan zijn vrouw. „Nee, twee", antwoordt ze. „Vrouwen hebben in dit land niets te vertellen", zegt Felix. 's Middags rusten we wat, en daarna gaan we weer de stad in. We praten met iedereen, het is ontzettend gezellig. We ontmoeten een prachtig meisje. Ik maak een foto van haar en zeg dat ik haar erg mooi vind. Felix: „Als je wilt dan komt ze je vannacht gezelschap houden". Ik wimpel het af, zij het met minder overtuiging dan de vorige keer. Felix wil graag naar zijn kaartvrienden en ik ga met hem mee. Terwijl hij speelt zit ik op een matje en schrijf, rk voel me erg op m'n gemak, 's Avonds opnieuw een heerlijk maal, klaargemaakt door Felix' vrouw. Daarna brengt hij me weg naar m'n kamer. Hij wil weer gaan kaarten en ik wil verder schrijven. Na een poosje staat hij weer voor de deur en niet alleen. Het beeldschone meisje ls meegekomen. Felix herhaalt zijn aambod van vanmiddag en zegt dan — waneer ik na enig aarzelen weer tot „nee" besluit — dat hij zichzelf dan enige tijd met het meisje zal afzonderen. Maar dat „enige tijd" loopt uit op de hele nacht.
"Zondag". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
(Van een speciale verslaggever) MALI — Donderdag. Onderweg van Parijs naar Mali in Midden-Afrika voor- een reportage rond de actie SOS-Sahel, bedoeld om de hongerlanden te helpen. Tussenlanding gemaakt in Casablanca, waar we in de hal moesten wachten terwijl het buiten heerlijk weer was. We vliegen nu over het kale, bruine Atlasgebergte. En dan komt die mysterieuze, eindeloze zandzee die Sahara heet. Je zult hier toch een noodlanding moeten maken! Na zon twee uur wordt het beneden een beetje groener. We beginnen vrijwel meteen te dalen. Bamako, de hoofdstad van Mali, is nabij. Ik stap uit en voel de foittte van de straalmotoren. Dat denk ik tenminste. Maar een eind verder is het nog net zo warm. Volgens afspraak zou Nellie van den Oever, iemand van de FAO, de voedselorganisatSe van de VN, me komen afhalen. En ze is er, samen met Johan Verloren, een collega van haar. Ze stellen me voor naar het Grand Hotel te gaan, waar een kamer voor mij besproken is. En daar zit een derde Nederlander Chris van Vugt, hevig transpirerend. Een man boordevol dadendrang, dat zie je zo. Inderdaad neemt hij onmiddellijk het teittóatief. Hij bekijkt een door Nellie gemaakt lijstje van de dingen die ik in MaM kan gaan doen en zegt: „Je moet beslist ook naar Timboektoe; daar zie je de ellende van de Sahel op zijn ergst". Loopt weg, komt terug en zegt dat het vliegtuig zaterdagmorgen gaat en zondag terugkomt. Maar of ik meekan is nog de vraag. Niet alleen omdat er misschien geen plaats is, maar ook omdat de Malinese regering er liever geen Europese journalisten ziet. Er zijn kampen voor uit de woestijn gevluchte Touaregs, waarin vreselijke toestanden moeten heersen. Maar hoe dan ook, morgen weten we meer. Vandaag — nu direct, over een half uur — kan ik met hem meegaan de bush in, naar zijn boerderij. Of ik daar zin in heb? Lukt het me met het vliegtuig, dan kan Ik morgen met een taxi terug naar Bamako. Lukt het me niet, dan komt Nellie me halen en rijden we nog verder het land in. Ik zeg meteen „ja", want Van Vugt lijkt me een interessante man, die wel wat te vertellen heeft. We rijden door Bamako, een stoffige, armoedige Afrikaanse stad. Het is al donker. Er branden kleine vuurtjes, er worden petroleumlampen ontstoken. Na een dükke twee uur zijn we in Segou, waar Van Vught zijn huis heeft, 't Lijkt op Bamako, maar dan kleiner. De boy van Chris heeft eten warm gehouden. We praten nog wat en gaan dan naar bed. Ik slaap onmiddellijk.
Het mooie meisje dat 's avonds kwam. ... en bleef.
"Zes dagen Mali, een dagboek". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
Vanmorgen om zes uur de wekker laten aflopen. Was al wakker. Kon eigenlijk de hele nacht niiet slapen door het nauwelijks aflatende gerommel in de kamer hiernaast en het springende, kruipende, knagende en stekende ongedierte in en rond mijn bed. Het is nog nacht, ondanks de hanen die al uren kraaien. Terwijl ik me aankleed, het laatste stuk brood eet en de laatste slokken water neem, blijft het stil in de kamer van Felix. Ik wek hem maar niet, na zijn doorwaakte nacht, maar schrijf een afscheidsbrief, zet mijn reiswekkertje er als cadeautje bovenop en leg er een biljet van vijftig Franse francs bij voor de benzine van de Landrover. Ik ben de eerste klant op het vliegveld. Na mij arriveren Arabische handelaren met grote ijzeren kisten. Ik schuif een eindje op voor een vrouw die ziek is geworden en op een matje gaat liggen. Om zeven uur — er zijn inmiddels zeker 50 reizigers, belangstellenden en uitzwaaiers — moet de Dakota komen, hij verschijnt niet. Niks om je ongerust over te-maken. Maar twee uur later is de hemel nog steeds leeg, en om half tien ook. Felix is er inmiddels ook. Met veel omhaal van woorden zegt hij dat 50 francs te weinig is. De chauffeur schijnt ook te moeten warden betaald of zoiets. Ik geef hem nog 50 francs en hij is tevreden. Tegen tien uur ontstaat er enig rumoer bij die plaats waar ik eerst zat. De vrouw die ziek was geworden, is dood. Ik ben nogal ontdaan, maar niet voor lang. Het egoïsme krijgt al snel de overhand. Felix zegt. dat als de Dakota er nu nog niet is de kans erg groot ls dat hij vandaag helemaal niet meer komt. Dat zou betekenen dat ik opgesloten ben in Nioro en. in leder geval morgen het vliegtuig naar Nederland mis. En dan komt om kwart ovo het bericht dat de Dakota zojuist is opgestegen uit Bamako. De Arabische handelaren gaan thee zetten op een houtvuurtje en nodigen mij uit. De jongste geeft me zijn adres en zegt dat hij me kaarten zal sturen vanuit Mauretanië en Senegal, zodat ik veel mooie postzegels krijg.
In de Dakota zit ik naast een van die vele uitzinnig mooi geklede en gekapte vrouwen die dit land rijk is. Ik heb moeite ergens anders naar te kijken. Zo nu en dan lacht ze me even toe. Wat een schoonheid. Jammer dat ze geen Frans spreekt. In Bamako staan Nellie van den Oever en Evert Uitentuis, een zuivelexpert, op me te wachten. Ze hadden een heel programma met me willen afwerken. En nu ls het al bij drieën, maar ze willen me toch nog wat laten zien. Daarom rijden we meteen de stad uit. Eten komt straks wel, ook W heb ik na de korst brood van zes uur niks meer gehad. Tegen half zes wordt m'n ergste honger gestild in een cafeetje langs de weg. Vlees aan stokjes en zure pap niet maïs. Best lekker, 's Avonds eet * uitgebreid bij Nellie thuis. Ze woont in een leuke bungalow. Haar bediende heeft heerlijk gekookt. En wie is die gonlla-achhge man die in de tuin op een matje ligt. Hij is de particuliere nachtwaker. Geen verleidingen vandaag. Om 12 uur brengt Nellie me netjes naar het Grand Hotel, een mooie benaming voor dit ongezellig onderkomen waar wedermuggen en motachtige wezentjes, die om strijd geleverd moet worden tegen een sterke aandrang hebben om steeds in je neus te kruipen.
"Maandag". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013
In een Caravclle naar Ouagadougou de hoofdstad van Opper Volta. Ik moet hier tot vanavond laat wachten op aansluiting naar Parijs. In het gebouw van de FAO begin ik met het uittikken van mün verhaal, dat morgen klaar moet zijn. 's Avonds op weg naar het vliegveld gedeeltelijk te voet, om wat van de stad n. Koon wat vruchten, drink limonade en vraag een vrouw die net de afwas gedaan heeft of ik een lepel, gemaakt uit een kalebas, van haar kan kopen. Een grote groep Jongens en meisjes komt er bij staan- Op allerlei stukjes papier zet ik m'n adres. Ik kom met de lepel op het vliegveld en eet op de stoep een stuk stokbrood. En dan staat opeens éen van.9f. Jongens van daarnet naast me. Met net zon lepel als ik al heb, maar dan veel groter. Cadeau. Later haalt hij ook nog een dolk en schenkt me die. Ik geef de jongen een T-shirt en zijn broer een honkbalpet. In het vliegtuig naar Parijs ervaar je de Europese beschaving meteen aan den lijve in de vorm van onoprechte glimlachjes van de Franse stewardessen, de gladde muziekjes uit de luidsprekers, het alomtegenwoordige zwijgen, de fantasieloze kleren, de belachelijke wegwerpdingen bij het eten. Afrika, het moet beter met je gaan. Maar word in Godsnaam niet zoals Europa.
"Dinsdag". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1973/10/19 00:00:00, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619468:mpeg21:p013