Ik zag je in 't Princessehof die autoloze zondag. 'Niet aanraken' stond op het bord. Ik dacht aan Herman Kuiphof, aan beelden zwart-wit of gekleurd, herhaling van goals, de ereronde van het veld, 't verwisselen van shirt. Het schimmenspel in Liverpoól, de dribbelpas van Coen, een snelle sprint van Johan Cruijff, een bierblik in het doel. Ik dacht aan menige voetbalslag, de boze blik van Gerto, spelers met opgeheven vuist, de snipperwoensdagmiddag, het zingen van de Zilvervloot, de kromme bal van Willem, het muurtje met een gat erin, een scheidsrechter in nood. Het overvolle stadion, schreeuwende krantekoppen, supporters bont gekleed en schor, Samkalden op 't balkon. Het uitgaansleven uitgeblust, de straten hol en leeg, een korte raadsvergadering, boer Koekoek in de rust. Daar stond je lelijke bokaal, dwangbuis van vele volken. ik vraag me nu verbijsterd af: waren wij wel normaal? A. TILMA
Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- 29-12-1973
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- Datum
- 29-12-1973
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Leeuwarder courant 1947
- Plaats van uitgave
- Leeuwarden
- PPN
- 865061483
- Verschijningsperiode
- 1947-
- Periode gedigitaliseerd
- 1947 t/m 1994
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KBDK
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Europa-Cup
voorbij
er is een jaar voorbij gegaan, er is een celdeur dicht geklapt. voor de gevangenen is het nacht geworden. zij zullen met hun vuisten kunnen, bonken tegen de muren en hun verscheurde stemmen zullen roepen om genade maar tevergeefs zullen zij hunkeren en uitzien naar het zonlicht en tevergeefs zullen zij wachten op de bevrijding van het nieuwe jaar. TJITTE VENEMA
Overdag
Da vind mijzelf in slapeloze nachten een dichter, ofschoon ik overdag een dromer wordt genoemd. Geen wonder want mijn neerslag van gedachten heb ik in het volle licht voor Jan en Alleman verbloemd. Wat heb ik in mijn dromen dan hardop te zeggen: — ik dicht dat het gedrukt staat bij gelegenheid, en moet (ik geef het toe) terwille van de woorden de feiten soms verleggen —. Dat lijkt bedrog. Het is: vertaalde werkelijkheid. HENK BUISMAN
1...
1 bloem op de vensterbank vond je meer dan genoeg; Je bracht de centen naar de Rabo bank zei je, toen ik naar de reden vroeg. 1 paar schoenen om te dragen vond je meer dan genoeg; Je moet niet zoveel vragen zei je, toen ik 'waarom niet meer' vroeg. 1-maal in de maand ei bij 't eten vond je meer dan genoeg; Later zou ik het allemaal wel weten zei je, toen ik 'waarom maar 1-tje' vroeg. 1 bloem voor je grafsteen vind ik meer dan genoeg; Je spaarduiten jaag ik er doorheen zeg ik, want het is eerder te laat dan te vroeg. JAN MARTIN HANSSEN.
lied
ik zou je weer eens willen zien als vroeger één avond maar, want je hebt geen tijd en niet te lang. omdat de buren denken dat we weer samen zijn. ik stel het liever nog wat uit, ik voel me niet op mijn gemak, ik zou je weer eens willen zien, je willen voelen op mijn huid PETRA LANSIER
op weg naar huis met verdriet
stationsgebouw groningen, schaal 1 : 100, gemaakt door ons personeelslid h. Jansen, die hieraan ongeveer 1 jaar lang al zijn vrije tijd besteedde. hij gebruikte hiervoor plm. 20.000 lucifers en plm. 600 plaatskaartenkartons. WOUTER WOUDE
Het meesje
Het dartelt, duikelt, dag aan dag, In jolig, watervlug gedrag. Het kijkt en beurt en kopje draait En wentelt waar de wind het waait. Het pikt en piept, het pit en pelt, Komt grappig golvend aangesneld. Bespiedt de balk, de berk, de beuk. Het is de hele dag zó leuk. E. KUYT
Ego
Ik ben blind voor het gestaar der zienden, ik ben doof voor het geklaag der sprekenden, ik ben mezelf tussen mensen, die een ander willen zijn. HARM HOUTMAN
1973
De geastlike revolüsje foei op snein. De pronk en prael wie samar dien. De minsken fan it greate swé wiene net langer nümer ien. De auto's kamen oan 'e kant, de ljochtreklames doven. Men wist: it koe wol op, hjir op üs ierde. EMKA
Credo
Dit is het lied van een jonge rebel Die nog niet weet of hij lachen moet of huilen Om het jaar dat nu voorbij is. Hij moet lachen om de gammele oude koets
Die met de rode vlag in top, de bocht uitvliegt En ergens in een diepe sloot belandt Met gebroken wielen en een verrafeld dak.
Hij moet lachen om de dolle weg van dit hele jaar: Een weg met geulen en kuilen. Maar toch gelooft hij dat de weg van 't volgend jaar beter wordt bereden. De assen van de koets zijn dan versterkt En het paard heeft de oogkleppen verloren in de sloot. Hij gelooft in een nieuw begin: Een tijd dat mensen gaan geloven, Dat het paard dat ons allen trekt Ouder wordt en kwalen krijgt. Gooi de zweep dan ook maar weg En hobbel zachtjes verder. FRANS HOEKSTRA
Sparen
Wat zijn wij eigenlijk een vreemd volk. We rijden langzamer om benzine maar niet om mensenlevens te sparen. _ J. ALILOUCH-DE JONG
mooi
ze lag er mooi bij vonden nabestaanden maar ik vond alleen de bloempyama van mijn hospita en van leem een vreemd gezicht weer buiten in het zonlicht zag ik de benen van een meisje hoog verdwijnen in haar kleine rok zij loopt er mooi bij dacht ik lachend H. TWIRRE
It lytse jonkje
It lytse jonkje boartet om my hinne, En 't lytse muoltsje freget hündert üt: „Hoe komt it dat wy sjen kinn' troch it riit. Wit beppe hwer't de finterkes nou binne?"
„En as ik jouns al op myn bedtsje liz, Hwer moat de sinne nachts dan sa lang bliuwe? Hoe komt it dat de skippen samar driuwe? En bin 'k ündogensk as ik 'kloatsek' siz?"
Hy boartet Mnder op of om to sjen Mei autootsjes fan allerhande greatte. En as er wurch is wol er op myn skurte, Om moai togearre plaetsjes to bisjen.
Hy nestelt him dan hiel stiif tsjin my oan En freget leaf: „Hoe soe 't mei Moarke wêze? Wol beppe efkes üt dat boekje léze?" En ik biswyk foar 'n fraech op dizze toan.
Oant dat ik nei in skoftke ha myn nocht En siz: „Witst hwat, dou mooist mar efkes skriuwe, Of wolstou leaver moaije kraeltsjes riuwe?" Mar hy hat al papier en balpin socht.
Ik sjoch it puntsje fan syn lytse reade tonkje, As hy oant skriuwen is op syn manear. En yn myn hert bin 'k tankber foar dit tear En ryk bisit fan dit soun, fleurich jonkje. A. VAN DER WOUD-REIDING
Misschien ben ik blind...
Ergens zijn bloemen maar nergens hun kleur overal muren maar waar is een deur? Ergens is een spiegel maar nergens mijn gezicht overal het duister maar waar is het licht? Ergens is oorlog maar nergens is vrede overal angst maar waar is een bede? Ergens Is het ruwe hout maar nergens het kruis overal koude stenen maar waar is een thuis? Ergens branden kaarsen maar nergens is sfeer overal kerken maar waar is de Heer? Misschien ben ik blind is het duister mijn lot ik zoek om een antwoord maar ik zie het niet, God.
PIETER RUITER
Snie
As t winter is dan komm' üt grauwe loften de alde wiven del yn greate kloften. Se komme del as op sokjes yn har wite rokjes en grimelje en wrimelje sa boartlik yn 'e loft.
As 't winter is dan komme se üt grauwe loften. It Wnn' de alde wiven mei har wite liven. Se sweve en se weve in tekken oer de groun. It pinkelt en it twinkelt oeral yn it roun.
Dan is de ierd' in mearkelan, mei kening winter op 'e troan. Bigjint syn ryk to wankel jen, de sinne mear to sprankeljen, de alde wiven sill' forkwine om stadich to fordwinen. ANTSJE HIDDEMA
mongoaltsje
de minsken neame har mongoaltsje mar ik neam har famke mei de müle iepen as in dünkere djipte hwer't gefoelens fortaeld wurde yn klanken mei eagen as heuvelhellingen yn blekebollebernewankjes hwer't gycheltsjes by del glydzje sy hat foar üs gjin namme se biweecht allinnich hm en wer hm en wer op het ritme fan de stoarjende minsken. MARAI
Alternatief voor zondag
We gaan maar weer naar de kerk, zondag. Nu de auto toch verboden is, kunnen we beter bidden om vrede in het Midden-Oosten. Dan wordt misschien de olieboycot opgeheven en kunnen we weer rijden, zondags. H. T. HOOIJENGA
stap terug
nabij het grensgebied van 't nieuw getij holt rusteloos de mens langs 't smalle pad van hamsterland zichzelf voorbij, met de eenzaamheid als geestverwant, tot aan de grens - waar hij een rustpunt vindt in d'heemtuin van het niemandsland van ruimte' en tijd.... dat licht dat toch weer komen zal die ene ster — het Kind dat zachte zingen bij de stal — dat wonderlijk bestand van kleine dingen die mochten voortbestaan .... .... daar — in die stille nacht begon het door te dringen de mens heeft lang gewacht een stap terug te gaan. J. BONNEMA
Het schaakspel
Als schaakstukken staan zij op het bord des levens, Willoos neergezet door hoger hand, Vele pionnen in de voorste linies, Bereid te sneuvelen voor het achterland. Zij staan machteloos in hun vakken Te wachten tot zij worden ingezet In het strijdtoneel van twee vreemde machten. Dan een katastrofe, Ik zei het al, de meester kan niet zetten. Vele pionnen sneuvelen. Wat overblijft zijn hun groene baretten. W. DE MUL
Crime passional
Ik bin yn it earmoedich dal fan myn gammel besit. 't Is tsjoed. Myn ald fyts, myn ienichst forfoer is stellen, 'k Sil tinne moatte hjoed Dat ik freegje grym de justysje smyt alle dieven nou ris finzen dus jow de minsken fan de plysje brillen mei dübele linzen Mar meitsje 'n ütsondering foar ien hwant doet ik lesten dy fyts meinaem dat wie needsaek. Oars wiek fiersto let bij myn wachtsjende faem. JAEP DE JONG
goede huisvrouw
langzaam sluipend gif stoffen, strijken, stoken, bakker, melkboer, koken, de jongste gauw nog op de po. inééns een glimp besef, maar 't wordt bloemschikkunst en bridge of zo PETRA LANSIER
Heilig kerstfeest
Als Jezus naar de aarde terug wil keren moet hij niet met Kerstmis komen want dan vieren we nèt feest. HARRY DE JONG
praten
praten, praten, praten, praten over politiek praten over pop-muziek praten over olie-landen praten over misverstanden praten over trein-tarieven die hoger zijn dan we believen praten over jan zijn wagen die meer kost dan hij ooit kan dragen praten over't grieks regiem dat ik in de vakantie dien... praten doen we tot we sterven en kindren zullen woorden erven woorden slechts, maar geen gevoel woorden slechts, zonder een doel
RUDOLF A. MULDER
Wanneer
Je ogen huilen herfsttranen je lippen fluisteren winterwoorden je handen hunkeren naar lente wanneer zul je zomer worden? MIRJAM MAAS
it húske
djip yn 't bosk dêr stiet in hüske. yn dat hüske wenje ik. 'k fiel my feilich yn dat klüske blier en sa op 't skik.
dan komst dou.
hoe lyts is nou myn hüske, hoe tsjuster nou it wald. hoe binypt is nou myn klüske, hoe roppend nou de wrald.
bliuw. AUKJE PEANSTRA
De skelnamme
Nei in skoftsje beukerskoalle, moast it lytse bükemantsje nei de greate skoalle ta. Syn beppe brocht him oan it hantsje.
„Mem", sei er in wike letter, „se skelle my hyltiten üt!" En hy neamde syn skelnamme mei twa triennen op syn snüt. „Mar, ik krij se wol to pakken. As ik dizze nou forjit, dan nim ik in oare namme, ien dy't ik allinnich wit."
GRIETJE GROOT-WALSTRA
Voor mijn liefste
mijn oren verlangen naar je lieve woorden, mijn borsten huilen om je zachte streling, mijn mond roept om je warme kussen, mijn lichaam hunkert naar je volle warmte; mijn liefste, ik verlang naar jou. LAWEA
Greate grize fûgels...
Vn 'e hjerst. yn 't skimerüre mei ik graech ris buten stean. Boppe my, yn grauwe loften sjoch ik dan faek fügels gean. Greate kloften sterke fügels, driuwend op 'e noardewyn, op nei fiere, waerme oarden, nei in lan fol sinneskyn. Mei laingstme sjoch ik nei *t biweech, en üt myn hert stiicht dan omheech, Greate grize f ügel, kinstou my forstean? Nou't de blêdden falie wol ik mei dy gean. De kalde, keale winter stiet wer foar de doar. Lit my süntsjes sjonge yn jim fügelkoar. 'k Wol de kjeld forjitte, de lange winternacht, 'k sil dy ryk bileanje foar dizz' lytse fracht. Lit my moarn mar glide op in blommewei. Sterke greate fügel nim my, nim my mei!
len giet foar, hy is de kening fan de rigels lang en smel. Sünder rest, mei foarse halen gean syn wjukken op en del. Greate lieder fan de keppel, helje my hjlründer wei. Sjochstou net dat ik hjir klomje? Hwerom nimstou my net mei... Noch ienkear giet myn han omheech. Om my hinne bliuwt it leech. Greate grize fügel op dyn fearren troan soe ik reizgje wolle, feilich, waerm en skoan. Draech my oer de bosken en it sulv'ren stran. Bring my oer de bergen nei myn dreamelan. Ik dük djip yn 'e fearren en meitsje my hiel licht. 'k Sil my net forwege en kniip myn eagen ticht. Set my by de se del op in gouden dei. Sterke greate fügel, nim my, nim my mei! J. VISSER
It nocht erfrjocht
Dit is it rimpen en himpen testamini fan in smel en mislearre studint Syn forstdn, dat wie wol aerdich goed mar hij tocht net fierder as juster en hjoed Syn natuer wie einliks ek wol geef mar troch de skoallen groeide't skeef dat sadwaende krig" er skuldgefoel en socht er nij lok; waerd avontür syn doel om mar üt de stive stringen to brekken fan maetskippij, masters en oare gekken.
— In jeep mei kriich, dy't dy noait stean Ut mar op it plysjeburo al tiden to ruskjen stjit — In motor, dy't wol hünderttweintich gie mar al nei tritich km protteljend stïlstie — In fyts, it is wiswier wol gjin pracht mar hij is dan ek stellen op in kalde iisnacht Dat alles komt ta oan de fisker fan de sé en de boer dy't huzet op syn iensum sté De jild easkers fan syn efter litten skuld krij' as kapitael erfdiel: syn üneinich geduld
D'oare erfgenamen: syn fryske bruorren hwaens kimen lizzen bleaune yn lytse doarpsbuorren Ut er in nochter stikje tinken nei: Dit Mn is in treast, it makket taei It is horizon wiid en swier, dit lan is saei dat gean, as dronkeman, der ris üt wei Sa is it rimpen en himpen testamint fan in smel en mislearre studint
Optekene mei wiis, skodholjend gesicht neffens de rigels fan de boargerplicht troch de eale notaris fan J. P. de Jong dy't op in winterdei nei't sinne-süden gong. JAEP DE JONG
Skarminkeltsje
Myn lyts skarminkeltsje Kom, dou moatst oan 't boarst en drink dit keer in bytsje mear.
Myn lyts skarminkeltsje, mei dyn teare fingerkes en sloppe skonkjes, it binne bonkjes.
Myn lyts skarminkeltsje, 'k fiel troch it himdtsje dyn fine ribkes. 'k Sjoch dyn bleke lipkes. Myn lyts skarminkeltsje, myn herte-popke 'k Bin dochs sa blij, dou bist fan my! Myn lyts skarminkeltsje, 'k bin dyn eigen memke. Sêft sil ik tütsje dyn bleke snütsje.
Myn lyts skairminfceltsje, as ik mar ien skean glimke fan dy krij, is 't feest foar my. Myn lyts skarminkeltsje dou bist myn skat op ierde. Foar gjin nochsafolle soe 'k dy ruilje wolle, Myn leaf lyts skarminkeltsje! S. BIESMA-HOF
Samar fuort
Ik lies fan in üngelok; ik hie nea wer oan har tocht. De earste klas, de twade rige, ik wist it wer. Der foelen flokjes wiete snie doet ik de krante yn 'e ald papierbak die.
GRYT BERGSMA-HOFSTRA
De bijbel en de moderne mens
De bijbel werd in ieder geval niet geschreven door mensen zoals wij. Anders stond er wel onder de tien geboden: bezwaarschriften binnen tien dagen na afkondiging. HARRY DE JONG
waar...
waar is het woud bevrijd van mensenhanden en ontsproten aan de oorsprong van ondergrondse innigheid waar is het water gezuiverd van de zwarte golven en ontsprongen aan de bron van tomeloze vruchtbaarheid
waar is de lucht verschoond van 't vale grauw en geschapen uit de zee van ongebreideld licht waar is de mens die onbesmet het leven ademt en zich laaft dag in dag uit
JAN W. BRINK
aanklacht
verbonden door vergetelheid en overmacht worden zij oud in de sloppen van de melancholie en het zelfbeklag; hun dromen vallen uitéén in de tranen van alledag en verduisteren de vrije blik de barmhartige grond verdraagt hun pijnen en de stenen zijn gewillig onder de aanraking van hun voet de torenslagen herhalen zich in duizendvoud er Is geen vroeg, er is geen laat, geen aanvang meer dood of leven is hun om het even JAN W. BRINK