(ADVERTENTIE 1.M.) DAMDEII VERKOOP rum ren verhuur TeL 05100—30249 Na 6 uur 34871, 22361
Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- 07-05-1974
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland
- Datum
- 07-05-1974
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Stichting Leeuwarder courant 1947
- Plaats van uitgave
- Leeuwarden
- PPN
- 865061483
- Verschijningsperiode
- 1947-
- Periode gedigitaliseerd
- 1947 t/m 1994
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- KBDK
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Advertentie
INGEZONDEN Een bedoeling?
Ik weet niet of de heer Eringa te Sneek de film Jesus Christ Superstar gezien heeft. Zo niet dan zou ikihem willen aanraden dat wel te doen, misschien zou hij dan zijn ingezonden epistel in de LC van zaterdag 4 mei 1.1. herzien.
Op mij is deze film als machtig en zeer indringend overgekomen, en niet alleen op mij, maar op zeer velen met mij. Het is mij opgevallen dat men tijdens de voorstelling wel een speld had kunnen horen vallen, zo stil was het in een geheel gevulde zaal. Ook na afloop ging ieder stilzwijgend zijns weegs, geheel onder de indruk van hetpeen ze hadden gezien.
Als de heer Eringa schrijft: „Wij verlangen er naar Zijn gelaat vol majesteit te aanschouwen", dan is dat niet in overeenstemming met het beeld wat Jezus van zichzelf geeft, als Hij zegt: Ik was hongerig. Ik was dorstig. Ik was naakt. Ik zat in de gevangenis. Voorwaar geen verheffend beeld, een beeld dat we maar al te graag uit de weg gaan. Doch zolang er nog mensen gevangen zitten om des gewetens wil. Zolang er nog gevangenen gemarteld worden, zolang er nog mensen hongeren en dorsten. Zolang het onrecht nog welig tiert in alle gelederen van onze samenleving. Zolang de zwijgende massja, waaronder ook zij die zich christenen noemen, dit alles zonder protest aanvaarden, zolang is Jezus in ons midden, als een verschoppeling als een paria, als een verachte.
En telkens weer zullen wij met Hem worden geconfronteerd. Daarom vraag ik mij af, heeft God ook met deze film misschien een bedoeling? Hollum (Am.). W. Bakker.
beurtelings Henk van der meulen lc-redacteur Vier is vier, maar bij het CDA niet altijd
NOG EEN MAAND en dan zal Friesland weten hoe het dagelijks bestuur van deze dierbare provincie zal zijn samengesteld. Of eigenlijk weten wij het, gezien uitlatingen van de zijde van het Christen-Democratisch Appel, die onheilige alliantie van ARP, CHU en KVP, nu al. Er moet al een wonder geschieden als er niet weer drie CDA-gedeputeerden zullen komen met twee van de PvdA en een van de VVD. Alles zal dus bij het oude blijven. Bij de gedeputeerden-verkiezingen zal het een zaakje zijn van dat het wordt genaaid zoals het geknipt is. En dat knippen zal gaan naar het door CDA geraderde patroon,"waarbij PvdA en VVD de schaar mee zullen mogen vasthouden.
ER is al heel wat geschreven en gerekend over de verdeling van de gedeputeerden-zetels. Vooral bij het CDA bevinden zich ware rekenmeesters. Er zijn er — Noordmans heeft het in een hoofdartikel al gesignaleerd — die niet met decimalen kunnen omgaan. Gemakshalve trekken zij die ene communiste, als zijnde geen democrate, van de 55 Statenzetels af. Zij komen dan op één gedeputeerde per negen Statenzetels. Het CDA krijgt in eerste instantie op grond van 22 Statenzetels twee gedeputeerden, en de PvdA met negentien zetels ook twee.
Er blijven dan nog twee gedeputeerden-plaatsen te verdelen. Welnu, zegt dit soort rekenmeesters, de VVD met zeven statenzetels komt hiervan in elk geval een gedeputeerde toe. Voor de laatste te verdelen gedeputeerden-zetel houdt het CDA dan vier restzetels over, evenveel als de Frysk Nasjonale Partij heeft. Maar, aldus deze CDA-rekenwonders, het GPV-statenlid moet je in dit geval bij het CDA rekenen. En dus komt de laatste te verdelen gedeputeerdenplaats het CDA toe...
Er zijn ook CDA-ers die een wat zlndelijker manier van rekenen hebben, zoals de heer Douwe van Til, vicevoorzitter van de CDA-fractie in de Provinciale Staten, die ta Beurlings van 25 april j.l. na het nodige rekenwerk moet toegeven dat het CDA voor de zesde gedeputeerden-plaats eenderde restzetel minder heeft dan de FNP. Het CDA zal niettemin een candidaiat stellen voor deze gedeputeerdenzetel. De Staten moeten natuurlijk beslissen, voegt de heer Van Til er grootmoedig aan toe, alsof er geen sprake is van een machtsspel waarvan het CDA bij voorbaat de gunstige uitkomst weet.
WAT ons bij al dit gereken opvalt is dat men uitgaat van het aantal verworven Statenzetels. Een ieder weet dat deze . aantallen geenszins een juiste weerspiegeling geven van de verkiezingsuitslag. Dankzij de bestaande verdeelsleutel heeft het CDA er maar liefst drie restzetels bijgekregen en is daardoor op 22 Statenleden gekomen. De PvdA kreeg twee restzetels en kwam op 19 en de WD kwam dankzij een restzetel op zeven Statenleden. Het gevolg is dat een CDA-Statenzetel gebaseerd is op ruim 4700 stemmen en een FNPzetel op ruim 5400 kiezers.
Het systeem van restzetels bevoordeelt duidelijk de grote partijen. Door nu op grond van het aantal Statenzeteld nogmaals met een soort restzetelsysteem de gedeputeerden-plaatsen te verdelen, komt in feite neer op een repeterende bevoordeling van de grootste partij, in casu het CDA. Tegen zon bevoordeling met interest heeft het CDA blijkbaar geen democratische bezwaren.
ZUIVERDER is het de hele zaak eens te bekijken aan de hand van de percentages van de verkiezingsuitslag van 17 maart j.l. Het CDA heeft 35.5 pet. van het aantal stemmen behaald en de PvdA 32.2 procent. Het verschil is dus slechts 3.3 pet maar het CDA meent toch recht te hebben op drie gedeputeerden tegen de PvdA twee. Anders gezegd: met tien procent meer stemmen wil het CDA vijftig procent meer gedeputeerden. Nog anders gezegd: het CDA wil per 34.600 stemmen een gedeputeerde terwijl de PvdA genoegen moet nemen met een gedeputeerde per 47.000
stemmers
Interessanter nog wordt het als ,'e in het verleden blikt. In 1966 behaalde de PvdA 31.4 pet van het aantal stemmen, de ARP en CHU (de KVP maakt toen nog geen deel uit van de christelijke politieke broederschap) samen 38.7 pet. Toen verdeelden de PvdA en de ARP—CHU de zes gedeputeerdenzetels gelijkelijk. Aan de afspiegelingscollegegedachte deed men toen nog niet: WD en KVP, elk met vier Statenzetels, werden uit de gedeputeerdenboot gehouden. Bij de Statenverkiezingen van 1970 behaalde het PAK (PvdA, PPR en D' 66) 31.4 pet. van het aantal stemmen, het CDA 42.7 pet. Met hetzelfde percentage als de PvdA in 1966 behaalde moest het PAK toen een Gedeputeerden zetel kwijt. De WD kreeg deze gedeputeerden-zetel door het CDA toegespeeld. De afspiegelingsgedachte kon in 1970 een CDA-principe worden omdat het PAK er voor moest betalen. Overigens was de zetelverdeling van 1970 (drie CDA, twee PAK en een VVD) zeer redelijk. Alleen vraag je je af waarom de afspiegelingsgedachte bij het CDA niet zo ver ging dat ook een KVP-er in de gedeputeerdenbanken kwam.
NU nogmaals de uitslag van dit jaar. De PvdA behaalde 32.2 pet. van het aantal stemmen. In 1966 was 31.4 pet. voldoende voor drie gedeputeerden, thans is 32.2 pet. juist genoeg voor twee. Het CDA behaalde dit jaar 35.5 pet. tegen 45.5 pet. Ta 1966. Het CDA verloor in acht jaar tijds dus 22 pet. van zijn aanhang. Niettemin vindt het CDA nog altijd recht te hebben op drie gedeputeerdenzetels.
De vanzelfsprekendheid waarmee het CDA weer drie gedeputeerden wil, is des te vreemder als men in aanmerking neemt dat het college van Gedeputeerde Staten niet uit zes gedeputeerden bestaat, maar dat ook de commissaris van de koningin, mr. Hedzer Rijpstra, er deel van uitmaakt, als voorzitter en als volwaardig lid, ja meer dan dat want ta bepaalde gevallen is de stem van de commissaris doorslaggevend. Mr. Rijpstra, ta 1970 door de CHU als rijke buit Friesland binnengehaald, mag men dus rustig tot het CDA-kamp rekenen.
De CDA-pretenties wat de gedeputeerden-verdeling betreft komen hierdoor in een nog schriller licht te staan. Tot de Statenverkiezingen van 1970 bestond het college van gedeputeerden uit de liberaalgezinde mr. H. P. Linthorst Homan als voorzitter en uit drie socialisten, twee ARP-ers en een CHU-er Thans uit een CDA-voorzitter, drie CDA-ers, twee socialisten en een liberaal. Welke samenstelling het CDA wil continueren. De macht van het CDA in het college van gedeputeerden is dus toegenomen, terwijl de aanhang van het CDA bij het Friese kiezersvolk een dikke twintig procent is afgenomen.
VIER Statenzetels van de WD, behaald met bijna 20.000 stemmen of 8.2 pet. waren in 1970 voldoende voor een plaats in het college van Gedeputeerde Staten. Vier zetels van de FNP, behaald met bijna 22.000 stemmen of 7.4 pet., zullen ta 1974 niet genoeg zijn voor een gedeputeerden-zetel. In 1970 kreeg de WD o.a. een gedeputeerden-zetel als representant van de kleine partijen. Thaos hebben de kleine partijen blijkbaar geen stem in het college van Gedeputeerde Staten nodig.
De PvdA schijnt, afgaande op uitlatingen van Jacob Vellenga op een 1 mei-bijeenkomst in Leeuwarden, geen bezwaar te hebben tegen een eventuele FNP-gedeputeerde. Het CDA echter zal zelf candidaten stellen voor drie gedeputeerden-zetels. Dat wil dus zeggen dat het CDA geen FNP-er ta G.S. wil, want voor een FNP-gedeputeerde zal het CDA ditmaal niet de PvdA of de WD kunnen laten bloeden. De WD heeft zich nog niet uitgesproken over deze kwestie, maar het heeft er alles van dat de WD, nog altijd dankbaar kwispelend voor de gedeputeerden-zetel die het CDA ta 1970 uit de PvdA-bak aan de WD heeft toegeworpen, het spel van het CDA mee zal spelen. Wij geloven niet dat de WD zo liberaal zal zijn dat zij de FNP ditmaal gunt wat de WD zelf ta 1970 met vanzelfsprekendheid aanvaardde: een gedeputeerde op grond van vier Statenzetels.
De PvdA zal dus in de CDA-opzet moeten berusten, waarbij het de vraag is of de socialisten het ta wezen wel zo spijtig zullen vinden dat de FNP buiten de gedeputeerden-deur wordt gehouden.
HET CDA heeft steeds beweerd naar een afspiegelingscollege te streven. In de filosofie van het CDA betekent dit dat met ongeveer een derde van het bij de Statenverkiezingen uitgebrachte stemmen aanspraak wordt gemaakt op vier van de zeven zetels in het college van gedeputeerde staten, oftewel met 35 procent stemmen 57 procent macht. Dit gaat nu onder het mom van de zo noodzakelijke homogeniteit in het college en de bestuurbaarheid van Friesland. Over die homogeniteit maakte het CDA zich vier jaar terug niet zo druk. Toen kon er wel een WD-er, een volkomen newcomer die nog nooit Statenlid was geweest, gedeputeerde worden.
Friesland zal over vier weken Inderdaad een afspiegelingscollege krijgen. Een afspiegeling, zo het nu lijkt, van de baatzuchtige machtspolitiek van het CDA dat ondanks wegkwijnende aanhang zijn overheersende positie niet kwijt wil, van de op dankbaarheid berustende trouw van de VVD jegens het CDA en van de politieke onmacht (of onwil, nu het om de FNP gaat?) van de PvdA om de bestaande verhoudingen in G.S. te doorbreken.
Jaarwedde gedeputeerden
De Leeuwarder Courant deelt ons mede, dat de jaarwedde van de gedeputeerden van f 65.580 per 1 april tot f 69.792 wordt verhoogd. Op 1 juli 1971 was dit nog f 50.736, dus een verhoging in drie jaar tijds van f 69.792 — f 50.736 is f 19.056, omgerekend per jaar is dat f 6.352. Deze verhoging was nodig, aldus het bericht, omdat de rijksambtenaren deze verhoging reeds hebben ontvangen. Waar blijft de belofte van nivellering van de lonen, die deze regering voorstaat? Want deze heren gedeputeerden zullen nu voortaan f 69.792:52 is f 1.144 per week krijgen, want verdienen kunnen ze dat nooit. Ik vraag mij af, kunnen de christelijke gedeputeerden dit voor hun geweten verantwoorden? En de socialisten? Die zijn toch voor een maatschappij waarin lasten en baten eerlijk verdeeld zullen worden en dit is toch bevoordeling voor hunzelf?
En dit houdt ta, dat deze grote verhoging door ons allen als belastingbetalers moeten worden opgebracht. Daarom vraag ik mij af, welke verhoging van belastingen ons weer te wachten staat, bijvoorbeeld milieu, bootbelasting, enz., enz. Deze weddeverhoging geldt ook weer voor de wethouders van alle gemeenten. Dit is ongeveer twintig procent meer wethoudersloon. Ook dit moet opgebracht worden. Welke verhogingen gelden hiervoor? Nou, misschien reiniging of rioolbelasting, ligplaatsen boten, enz. enz. Als er een tekort ontstaat in het gemeentelijk budget, moet dit door verhogingen van gemeentelijke belastingen worden opgelost. Dit heeft weer tot gevolg, dat er meer inflatie ontstaat en dat de gewone arbeider met een salaris van f 17.000 tot f 18.000 niet het allernoodzakelijkste kan kopen. Roordahuizum. M. Spijkstra.
(De gedeputeerdenwedde is gekoppeld aan de salarissen van rijksambtenaren. Dit betekent, dat als de ambtenarensalarissen worden herzien, dit ook gevolgen heeft voor de wedde van de gedeputeerden. Na het optreden van het kabinet Den Uyl worden de ambtenarensalarissen geremd in die zin, dat de hoogstbetaalden minder salarisverhoging genieten (in verhouding) dan die ambtenaren, die lager in de schaal zitten. Deze maatregel heeft ook zijn gevolgen voor de gedeputeerdenwedde. Er is trouwens nog wat: er bestaat een zekere koppeling tussen de wedde van de gedeputeerde en die van de wethouder, omdat er toch wel een zekere overeenkomst in hun functies bestaat. Dit maakt, dat de gedeputeerdenwedde nu weer een sprong omhoog maakt. Gedeputeerde mr. Emile van Krevelen ligt er niet wakker van, zijn socialistische geweten komt niet in opstand: „Ik weet dat er aan gewerkt wordt de salarissen in de overheidssfeer dichter bij, elkaar te krijgen, maar dat gaat niet van vandaag op morgen." Er is natuurlijk ook een zekere samenhang met het bedrijfsleven. Een goede gedeputeerde zou in het vrij bedrijfsleven misschien meer kunnen verdienen. Over het algemeen, aldus de heer Van Krevelen, verdient een manager meer dan een gedeputeerde. Het is dus zaak, maar dat is niet een uitspraak van gedeputeerde Van Krevelen, de gedeputeerdenwedde toch op een hoog niveau te houden. De inzender noemt de belastingen. Inderdaad moeten de belastingbetalers gezamenlijk de salarissen van overheidsdienaren en politieke functionarissen in de bestuurssfeer betalen. Maar hun salarissen komen uit de algemene middelen. Niet uit de reinigingsheffing, de opbrengsten van een mogelijke vaarbelasting, de milieuheffing en wat dies meer zij. Als wij goed rekenen, maar dit tussen haakjes, heeft de inzender een klein foutje gemaakt in de berekening van het „weekloon" van de gedeputeerde: dat moet zijn f 1.342,17 en niet f 1.144; Red.).
Onderwijsontmoeting
De Onderwijsgroep Friesland heeft het initiatief genomen tot het stichten van een Onderwijsontmoetingscentrum in Leeuwarden. De groep, die oorspronkelijk alleen bestond uit onderwijsgevenden, heeft sinds de presentatie naar buiten op 19 februari j.l. in Passé Partout versterking gekregen van veel nieuwe leden, die niet meer louter uit het onderwijs afkomstig zijn. Op het ogenblik maken deel uit van de groep zowel onderwijsgevenden als leden van oudercommissies, vormingsleiders. studenten, vakbondsleden en algemeen geïnteresseerden. De groep krijgt reakties uit alle delen van het land. Vooral de brochure „Zo" geniet een zeer erote belangstelling. Op de laatste bijeenkomst is besloten een vierde druk te laten verschijnen, waardoor het totaal aantal exemplaren op 850 zal worden gebracht.
Reeds op de voorlaatste bijeenkomst was besloten tot het stichten van een ontmoetingscentrum. Tot nu toe is de groep er echter niet in geslaagd een betaalbaar onderdak te vinden. Uit alle reakties blijkt, dat er een enorme behoefte bestaat aan een algemeen ontmoetingscentrum. De onderwijsgroep, die van mening is dat onderwijs, opvoeding en samenleving niet van elkaar te scheiden zijn, willen proberen in deze behoefte te voorzien. Het is de bedoeling het centrum te laten werken als een aktiviteitencentrum, een verkoopcentrum in de geest van de onderwijswinkels, als een verkoopcentrum voor literatuur en als een leercentrum ta zeer ruime zin.
Het ontmoetingscentrum zal gaan funktioneren als een soort school. De opzet is ruimer dan die van een onderwijswinkel. Er zullen gespreks- en leergroepen worden geformeerd. De gespreksonderwerpen en „leerstof" zullen voornamelijk gericht zijn op de relatie onderwijs-opvoeding-samenleving, zoals die in het dagelijks leven tot uitdrukking komen. Wie mee wil praten over opvoeding, over plezier in het werk, over aktuele maatschappelijke vraagstukken, over de relatie onderwijs en politiek, over arbeids- en arbeidersproblemen, over veranderingen in het arbeidsproces, over onderwijsintegratieproblemen, over de mogelijkheden om vooral arbeiderskinderen een beter gebruik te leren nviken van onderwijs en vorming, over wijkproblemen enz. zal steeds welkom zijn. Ook degenen, die gewoon nog iets willen leren, eigenlijk nog wel eens weer naar school zouden willen gaan, kunnen in het centrum terecht.
Leden van de onderwijsgroep stellen zich beschikbaar om in het toekomstige centrum mensen, die „ergens mee zitten op weg te helpen in de vaak onoverzichtelijke wir-war van onderwijs-, zorg- en dienstverlenende organisaties in onze samenleving". Via het Ontmoetingscentrum hoopt de Onderwijsgroep de principes van Wederzijdse Hulp en Solidariteit in praktijk te brengen. De groep houdt zich aanbevolen voor aanbiedingen op het gebied van de gezochte, betaalbare, huisvesting. Suggesties en reakties worden gaarne ingewacht op het centrale correspondentieadres van de groep: Onderwijsgroep Friesland, Grinzerleane 1 te Siegerswoude. Siegerswoude. N. Visser.
Militairen krijgen compensatie voor weekenddienst
DEN HAAG — Staatssecretaris Van Lent (Defensie) heeft gisteren in het georganiseerd overleg met de belangenverenigingen voor beroepsmilitairen een tussenoplossing voor een werk- en rusttijdenregeling aangekondigd. De voorlopige faciliteiten zullen bestaan uit een compensatie in vrije tijd, eventueel met een financiële vergoeding aangevuld.
Deze voorlopige regeling zal nog dit jaar van kracht worden en zal ook gelden voor de dienstplichtige militairen. De definitieve regeling kan over enkele jaren tegemoet worden gezien, aldus de heer Van Lent. Het kabinet Is akkoord gegaan met de interimregeling.
Licht op het buitenland Willy Brandt, een Duitse vaderfiguur
(Van onze correspondent)
BONN — „Willy Brandt aan het venster! Willy Brandt aan het venster!". Het was 19 maart 1970. In de Oostduitse Erfurt riep een geweldige menigte om de Westduitse Bondskanselier: een ontroerende demonstratie van de verwachtingen die Brandt had gewekt. Bij aankomst op het Erfurtse station had hij, langzaam en ietwat stokkend, alleen gezegd: „Ik hoop dat het gelukt". Zijn Oostduitse gesprekspartner Willi Stoph antwoordde: „Aan mij zal het niet liggen".
Op 6 mei 1974 trad Willy Brandt af. Het heeft aan het DDR-regime gelegen, dat een van zijn geheime agenten als naaste medewerker van de kanselier in de bondskanselarij had gestationeerd. Op 26 april had Brandt in de Bondsdag nog bits, en met de bedoeling de zaak meteen af te handelen, gezegd: „Ik heb er kennis van genomen dat de SEDstaat zijn vijandschap jegens de SPD-voorzitter ook op deze manier duidelijk heeft gemaakt". Nu, op de 6e mei, schreef hij president Heinemann, zich verantwoordelijk te voelen voor nalatigheid in de affaire-Guülaume.
Brandt Is afgetreden nadat het met de DDR overigens Inderdaad was gelukt. Wat een van de hoogtepunten ta zijn politieke werk had moeten zijn, het regelen van de vetrihouding tussen de twee Duitse staten, komt echter ta een ijzige sfeer tot stand. Oost-Berlijn heeft quasi-verbaasd gereageerd op de westelijke opwinding over Guillaume. Is spionage niet vanzelfsprekend? En Bonn heeft nauwelijks de tijd gehad om zich op de houding van het andere Duitsland te beraden. Het raakte totaal verward in verklaringen en ontkenningen, die een steeds angstwekkender wordend beeld vormden. Is spionage wel een zaak, waarin een veiligheidsdienst de Bondskanselier, kan betrekken?
Om die vraag heeft de afgelopen dagen de discussie in de kwestie-Guillaume eigenlijk gedraaid. Maar ook om de vragen die daaruit voortvloeiden: hoe is het mogelijk geweest dat een snel geraakt man als Willy Brandt, wie elke tegenslag van het gezicht af te lezen is, bijna een jaar lang heeft geleefd met de DDR-spion, die alles of bijna alles over zijn schouder kon meelezen?. „Men heeft de neiging om Brandt op te geven", schreef Spiegelhoofdredacteur Augsteta al een week geleden. Deze week gebruikte zijn blad als eerste het „agent provocateur": Brandt had immers het spel van de contraspionagedienst meegespeeld, in de hoop Guillaume en eventuele medewerkers te kunnen ontmaskeren.
Onhoudbaar?
Daarom is Willy Brandt niet louter de man die zich als zondebok heeft gemeld. De oppositie zegt ook terecht dat de zaak-Guillaume hiermee niet is afgedaan. Brandt moet werkelijk de overtuiging hebben gehad dat zijn positie onhoudbaar was geworden. Gedreigd met aftreden had hij ta februari al eens. Toen werd het nauwelijks au.
serieux genomen. Er mocht de kanselier in de regering en in zijn partij nog zoveel dwars zitten, hij was nu eenmaal persoonlijk op beide plaatsen onmisbaar. Maandag woog dat argument voor hem niet zwaar genoeg meer.
Die vorige keer, ta februari, had de 60-jarige kanselier zijn kabinet ontstemd gevraagd: „Ben ik eigenlijk de chef van een firma die failliet is gegaan?" De vakbeweging had zich bij loononderhandelingen niet weten te matigen; de coalitiepartners SPD en FDP ruzieden over hun medezeggensehapsmodel; Wehner schoot vanuit Moskou op zijn vriend Brandt; Scheel ontvouwde onaanvaardbare politieke opvattingen over zijn toekomstige werk als bondspresident; de Oost-Politiek stagneerde en ta de Europese Gemeenschap had het Westduitse voorzitterschap van dit eerste halve jaar niets positiefs kunnen brengen. Een teleurgesteld man was Willy Brandt allang, maar ta Bonn heette het: Willy is op zijn best als hij met zijn rug tegen de muur staat.
lets daarvan meende men kort daarop ta de partij te ervaren. Het ging slecht met de Sociaal-Democratische Partij, die ta 1972, vanwege Brandts populariteit, een grote verkieEtagsoverwinntag had geboekt. Het gedrag van de linkervleugel, vooral ta de jongerenorganisatie, had merkbaar voor onzekerheid onder de kiezers gezorgd. Het geloof ta het hervormingswerk dat Brandt ta de Westduitse samenleving had willen verrichten, bleek bijna te zijn weggesmolten. Uitgerekend in het SPD-bolwerk Hamburg moest de partij in maart een eerste zware nederlaag incasseren tegen de CDU. Degene die onder deze omstandigheden niet van de wijs scheen te raken, was Willy Brandt.
De SPD-voorzitter maande tot actie en bezinning, las de linkervleugel de les en kondigde alvast aan dat de volgende Landdagverkiezingen, op 9 juni ta Nedersaksen, weer een keer ten goede voor de partij zouden brengen. Hij mengde zich al vroeg in de verkiezingsstrijd in die deelstaat — vorige week trok hij met schipperspet op het hoofd en ta j opper langs de kust —, een noodzakelijke actie omdat „de SPD een volkspartij is, die verantwoordelijk is voor het lot van een grote industriestaat". Brandt was vorige week nog vastbesloten zijn partij uit het slop te halen en weigerde ook daarom zich persoonlijk in de steeds griezeliger wordende discussie over Guillaume te mengen.
Met meer de oude
Tenslotte was dit niet meer de Willy Brandt die ta 1969 kanselier Kiesinger tot aftreden dwong en kort daarop boos uit de Bondsdag liep omdat hij zich door een afgevaardigde van de oppositie onrechtvaardig behandeld voelde. Hij was ook niet meer dezelfde als de Willy Brandt die de CDU in 1969 toeriep: „Dit is niet het einde van de democratie, we beginnen nu pas goed". Willy Brandt, die heeft toegegeven in de overmoed van zijn successen te veel te hebben beloofd, was in de loop van de jaren een bedachtzaam sprekende en langzaam handelende staatsman geworden, overtuigd van zijn gelijk en daarom niet meer zo kwetsbaar voor zijn politieke tegenstanders.
Trouwens, tegen alle kritiek ta eigen huis woog naar zijn mening de erkenning in het buitenland ruimschoots op. Hij kreeg de Nobelprijs voor de vrede als beloning voor een politiek, die de grote verdienste van de eerste SPDbondskanselier zou blijven. Hij verschafte de eenzijdig op het Westen georiënteerde Bondsrepubliek een nieuwe dimensie, namelijk naar het Oosten, Hij normaliseerde de betrekkingen met de Sowjet-Unie en de andere Oosteuropese landen in een stijl die onvergetelijk is. Hij zocht en vond een uitweg uit de doolhof van tegenstellingen tussen de beide Duitse staten. Het was zijn persoonlijke verdienste, dat het aanzien van de Bondsrepubliek in heel de wereld verbeterde. Hermann Schreiber, wellicht Brandt's boeiendste biograaf, schreef:
„Willy Brandt voelt zich op zijn plaats als vertegenwoordiger van het Duitse volk. Hij weet allang dat de handicap van de kandidaat-Brandt, namelijk een emigrant te zijn geweest, een voordeel is voor kanselier Brandt, zeker in de buitenlandse politiek. Hij kan zich handelingen veroorloven (en waarachtig niet alleen knievallen) die zijn voorgangers niet veroorloofd zouden zijn geweest. Hij kan nationaal zelfbewustzijn demonstreren en doet dit nu en dan tot aan de rand van het tactisch en protocollair aanvaardbare, zonder daardoor het oude, maar allerminst verbleekte wantrouwen jegens de Duitsers in de wereld wakker te roepen".
Willy Brandt was een kwetsbaar politicus toen hij in 1961, als opvolger van Ollenauer, kanselierskandidaat van de SPD werd. Hij had naam gemaakt als burgemeester van het benarde West- Berlijn, maar was de „emigrant" (gevlucht voor de nazi's bracht hij de oorlogsjaren in Scandinavië door) ta een Duitsland dat sterk met het verleden leefde en waar „emigratie" gelijk stond met landverraad. Het ging bovendien zelfs een man als Adenauer niet te ver om minachtend te spreken over Herbert Frahm, de man die niet weet wie zijn vader is geweest — de naam Willy Brandt dateert uit het verzet tegen Hitler.
Brandt verloor van Adenauer en in 1965 ook van Erhard. Toen trok echter zijn vriend Guenther Grass al door het land om te verkondigen: „Op het ogenblik Is hij de enige staatsman die de kennis, begaafdheid en het formaat bezit om in de buitenlandse politiek een initiatief te ontwikkelen dat het verdrongen doel van de hereniging weer in ons blikveld brengt". Die hereniging zou tenslotte juist voorgoed uit het blikveld verdwijnen, maar wel door het staatsmanschap dat Brandt al toonde als minster van buitenlandse zaken onder CDU-kanselier Kiesinger. In 1966 had de SPD besloten tot de „grote coalitie" met de CDU, een bondgenootschap dat partijstrateeg Wehner noodzakelijk leek als aanloop naar het overnemen van de regeringsmacht.
In samenwerking met Walter Scheels FDP was die overname in 1969 mogelijk. Met een uiterst kleine en bovendien nog afbrokkelende parlementaire meerderheid begon de kanselier, die zichzelf als „kanselier van de interne hervormingen" had aangekondigd, aan een indrukwekkende hervorming van de buitenlandse politiek. Het duurde tot 1972. Toen dwong de op alle fronten dwarsliggende oppositie van CDU en CSU hem om de vervroegde verkiezingen uit te schrijven die een persoonlijke triomf voor, Willy Brandt zouden worden.
Pas bij de nederlagen in de afgelopen maanden is het de SPD goed duidelijk geworden hoe uitzonderlijk de sfeer was waarin Willy Brandt in 1972 verkeerde. Op brede sympathie kon hij allang rekenen. Nu heerste bovendien onder de kiezers de opvatting dat de man die het zo oprecht meende, op een minne manier het regeren onmogelijk was gemaakt. Brandt zou de kans moeten hebben om zijn Oost-politiek af te ronden. Die situatie, zo weet men thans, kan zich niet herhalen. De SPD heeft nu weer een strijdbare Willy Brandt nodig, zoals hij in zijn Berlijnse tijd was, schreef kort geleden een SPD-lid in een ingezonden brief. De verkiezingsslogan van 1972 („Willy Brandt, wie anders...?") zou geen tweede keer voldoende zijn.
Geen wonder dat in die veranderende sfeer de troonpretendent al naar voren kwam, namelijk Helmut Schmidt, de strijdbare, uiterst zelfverzekerde vice-partijvoorzitter en minister van financiën. Het Britse blad The Economist heeft Schmidt al weken geleden gepresenteerd als de mogelijke redder van Europa. Maar spelletjes van dien aard leken even onwerkelijk als het vandaag: ineens zo goed klinkende idee van ongeduldige partijgenoten om Willy Brandt tot bondspresident te laten kiezen. Immers, de gelouterde SPD-voorzitter, die bondskanselier werd toen hij naar eigen zeggen vanwege alle tegenslagen eigenlijk niets meer wilde worden, had menselijk toch altijd nog zoveel voor op de arrogante Schmidt.
Brandt Is een van die vaderfiguren, naar wie in de Westduitse politiek eeuwig wordt gezocht, de integrerende macht bovendien in zijn partij. Maandag is dan ook, ondanks alle bedenkingen die partij vriend en en ministers de laatste tijd mogen hebben gehad, geprobeerd Willy Brandt van zijn besluit af te brengen. Er waren redenen genoeg om het tijdperk-Brandt niet nu al te beëindigen.